Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2011 (32500 XV);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Spaarfonds AOW voor het jaar 2011 (32500 E);

het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2009 (32360 XV);

het jaarverslag van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (32360 XV, nr. 1);

het rapport bij het jaarverslag van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2009 (32360 XV, nr. 2);

het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Spaarfonds AOW 2009 (32360 E);

het jaarverslag van Spaarfonds AOW (32360 E, nr. 1);

het Rapport bij het jaarverslag Spaarfonds AOW 2009 (32360 E, nr. 2);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de begroting van Jeugd en Gezin (XVII) voor het jaar 2011 (32500 XVII), de onderdelen kinderopvang, kinderbijslag, kindgebonden budget en tegemoetkoming ouders thuiswonende gehandicapte kinderen;

het wetsvoorstel Slotwet en jaarverslag begroting van Jeugd en Gezin 2009 (32360 XVII), de onderdelen kinderopvang, kinderbijslag, kindgebonden budget en tegemoetkoming ouders thuiswonende gehandicapte kinderen;

het jaarverslag van Jeugd en Gezin (32360 XVII, nr. 3), de onderdelen kinderopvang, kinderbijslag, kindgebonden budget en tegemoetkoming ouders thuiswonende gehandicapte kinderen;

het rapport bij het jaarverslag Jeugd en Gezin 2009 (32360 XVII, nr. 4), de onderdelen kinderopvang, kinderbijslag, kindgebonden budget en tegemoetkoming ouders thuiswonende gehandicapte kinderen

, en van:

- de motie-Hamer c.s. over een quotum voor het aantal in dienst te nemen Wajongers (32500 XV, nr. 22);

- de motie-Hamer over inzetten van middelen voor schuldhulpverlening in 2011 (32500 XV, nr. 23);

- de motie-Hamer over aanpassing van de financiële regelgeving voor de kinderopvangtoeslag (32500 XV, nr. 24);

- de motie-Vermeij/Ortega-Martijn over behoud van de onafhankelijke arbeidsadviseur (32500 XV, nr. 25);

- de motie-Vermeij c.s. over een plan van aanpak van hiv-gerelateerde problemen op de arbeidsmarkt (32500 XV, nr. 26);

- de motie-Azmani/Koşer Kaya over de netto-effectiviteit van re-integratiemiddelen en -budget (32500 XV, nr. 27);

- de motie-Karabulut/Hamer over een banenplan voor mensen die geen baan hebben op de reguliere arbeidsmarkt (32500 XV, nr. 28);

- de motie-Karabulut over niet aanscherpen keuringseisen voor SW-geïndiceerden (32500 XV, nr. 29);

- de motie-Karabulut over ten minste het wettelijk minimumloon voor iedereen die naar vermogen werkt (32500 XV, nr. 30);

- de motie-Karabulut over het wettelijk minimumloon als minimumnorm (32500 XV, nr. 31);

- de motie-Karabulut over het verplichten van oud-politici met een wachtgeldregeling tot een tegenprestatie conform de Wet werk en bijstand (32500 XV, nr. 32);

- de motie-Ulenbelt over handhaven van de mogelijkheid tot vervroegd uittreden (32500 XV, nr. 33);

- de motie-Ulenbelt over afkeuren van de handelswijze van de minister (32500 XV, nr. 34);

- de motie-Van Hijum/Azmani over een analyse van de werking van de wachtgeldfondsen (32500 XV, nr. 35);

- de motie-Van Hijum/Klaver over uitbreiding van het zwangerschapsverlof bij meerlingzwangerschappen (32500 XV, nr. 36);

- de motie-Van Hijum c.s. over aanscherping van het arbeidsmigratiebeleid (32500 XV, nr. 37);

- de motie-Sterk/Azmani over in behandeling nemen van digitale aanvragen door het UWV (32500 XV, nr. 38);

- de motie-Sterk over alternatieven voor de korting op de WSW (32500 XV, nr. 39);

- de motie-Koşer Kaya over niet algemeen verbindend verklaren van cao's met beloningen op basis van anciënniteit (32500 XV, nr. 40);

- de motie-Koşer Kaya over een generatieneutrale oplossing voor de reservetekorten (32500 XV, nr. 41);

- de motie-Koşer Kaya/Ortega-Martijn over afrekenbare doelen voor de arbeidsparticipatie (32500 XV, nr. 42);

- de motie-Koşer Kaya/Vermeij over het behoud van de AOW-tegemoetkoming (32500 XV, nr. 43);

- de motie-Klaver/Hamer over werkzekerheid van groepen met grote afstand tot de arbeidsmarkt (32500 XV, nr. 44);

- de motie-Klaver/ Vermeij over afspraken over welke fondsen moeten korten (32500 XV, nr. 45);

- de motie-Ortega-Martijn c.s. over uitbreiding van de voorlichtingscampagne "Ikkan" (32500 XV, nr. 46);

- de motie-Ortega-Martijn over niet korten op de loonaanvulling van werknemers met afstand tot de arbeidsmarkt tot 120% van het wettelijk minimumloon (32500 XV, nr. 47);

