Noot 1 (zie blz. 3)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2011 (32 500-XV).

Schriftelijke antwoorden begrotingsbehandeling SZW 2011

Vraag van het lid Hamer (PvdA): Het kabinet haalt geld weg bij de schuldhulpverlening terwijl er nu juist geld bij moet. Voorstel om de gereserveerde 50 miljoen euro gewoon in te zetten voor schuldhulpverlening. Hoop dat CDA dit voorstel steunt.

In de SZW-begroting 2011 wordt geen geld weggehaald bij schuldhulpverlening. De voor 2011 gereserveerde € 50 miljoen (pagina 72) blijft beschikbaar en is bestemd voor de opvang van het tijdelijke extra beroep op gemeentelijke schuldhulpverlening als gevolg van de economische crisis, een uitvoeringsprogramma gericht op verhoging van de effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening, uitvoering van de motie Ortega-Martijn (inzet vrijwilligers) en preventiemaatregelen door UWV op de Werkpleinen.

Vraag van het lid Hamer (PvdA): Het Kabinet bezuinigt op de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Die is erg hoog, vooral onder allochtonen (24 procent). Verzoek aan de staatssecretaris de 30 miljoen euro in 2011 weer terug te geven aan gemeenten.

Voor de uitvoering van het Actieplan in 2011 is nog 30 miljoen euro beschikbaar.

Deze middelen zijn bestuurlijk verplicht en worden alle ingezet conform de afspraken in het Actieplan.

€ 23 miljoen euro van deze middelen gaan naar de gemeenten voor de uitvoering van de regionale actieplannen.

De overige € 7 miljoen euro gaan naar de uitvoerders van de andere onderdelen van het landelijk Actieplan Jeugdwerkloosheid.

Vraag van het lid Hamer (PvdA): Hoe staat het met de uitvoering van de motie Cohen bij de Algemene beschouwingen inzake MBO 30+?

Dit is een bezuinigingsmaatregel uit het Regeerakkoord, waarvoor de primaire verantwoordelijkheid berust bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Zij heeft toegezegd om vóór de kerst een notitie naar uw Kamer te sturen over de wijze waarop zij deze bezuiniging zal invullen.

Vraag van het lid Hamer (PvdA): Een Kamermeerderheid is voor een wettelijk recht op flexibele werktijden. Gaat de minister nu zelf initiatief nemen?

CDA en GroenLinks hebben aangekondigd op dit punt met een initiatiefwetsvoorstel te komen.

Ik ben het eens met de overweging dat voor veel werkende ouders flexibel werken een uitkomst zou zijn. Uit onderzoek blijkt keer op keer dat ouders daaraan meer behoefte hebben dan aan extra verlofregelingen.

Werkgevers en werknemers kunnen hierover zelf afspraken maken. Tijdens het Algemeen Overleg Arbeid en zorg van 10 november jl. heb ik gemeld dat blijkt dat zij dat ook in toenemende mate in cao’s doen. Een wettelijke regeling zal tot extra administratieve lasten voor werkgevers leiden.

Verder wacht ik eerst het initiatief wetsvoorstel af.

Vraag van het lid Hamer (PvdA): Mevrouw Hamer hekelt dat de minister ten aanzien van de verschillende getallen van flexwerkers (1/3 volgens UWV en 6–7% volgens CBS) eenduidige cijfers afwacht en roept de minister op tot actie om de positie van flexwerkers te verbeteren, bijvoorbeeld op het gebied van scholing, begeleiding ziekte enz. De Kamer zal anders zelf initiatieven nemen.

In het AO over arbeidsmarktbeleid op 17 november heb ik u CBS-cijfers voor de flexibele schil genoemd. Ik heb u toen verteld dat het CBS 8% aanhoudt voor de werknemers met een flexibele schil en 12% voor zelfstandigen. Mw Hamer heeft toen de cijfers van het UWV aangehaald, die een flexibele schil van 34% noemt. Ik heb aangegeven dat er belangrijke verschillen zijn in de definities die CBS en UWV hanteren. Zo telt het UWV alle schoolgaande jongeren met een bijbaantje van meer dan 1 uur mee. Het CBS telt alleen contracten vanaf 12 uur mee, naar analogie met de meting van arbeidsparticipatie. Ik heb aangegeven dat CBS en UWV gezamenlijk werken aan een publicatie waarin de verschillen worden verklaard.

Verder acht ik het niet noodzakelijk met nadere maatregelen te komen ten aanzien van de positie van flexwerkers. Er zijn al de nodige activiteiten in gang gezet, zoals op het terrein van scholing (cao-afspraken) en de begeleiding bij ziekte (zie brief van 6 september jl. over ontwikkelingen vangnet-Ziektewet).

Vraag van het lid Hamer (PvdA): Kan het kabinet een hernieuwd perspectief schetsen op welke economische sectoren het de komende tijd moeilijk gaan krijgen en welke minder? Wat gaat u doen om sectoren te helpen die het moeilijk krijgen?

In het kader van de crisis was het nodig een aantal sectoren specifiek te ondersteunen. Nu de Nederlandse economie en arbeidsmarkt zich weer lijken te herstellen worden de crisismaatregelen afgebouwd. Alleen in uitzonderlijke gevallen voert het kabinet sectorspecifiek beleid. In de regel zijn economie en arbeidsmarkt flexibel genoeg om verschuivingen tussen sectoren op te kunnen vangen.

Het is ook niet aan het kabinet om te voorspellen welke sectoren het de komende periode moeilijk gaan krijgen en welke niet. Ondernemers kunnen dat zelf het beste inschatten en daar vervolgens op anticiperen.

Wel zet het kabinet in op het verhogen van de arbeidsparticipatie en het verbeteren van de inzetbaarheid van de beroepsbevolking. Hiermee wordt tegengegaan dat vergrijzing al snel leidt tot tekorten op de arbeidsmarkt en sectoren daardoor in de problemen komen.

Bij bedrijven en sectoren waar ontslagen onvermijdelijk zijn, kan het UWV ondersteuning bieden bij het van werk naar werk helpen van personeel.

