Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar (32430).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Over anderhalve maand wordt de AOW-partnertoeslag met 8% verlaagd als dit wetsvoorstel wordt aangenomen. Misschien is het goed om eerst even stil te staan bij de vraag om welke mensen het gaat.

Het gaat om mensen, meestal mannen, ouder dan 65 jaar met een partner die een paar jaar jonger is, gemiddeld zeven jaar jonger. Deze mensen zijn, na een leven lang hun best gedaan te hebben met het opvoeden van kinderen, met werken en het opbouwen van het land, bezig om van hun pensioen te genieten. Deze mensen worden nu geconfronteerd met een korting van 8% op de partnertoeslag. Waarom? Het kabinet geeft als argument dat de economie is gestimuleerd, onder andere met deeltijdarbeid, en dat er tegenvallers zijn op de begroting van SZW. Dat laatste is natuurlijk waar, maar waarom moeten deze mensen hiervoor de prijs gaan betalen? Dat lijkt mij onwijs oneerlijk.

In 1996 is al het besluit genomen om in 2015 de partnertoeslag helemaal af te schaffen. Deze mensen hadden dan twintig jaar de tijd om zich voor te bereiden op het afschaffen van de partnertoeslag. Ondertussen weten wij dat het met die voorbereidingen knap tegenvalt. En dat is ook niet zo vreemd, want op hogere leeftijd werk vinden is helemaal niet eenvoudig. Voorzitter, ik voorspel u, in 2015 wordt dit voor honderdduizenden 65-plussers met een jongere partner een drama.

De SP-fractie heeft vier hoofdbezwaren tegen dit wetsvoorstel. In de eerste plaats hebben deze mensen zich niet kunnen voorbereiden. Het gaat om een behoorlijk bedrag: 200.000 mensen zullen het met € 500 minder moeten doen. Er wordt wel bij gezegd dat de laagste inkomens ontzien worden, maar hoeveel van die 200.000 worden er ontzien? Dat zijn er 12.000. Dus 188.000 mensen krijgen per 1 januari per jaar € 500 minder. Ik kom uit de vakbeweging; er is weleens voor minder gestaakt.

Het tweede bezwaar is dat het dan gaat om een onbetrouwbare overheid. De mensen hadden dit vooruitzicht op deze zekerheid. Deze wordt hun anderhalve maand voor tijd ontnomen. Dat is niet fair.

Het derde bezwaar is dat deze mensen geen mogelijkheid hebben om dit gat in hun financiën te repareren. Meestal is de man boven 67 jaar en de vrouw 60, 61, 62 of 63 jaar. Acht de minister het nu werkelijk mogelijk dat deze jongere partner werk vindt om het gat te repareren dat dit wetsvoorstel slaat?

Het vierde bezwaar is het volgende. Als je pensioen en AOW had, was je eindelijk af van een heleboel "papierinvullerij". Om deze regeling uit te voeren, moeten deze mensen inkomensgegevens opgeven bij, in dit geval, de Sociale Verzekeringsbank. Dit kabinet zegt een kampioen te zijn in het verlagen van de administratieve lasten. Voor deze mensen komt er weer een heel vervelende last bij. Ik vraag de minister hoe het moet met wisselende inkomsten. Stel dat je pensioen wordt gekort. Daar is de minister ook al zo op uit. Bij een Smit-gepensioneerde gaat er 13% af. Moet je dat dan weer opgeven bij de SVB? Hoe zit het met andere wisselende inkomsten? Dit kabinet is er erg voor dat mensen doorwerken en bij de PTT een krantenwijk nemen of op een ander manier een inkomen vergaren. Hoe gaat het als er wisselende inkomsten zijn?

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik wil geachte afgevaardigde Ulenbelt het laatste nieuws niet ontzeggen. Dat is dat Boskalis het pensioenfonds Smit te hulp is geschoten om de korting van 13% te voorkomen. Boskalis heeft dus zijn verantwoordelijkheid genomen.

De heer Ulenbelt (SP):

Kijk eens, soms is er ook nog goed nieuws en gebeuren er dingen waar we al een tijd voor strijden. Er werd altijd gesuggereerd dat dit een korting was als gevolg van de financiële crisis en dat soort dingen, maar hierbij was gewoon sprake van een werkgever die zijn plichten niet nakwam. Gelukkig is dat hersteld.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Waaruit maakt de heer Ulenbelt op dat de minister van SZW erop uit is om de pensioenen te korten? Ik heb juist begrepen dat hij erop uit is om dat te verkomen.

De heer Ulenbelt (SP):

Mijn fractie heeft van de Kamer een uitspraak gevraagd om de minister te laten voorkomen dat volgend jaar pensioenen gekort zouden worden. De minister zei: nee, dat wil ik niet; ik wacht af tot werkgevers en werknemers met een akkoord komen. Wie goed luistert naar de geluiden, concludeert dat een akkoord in geen velden of wegen is te bekennen, ook vanwege de weigerachtigheid van deze minister om de AOW welvaartsvast te maken. Als de minister niets doet, zullen eind december miljoenen mensen van hun pensioenfonds het bericht krijgen dat hun pensioen gekort wordt. De minister wil niet zeggen dat dit voorkomen zal worden. Dus dan ben je erop uit.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Blijkbaar horen wij verschillende dingen. Ik heb de minister wel degelijk horen zeggen dat alles geprobeerd moet worden om kortingen te voorkomen. De heer Ulenbelt roert terecht aan dat het akkoord tussen de sociale partners er nog lang niet is. Ik heb inmiddels begrepen dat er inmiddels wat frictie is ontstaan over de vraag of men elkaar wel goed heeft begrepen. Blijkbaar horen wij verschillende dingen uit de mond van de minister.