- de motie-Ortega-Martijn over zo min mogelijk bezuinigen op de directe begeleiding van WSW'ers (32500 XV, nr. 48);

- de motie-Ortega-Martijn/Dijkgraaf over kinderbijslag voor Nederlandse terugkerende ontwikkelingswerkers (32500 XV, nr. 49);

- de motie-Dijkgraaf/Van Hijum over aantrekkelijk maken voor kleine werkgevers om uitkeringsgerechtigden in dienst te nemen (32500 XV, nr. 50);

- de motie-Dijkgraaf/Hamer over in de begroting opnemen van de koopkrachtontwikkeling van de voorgaande vijftien jaren (32500 XV, nr. 51);

- de motie-Dijkgraaf c.s. over een visie op het armoedebeleid (32500 XV, nr. 52).

De voorzitter:

De minister gebruikt de volgnummers die de moties bij indiening hebben gekregen. Als u iets wilt veranderen in een motie, noemt u het volgnummer. Ik noem dan ten behoeve van het verslag ook het definitieve nummer, want die lijst heb ik voor mij. In de Handelingen worden alleen de definitieve nummers opgenomen.

De (algemene) beraadslaging wordt hervat.

Minister Kamp:

Voorzitter. Mevrouw Hamer en mevrouw Vermeij vragen wat wij met de deeltijd-WW moeten gaan doen. Ik heb niet de indruk dat wij er anders over denken dan mevrouw Vermeij, zelfs als een bericht van het ANP dat veronderstelt. Wij zijn positief over wat wij nu hebben meegemaakt met de deeltijd-WW. Als er weer een verstoring van de situatie op de arbeidsmarkt ontstaat die wij zien als een grote verstoring waartegen snel moet worden opgetreden, kunnen wij op grond van de positieve ervaringen die wij hebben opgedaan, snel een op die situatie toegesneden regeling ontwerpen, zodat wij die opnieuw kunnen toepassen. Ik zie het als een zinvol instrument voor bijzondere omstandigheden, dat mede op grond van de goede ervaringen van deze keer een volgende keer weer kan worden toegepast, als wij denken dat het positieve effecten zal hebben.

Mevrouw Hamer vraagt of ik iets wil doen voor de sector bouw. Ik heb al gezegd dat die sector ook gebruik heeft gemaakt van de deeltijd-WW. Dat is op vrij grote schaal gebeurd, maar wordt nu in een hoog tempo afgebouwd. Wij kunnen vaststellen dat de deeltijd-WW ook voor die sector goed heeft gewerkt. Het is verstandig om nu geen aparte dingen voor de bouwsector te doen. De bouwsector zal zich ook moeten aanpassen aan de bestaande marktomstandigheden, heeft een overbruggingsperiode gehad in de vorm van toepassing van de deeltijd-WW en zal nu moeten zorgen dat de bedrijfsvoering weer met de markt in overeenstemming wordt gebracht.

De heer Van den Besselaar vraagt naar het algemeen verbindend verklaren van cao's. Hij vraagt of de minister wil nadenken over de vraag of wij bij afspraken die tegen het regeringsbeleid ingaan, het instrument van niet verbindend verklaren van een cao willen toepassen. Ik moet daarover eens goed nadenken. Er is een aantal opmerkingen gemaakt door de heer Van den Besselaar en door mevrouw Koşer Kaya. Ik wil geen tegenstellingen creëren met de Kamer, maar moet op een verstandige manier invulling geven aan de strikte bepaling die op dit punt in het regeerakkoord staat. Ik ga nadenken over de woorden van de heer Van den Besselaar en mevrouw Koşer Kaya en zal de Kamer te zijner tijd laten weten hoe ik de desbetreffende bepaling uit het regeerakkoord in de praktijk wil toepassen.

Ik kom dan bij de moties. De moties die ik oversla, worden behandeld door de staatssecretaris. Ik begin bij motie op stuk nr. 24, waarin wordt gevraagd om de bezuiniging op de kinderopvangtoeslag terug te draaien. Ik heb al gezegd dat dit niet mogelijk is. Het kabinet acht zich gebonden aan het regeerakkoord, waarin de grote bezuinigingen van het vorige kabinet op de kinderopvangtoeslag zijn overgenomen. Daaraan is een kleinere bezuiniging toegevoegd. Dat geheel willen wij gaan uitvoeren. De motie moet ik ontraden omdat die strijdig is met het regeerakkoord.

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Vermeij en mevrouw Ortega op stuk nr. 25 inzake het in stand houden van de onafhankelijke beleidsadviseur. Wij moesten ernaartoe werken dat de kwaliteit van de uitvoeringsorganisatie UWV zodanig zou zijn dat dit extra instrument niet meer nodig was. Wij denken dat het zover is. Wij hebben aangekondigd dat wij dit instrument per 1 januari 2011 zouden stoppen. Behalve het feit dat wij het er inhoudelijk niet mee eens zijn, is ook de dekking niet te gebruiken, omdat die in strijd is met de begrotingssystematiek die de Kamer sinds minister Zalm heeft gehanteerd.