Vraag van het lid Vermeij (PvdA): Blijven werkpleinen in de toekomst nuggers helpen?

Nuggers blijven geholpen worden. Ik ben niet van plan de WWB op dit punt te wijzigen.

Vraag van het lid Vermeij (PvdA): In ILO-verband is een aanbeveling aangenomen over HIV/AIDS. Is de minister bereid om snel met een uitwerking naar het parlement te komen?

Het verslag van de internationale arbeidsconferentie, waarin de aanbeveling ’HIV/AIDS en de werkvloer’ is opgenomen, is in augustus van dit jaar aan het parlement aangeboden.

De aanbeveling vraagt de lidstaten hierop actie te ondernemen.

Wij hebben één en ander al neergelegd in wetgeving: Wij hebben een discriminatieverbod en een Wet medische keuringen.

Informatie over de risico’s rond HIV/AIDS is beschikbaar via het arboportaal en via onder meer het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten en het RIVM. Een aanvullende actie is niet nodig.

Vraag van het lid Vermeij (PvdA): Waarom is het rapport van de Commissie van Wijzen niet vóór de begrotingsbehandeling naar de Tweede Kamer gestuurd?

De commissie interne sturing heeft haar rapport op 2 december aan mij aangeboden.

Ik ben het rapport nu aan het bestuderen met de intentie om de verbeteringsmogelijkheden die worden aangereikt te benutten.

Ik hecht eraan om een zorgvuldige reactie op te stellen. Ik verwacht nog deze maand mijn reactie aan u toe te sturen, samen met het rapport van de commissie en het rapport van IWI.

Vraag van het lid Vermeij (PvdA): Is het niet vreemd, dat de Staatssecretaris in een brief een burger nog verwijst naar een arbeidsadviseur, welke functie hij nu juist wil opheffen. Mevrouw Vermeij is voor handhaving ervan. Graag opheldering.

Bij de wetswijziging SUWI per 1-1-2009 is door het vorige kabinet besloten dat het kabinet ingaande 2011 niet langer middelen beschikbaar stelt voor de onafhankelijke arbeidsadviseur. Tijdens de plenaire behandeling van de wetswijziging SUWI heeft mijn voorganger betoogd dat in het kader van de verbetering van de dienstverlening de advisering door de werkpleinen zodanig moet zijn dat daar niet nog separaat een onafhankelijke advisering naast moet zijn. Er is de afgelopen periode geïnvesteerd in de kwaliteit van de dienstverlening op de werkpleinen waardoor de onafhankelijk adviseur niet langer nodig is.

De financiering voor de onafhankelijk arbeidsadviseurs loopt nog door tot 1-1-2011. Het is staand beleid van SZW om burgers – die bij SZW aankloppen en voor wie dat relevant is – op deze nog bestaande mogelijkheid te wijzen. Omdat de financiering binnenkort afloopt zullen burgers nu niet meer op deze mogelijkheid gewezen worden.

Vraag van het lid Vermeij (PvdA): Kan de Minister ingaan op de opbouw van pensioen door zelfstandigen?

Ook heeft zij gehoord dat pensioenfondsen actuarieel altijd twee sterftetabellen moeten gebruiken; kan de Minister niet kiezen voor 1 tabel voor de sterfteberekeningen?

Mevrouw Vermeij vroeg in te gaan op de opbouw van pensioen door zelfstandigen.

Zelfstandigen hebben verschillende mogelijkheden om pensioen op te bouwen; onder meer de fiscale oudedagsreserve, in sommige gevallen vrijwillige voortzetting en lijfrente. Lijfrente kan ook collectief worden ingekocht.

Onlangs is een SER-advies over ZZP’ers verschenen.

Het Kabinet bereidt een reactie voor op het SER-advies. In die reactie gaan we in op de opbouw van pensioen door zelfstandigen.

Pensioenfondsen gebruiken verschillende sterftetabellen voor verschillende doelen. Voor de berekening van de verplichtingen en de dekkingsgraad is het belangrijk dat fondsen een sterftetabel hanteren die zo goed mogelijk aansluit bij de kenmerken van de eigen deelnemers. Deze tabellen kunnen dan ook per fonds verschillen, maar elk fonds gebruikt daarvoor één tabel. Als pensioenfondsen allemaal dezelfde sterftetafel zouden gebruiken voor de waardering van de verplichtingen, dan zijn de verplichtingen bij bepaalde fondsen hoger dan in werkelijkheid en bij anderen juist lager. Dat betekent een extra financieel risico dat oploopt naar mate het verschil met de uniforme sterftetabel groter is.

Voor de berekening van de waarde van pensioenaanspraken bij waardeoverdrachtvan het ene fonds naar het andere fonds – moeten pensioenfondsen uit hoofde van de Pensioenwet een uniforme sterftetabel gebruiken. Anders ontstaat er onenigheid over de omvang van de over te dragen verplichtingen en daarvan is de deelnemer de dupe. Omdat er bij waardeoverdracht twee fondsen betrokken zijn, is uniforme waardering nodig.

Het voorschrijven van één tabel voor de waardering van de verplichting en voor de berekening van de overdrachtswaarde is daarom niet mogelijk.

Vraag van het lid Azmani (VVD): Instrumenten om arbeidsgehandicapten aan regulier werk bij werkgevers te helpen:

– Hoe bekend zijn de instrumenten bij werkgevers?

– Hoeveel gebruik wordt gemaakt van deze instrumenten?

– Wat doet de staatssecretaris om werkgevers te laten zien dat mensen van waarde kunnen zijn?

De werkgeversbenadering die momenteel loopt is erop gericht om die instrumenten en het werken bij reguliere werkgevers door arbeidsgehandicapten, bekend en bemind te maken. Ik zie kansen en mogelijkheden voor de toekomst op grond van wat er al wordt gedaan en bereikt.

1. Private sector: Cao-afspraken sinds sociaal akkoord 2009 zijn er meer afspraken over Wajongers in Cao’s. Er wordt gekoerst op afspraken in een nieuw Sociaal akkoord begin 2011.