De heer Ulenbelt (SP):

Wij horen wel dezelfde dingen, maar mevrouw Dezentjé legt het heel anders uit dan ik. De minister is bezig om de dreiging van de pensioenkortingen in de lucht te laten hangen, terwijl hij er best wat aan kan doen. Op deze manier wil de minister sociale partners dwingen tot inschikkelijkheid, tot een nullijn en tot loonmatiging. De minister moet maar zeggen of het niet waar is dat hij hiermee bezig is.

Deze maatregel betekent in zijn algemeenheid dat 65-plussers in een behoorlijk aantal gevallen een deel van hun aanvullend pensioen zullen moeten inleveren. Het bizarre van dit voorstel is dat de afschaffing van de AOW-partnertoeslag was ingegeven door individualisering. De man moest voor zichzelf zorgen en de vrouw moest voor zichzelf zorgen. Met de AOW-partnertoeslag kon dat ook. Wat gaat er nu gebeuren? Het gezinsinkomen wordt weer als toets genomen.

Tot slot hangt al deze mensen ook nog eens de Bosbelasting boven het hoofd. De conclusie van de SP is duidelijk. Ik vind dat je niet op deze manier moet omgaan met onze ouders en grootouders, die dit land hebben opgebouwd en mij hebben laten studeren. Deze mensen verdienen zekerheid. Zij verdienen het niet om de prijs van de crisis te betalen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Met dit wetsvoorstel wordt de AOW-partnertoeslag vanaf 2011 gekort met 8% voor zowel nieuwe als oude rechten. De achtergrond van deze maatregel is puur budgettair. De maatregel levert in 2011 dan ook meer dan 100 mln. op. In eerste instantie heeft de PVV deze ingreep betiteld als een staaltje onbetrouwbare overheid. Afgesproken was namelijk om deze partnertoeslag pas in 2015 te stoppen, zodat mensen twintig jaar de kans kregen om zich op deze ingreep voor te bereiden. Gezien de urgentie waarmee het overheidstekort moet worden teruggedrongen en de uitgaven moeten worden gesaneerd, kan de PVV echter leven met het besluit om per 2011 een korting toe te passen.

Het vorige kabinet was voornemens de partnertoeslag met 6% te korten en de gehele toeslag af te schaffen voor mensen met een partner van 55 jaar of jonger. De PVV is in ieder geval blij dat deze maatregel van de baan is. Een kleine groep pakken omdat deze toevallig een jongere partner heeft, zou onbehoorlijk zijn. Met het huidige voorstel wordt de pijn eerlijker verdeeld over de hele groep en worden de laagste inkomens ontzien. Wel vraagt de PVV zich af of de uitvoering van deze maatregel wel op tijd ter hand kan worden genomen. De SVB gaf namelijk in de memorie van toelichting aan dat de invoeringsdatum van 1 januari wel heel krap is. Het is nu 20 november en mijn vraag aan de minister is dus: gaan ze dat wel realiseren?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Nog geen jaar geleden was de PVV uitermate kritisch. De heer Van Dijck zegt zelf dat zijn partij van een "onbetrouwbare overheid" heeft gesproken. Een jaar geleden was er ook een behoorlijke bezuinigingsslag te maken. Dat zagen we aankomen. Wat is er precies veranderd? Is dit de betrouwbare PVV?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Zoals mevrouw Koşer Kaya weet, hebben we de begroting voor 2011 van het vorige kabinet overgenomen als gedoogpartner, en hebben we een gedoogakkoord geschreven en een financiële plaat waarin de afspraken van de begroting 2011 zijn geïncorporeerd. Dat is dus onderdeel geweest van de onderhandelingen tussen drie partijen. Wij hebben er vorig jaar inderdaad voor geknokt dat in ieder geval de eerdere maatregel om jongere partners helemaal te korten op hun partnertoeslag, van de baan zou zijn, want die vonden we gewoon niet eerlijk ten opzichte van mensen met een partner jonger dan 55 jaar. Wij hebben toen de overheid betiteld als onbetrouwbaar, omdat 2015 de afspraak was en je de invoeringsdatum niet zomaar naar voren kunt halen. Ik heb in mijn inbreng echter gezegd: gezien de urgentie, gezien het feit dat we 18 mld. moeten bezuinigen, gezien het feit dat alle groepen in deze samenleving een steentje moeten bijdragen, zullen ook de partners van de AOW-gerechtigden dat moeten doen. Dat steentje betreft 8% korting op hun toeslag.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dat kan nog steeds € 460 per maand betekenen voor sommige mensen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Nee, per jaar.

De voorzitter:

Per jaar.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Excuus, per jaar. Ik ging te snel.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Maak het niet groter dan het is.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Nee, ik zat in mijn hoofd met mijn volgende zin; de heer Van Dijck heeft gelijk. Maar € 460 is niet niks voor een aantal mensen, en er zijn andere dossiers waarop je echt miljarden kunt binnenhalen. Waarom laat de PVV zich zo kennen en plaagt zij mensen met hier een zakje geld en daar een zakje geld, in plaats van te komen met echt grote hervormingen zoals het verhogen van de AOW-leeftijd? Dan kan de PVV zo miljarden incasseren. Dan is 18 mld. veel sneller gehaald. Waarom doet de PVV dit? Hoe betrouwbaar vindt zij dit?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik weet niet hoe betrouwbaar het overkomt om de AOW-leeftijd te verhogen naar 70 jaar, maar wij hebben keuzes gemaakt. We hebben de pijn eerlijk verdeeld. Ik vind het ook goed dat in dit wetsvoorstel in ieder geval de lagere inkomens worden ontzien. Die raakt dit namelijk relatief het meest. Dat is een hartstikke goed dempend effect van deze maatregel. Wij hebben ervoor gekozen dat de hele groep een bijdrage moet leveren, ook de partners van de AOW-gerechtigden met € 460 per jaar. Inderdaad, het is flink geld. Met de maatregel voor de hypotheekrenteaftrek waar mevrouw Koşer Kaya voor staat haal je miljarden binnen, maar hoe meer je binnenhaalt, hoe meer pijn het doet.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik zou willen dat dit kabinet echt hervormde en de hypotheekrenteaftrek aanpakte, de woningmarkt opentrok, de arbeidsmarkt opentrok, de AOW-leeftijd omhoog bracht, de WW aanpakte en mensen van werk naar werk begeleidde. Ik zou willen dat het kabinet dat deed en ik vind het buitengewoon jammer dat de PVV de rug nu niet rechthoudt, en de bezuiniging zoekt bij de ouderen in de samenleving.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Iedereen moet zijn steentje bijdragen. Ik doe dit met pijn in het hart. Ik weet dat D66 alles wil hervormen en saneren. Als de meerderheid van de bevolking dat ook zou willen, had zij wellicht 76 zetels.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Het is maar de vraag of iedereen een steentje moet bijdragen. We stapelen lastenverlichting op lastenverlichting en werkgevers missen wat dat betreft wel echt de boot. Ik heb een vraag aan de heer Van Dijck. De PVV heeft aan de onderhandelingstafel gezeten. Als dit blijkbaar een van de punten is waarvan zij heeft gezegd dat het gaat om een totaal onbetrouwbare overheid, waarom heeft de PVV dan niet onderhandeld over een alternatief? Ik kan er zo een paar aandragen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De alternatieven van mevrouw Vermeij zijn niet de onze. Het is geven en nemen aan die onderhandelingstafel. We zijn hier niet voor gaan liggen. We hebben wel gezegd dat we dit liever niet hebben en we hebben natuurlijk ook naar andere alternatieven gekeken. Als we dat niet hadden gedaan, waren we zo klaar geweest. Die alternatieven zijn allemaal de revue gepasseerd. Uit al die alternatieven hebben we gekozen voor het pakket dat nu voorligt, want het was geven en nemen.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik zal zo in mijn bijdrage een aantal alternatieven aandragen die de heer Van Dijck wellicht nog niet gehoord heeft. Ik hoop dat hij er dan toch nog eens serieus over wil nadenken.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het lijkt me sterk dat mevrouw Vermeij nog met alternatieven komt waaraan wij nog niet hebben gedacht of waarover de drie partijen overeenstemming kunnen bereiken, maar we laten ons verrassen.

De heer Ulenbelt (SP):

De PVV heeft zich tijdens de verkiezingscampagne hard ingespannen voor Henk en Ingrid. Maar als zij eenmaal grijze haren hebben gekregen, tellen ze bij de PVV kennelijk niet meer mee. Sterker nog, eerder vond de heer Van Dijck het een maatregel van een onbetrouwbare overheid. Iedereen dacht: de PVV treedt toe tot de overheid en dan wordt ze wel betrouwbaar. Nu hebben we twee onbetrouwbare dingen: een onbetrouwbare PVV die in een onbetrouwbare overheid is gaan zitten. Hoe kan de heer Van Dijck de grijze Henk en Ingrid nu met droge ogen vertellen dat er 8% af gaat?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Ik val een beetje in herhaling. Nogmaals, er ligt een rekening van 29 mld. en die moeten we oplossen. Ook Henk en Ingrid snappen dat we dat moeten oplossen. Ik hoop dat Henk en Ingrid ook begrijpen dat we dat op zo'n manier willen doen dat de pijn niet te hard is en redelijk wordt verdeeld. Dat de groep waarover we vandaag spreken een korting krijgt van 8%, van € 450 per jaar, op iets wat toch al op de rol stond om te gebeuren in 2015, is voor ons acceptabel. Het is puur een budgettaire maatregel van 100 mln. Als we geen tekort zouden hebben en in een normale hoogconjunctuur zouden verkeren, had de PVV hier nooit mee ingestemd. Dan was het wél een staaltje onbetrouwbare overheid geweest. Nu geldt die argumentatie niet meer vanwege het feit dat we een tekort hebben van 29 mld. en dat we dus in alle hoeken en gaten van de begroting moeten bekijken waar we kunnen snijden. De kunstsector verwijt ons ook een onbetrouwbare overheid te zijn. Hoe kunnen we de btw nu van 6% naar 19% verhogen? Ja sorry, ook de kunstsector moet zijn steentje bijdragen aan het tekort waarvoor we staan. Wij willen die rekening niet naar de toekomst doorschuiven. De heer Ulenbelt wil alles houden zoals het is, en liefst nog een beetje meer. Zijn kinderen en kleinkinderen moeten straks dus die rekening betalen. Wij passen daarvoor.

De heer Ulenbelt (SP):

Hoe langer het antwoord, hoe onduidelijker. Mij is wel één ding duidelijk. U hebt ouderen dingen beloofd die u nu niet waarmaakt. Ik vind dat de PVV zich daarvoor – laat ik maar woorden gebruiken die haar fractieleider ook gebruikt – diep moet schamen. Zo ga je niet met ouderen om. Dat had niemand verwacht van de PVV. U draait en u bent onbetrouwbaar. U moet zich schamen!