Dan kom ik op de motie over de bepaling van de ILO over hiv/aids en de werkvloer. Wij zijn ervan overtuigd dat wij goed uitvoering hebben gegeven deze bepaling. Wij zijn er ook mee geholpen dat het discriminatieverbod al wettelijk was vastgelegd. De Wet op de medische keuringen lag ook al vast. Via het Arboportaal, het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en het RIVM is informatie over risico's rond hiv en aids beschikbaar. Als alle landen op deze wijze uitvoering zouden geven aan de genoemde ILO-bepaling zou dat de ILO tot grote tevredenheid stemmen. Wij ontraden daarom deze motie.

De heer Ulenbelt zegt in zijn motie op stuk nr. 33 wat er met de vitaliteitsregeling moet gebeuren in het licht van het Museumpleinakkoord uit 2004. Ik heb al gezegd dat ik van plan ben om de bepaling over de vitaliteitsregeling in het regeerakkoord uit te werken. Die uitwerking wil ik nog voor de zomer van 2011 aan de Kamer overleggen. Kamerleden hebben interessante opmerkingen gemaakt over deze vitaliteitsregeling. Die zal ik graag betrekken bij de uitwerking en bij de afwegingen die wij daarbij moeten gaan maken. De Kamer kan het resultaat daarvan beoordelen als zij die uitwerking heeft ontvangen.

De motie-Ulenbelt op stuk nr. 34 is een motie van afkeuring. Ik heb in dit verband gezegd wat ik kon zeggen. Ik zie mijzelf niet als degene die de pensioenen in gevaar brengt, maar als degene die zijn best doet en probeert om samen met de sociale partners een verantwoord besluit over de aanvullende pensioenen te nemen.

De motie-Van Hijum/Azmani op stuk nr. 35 gaat over de wachtgeldfondsen. Ik heb al gezegd dat ik mij goed voel bij de redenering van de heer Van Hijum – van werk naar werk – en de uitleg die hij daaraan geeft. Ik denk dat wij aan deze motie kunnen voldoen op de manier die degene die de motie heeft opgesteld, heeft bedoeld.

De heer Van Hijum heeft verder de motie op stuk nr. 36 ingediend over het zwangerschapsverlof bij meerlingzwangerschappen. Ik heb gezegd wat mijn mening daarover is. De heer Van Hijum heeft een andere mening. Ik denk dat ik nog een tweede gelegenheid heb om de mening van de heer Van Hijum mee te laten wegen, en dat is bij de aanpassing van de Wet arbeid en zorg. Daarbij gaat het onder andere over couveusekinderen. Daarover heeft mijn voorganger ook met de Kamer over gesproken. Ik denk dat dit onderwerp bij de wetaanpassing aan bod kan komen. Wij zullen dan bekijken wat wij het beste kunnen doen en hoe wij misschien ook de heer Van Hijum op dat punt tevreden kunnen stellen. Ik geef de heer Van Hijum dan ook in overweging om deze motie aan te houden totdat wij het wetsvoorstel indienen voor de aanpassing van de Wet arbeid en zorg.

Dan ga ik in op de motie op stuk nr. 37 van de heren Van Hijum, Azmani en De Jong over de arbeidsmigratie. Als deze motie wordt aangenomen en ik zou daarop willen reageren met een aanpassing van een wet – ik ben namelijk bezig met de aanpassing van de Wet arbeid vreemdelingen – dan is de in de motie genoemde datum van 1 april 2011 voor mij te vroeg. Ik kan er niet voor zorgen dat al voor die datum een wetsvoorstel bij de Kamer ligt. Dat moet nog eerst naar de Raad van State. Mocht deze motie worden aangenomen, dan kan ik wel voor 1 april 2011 in een brief aan de Kamer kenbaar maken welke inzichten wij dan al hebben gekregen.

De motie van mevrouw Sterk op stuk nr. 38 gaat over www.regelhulp.nl. Ik begrijp wat mevrouw Sterk hiermee bedoelt. Ik ben ook bereid om te doen wat zij vraagt. Ik vraag haar alleen om mij even de gelegenheid te geven om uit te zoeken hoe dit in de praktijk zal uitpakken en welke kosten daarvoor moeten worden gemaakt. Ik wil daarop een korte uitvoeringstoets loslaten. Aan de hand van het resultaat van die uitvoeringstoets kan bekeken worden of gedaan kan worden wat mevrouw Sterk vraagt. Ik geef haar in overweging deze motie aan te houden totdat ik met de resultaten van die uitvoeringstoets ben gekomen.

Voor de motie op stuk nr. 40 van mevrouw Koşer Kaya geldt hetzelfde als wat ik net zei tot de heer Van den Besselaar. Ik denk over deze anciënniteit hetzelfde als mevrouw Koşer Kaya. Ik vraag haar om dit punt vast te houden. Zij is er al vaker mee gekomen. Ik zal kijken wat ik kan doen, welk beleid wij precies kunnen formuleren voor het algemeen verbindend verklaren van cao's in relatie tot het bepaalde in het regeerakkoord. Ik neem dit punt mee en vraag haar dan te beoordelen of de uitkomst naar haar zin is.