2. Extra inzet overheidswerkgevers. De overheid heeft een voorbeeldfunctie. project 2009–2010 voor 250 extra Wajongers en Wsw-ers bij het Rijk. structurele quotumregeling van 1% vanaf 2011.

3. Meer inzicht in de arbeidsmogelijkheden van Jongeren met een beperking. Nieuw instromende Wajongers krijgen een persoonlijk profiel. Hierdoor kan ook beter digitaal gematcht worden.

4. Pro-actieve en vraaggerichte Werkgeversbenadering. UWV sluit convenanten af met werkgevers / werkgeversorganisaties. Projecten pilots Werken naar vermogen.

5. Wajong Voucher: Vanaf begin 2010 kunnen alle ondernemers een voucher aanvragen (stand van zaken november 2011: ruim 300 aangevraagde vouchers). Wajong bedrijfsadvies: Bij 80–85% van de bedrijven blijken mogelijkheden te liggen.

6. Verbetering uitvoering en re-integratiemarkt. Oprichten regionale werkgeversservicepunten.

7. Voorlichting & beeldvorming: Ikkan campagne.

8. Programma cultuuromslag Wajong opgezet met 16 acties tot eind 2010

Kortom, er wordt pro-actief gewerkt aan het bekend en bemind maken van deze groepen bij werkgevers.

Een andere reden voor kansen in de toekomst ontleen ik aan de recente wajongmonitor die toont dat bedrijven, ook in deze lastige economische periode, bereid zijn wajongers aan te nemen. Het allerbelangrijkste is misschien nog wel dat de structurele situatie op de arbeidsmarkt is dat bedrijven iedereen nodig hebben.

Vraag van het lid Azmani (VVD): Ziet de minister kans om ook WWB-ers te verleiden als zelfstandige aan de slag te gaan?

De staatssecretaris ziet ook voor WWB’ers mogelijkheden om als zelfstandige aan de slag te gaan. Voor potentiële ondernemers met een WWB-uitkering en een goed ondernemingsplan biedt het Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen (Bbz 2004) aan gemeenten de mogelijkheid om ondernemerschap te stimuleren.

Daarnaast is de staatssecretaris samen met de Minister van EL&I aan het bekijken hoe microfinanciering ook voor uitkeringsgerechtigden een oplossing zou kunnen bieden. Op dit moment lopen er op dit terrein twee pilots: de tijdelijke SZW-borgstellingsregeling ondernemers 2009–2010 en de pilot Qredits. Beide pilots hebben een looptijd van twee jaar. Uiterlijk 1 maart 2011 verwachten de minister van EL&I en de staatssecretaris de resultaten van de evaluatie, waarna uw Kamer nader zal worden geïnformeerd.

Vraag van het lid Azmani (VVD): Wat zijn de concrete plannen van de minister om de aansluiting tussen scholing en werk te verbeteren (nu er geen budget meer voor is gereserveerd)?

Een betere aansluiting begint bij het beroepsonderwijs. Het beroepsonderwijs wordt waar mogelijk nog meer gericht op ondernemerschap en arbeidsmarkt.

Op de arbeidsmarkt geldt dat volwassenen waar nodig toegang hebben tot scholing.

Het Kabinet zet in op een sociaal akkoord met afspraken over duurzame inzetbaarheid. Scholing is daarin een belangrijk element.

Tevens ontwerp ik een vitaliteitsregeling, zoals aangekondigd in het regeerakkoord.

De 44 leerwerkloketten op de Werkpleinen verstrekken informatie over het scholingsaanbod en bedrijven.

Vraag van het lid Azmani (VVD): Wanneer komt het Kabinet met uitwerkingen voor de versterking van de positie van zelfstandigen zonder personeel?

De SER heeft dit najaar advies uitgebracht over de positie van zzp’ers. Het kabinet zal voor 1 april 2011 op dit advies reageren. In de kabinetsreactie zal het Kabinet ingaan op zijn visie ten aanzien van zzp’ers en zal ook worden ingegaan op de afspraken terzake in het regeerakkoord.

Vraag van het lid Azmani (VVD): Wat vindt de staatssecretaris van het VVD-voorstel om het leerwerkrecht voor jongeren om te vormen tot een leerwerkplicht voor jongeren?

In het regeerakkoord is afgesproken dat de voorwaarden en sancties voor jongeren tot 27 jaar, die een beroep doen op de Wet investeren in jongeren (WIJ), worden aangescherpt. Zolang men zich kan scholen, dient een beroep te worden gedaan op studiefinanciering. Dat gaat boven bijstand.

Ik overweeg de volgende veranderingen in de WIJ:

Het accent komt meer te liggen op de verplichtingen en de eigen verantwoordelijkheid van de jongere.

De jongere zal eerst alle mogelijkheden moeten benutten die het regulier onderwijs te bieden heeft.

Primair is de jongere aan zet, niet de gemeente.

Ik ben voornemens een wetsvoorstel in het voorjaar bij uw Kamer in te dienen.

Vraag van het lid Azmani (VVD): Hoe ziet de minister de rol van private partijen in relatie tot de dienstverlening op Werkpleinen?

Publieke en private sector kunnen elkaar versterken. In dat kader is de laatste jaren ondermeer de samenwerking tussen UWV en private partijen zoals uitzendbureaus op de werkpleinen verder versterkt.

Dit is een goede ontwikkeling waarmee de sterke punten van beide werelden – UWV en gemeenten enerzijds en private partijen anderzijds- worden verenigd.

Ook bij de uitwerking van de taakstelling en de beleidsvoornemens uit het regeerakkoord zal ik kijken naar de mogelijkheden die de private markt in combinatie met de publieke dienstverlening biedt.

Vraag van het lid Dezentjé (VVD): Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink vraagt de minister naar de rol van ROC’s bij arbeidsparticipatie (maatwerk + hele jaar open).

Zoals aangekondigd bij de begrotingsbehandeling OCW komt de minister van OCW in februari met een totaalplan voor het MBO.

Vraag van het lid Karabulut (SP): Is het kabinet bereid om banken en multinationals meer belasting te laten betalen, zodat niet alleen de uitkeringsgerechtigden grotendeels de crisis betalen?