De heer Tony van Dijck (PVV):

Tegelijkertijd investeren we 1 mld. in de ouderenzorg.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Laten we met het goede nieuws beginnen. Twee zaken in het voorstel vinden wij goed. Mijn fractie is blij dat het voornemen om de AOW-toeslag af te schaffen per 2011 voor partners jonger dan 55 jaar, is geschrapt. Er was voor deze groep mensen echt veel te weinig voorbereidingstijd om zich aan de voorgestelde situatie aan te passen. Hier was inderdaad sprake van een overheid die zich niet helemaal betrouwbaar toonde, doordat zij zo'n maatregel zo kort van te voren introduceerde. De uitzondering van deze korting voor huishoudens met een inkomen tot € 20.000 vindt mijn fractie het volgende pluspunt aan deze maatregel. Een korting van 8% op de partnertoeslag is evenwel veel, heel veel, zeker als je maar een klein pensioentje hebt, zoals de meesten in dit land. Deze mensen hebben zich namelijk ook niet kunnen voorbereiden op een inkomensachteruitgang.

De totale partnertoeslag wordt, zoals wij weten, pas in 2015 afgeschaft. Ik ben het overigens met de heer Ulenbelt en andere sprekers eens dat dit laatste nog wel een hele oproer zal geven. Veel mensen gaan er namelijk voor een aantal jaren flink op achteruit in inkomen. Onze arbeidsmarkt is nu eenmaal niet bepaald gericht op partners, veelal vrouwen, die tussen de 60 en 65 zijn en ineens weer willen gaan werken. Heeft de minister plannen daarvoor? Zodra de partnertoeslag in 2015 helemaal wegvalt, zullen wij namelijk te maken krijgen met een groep die zodanig in inkomen achteruitgaat, dat die echt moet gaan bijverdienen. Wij weten allemaal dat er veel goed gaat op de arbeidsmarkt in Nederland, echt heel veel, maar één ding is daarvan uitgezonderd, namelijk de arbeidsmarkt voor ouderen.

Mijn fractie heeft een aantal bezwaren tegen het voorstel en heeft daarom een aantal vragen geformuleerd aan de hand van logische alternatieven. Als wij teruggaan naar de oorzaken van deze bezuinigingen die plaatsvonden in de vorige begroting, komen wij helemaal niet uit bij de partnertoeslag. Daar lagen de problemen oorspronkelijk helemaal niet. Minister, leest u er pagina 18 van de SZW-begroting 2010 nog eens op na. Er vonden grote overschrijdingen op de Wazo, de Wet arbeid en zorg, plaats. Dat kwam niet omdat er toevallig veel meer vrouwen zwanger waren in dat jaar, maar omdat de raming veel te laag was. De Wazo wordt gefinancierd uit de sectorfondsen. De premies voor deze fondsen – wij kunnen dit ook allemaal teruglezen in de junibrieven die ons jaarlijks worden toegestuurd – zijn stelselmatig laag gehouden, inclusief de raming van de kosten dus. De adviespremie is 7%, maar de premie van de AWf is vorig jaar en dit jaar op 4,2% vastgesteld. Daar zit dus een enorm gat. Dat is fijn voor werkgevers, maar in moeilijke tijden is het wel het overwegen waard of wij niet van iedereen een bijdrage kunnen vragen. Andere sprekers zeggen dit ook. Wij moeten die niet alleen van ouderen vragen, maar ook van werkgevers. Bovendien staat het werknemersdeel van de WW-premie ook al tijden op nul. Dit is ook zeer tegen de zin van mijn fractie. Ik kom daar latere debatten nog op terug.

Begrotingstekorten als gevolg van tekorten in de sectorfondsen worden nu afgewenteld op ouderen. Daarom adviseren wij: kies een alternatief! Laat werkgevers een deel betalen, introduceer een werknemerspremie of, nog een alternatief, maak de gehele partnertoeslag inkomensafhankelijk zodat de pijn echt eerlijk verdeeld wordt. De huisarts met een ruim pensioen – ik neem in dit geval een goed pensioenfonds – heeft voor zijn of haar jongere partner echt geen partnertoeslag nodig. De lage inkomens en de middeninkomens hebben die wel nodig. Dit valt echt veel beter uit te leggen dan deze onverwachte korting die velen met een klein pensioen rauw op het dak zal vallen.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Er zijn hier zelden zo veel krokodillentranen geplengd. Dit wetsvoorstel is het beleid van het vorige kabinet. Het is mij niet ontgaan dat de PvdA daarin zat. Kennelijk heeft mevrouw Vermeij bezwaar tegen dit voorstel. Zij wil het nu namelijk allemaal inkomensafhankelijk maken. Waarom heeft de PvdA dit niet geregeld toen die in het kabinet zat? Waarom komt mevrouw Vermeij met allerlei bezwaren nu ze in de oppositie zit, terwijl dit beleid is van haar eigen staatssecretaris Klijnsma? Zij wilde eigenlijk de partnertoeslag in zijn totaliteit al in 2011 afschaffen. Nu is gezegd dat die tot 2015 blijft. Alleen wordt nu al de generieke korting toegepast om budgettaire redenen.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik neem mijn werk als volksvertegenwoordiger zeer serieus. Voor de aanwezigen hier in de zaal die ook bij de overleggen aanwezig waren, zal het geen verrassing zijn dat onze fractie ook toen al alternatieven heeft ingebracht. Dat je vervolgens niet alles binnenhaalt, weten wij allemaal. Dat weet de PVV nu ook. Ik zit op dit moment voor de vraag wat wij met deze korting doen. Wij hebben goede alternatieven; die hadden wij vorig jaar en die hebben wij dit jaar. Het lijkt mij niet meer dan mijn goed recht om ze nu te presenteren, aan de minister voor te leggen en aan hem te vragen er nog eens goed naar te kijken. Maar mevrouw Dezentjé zal het toch met mij eens zijn dat, als wij dit echt eerlijk willen verdelen, wij ook moeten overwegen om de partnertoeslag geheel inkomensafhankelijk te maken. Je zult daarmee middengroepen minder hard treffen – volgens mij willen wij dat allebei – en hogere inkomens harder treffen. Dat lijkt mij niet meer dan redelijk in deze tijden.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