De motie op stuk nr. 41 bevat het verzoek van mevrouw Koşer Kaya om een generatieneutrale oplossing. Ook op dat punt verschil ik niet van mening met mevrouw Koşer Kaya. Ik denk dat de huidige herstelregeling zeer nadrukkelijk rekening houdt met de belangen van jongeren. Het gaat niet alleen om de bestaande gepensioneerden. Het gaat ook niet om degenen die binnenkort gepensioneerd worden. Ook de jongere generaties zijn daarbij in beeld. Als mevrouw Koşer Kaya van mij wil aannamen dat dit het geval is, heb ik geen probleem met deze motie als ze wordt aangenomen.

De motie op stuk nr. 42 gaat over afrekenbare doelstellingen. Ik heb al aangegeven dat ik de afrekenbare doelstellingen heel nuttig vind en dat de Kamer daarvoor met de begroting en de rekening een heel goede systematiek heeft. Wij willen daaraan recht doen en zullen ons best doen om die doelstellingen die wij nuttig vinden, en naar mijn mening ook de Kamer nuttig vindt, in de begroting vast te leggen. Ik denk dat wat ik daarover heb gezegd voldoende is en dat deze motie moet worden ontraden omdat ze daaraan niets zinvols toevoegt.

In de motie op stuk nr. 43 wordt gezegd dat er iets met de AOW-tegemoetkoming moet gebeuren wat in strijd is met wat ik net heb gezegd. Ik heb goed begrepen dat een aantal Kamerleden niet tevreden is met wat ik daarover heb gezegd, maar het is wel zoals ik het zie en ik beschouw het als een goede vertaling van het regeerakkoord. Ik denk ook dat het heel goed te verantwoorden is om voor deze groep een koppeling te maken met het sociaal minimum, dat voor gehuwden en samenwonenden gelijk is aan het wettelijk minimumloon. Ik heb dus geen behoefte aan deze motie. Sterker nog, ik ontraad deze motie.

In de motie op stuk nr. 45 wordt gezegd dat een procedure moet worden gevolgd voor pensioenfondsen die mogelijk naar aanleiding van de meetdatum van 31 december van dit jaar in de situatie raken dat ze voor 1 april 2012 bepaalde zaken moeten regelen en dat anders korting aan de orde kan komen. Wij hebben een systematiek opgezet met een herstelpad dat een pensioenfonds moet doorlopen als het niet aan de voorwaarden voldoet. De Nederlandsche Bank past dit toe en is daar heel consequent mee bezig. Ik denk dat dit goed werkt, dat wij ons daaraan moeten vasthouden en dat wij niet moeten doen wat in deze motie staat. Daarom ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 49 gaat over de Nederlandse ontwikkelingswerkers. Mevrouw Ortega stelt een problematiek aan de orde. Ik ben bereid om naar aanleiding van wat zij naar voren heeft gebracht, uit te zoeken wat er aan de hand is. Ik zal de Kamer daarover informeren, zodat mevrouw Ortega kan bezien of wat er uitkomt naar haar zin is en of zij haar motie wil aanhouden.

In de motie op stuk nr. 51 wordt gevraagd om bij het opstellen van de begroting de informatie over de koopkrachtontwikkeling tot vijftien jaar terug te geven en om iets te doen om vooruit te kijken. Ik heb mij heel zorgvuldig uitgedrukt over de koopkracht; wat wij redelijkerwijs kunnen doen, wanneer wij dat willen doen, waarom wij dat dan pas doen en wat er allemaal bij komt kijken. Ik zou het daarbij willen laten, vooral ook omdat die informatie tot vijftien jaar terug, maar je kunt zelfs twintig jaar teruggaan, geloof ik, allemaal te vinden is in de MEV. Als je het niet kunt vinden in de MEV, kun je het vinden op de website van het CPB. Ik denk dat het niet verstandig is om naast de bestaande begrotingssystematiek, waarbij informatie wordt gegeven, nu weer iets extra's over de koopkracht af te spreken. Ik ontraad deze motie, omdat ik denk dat de huidige systematiek voldoet. De informatie die wordt gevraagd, is ook beschikbaar voor de Kamer in de stukken die als onderdeel van het begrotingspakket naar de Kamer gaan.

In de motie op stuk nr. 52 is gevraagd om een visie op het armoedebeleid. Ik denk dat dit echt iets anders is dan wat wij moeten doen. Wij moeten respecteren dat de gemeenten hiervoor de verantwoordelijkheid hebben. Die verantwoordelijkheid dragen zij ook. Wij houden ook zaken in de gaten op het gebied van de koopkracht. Bij de begroting komen we met die informatie. Ik ontraad deze motie, omdat ik denk dat we het beter kunnen doen zoals ik het in eerste termijn heb geformuleerd. Als we dat doen, denk ik dat we de verantwoordelijkheid van de gemeenten, die zij ook waarmaken, in voldoende mate respecteren.