U hebt dit eerder met de minister van Financiën besproken. Hij heeft het volgende met u gewisseld. Het kabinet is voorstander van een bankenbelasting maar alleen op een verstandige manier. Dat betekent dat er aan strikte voorwaarden moet voldaan worden, te weten:

– Er moet sprake zijn van Europese coördinatie

– De stapelingseffecten van een bankenbelasting met andere vernieuwingen op gebied van financiële regulering, zoals verzwaring kapitaaleisen, moeten in acht genomen worden.

– Effecten op kredietverlening moeten in acht genomen worden.

Indien er niet aan deze voorwaarden wordt voldaan acht het kabinet de invoering van een bankenbelasting een te groot risico voor de economische groei.

Vraag van het lid Ulenbelt (SP): Wil de minister een voorstel doen om een einde te maken aan stukloon in Nederland?

Nee, ik zal geen voorstel doen om het stukloon af te schaffen. Stukloon is in een aantal bedrijfstakken een gebruikelijke vorm van beloning, waarmee ten minste het wettelijk minimumloon kan worden verdiend. Ik zie onvoldoende redenen om die vorm van beloning af te schaffen.

Vraag van het lid Ulenbelt (SP): Waarom verbiedt de minister de levensloopregeling te gebruiken voor het vervroegd uittreden als een medewerker daar de regeling voor wil gebruiken?

Het Kabinet is van plan de spaarloonregeling en de levensloopregeling te integreren tot een vitaliteitsregeling.

In het belang van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën is het nodig om de arbeidsparticipatie te verhogen. Het kabinet komt voor de zomer van 2011 met een uitwerking.

Vraag van het lid Van Hijum (CDA): Zitten de O&O-fondsen de mobiliteit tussen sectoren niet in de weg? Wil de minister hier een onderzoek naar laten doen?

De heer Van Hijum geeft terecht aan dat O&O-fondsen de mobiliteit tussen sectoren in de weg kunnen staan. Er zijn goede voorbeelden, bijvoorbeeld in de Metalektro en de Bouw, maar de inzet van O&O-fondsen voor intersectorale mobiliteit kan beter. Ik zal hierover met sociale partners in gesprek gaan.

Vraag van het lid Van Hijum (CDA): Is de minister bereid om het voorstel van de re-integratiebureaus over te nemen om 130 miljoen euro in te zetten om 25 000 ouderen aan het werk te helpen?

Ik ken het voorstel van de re-integratiebureaus om het geld voor re-integratie in de WW alleen maar in te zetten voor ouderen. In de afspraken die ik daarover heb gemaakt met UWV, vloeit niet voort dat het geld uitsluitend naar ouderen gaat.

Re-integratietrajecten moeten selectief worden ingezet, namelijk voor de groep mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daarbij is aangesloten bij de beleidsdoorlichting re-integratie waaruit onder meer is gebleken dat re-integratie voor WW-gerechtigden effectiever is wanneer dit pas na 1 jaar werkloosheid wordt ingezet.

Met UWV is dan ook afgesproken om in 2011 het overgrote deel van het re-integratiebudget WW in te zetten op langdurig werklozen. De rest van het budget is bestemd voor cliënten waarvan reeds bij aanvang van werkloosheid blijkt dat extra inzet benodigd is en voor van-werk-naar-werk trajecten.

WW-gerechtigden zonder persoonlijke belemmeringen zijn meer gebaat bij begeleiding / stimulering bij het zelfstandig zoeken naar banen en zo nodig bemiddeling van het UWV. Deze middelen kunnen voor iedere WW-gerechtigde worden ingezet, dus ook voor oudere werklozen.

Vraag van het lid Sterk (CDA): Waarom is het bij het UWV nog niet mogelijk om via Regelhulp digitaal indicatiestellingen aan te vragen? Kan er naast het digitale loket ook een fysiek loket komen?

UWV is actief betrokken bij de ontwikkeling van Regelhulp, zowel wat betreft de informatiefunctie als de aanvraagfunctie. Bijvoorbeeld via de deelname aan de adviesgroep Regelhulp.

Voor de WSW is het al enige tijd mogelijk om via Regelhulp digitaal een formulier op te vragen en in te dienen. Voor veel andere processen is het al wel mogelijk om een formulier of informatie digitaal op te vragen. Ook bevat Regelhulp een link naar UWV.nl waar elektronische aanvragen mogelijk zijn.

UWV heeft de afgelopen periode prioriteit gegeven aan het verder verbeteren van de elektronische dienstverlening bij de regelingen met de grootste volumes. Zo is de afgelopen periode gewerkt aan de verdere verbetering en invoering van de elektronische aanvraag via Werk.nl en UWV.nl van WIA, Wajong en WW.

Regelhulp is opgezet als een digitaal loket. Er komt geen fysiek loket.

Vraag van het lid Sterk (CDA): Kan de staatssecretaris in gesprek gaan met zijn collega van Financiën en het Bureau Kredietregistratie, om te voorkomen dat schulden je nog lang nagedragen worden, ook als ze al lang afgelost zijn?

Ik zal hierover contact opnemen met de Minister van Financiën, die erover gaat.

Vraag van het lid Sterk (CDA): Sociale ondernemingen:

Kan de staatssecretaris onderzoek doen naar de succesfactoren van sociale ondernemingen. In Groot-Brittannië zijn er inmiddels 55 000 sociale ondernemingen. Kan de staatssecretaris in kaart brengen wat de mogelijke knelpunten en behoeftes zijn van sociale ondernemingen.

Kan er een garantieregeling worden geboden aan sociale ondernemingen?

Kan de staatssecretaris bevorderen dat kennis die wordt opgedaan over sociale ondernemingen wordt verzameld door bijvoorbeeld de Kamer van Koophandel?

Ten slotte, zou de staatssecretaris willen bekijken hoe bij aanbestedingen van potentiële opdrachtnemers bijvoorbeeld geëist kan worden dat een deel van de werkzaamheden wordt verricht door mensen met een handicap?