De VVD kent niet de nivelleringsdrang die de PvdA heeft. Ik kom er in mijn inbreng op terug.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik wil afsluiten met een paar vragen. Hoe zit het eigenlijk met de premies voor de sectorfondsen? Kunnen werkgevers niet een deel van die tekorten ophoesten? Kan de partnertoeslag niet in zijn geheel inkomensafhankelijk worden gemaakt of kunnen wij daarin een combinatie kiezen? Ga terug naar waar het probleem zit en ga niet onder het mom van lage lasten allerlei rekeningen neerleggen bij groepen in de samenleving die het niet breed hebben.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik moet zeggen dat ik ook wel enigszins verrast ben door deze wending. Ik zal er zo meteen nog iets over zeggen. Kan mevrouw Vermeij toelichten wat zij bedoelt met het voorstel ten aanzien van de Wazo, de alternatieve dekking die zij aandraagt? Dat is mij niet helemaal helder.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

De Wazo wordt gefinancierd uit de sectorfondsen. Als er te weinig in die sectorfondsen zit, krijgen wij overschrijdingen. Vorig jaar hadden wij een grote overschrijding op de Wazo. In de begroting staat dat vrij veel vrouwen zwanger waren, maar volgens mij hebben wij stelselmatig te laag geraamd en ingeschat. Je zou eraan kunnen denken om de premies op te hogen – dat is uiteraard een lastenverzwaring voor werkgevers – om vervolgens meer geld te genereren en zo tekorten te dichten. Je kunt er ook aan denken om werkgevers een deel zelf te laten betalen. Mooier vind ik het om de partnertoeslag inkomensafhankelijk te maken, maar ik wil beide alternatieven hier nadrukkelijk naar voren brengen: het eerste omdat daar het gat, het begrotingstekort, vandaan kwam en het tweede omdat dat een eerlijkere verdeling is van de lasten.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb nog een vraag over de politieke weging. Is het niet een beetje raar om nog maar een paar maanden nadat je politieke overeenstemming hebt bereikt over een bepaalde maatregel, daar weer heel hard van weg te lopen? Ik vind dat toch een beetje merkwaardig.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Nee, dat is niet merkwaardig. De heer Van Hijum weet heel goed dat er binnen onze fractie – die verantwoordelijkheid hebben wij hier ook genomen – altijd een grote voorkeur was voor het invoeren van een inkomensafhankelijke korting op de partnertoeslag. Het ontslaat mij niet van de plicht om het hier nogmaals neer te leggen.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Voorzitter. Vandaag bespreken wij de korting op de partnertoeslag in de AOW met 8% voor zowel de nieuwe als de lopende rechten. Het is geen vrolijke maatregel – iedereen hier zal het daarover eens zijn – maar een budgettaire maatregel. De VVD kan zich hierin vinden, ook omdat deze maatregel is bedoeld ter vervanging van het eerdere plan om de partnertoeslag vervroegd af te schaffen. De regering heeft dat plan inderdaad ingetrokken. De generieke maatregel betreft de groep die ook na 2015 de partnertoeslag zal behouden. Het gaat inderdaad om zo'n 185.000 huishoudens. Wij hebben wat op- en aanmerkingen.

De toets op het gezinsinkomen komt niet bepaald ten goede aan de eenvoud van de AOW, maar wij realiseren ons dat dit een beperkte uitbreiding van de systematiek is. Het doel, het ontzien van de lagere inkomens, rechtvaardigt dit ook. Wij vinden het heel belangrijk dat juist de lagere inkomens hierdoor niet worden getroffen.

De toets op het gezamenlijk inkomen is erop gericht dat wordt voorkomen dat de generieke korting leidt tot een aanvulling uit de bijstand en daarmee onevenwichtig neerslaat bij de AOW'ers die het sterkst afhankelijk zijn van de toeslag. De VVD kan zich in deze systematiek vinden, maar ik heb wel een heel dringende vraag. Mijn fractie wil van dit kabinet de verzekering dat er geen verdere stappen worden ondernomen om de AOW op welke manier dan ook meer inkomensafhankelijk te maken.

Tot slot kom ik bij de vraag over de uitvoerbaarheid. De VVD had aanvankelijk twijfels of deze datum überhaupt zou worden gehaald. Uit de reactie van de regering blijkt dat zij op advies van de SVB in juli direct heeft verzocht om per direct te starten met de benodigde voorbereidingen om de invoeringsdatum van 1 januari 2011 veilig te stellen. Ik zou graag vernemen of deze datum nog steeds haalbaar is en op welke wijze betrokken AOW'ers tot nu toe hierover zijn geïnformeerd.

Voorzitter: Verbeet

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. We spreken vandaag over het voorstel om de partnertoeslag in de AOW te korten. Dat is een pijnlijke maatregel, laat ik daar niet omheen draaien. Deze maatregel vloeit voort uit een afspraak uit de vorige kabinetsperiode die samenhing met de budgettaire overschrijding van het afgesproken uitgavenkader op het terrein van sociale zaken en arbeidsmarkt. Zo'n uitgavenoverschrijding hoor je te compenseren.

De staatssecretaris – dat was destijds mevrouw Klijnsma – stelde aanvankelijk voor om de AOW-partnertoeslag versneld af te bouwen voor degenen met een jongere partner. Daarover hebben we in coalitieverband gesproken. We hebben toen gezegd dat dit misschien geen heel verstandig voorstel is, omdat mensen zich daarop niet hebben kunnen voorbereiden, zoals mevrouw Vermeij terecht aangaf. We hebben het destijds ook gehad over de rol van mensen met zieke partners. Uiteindelijk zijn we tot de afweging gekomen dat het verstandiger is om de afschaffing te vertalen in een generieke korting die voor iedereen geldt. Daarmee wordt het niet minder pijnlijk, maar verspreid je de pijn over een iets grotere groep. Zoals de heer Van Dijck terecht opmerkte, hebben we een aantal inkomensgroepen daarvan uitgezonderd.