Dan kom ik op de amendementen. Het amendement van de leden Vermeij en Ulenbelt op stuk nr. 20 gaat over de Arbeidsinspectie. Dit is vorig jaar ook aan de orde geweest. Het komt eigenlijk bovenop hetgeen vorig jaar al beschikbaar is gesteld. De bedragen die worden verondersteld uit de opgelegde boetes te komen, zijn naar onze overtuiging niet voldoende om de kosten hiervan te dekken. We denken dat het niet nodig is om deze uitbreiding van de Arbeidsinspectie te realiseren. Dat past ook niet in waar wij mee bezig zijn op het ministerie. Ik heb al gezegd dat daar honderden arbeidsplaatsen komen te vervallen en dat we de zaak daar compacter maken. We bekijken ook welke wijzigingen in de sfeer van de inspecties moeten worden doorgevoerd. Dit amendement draagt daar niet in positieve zin aan bij. Daarom ontraad ik dit amendement.

Dan kom ik op het amendement op stuk nr. 21 van de leden Vermeij en Ortega. Dat gaat weer over de onafhankelijke beleidsadviseur. Ik heb daar al op gereageerd toen ik de motie besprak.

Het amendement op stuk nr. 49 van mevrouw Koşer Kaya gaat over de kinderopvangtoeslag. Hetzelfde geldt voor het amendement op stuk nr. 51 van mevrouw Van Gent en het amendement op stuk nr. 78 van mevrouw Hamer. Voor enkele van deze amendementen geldt ook dat er nog andere amendementen aan gekoppeld zijn. Zoals ik al bij de moties heb gezegd, geldt dat door het vorige kabinet is besloten tot een grote korting op de kinderopvangtoeslag. Wij hebben deze overgenomen en er een aanvullende korting van 200 mln. bovenop gezet. Dat is in de financiële paragraaf van het regeerakkoord en het gedoogakkoord vastgelegd. Dat is wat wij moeten uitvoeren. Alle amendementen en voorstellen die ertoe leiden dat dit niet uitgevoerd zou worden, zijn in strijd met het kabinetsbeleid en moet ik om die reden ontraden.

Dat waren de reacties die ik wil geven naar aanleiding van hetgeen op schriftelijke wijze door de Kamer naar voren is gebracht in de vorm van moties en amendementen.

De voorzitter:

Ik geef even de gelegenheid voor een ronde interrupties aan de minister. Als de minister nog even blijft staan, kunnen we zijn bijdrage afronden.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een vraag gesteld over de welvaartvaste AOW in relatie tot de koppeling van de AOW aan de verdiende lonen. Ik heb gevraagd wat daar volgens de minister het verschil tussen was.

Minister Kamp:

Mevrouw Vermeij, ik begrijp niet goed waarom u dat van mij wilt horen. Alles wat er speelt rond het pensioenakkoord zijn we nu aan het fileren. We kijken wat daar de problemen zijn, we kijken wat de mogelijke oplossingen zijn. Daar hoort ook de precieze definitie bij. Wat verstaan we onder die definitie? Zijn daar verschillende definities voor? Hoe kunnen wij daar tot dezelfde conclusie komen? En als we de conclusie op dat punt hebben bereikt, hoe verhoudt die zich dan weer met andere onderdelen van het pensioenakkoord? Het is gewoon niet verstandig om op onderdelen van het pensioenakkoord nu uitspraken te doen waardoor het moeilijker wordt om met de sociale partners over dat pensioenakkoord tot overeenstemming te komen. In algemene zin heb ik gezegd dat ik bereid ben om de AOW erbij te betrekken, dat ik de benadering van de sociale partners positief vind en dat ik met hen in gesprek ben om daar samen uit te komen. Ik geloof niet dat u op dat punt een ander belang heeft dan ik. Als u mij verder bevraagt op onderdelen en mij ook tot uitspraken probeert te bewegen, dan schieten wij daar met elkaar niet veel mee op.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik stel die vraag omdat u nadrukkelijk volgens een ANP-bericht zegt ...

De voorzitter:

U moet via de voorzitter spreken.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

De minister heeft gezegd: ik spreek niet over een welvaartvaste AOW, maar over de koppeling van de AOW aan de verdiende lonen. Daarom stelde ik deze vraag. Maar ik begrijp dat er definitiekwesties zijn en dat daar verschillen tussen zijn. Ik hoop dan ook zeer dat wij daar nader over geïnformeerd worden.

De voorzitter:

Ik zie dat de minister knikt.