Ik vind het belangrijk dat sociaal ondernemen (of socialer ondernemen) wordt gestimuleerd en gefaciliteerd zodat meer werkgevers bereid zijn om werkplekken te bieden aan mensen met een arbeidsbeperking.

Momenteel loopt onderzoek om te achterhalen tegen welke zaken sociaal ondernemers in Nederland aanlopen en welke maatregelen mogelijk zijn om ’socialer ondernemen’ te stimuleren.

Uw kamer wordt over de uitkomsten van dit onderzoek begin volgend jaar geïnformeerd. Ik wacht de uitkomsten van dit onderzoek af.

Als in andere landen meer sociale ondernemingen bestaan en meer werkgevers bereid zijn om werkplekken te bieden aan mensen met een arbeidsbeperking, dan vind ik dat we daar van moeten leren.

Er is echter wel een belangrijke nuance te maken bij de vraag van het CDA. Uit het TNO onderzoek ’Europese ervaringen met sociale economie’ uit 2008, waaruit blijkt dat er in Groot-Brittannië 55 000 sociaal ondernemingen zijn, volgt óók dat van die 55 000 zich ’slechts’ 1150 richten op moeilijk plaatsbare doelgroepen. De overige ’sociaal ondernemers’ richten zich op zaken als fair trade, milieuvriendelijke producten etc.

Dat maakt het verschil met Nederland een stuk kleiner.

Opdrachtnemers via aanbestedingen verplichten een bepaald deel van de werkzaamheden uit te laten voeren door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt zou de rijksoverheid alleen bij haar eigen opdrachten toe kunnen passen. Hier loopt thans een onderzoek naar.

Ik kan geen particuliere opdrachtgevers en werkgevers verplichten om social return toe te passen in aanbestedingen omdat de overheid zich dan in het vrije economisch verkeer zou mengen.

Vraag van het lid Sterk (CDA): Kan de staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken is van motie Uitslag (32 123 nr. 10)?

Mede naar aanleiding van deze motie heeft toenmalig staatssecretaris Klijnsma de Tweede Kamer uitgebreid geïnformeerd (Kamerstukken II 2009/10, 24 515 nr. 174) over de aanpak om de problematiek van jongeren met schulden te beperken.

Het gaat dan onder meer om:

– het stevig inzetten op de bevordering van arbeidsparticipatie door jongeren. Dit is de beste manier om uit de financiële problemen te komen.

– het met inschakeling van CentiQ gericht en tijdig verstrekken van informatie aan jongeren om hun financieel bewustzijn te vergroten.

– het uitvoeren van pilots wat de meest effectieve en leuke manier is om financiële educatie in te bedden in vakken als rekenen, economie en maatschappijleer.

Verder gaat de brief in op een onderzoek waaruit blijkt dat jongeren van 18 tot 25 jaar in het algemeen niet meer lenen dan anderen en dat de hoogte van de schuldenlast voor een jongere in verhouding niet zwaarder is dan die van een oudere. De roodstandproblematiek van jongeren verschilt niet wezenlijk van die van ouderen.

De algemene conclusie was dat er geen aanleiding is om nieuwe specifieke maatregelen te treffen, anders dan de trajecten die al in gang waren gezet, maar dat het belangrijk is om het financiële bewustzijn van jongeren te vergroten.

Vragen van het lid Koşer Kaya (D66): Steunt de minister de oproep van D66 om werkgevers te wijzen op het feit dat diversiteit loont?

Uit onderzoek van de SER en van TNO blijkt dat diversiteit loont.

Voor de meeste werkgevers in casestudies die TNO heeft uitgevoerd, bleek diversiteit in de organisatie vanzelfsprekend en vanzelf te ontstaan.

De resultaten van dit rapport zijn aan de heer Hermans van het MKB aangeboden.

Vragen van het lid De Jong (PVV), tevens ChristenUnie, mevrouw Ortega-Martijn: Hoe wordt de pensioenopbouw van mensen met loondispensatie geregeld?

Pensioenopbouw is een aangelegenheid die door sociale partners wordt vastgesteld.

De Stichting van de Arbeid heeft sociale partners en pensioenkoepels opgeroepen om binnen hun regelingen bij het werken met loondispensatie een mogelijkheid op te nemen van pro rata pensioenopbouw conform de systematiek bij deeltijdwerkers.

Het is aan de sociale partners in de pensioenfondsen om aan de oproep gehoor te geven.

Vraag van het lid De Jong (PVV): Wat gaat de staatssecretaris doen aan de oververtegenwoordiging van niet-westerse allochtonen in de bijstand?

Het Kabinet heeft in het regeerakkoord afgesproken de migratie van kansarme migranten met een streng en rechtvaardig beleid te beperken. Op het terrein van arbeidsmigratie zijn al een aantal aanscherpingen van de Wet arbeid vreemdelingen in gang gezet. Ik verwacht u een wetsvoorstel ter herziening van de Wet arbeid vreemdelingen in de eerste helft van 2011 toe te kunnen sturen.

Ik ga bij gemeenten extra benadrukken dat ’het woonachtig zijn in Nederland’ een cruciale voorwaarde is om überhaupt toegang tot de bijstand te verkrijgen. Daarbij wijs ik de gemeenten erop dat de SVB strikte beleidsregels heeft vastgesteld, die het ’woonachtig zijn in Nederland’ specificeren, en ook voor gemeenten zeer bruikbaar zijn. Voorts span ik mij in voor een goede samenwerking tussen de gemeenten en de IND inzake het consequent melden aan de IND als een vreemdeling een beroep op de bijstand doet, zodat nagegaan kan worden of dit beroep moet leiden tot intrekking van het verblijfsrecht.

De generieke plichten voor mensen in de bijstand gelden voor iedereen dus ook voor niet-westerse allochtonen. Zoals in het regeerakkoord is aangegeven, zal ik deze aanscherpen: de WIJ wordt aangescherpt, er komt een wettelijke plicht tot tegenprestatie en ik ga de gemeenten aansporen meer te letten op gedrag en kleding. Dit moet ook voor niet-westerse allochtonen leiden tot minder beroep op de bijstand.