Daarmee wordt het geheel wat ons betreft verdedigbaar als je het bekijkt in relatie tot de algemene budgettaire problematiek waar we als rijksoverheid voor staan. We hebben ervoor getekend om de overheidsfinanciën gezond te maken. Daarin zal van iedereen een bijdrage worden gevraagd. Daarom kan mijn fractie instemmen met dit voorstel.

De heer Ulenbelt (SP):

U zegt wel dat van iedereen een bijdrage wordt gevraagd, maar waarom van deze mensen, en waarom komt er wel verlaging van de winstbelasting? Kunt u dat uitleggen aan de mensen die straks deze 8% moeten inleveren? Daar zitten mensen bij met een zieke partner, die niet kunnen bijverdienen. Winsten minder belasten en ouderen meer belasten, is dat het nieuwe CDA?

De heer Van Hijum (CDA):

Het is heel simpel. We hebben in de vorige kabinetsperiode, net als in alle perioden, met elkaar de afspraak gemaakt dat je bij overschrijding van de uitgaven de dekking daarvan binnen je eigen begrotingskader zoekt. Het voorstel van de heer Ulenbelt kan daarbij dus al niet aan de orde zijn. Je zult hiervoor een oplossing moeten zoeken binnen het kader van de sociale zekerheid. Daaruit is uiteindelijk dit voorstel gekomen.

De heer Ulenbelt (SP):

Jawel, maar een van de oorzaken van de overschrijding was het gebruik van de deeltijd-WW. Daarvan hebben bedrijven geprofiteerd; dat staat met zoveel woorden in de brief. Het is daarom toch veel reëler om het geld ergens bij die bedrijven te halen in plaats van bij de AOW-partnertoeslag? Dat zou toch sociaal zijn?

De heer Van Hijum (CDA):

Die eerste constatering is niet correct. De deeltijd-WW is de vorige kabinetsperiode buiten de financiële kaders geplaatst en is dus ook niet meegerekend in de overschrijdingsdefinitie. Wat wel heeft meegespeeld, is wat mevrouw Vermeij terecht aandraagt: de overschrijding in het kader van de Wet arbeid en zorg. Ik vind het echter wel erg makkelijk om daaruit te concluderen dat je de werkgevers extra moet gaan belasten of dat je de compensatie voor vrouwen die vanwege zwangerschap uit het arbeidsproces gaan, moet gaan verlagen ten aanzien van een aantal werkgevers. We hebben met die wet juist de winst geboekt dat vrouwen op de arbeidsmarkt niet minder aantrekkelijk zijn dan mannen.

De heer Ulenbelt (SP):

De deeltijd-WW wordt genoemd in de memorie van toelichting. De heer Van Hijum moet dat echt nog even goed nalezen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Vanochtend hadden we een debat over de kleinebanenregeling. Aan het einde van dat debat kwam helder naar voren dat het om lastenverlichting voor bepaalde bedrijven ging, bijvoorbeeld voor de horeca. We hadden het over 80 mln. Daarvoor kunnen we wel geld uittrekken, hoewel uit de evaluatie bleek dat dit totaal onzinnig is, maar we gaan nu op de ouderen bezuinigen terwijl we hebben afgesproken dat dit pas in 2015 zou gebeuren. Vindt u dat met elkaar te rijmen?

De heer Van Hijum (CDA):

Met alle respect, dit is echt budgettair broddelwerk wat mevrouw Koşer Kaya hier voorstelt. Ook als D66 in de regering had gezeten, had de partij te maken met de scheiding tussen uitgaven en inkomsten. Als je te veel uitgeeft, moet je maatregelen voorstellen die tot een uitgavenbeperking leiden. Ook D66 zou daar niet aan zijn ontkomen. Ik ontken niet dat het een pijnlijke maatregel is. Ik heb toegelicht hoe wij tot deze afweging zijn gekomen. Wij hebben de pijn in die zin weten te verzachten. Daarmee is het voor ons geen fijne, maar wel een acceptabele maatregel.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb gewoon heel simpel op een inconsequentie gewezen. Als u het zo belangrijk vindt dat wij orde op zaken stellen, moet u ervoor zorgen dat er bezuinigd wordt om de rekening niet te presenteren aan toekomstige generaties. Aan de ene kant presenteert u 80 mln. lastenverlichting vanuit een vehikel dat blijkens een evaluatie niet werkt, terwijl u aan de andere kant de ouderen, waar een afspraak ligt, laat betalen. Op die inconsequentie geeft u geen reactie. Ik zal u dat antwoord wel geven: u kunt ook echt hervormen, maar dat lef hebt u niet, want u wordt gegijzeld door de PVV. Dat zou u moeten erkennen.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb geen vraag gehoord en laat het hierbij.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Afspraak is afspraak. De AOW-partnertoeslag zou in 2015 afgeschaft worden. Dat hebben wij gesteund en dat blijven wij steunen. Een betrouwbare overheid houdt zich aan haar afspraken. Dat heb ik tegen het vorige kabinet gezegd en dat zeg ik tegen dit kabinet. Minder dan anderhalve maand voor het eind van dit jaar wil het kabinet een wetswijziging door de Kamer jakkeren die de partnertoeslag met 8% verlaagt. Ouderen worden hierdoor met maar liefst € 460 per jaar gekort. Het kabinet kondigt deze korting slechts anderhalve maand van tevoren aan. Mensen krijgen dus niet de tijd om op dit besluit te anticiperen. De partners van AOW'ers vinden niet van vandaag op morgen een baan. Zij zijn vaak zelf ook op leeftijd en wij weten allemaal hoe vastgeroest de arbeidsmarkt voor ouderen is. Ik zou zeggen: doe daar eerst wat aan. En kies niet voor: hier een beetje weghalen en daar een beetje weghalen om een taakstelling te halen.