Het woord is aan de heer Van Hijum voor een interruptie.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik zal op verzoek van de minister mijn motie over het zwangerschapsverlof op stuk nr. 36 aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Hijum stel ik voor, zijn motie (32500-XV, nr. 36) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Ik had aan de minister nog een vraag gesteld over het bewustwordingsproces rond de pensioenen. Dat is iets denigrerend afgedaan door de heer Ulenbelt. Hij vindt het kennelijk niet interessant dat mensen op de hoogte worden gebracht van alle informatie rond pensioenen. Ik wil de vraag herhalen. Bent u bereid om via één kanaal mensen te informeren over alles wat zich afspeelt rond pensioenen in de drie pijlers? Dat kan de website pensioenkijker.nl zijn maar het mag van mij ook best een andere website zijn. Bent u voorts bereid om aan te geven op welke wijze u daarover campagne wilt voeren, zodanig dat het bij burgers algemeen bekend wordt dat er één site is waar men terecht kan voor informatie?

Minister Kamp:

Mevrouw de voorzitter. Het spijt me dat die vraag van de heer Van den Besselaar mij ontglipt is bij de antwoorden. Ik ben het met de heer Van den Besselaar eens. Het is goed als er één site is waar al die informatie op staat. Ik denk dat de site die u net noemde en die ik zelf ook genoemd heb, daar goed bruikbaar voor is, maar dat zal allemaal wel in de praktijk moeten blijken. Op zich is het verontrustend dat iemand zoals u daar geen kennis van heeft.

De voorzitter:

Via de voorzitter! En ik weet het wel. Voor je het weet, zegt u tegen mij dat ik het niet weet!

Minister Kamp:

Wij zullen nog het nodige moeten doen om ervoor te zorgen dat er algemene bekendheid over is. Maar ik denk dat één site waar alle informatie op staat, nuttig is. Dat zullen wij ook bevorderen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb nog een vraag aan de minister over de bouw. Hij heeft tijdens een interruptiedebat in zijn eerste termijn tegen mij gezegd dat ik maar even zijn antwoorden op de vragen van mevrouw Vermeij moest afwachten en dat hij er dan op terug zou komen. Daar was ik enigszins hoopvol door gestemd. U hebt op vragen van mevrouw Vermeij aangegeven dat u de deeltijd-WW als instrument wilt handhaven, maar u geeft er nu bij aan dat u voor de bouw niets extra's wilt doen. Ik zie u knikken bij het gegeven dat ik een sprankje hoop had, maar dat sprankje hoop is nu wel weer weg. Dat vind ik toch erg jammer. Ik vraag de minister derhalve nog een keer of hij met zijn collega's van Economische Zaken, Landbouw en anderen specifiek in deze sector wil duiken, omdat daar echt nog ondersteuning nodig is.

Minister Kamp:

Ik heb die overtuiging niet, maar ik ben natuurlijk bereid om mij over dat onderwerp met mijn collega's te verstaan. Ik zal dat dus doen. Maar ik heb de overtuiging dat wij het instrument van de deeltijd-WW op de goede wijze hebben toegepast, dat de bouwsector daarvan flink heeft geprofiteerd en dat het nu heel snel terugloopt. Ik heb de cijfers niet paraat, maar dat ligt in de orde van grootte van eerst 3000 aangemelde werknemers per maand naar nu 200. Het gaat dus heel snel terug. Ik denk dus dat het instrument van de deeltijd-WW hier een goede rol heeft vervuld. Wij hebben niet veel instrumenten; ik zou zo geen instrument weten dat wij hier nu moeten toepassen. Als mevrouw Hamer mij vraagt of ik mij hierover met mijn collega's wil verstaan – zij noemt met name de collega van ELI – om te kijken of er aanleiding is om in de bouwsector nog iets te overwegen, ben ik bereid om dat te doen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik houd mijn motie op stuk nr. 38 over Regelhulp aan. De minister heeft een uitvoeringstoets toegezegd. Wanneer kunnen wij die tegemoet zien?

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Sterk stel ik voor, haar motie (32500-XV, nr. 38) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Kamp:

Ik ben van plan om het niet te ingewikkeld te maken, dus ik probeer dit binnen de orde van grootte van weken voor elkaar te krijgen. Mevrouw Sterk moet daarbij wel rekening houden met het kerstreces. Het gaat om een aantal werkweken dat ik daarvoor nodig heb.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik heb een vraag inzake de motie met het voorlopig nummer 28. De minister gaf zelf al aan dat hij een en ander zal onderzoeken. Vervolgens vraagt hij mij of ik de motie eventueel wil aanhouden. Op basis van het antwoord van de minister maak ik op dat hij eigenlijk al een beetje bezig is om de motie uit te voeren. Waarom zou ik haar dan aanhouden? Ik heb dat niet zo goed begrepen.