Vraag van het lid De Jong (PVV): Wat doet de minister of staatssecretaris om het huizenbezit door bijstandgerechtigden in het buitenland c.q. Marokko aan te pakken? Werkt Marokko mee?

Conform de afspraak uit het regeerakkoord zet het kabinet in op het verkrijgen van (meer) medewerking van lokale autoriteiten bij controle in het buitenland op de vermogenstoets WWB. Daartoe wordt ingezet op aanpassing van bilaterale sociale zekerheidsverdragen met de circa 40 verdragslanden buiten Europa. Ook met landen binnen de EU worden afspraken gemaakt over bijstandscontroles. Vorige week is daartoe met België een verdrag gesloten. Met Duitsland wordt binnenkort een handhavingsverdrag afgesloten dat ook bijstandscontroles bevat. Voor wat betreft de samenwerking met Marokko valt mee te delen dat in het verdrag tussen Nederland en Marokko inzake sociale zekerheid goede afspraken zijn gemaakt om het recht op een uitkering of de rechtmatigheid van de gedane betalingen te verifiëren. Daaronder valt ook de controle op woningbezit. De Marokkaanse autoriteiten werken goed mee aan de uitvoering van deze afspraken.

Vraag van het lid Van den Besselaar (PVV): Wil de minister aangeven of en wanneer de export van kinderbijslag kan worden stopgezet. Op welke termijn kunnen we verwachten dat dit geregeld wordt en welke stappen moeten daarvoor gezet worden.

In het regeerakkoord is vastgelegd dat de export van kinderbijslag naar landen buiten de EU zal worden stopgezet. Op grond van de Wet beperking export uitkeringen (Wet Beu) is export kinderbijslag naar landen alleen mogelijk indien er met dit land een verdrag is gesloten waar in een exportbepaling over kinderbijslag is opgenomen. Met circa 40 landen is een dergelijk verdrag gesloten. Deze verdragen zullen worden aangepast, evenals de AKW. Voor aanpassing van een verdrag is de instemming van de verdragspartner nodig. Stemt de verdragspartner niet in met de wijziging dan zal de regering bezien of het verdrag moet worden opgezegd. Dit vereist een zorgvuldige afweging per geval. Nog dit jaar ontvangt de Tweede Kamer een eerste brief over de aanpak van de aanpassing van de circa 40 socialezekerheidsverdragen.

Vraag van het lid Ortega-Martijn (CU): Wil de minister ervoor zorgen dat maatwerk zwaarder meetelt bij het gunnen van re-integratietrajecten?

Maatwerk en een selectieve aanpak van de re-integratie is een goede aanpak om personen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar werk te begeleiden. Dit is ook het uitgangspunt.

Het zwaarder laten meewegen van maatwerk bij de gunning van de uitvoering re-integratietrajecten is de verantwoordelijkheid van het UWV en de gemeenten.

Vraag van het lid Ortega-Martijn (CU): Wil de minister bevorderen dat er meer individuele re-integratie-overeenkomsten worden afgesloten?

Nee. Het UWV heeft beschikking over re-integratie instrumenten om werklozen naar de arbeidsmarkt toe te leiden en de gemeenten hebben dat voor de bijstand en andere groepen wier participatie ondersteuning vergt. De IRO (individuele re-integratie overeenkomst, een budget dat betrokkenen binnen ruimte marges zelf mogen inzetten) is er één van. De afgelopen jaren is dit instrument ten opzichte van het reguliere traject bij UWV ruim 3 maal zo vaak ingezet. UWV gaat hierbij selectief te werk en levert maatwerk en datzelfde geldt voor gemeenten. Een IRO is niet voor elke werkzoekende het meest geëigende instrument.

Vraag van het lid Ortega-Martijn (CU): Is het mogelijk om de pijn van de bezuinigingen bij de WSW-bedrijven gelijkmatig te verdelen door ook te bezuinigen op de overhead van sociale werkplaatsen?

Het Wsw-budget is bedoeld voor betaling van de volgende kosten van een Wsw-werknemer:

 Loonkostensubsidie voor het deel dat de Wsw-werknemer niet arbeidsproductief is;

 Begeleidingskosten voor de begeleiding van de Wsw-werknemer op de werkplek;

 Eventuele aanpassingen op de werkplek om de Wsw-werknemer de faciliteiten te bieden daadwerkelijk te kunnen werken.

Onder deze kosten valt dus ook overhead. Het is aan de SW bedrijven en gemeenten om te bekijken hoe ze daarmee omgaan. De overhead is onderdeel van de bedrijfsvoering van een sw-bedrijf en is dus geen onderdeel waarop het ministerie invloed heeft. Uit de sector zelf blijkt wel dat sw-bedrijven, in samenspraak met de gemeente(n), zelf verkenningen doen en keuzes maken om bedrijven financieel economisch krachtiger te maken en dus aandacht hieraan besteden.

Vraag van het lid Ortega-Martijn (CU): Het voorstel voor een maatschappelijk werkboek gaat over de groep die een ontheffing krijgt omdat ze niet structureel aan de slag kunnen en geen vrijwilligerswerk kunnen doen, bv. schizofrenen. Die hebben wel momenten dat ze iets kunnen terugdoen voor de samenleving. Graag goed kijken naar mijn idee.

De staatssecretaris juicht het toe als mensen die niet in staat zijn te werken toch naar vermogen participeren in de samenleving, ook al is dat incidenteel.

Dat voorkomt vereenzaming en maatschappelijke uitsluiting.

Inmiddels is nagegaan wat een dergelijk werkboek kan inhouden.

Het voorgestelde werkboekje heeft aspecten van een getuigschrift of een overzicht waarin de activiteiten van iemand worden genoemd.

Nu al kan iedereen een dergelijk document opstellen, eventueel samen met zijn of haar begeleider. Daar voegt een maatschappelijk werkboekje niets extra’s aan toe.

De staatssecretaris is geen voorstander van het voorschrijven van een dergelijk – op zichzelf creatief – initiatief aan gemeenten.