D66 heeft alternatieven. De hervorming van de WW levert gekoppeld aan "van baan naar baan" en verhoging van de AOW-leeftijd miljarden euro's op. Dit kabinet verzuimt alleen om deze structurele maatregelen te nemen. En daarom wijkt het helaas uit naar deze noodgreep. De keuze is aan de PVV. Wil de PVV wel of geen korting van € 460? Daarnet heb ik de heer Van Dijck beluisterd. Helaas, helaas, de PVV bezwijkt. Dat verbaast mij nogal, want de PVV is altijd kritisch geweest. Waarom dan deze draai, mijnheer Van Dijck?

Deze wetswijziging is ingezet door de oude minister. Ik hoop dat de nieuwe minister een eigen afweging maakt. Ik vraag hem of een aankondigingstermijn van anderhalve maand niet veel te kort is. Heeft hij alternatieve maatregelen overwogen? Stel dat hij meer structurele hervormingen op de arbeidsmarkt doorgevoerd had. Dan was deze noodbezuiniging toch niet nodig geweest?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel kort mensen met een AOW-partnertoeslag in een klap met 8%. We kennen allemaal de voorgeschiedenis. Vorig jaar wilde het kabinet de AOW-partnertoeslag per 2011 afschaffen als de partner jonger dan 55 jaar was. Daarnaast wilde de regering de partnertoeslag met 6% korten. Vanwege de brede kritiek vanuit de Kamer, onder anderen vanuit onze fractie, is de eerste maatregel ingetrokken. Het gevolg is wel dat de regering het financiële gat dat daardoor ontstond, dekte met een extra korting van 2% op alle mensen met een partnertoeslag.

De regering stelt dat dit wetsvoorstel aansluit bij de maatschappelijke ontwikkeling dat er een toenemende arbeidsparticipatie is van de jongere partners van AOW-gerechtigden. Dat is inderdaad zo; daar sluit mijn fractie de ogen niet voor. Dat zijn de feiten. Maar waarom de regering vervolgens juist die mensen pakt die om wat voor reden dan ook niet met die maatschappelijke ontwikkeling zijn meegegroeid, en vaak ook niet konden groeien, is de SGP-fractie een raadsel. De regering geeft expliciet aan dat deze maatregel past in de arbeidsparticipatiedoelstelling van het kabinet. Daar teken ik wel het volgende bij aan. Vaak zijn de mensen die recht hebben op de partnertoeslag, boven de 55 jaar. Hoe reëel is het dan dat deze mensen alsnog een baan kunnen bemachtigen om de korting op hun gezinsinkomen te compenseren? Op zijn minst zou je zo'n wetsvoorstel dan toch moeten combineren met het creëren van eerlijke kansen op werk voor deze groep. Wat gaat de minister daaraan doen? Is het niet juist de groep die het extra moeilijk heeft? Dit staat nog los van het feit dat het bij een aantal van deze mensen gaat om zieke mensen, die helemaal niet in staat zijn om een baan te zoeken.

Een belangrijk argument om het plan om de AOW-partnertoeslag te korten niet ten uitvoer te brengen, was de korte periode tussen de aankondiging en de inwerkingtreding van de maatregel. Daaraan is met dit wetsvoorstel toch niets veranderd? Integendeel, nog maar krap anderhalve maand, en de mensen krijgen ermee te maken. Een persbericht doen uitgaan waarin de mogelijke wetswijziging wordt aangekondigd, helpt ook niet echt. Kijk naar de moeite die getroost moest worden om het afschaffen van de partnertoeslag per 2015 tussen de oren van mensen te krijgen. Het is duidelijk waar ik op doel. De SGP-fractie heeft destijds tegen het wetsvoorstel gestemd om de AOW-partnertoeslag met ingang van 1 januari 2015 af te schaffen. Maar na de invoering van die wet hadden de mensen nog ten minste 20 jaar de tijd om zich op de veranderende situatie voor te bereiden. Dat is nu zeker niet het geval.

Ik kom toe aan de vormgeving van de korting op de partnertoeslag. Omdat dit voorstel wat ons betreft ondoordacht is, moet het kabinet zich in alle bochten wringen om uitzonderingen te creëren voor mensen met een laag inkomen. Dan lijkt het natuurlijk sympathiek om een ondergrens voor de mensen met een laag inkomen te definiëren, maar daarmee zet je tegelijkertijd in een keer een dikke streep door de nu zo eenvoudige uitvoering van de AOW. De AOW wordt tot nog toe immers gekenmerkt door voorspelbaarheid en eenvoud van uitvoering, zo merkt ook de Raad van State op. Voorspelbaarheid was en is een basiskenmerk van de AOW. Een basispensioenregeling voor iedere ingezetene, ongeacht zijn status, inkomen en arbeidsverleden. De SGP-fractie zou dat graag zo willen houden. Pleiten wij er dan voor om mensen met een laag inkomen een beroep te laten doen op de bijstand? Nee, wij zien natuurlijk best dat in de bijstand een strenger regime geldt. Denk aan de vermogenstoets. Maar dat in zoveel bochten gewrongen moet worden om de negatieve gevolgen van deze maatregel te minimaliseren, zou toch tot nadenken moeten stemmen, en onderstreept eens temeer dat we deze weg helemaal niet op moeten gaan.