Minister Kamp:

Ik denk niet dat er aanleiding is voor de Kamer om nu een uitspraak te doen over zo'n specifiek punt. Mocht er iets zijn wat helemaal mis is en ik reageer daarop op een wijze waarvan mevrouw Ortega vindt dat het niet zou moeten, dan kan zij altijd nog besluiten om dat wat zij een belangrijke zaak vindt, aan de Kamer voor te leggen. Laat mij even uitzoeken wat er aan de hand is en laat mij de Kamer rapporteren over wat ik eraan wil doen als er wat aan de hand is. Dan kan mevrouw Ortega kijken wat zij ermee wil. Ik laat het natuurlijk aan haar wijsheid over of zij de motie wel of niet aanhoudt dan wel in stemming brengt. Dat moet ik aan haar overlaten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn antwoorden en voor de beknopte wijze waarop hij heeft geantwoord. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris De Krom:

Voorzitter. Ik begin met het beantwoorden van een drietal vragen. Mevrouw Sterk heeft gevraagd of er een garantiestelling kan worden geboden aan sociale ondernemingen. Ik ben geen voorstander van een garantiestelling door de overheid. Net zoals elke andere onderneming moet een sociale onderneming op eigen kracht kunnen functioneren zonder staatssteun.

De tweede vraag was of ik kan bevorderen dat kennis die wordt opgedaan over sociale ondernemingen wordt verzameld door bijvoorbeeld de Kamer van Koophandel. Zoals ik in de schriftelijke beantwoording heb aangegeven, zal ik de Kamer begin volgend jaar informeren over de uitkomsten van een onderzoek over de zaken waar sociale ondernemingen in Nederland tegenaan lopen en welke maatregelen mogelijk zijn om sociaal ondernemen verder te stimuleren. Ik zeg graag toe, de suggestie van mevrouw Sterk in mijn reactie op dat onderzoek mee te nemen.

Mevrouw Sterk heeft ook gevraagd of ik in een brief verslag wil doen van mijn overleg met de minister van Financiën over de kredietregistratie. Dat zal ik doen, maar ik zal ook vragen of hij de brief wil sturen, want dit behoort tot zijn portefeuille.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik had ook gevraagd of dat voor 1 februari kon.

Staatssecretaris De Krom:

Daar ga ik mijn best voor doen.

Voorzitter. Ik kom bij de moties, om te beginnen met de motie-Hamer c.s. op stuk nr. 22 om een quotum in te stellen. Ik heb in het debat uitvoerig uiteengezet dat ik daarvan geen voorstander van en ontraad derhalve de aanneming van deze motie.

In de motie-Hamer op stuk nr. 23 wordt de regering verzocht, de middelen voor de schuldhulpverlening ook in 2011 in te zetten. Dit moet berusten op een misverstand, want er is geen korting op de schuldhulpverlening in 2011. De 50 mln. blijft gewoon beschikbaar. Deze motie is dus overbodig.

Ik kom bij de motie-Azmani/Koşer Kaya op stuk nr. 27 over de netto-effectiviteit waarbij wordt gebruikgemaakt van aselecte controlegroepen. Dat is precies wat ik heb betoogd in mijn eerste termijn dus ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid.

Ik ontraad de aanneming van de motie-Karabulut/Hamer op stuk nr. 28. De ervaringen met gesubsidieerde arbeid zijn niet goed. Het is erg duur en er vindt geen uitstroom plaats naar regulier werk.

Dan kom ik op de motie-Karabulut op stuk nr. 29. Zoals ik in de eerste termijn heb aangegeven, is deze motie overbodig. Dit kabinet verandert immers niets aan de rechten en plichten van de mensen die op dit moment in de WSW zitten.

In de motie-Karabulut op stuk nr. 30 staat dat iedereen die naar vermogen werkt, ten minste het minimumloon moet verdienen. Onderdeel van de plannen met betrekking tot de regeling Werken naar vermogen is het werken met het instrument van de loonaanvulling, ook wel loondispensatie genoemd. Ik heb in het debat aangegeven waarom de regering daarvan een voorstander is. Om die reden ontraad ik de aanneming van de motie.

Dan kom ik op de motie-Karabulut op stuk nr. 31. Onderdeel van de plannen is dat mensen met het instrument van de loonaanvulling aan de slag worden geholpen. Dit betekent dat werkgevers gedispenseerd worden om werknemers onder het wettelijk minimumloon te belonen. Mensen Werken naar vermogen en hun salaris wordt aangevuld tot maximaal het wettelijk minimumloon. Om die reden ontraad ik de aanneming van de motie. In de eerste termijn heb ik dit uitvoerig betoogd en de argumenten daarvoor gegeven.

De motie-Karabulut op stuk nr. 32 gaat over een geheel andere regeling. Om die reden ontraad ik de aanneming van de motie.

Dan geef ik nu mijn oordeel over de motie-Sterk op stuk nr. 39. Zoals ik in eerste termijn heb aangegeven, vult het kabinet de besparing van 120 mln. op de WSW in door een verlaging van het subsidiebedrag per werkplek. Ik heb de argumenten aangegeven waarom ik denk dat dit verantwoord is. Om die reden ontraad ik de aanneming van deze motie.

Dan kom ik op de motie-Klaver/Hamer op stuk nr. 44. Natuurlijk wil het kabinet graag afspraken maken met de sociale partners in het sociaal akkoord. Het is en blijft echter aan de individuele werkgevers of zij iemand in dienst nemen. Werkzekerheden verschaffen van mijn kant past daar niet bij en om die reden ontraad ik de aanneming van de motie.