Vraag van het lid Ortega-Martijn (CU): Kan de staatssecretaris aangeven waar precies op bezuinigd wordt met betrekking tot de schuldhulpverlening. En wat betekent dit voor de kwaliteit van de schuldhulpverlening?

En wat vindt de staatssecretaris van het voorstel om één minster verantwoordelijk te maken voor de schuldhulpverlening?

In de begroting voor 2011 zijn geen bezuinigingen op het terrein van schuldhulpverlening opgenomen.

Het ministerie van SZW is systeemverantwoordelijk voor de (minnelijke) schuldhulpverlening. Het ministerie van Veiligheid en Justitie is systeemverantwoordelijk voor de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). De samenwerking tussen beide ministeries is uitstekend en er is geen behoefte om één minister verantwoordelijk te maken voor schuldhulpverlening.

Het ministerie van SZW is coördinerend als het om schuldhulpverlening gaat. Beleid van de betrokken departementen wordt goed afgestemd in de interdepartementale ambtelijke stuurgroep schulden.

Vraag van het lid Ortega-Martijn (CU): Er is te weinig voedsel voor voedselbanken als gevolg van regels over hoe lang voedsel nog bruikbaar is. Bent u bereid overleg te voeren met uw collega’s van EL&I over de bekendheid van de regels over hoe lang voedsel bruikbaar is?

Mevrouw Ortega-Martijn signaleert dat voedsel soms te snel wordt weggegooid, terwijl het – bijvoorbeeld voor voedselbanken – nog goed bruikbaar is. Ondernemers zouden onvoldoende op de hoogte zijn van de regels hoe lang voedsel veilig is.

De staatssecretaris is graag bereid dit signaal over te brengen aan de collega’s van EL&I.

Vraag van het lid Ortega-Martijn (CU): Welke sociale zekerheidsregelingen worden wanneer op de BES-eilanden ingevoerd? Waarom worden sommige regelingen niet op de BES-eilanden ingevoerd? Ook pensioenen meenemen.

Tijdens het transitieproces van de BES-eilanden is de afspraak gemaakt om de bestaande Nederlands Antilliaanse wetgeving zoveel mogelijk te handhaven en zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande situatie op de BES-eilanden. In bestuurlijke overleggen zijn nog aanvullende afspraken gemaakt over sociale zekerheidsregelingen op de BES-eilanden. Bij aanvang is gekozen voor afzonderlijke regelingen die grotendeels zijn gebaseerd op de bestaande Antilliaanse regelgeving. Dit is gedaan in verband met de bijzondere positie van de eilanden en de sterk afwijkende economische en sociale omstandigheden.

Verder is overeengekomen dat er een homogeen systeem komt voor minimumloon en uitkeringen. Dit systeem is niet gebaseerd op de hoogte van minimumloon en uitkeringen in Nederland, maar wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van het minimumloon op de eilanden. Een gezamenlijk streven is uitgesproken om het minimumloon, de AOV (het wettelijk ouderdomspensioen) en de onderstand in de toekomst verder te verbeteren. Dit binnen de randvoorwaarden van economische draagkracht, evenwichtige sociale verhoudingen, specifieke omstandigheden per eiland en budgettaire mogelijkheden binnen Nederland. De voortgang op dit punt zal jaarlijks tussen de Minister van SZW en de bestuurscolleges besproken worden.

Op 10 oktober 2010 zijn in werking getreden de Wet algemene ouderdomsverzekering Bes, de Wet algemene weduwen- en wezenuitkering BES, de Wet ziekteverzekering BES, de Wet ongevallenverzekering BES, de Cessantiawet BES (vergoeding bij ontslag) en een regeling voor de onderstand.

Vraag van het lid Ortega-Martijn (CU): Kunnen de vrijwilligersvergoedingen niet geïndexeerd worden?

De vrijwilligersvergoeding is een bij wet vastgestelde vaste vrijstelling die niet wordt geïndexeerd.

Vrijwilligerswerk is belangrijk werk. Het houdt je betrokken bij de maatschappij. Daar mag ook een best een vergoeding tegenover staan. Deze vergoeding moet echter niet de doorslag geven om dit werk te doen. Het moet niet zo zijn dat je met een uitkering en het doen van vrijwilligerswerk netto meer overhoudt dan iemand die fulltime werkt.

Op 23-09-2009 heeft de voormalige staatssecretaris een brief over dit onderwerp naar de TK gestuurd.

Vraag van het lid Ortega-Martijn (CU): Ontwikkelingswerkers ontvangen bij terugkomst in Nederland geen kinderbijslag. Wat kan daaraan gedaan worden? Ook hebben zij een AOW-gat opgebouwd. Hoe kijkt de minister hier tegenaan?

Als een ontwikkelingswerker terugkeert in Nederland en zich vestigt kan hij een aanvraag voor Kinderbijslag doen bij de SVB. De SVB neemt in de regel binnen acht weken een beslissing. Als de ontwikkelingswerker aan alle voorwaarden voldoet ontvangt deze ontwikkelingswerker kinderbijslag.

In de brief van mijn voorganger van 9 juni jongstleden (Kamerstukken II, 2009/10, 32 123, 63) is een reactie gegeven op uw motie ten aanzien van de positie van ontwikkelingswerkers die terugkeren naar Nederland en een AOW-gat hebben. De motie vraagt om te onderzoeken of de inkoopregeling AOW voor terugkerende ontwikkelingswerkers kan worden opengesteld. In deze brief is uiteengezet wat de implicaties zijn van het openstellen van de inkoopregeling AOW voor ontwikkelingswerkers. Het openstellen van de inkoopregeling voor ontwikkelingswerkers kan leiden tot calculerend gedrag, het zet de solidariteit binnen de AOW onder druk omdat ontwikkelingswerkers dan financieel voordeel hebben ten opzichte van personen die in Nederland premie betalen en het leidt tot aanzienlijke kosten (3 miljoen). Zeker wanneer de inkoopregeling ook opengesteld zou worden voor ontwikkelingswerkers die werken voor niet-erkende ontwikkelingsorganisaties en andere personen van wie de maximale verzekeringsperiode van 10 jaar is verlopen (30 miljoen). Om deze redenen zal ik de inkoopregeling niet verruimen voor deze groepen mensen.