De motie-Ortega-Martijn c.s. op stuk nr. 46 is sympathiek, doch niet nodig. Ik onderschrijf het belang van een gezamenlijke inzet in de maatschappij om de participatie van Wajongers, en overigens ook andere personen met een arbeidsbeperking, te verbeteren. Ik heb aangegeven dat er op dit moment ook al veel inzet op plaatsvindt via de in de motie genoemde ikkancampagne en het cultuurprogramma Wajong, maar ook via bijvoorbeeld CrossOver. Elk van deze activiteiten is niet alleen op werkgevers gericht, maar ook op andere betrokkenen, zoals Wajongers zelf, scholen en professionals in de uitvoering. De ikkancampagne is breder dan alleen Wajongers en richt zich op alle doelgroepen van het arbeidsmarktbeleid. Ook bij de uitvoering van het programma Werken naar vermogen zal aandacht blijven uitgaan naar het maatschappelijk bewustzijn van de participatie van deze groep. Hoe wij dat gaan doen en welke campagnes daarbij een rol zullen spelen, wil ik nader bezien bij de uitwerking van de plannen. Ik beoordeel deze motie als overbodig.

Wat betreft de motie-Ortega-Martijn op stuk nr. 47 verwijs ik naar de nadere uitwerking van de regeling Werken naar vermogen. Om die reden zou ik mevrouw Ortega willen vragen om deze motie tot die tijd aan te houden.

In de motie-Ortega-Martijn op stuk nr. 48 wordt de regering verzocht, er bij gemeenten en SW-bedrijven op aan te dringen om de bezuiniging op het WSW-budget zo min mogelijk bij de directe begeleiding van de WSW'ers terecht te laten komen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Zoals bekend, ga ik hier niet over, omdat de uitvoering van de WSW gedecentraliseerd is naar de gemeenten.

De motie-Dijkgraaf/Van Hijum op stuk nr. 50 kan ik overnemen.

De voorzitter:

Dat kan wel bij een amendement, maar niet bij een motie.

Staatssecretaris De Krom:

Laat ik het dan zo zeggen: ik beschouw de motie als ondersteuning van het beleid.

Dan kom ik op het enige amendement dat mij betreft, namelijk dat op stuk nr. 18 van de leden Karabulut en Hamer. Ik wil de aanneming van dit amendement ontraden. De huidige kosten van de WSW zijn te hoog. Een lager bedrag per plek stimuleert de sector juist meer zich in die richting te begeven als het gaat om de uitstroom en de doorstroom. Er is ook ruimte om dit bedrag te verlagen. Ik heb dat in eerste termijn uitvoerig aangegeven. Bovendien is de dekking die hiervoor in het amendement is aangegeven niet deugdelijk. De meevaller van 300 mln. uit de Najaarsnota 2010 op de post EU-afdrachten is een incidentele meevaller, die alleen voor het jaar 2010 geldt. Deze meevaller is ook al in het totale budgettaire beeld verwerkt en is dus helemaal niet meer beschikbaar voor de dekking hiervan. Bovendien betreft het hier een verschuiving tussen departementale begrotingen en als dat al gebeurt, behoort het te gebeuren bij de financiële beschouwingen op het geëigende moment.

Voorzitter. Hiermee denk ik alle moties en het mij betreffende amendement te hebben behandeld.

De voorzitter:

Dat denk ik ook. Ik kijk even rond. Ik zie dat mevrouw Karabulut nog een vraag heeft.

Mevrouw Karabulut (SP):

Mijn vraag betreft de motie op stuk nr. 29 over het niet aanscherpen van de huidige indicatie-eisen voor mensen in de sociale werkvoorziening. De staatssecretaris heeft deze motie overbodig genoemd. In het debat gaf hij echter zelf aan dat hij nog niet weet of voor deze mensen straks ook de nieuwe, strengere keuringseisen gaan gelden. Waarom hij desondanks de motie overbodig verklaart, snap ik niet. Of de motie is ondersteuning van staand beleid, als hij zegt dat er voor deze mensen helemaal niets veranderd en we gaan ze niet strenger keuren, of hij ontraadt de aanneming ervan, omdat het best zo kan zijn dat zij ook onder de nieuwe strengere keuringseisen gaan vallen.

Staatssecretaris De Krom:

Deze motie gaat over WSW-geïndiceerden die na 1998 zijn ingestroomd in de WSW. Van hen heb ik gezegd dat er helemaal niets verandert aan hun rechten en plichten. Daarom is deze motie overbodig.

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter. Ik hoor dat de motie op stuk nr. 27 over onderzoek van de netto-effectiviteit van re-integratie wordt gezien als ondersteuning van staand beleid. Dan is die motie overbodig en daarom trek ik haar in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Azmani/Koşer Kaya (32500-XV, nr. 27) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De (algemene) beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Met uitzondering van de motie op stuk nr. 34 stemmen wij volgende week dinsdag over de ingediende moties.

Naar boven