Vraag van het lid Ortega-Martijn (CU): Wordt de nieuwe Wajong geëvalueerd, zodat de conclusies kunnen worden betrokken bij de regeling Werken naar Vermogen?

Onlangs is de monitor over de Wajong gepresenteerd en naar uw Kamer gezonden. Hierin worden eerste voorzichtige conclusies getrokken over instroom, verdeling over de werk-, studie- en uitkeringsregeling en het percentage jonggehandicapten dat aan het werk is geholpen.

Uit de eerste ervaringen blijkt dat de nieuwe Wajong door de Wajongers zelf positief wordt ontvangen, aangezien zij ondersteuning en perspectief biedt. Daarnaast biedt de Wajong ruimte voor herstel.

De volgende monitor wordt verwacht in juni 2011.

Deze bevindingen worden meegenomen bij het ontwerp van de nieuwe regeling.

Vraag van het lid Dijkgraaf (SGP): Bent u bereid om in volgende begrotingen ook de koopkrachtramingen en ontwikkelingen in koopkracht bij diverse groepen in de vorige vijf jaar op te nemen? Kunt u uw visie met betrekking tot de koopkrachtontwikkeling in deze kabinetsperiode weergeven?

De door het SGP gevraagde informatie is reeds op eenvoudige wijze toegankelijk. Het CPB publiceert in bijlage 13 van CEP en MEV een raming en terugblik van de koopkrachtontwikkeling voor 18 standaard huishoudens. Deze cijfers gaan tot 15 jaar terug.

Om Nederland sterker uit de crisis te laten komen, moeten maatregelen genomen worden die de koopkracht van burgers raken. Iedereen zal onvermijdelijk iets van deze ombuigingen merken in zijn koopkracht. Bij deze ombuigingen staan de principes ’werk boven uitkering’ en ’werk moet lonen’ centraal.

Vraag van het lid Dijkgraaf (SGP): Gisteren is een onderzoek van het CPB verschenen. Volgens het CPB is een andere wijze van dataverzameling nodig, waarbij uitgegaan wordt van werkprocessen in plaats van sectoren of beroepsgroepen. Is de huidige dataverzameling wel toereikend voor toekomstige beleidsanalyses?

Het CPB benadrukt dat het steeds belangrijker wordt welke taken er in een economie verricht worden, en dat het niet voldoende is om alleen naar sectoren te kijken. Dat geldt ook voor de arbeidsmarkt: taken die vragen om fysieke kracht verdwijnen, terwijl sterker cognitieve taken zoals analyseren en problemen oplossen juist belangrijker worden. Deze constatering is waardevol, maar niet nieuw. Zo is de overheid in de afgelopen decennia steeds terughoudender geworden in het voeren van sectorspecifiek beleid. Ook is het stelsel van onderwijs grotendeels gericht op het aanleren van competenties die in een breed scala aan sectoren kunnen worden ingezet. Toch gaat het te ver om te stellen dat sectoranalyse niet langer zinvol is. Wel kan het in de toekomst belangrijk worden om deze analyse met andere inzichten aan te vullen, zoals het CPB illustreert.

Vraag van het lid Dijkgraaf (SGP): Wil de staatssecretaris een overstijgende visie (voor gemeenten en alle departementen) op het armoedebeleid ontwikkelen?

Uitgangspunt van het kabinetsbeleid is dat iedereen (jong en oud) naar vermogen moet participeren. Mensen zijn daarvoor eerst en vooral zelf verantwoordelijk. Het is economisch (en sociaal) niet wenselijk dat mensen langs de kant staan. De visie van het kabinet is dat de beste remedie tegen armoede een (betaalde) baan is.

De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het armoedebeleid. Zij voeren het vangnet uit van de bijstand en de bijzondere bijstand en kunnen op lokaal niveau het best maatwerk bieden in begeleiding naar en bevestiging van economische zelfstandigheid. Zij kunnen een integrale aanpak kiezen, rekening houdend met het feit dat armoede vaak een symptoom is van achterliggende problematiek. Daarom hebben gemeenten ook een grote mate van beleidsvrijheid.

Het Rijk is ervoor verantwoordelijk dat er een goed systeem is voor activerend armoedebeleid, met zo min mogelijk bestuurlijke drukte en duidelijke wetgeving. De staatssecretaris komt vanuit deze systeemverantwoorde lijkheid met één regeling om mensen zolang mogelijk op de arbeidsmarkt te houden en er zo snel mogelijk naar toe te leiden. Uitgangspunt daarbij is dat wie kan, werkt, in een reguliere baan, bij een reguliere werkgever. Daarbij moet een baan altijd meer opleveren dan een uitkering en zoveel meer dat het mensen prikkelt: om te gaan werken, om meer te gaan werken, om langer door te werken. Behoort regulier werk nog niet tot de mogelijkheden dan kan een aanbod worden gedaan voor beschut werk. Pas wanneer betaald werk echt niet meer mogelijk is, bestaat er recht op inkomensondersteuning.

Vraag van het lid Dijkgraaf (SGP): Graag een reactie van de staatssecretaris op het voorstel van de SGP om een bonus in te voeren voor ondernemers die arbeidsgehandicapten in dienst nemen om op die manier de arbeidsgehandicapten duurzaam te activeren.

Er bestaat een premiekorting voor de werkgevers. Dit is een eenvoudig instrument dat een werkgever bij zijn loonaangifte kan krijgen. Het brengt weinig administratieve lasten met zich mee.

Een bonus, in de vorm van een subdidietoekenning, zou leiden tot veel hogere administratieve lasten voor werkgevers en tot hogere uitvoeringskosten voor uitkeringsinstanties.

Het is inherent aan de premiekortingen dat deze niet altijd (volledig) verzilverd kunnen worden. Slechts in weinig gevallen kan de premiekorting niet volledig worden verzilverd. Al bij drie werknemers met een modaal loon kan de premiekorting oudere werknemers van 6 500 euro geheel worden verzilverd.

Naar boven