Bijzonder is overigens wel dat de inkomenstoets uitgaat van het gezinsinkomen, dus ook het inkomen van de AOW-gerechtigden zelf. De heer Ulenbelt had het daar ook al over. Maar vanuit mijn perspectief zeg ik: dat zou de regering ook maar eens moeten doen bij ons fiscale stelsel. Maar daar gaan we met de minister van Financiën nog verder over praten.

Voorzitter. Gezien mijn inbreng zal het u niet verbazen dat de SGP-fractie tegen dit wetsvoorstel zal stemmen. Natuurlijk wachten we eerst het antwoord van de minister af, maar dat is wel ons voornemen. Ik doe een dringend beroep op de regering om dit wetsvoorstel in te trekken, en de Kamer te verblijden met een beter voorstel. Ik doe dit vrijmoedig, omdat wij in ons verkiezingsprogramma expliciet voldoende dekking hadden opgenomen om deze korting te voorkomen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. Wij debatteren vandaag over een maatregel die de gemoederen in het land flink bezighoudt. Ik weet niet hoe het met de andere fracties gesteld is, maar wij krijgen heel regelmatig mails en brieven binnen van zeer verontruste pensioengerechtigden die zich afvragen wat er in hemelsnaam met hun inkomen gaat gebeuren en die zich zorgen maken over hoe zij dat moeten opvangen.

Voor een deel is mijn fractie bereid die effecten te accepteren. Ik herhaal "voor een deel", want wij zijn altijd voorstander geweest van de maatregel die er in 2015 aankomt, de afschaffing van de AOW-partnertoeslag. Dat past in onze visie bij een moderne samenleving waarin niet alleen mannen maar ook vrouwen economisch zelfstandig kunnen zijn en waarin zij werken, zorgen en leren op een goede manier kunnen combineren. Randvoorwaarde daarbij was uiteraard een lange overgangstermijn opdat mensen zich daarop kunnen instellen. Een heel belangrijke randvoorwaarde is ook dat mensen die straks willen herintreden en een plek op de arbeidsmarkt willen veroveren, daar ook echt de mogelijkheden voor gaan krijgen. En daar maakt mijn fractie zich dan ook echt grote zorgen over. Wij zien dat de kansen voor herintreders op de arbeidsmarkt de afgelopen jaren al niet zo groot zijn geweest. Wij zien ook dat gemeenten daar over het algemeen niet heel veel werk van hebben gemaakt en dat de zogenaamde nuggers, de niet-uitkeringsgerechtigden, eigenlijk op weinig ondersteuning kunnen rekenen. Wij vragen ons af hoeveel er overblijft van die in de praktijk maar geringe ondersteuning, gezien de enorme kortingen waarmee gemeenten te maken gaan krijgen en gezien de enorme korting op de re-integratiegelden. Ik hoor heel graag van de minister hoe hij hiertegen aankijkt en hoe hij in dat traject naar 2015 ervoor gaat zorgen dat gemeenten ook deze groep herintredende oudere vrouwen kunnen opvangen, die aan de slag moeten kunnen om straks die enorme inkomensklap op te gaan vangen. Dan gaat het namelijk echt om een heel groot bedrag, namelijk € 700 bruto per maand.

Dan kom ik bij het voorstel van de korting van 8% op de partnertoeslag, waarvan de inkomens tot € 20.000 per jaar zijn uitgezonderd. Gelukkig is het onzalige plan van de baan om de volledige afschaffing van de partnertoeslag voor een bepaalde groep naar voren te trekken. Dat zou naar de mening van mijn fractie een bijzonder onredelijke en oneerlijke maatregel zijn geweest, omdat je dan een groep die er aanvankelijk niet mee geconfronteerd zou worden, er alsnog mee confronteert, waardoor deze groep eigenlijk zijn maatregelen niet meer kan treffen. Omdat dit onzalige plan nu van de baan is, lijkt elk alternatief vanzelf wat redelijker. De 6% korting die nu 8% is geworden, lijkt daarmee wat redelijker.

Maar hoe acceptabel is dit wetsvoorstel nu eigenlijk echt? Mijn fractie heeft daar toch grote moeite mee. Aan de overweging om met dit wetsvoorstel in te kunnen stemmen, verbinden wij twee randvoorwaarden. Zo zouden wij een eerlijker en meer solidaire vormgeving wensen. Ik herinner mij uit de verkiezingscampagne hoe moeilijk het voor de VVD ligt om regelingen inkomensafhankelijk te maken. Iedereen herinnert zich nog wel die inkomensafhankelijke krentenbol, waar onze huidige premier eerder over sprak. In die zin moet ik de VVD prijzen dat zij hier zelf een wetsvoorstel verdedigt waarin een zekere inkomensafhankelijkheid geregeld is. Hulde daarvoor! Maar als je dan toch over de brug bent, doe het dan meteen goed. Ik nodig de VVD daartoe uit, evenals de minister. Als je toch over de brug bent en de inkomensafhankelijke korting wilt toepassen, doe het dan meteen goed en eerlijk. Zoals de korting nu geregeld is, word je eigenlijk bij een aanvullend pensioen van € 1500 per jaar al geconfronteerd met die korting. Dat is toch echt een heel klein pensioen. Zouden wij daarin dan niet wat ruimhartiger moeten zijn? Kunnen we de inkomens tot modaal, dus degenen met een aanvullend pensioen tot € 10.000 à € 15.000 hiervan uitzonderen door de korting nog wat sterker inkomensafhankelijk te maken? Dus wat hoger voor de bovenkant waar het relatief minder pijn doet en wat lager voor de onderkant van het inkomensgebouw. Als de minister dat zou willen overwegen, willen wij overwegen om dit voorstel te steunen. Mits er aan een tweede belangrijke randvoorwaarde wordt voldaan, en die is dat de groep die hierdoor getroffen wordt, een reële kans moet krijgen op de arbeidsmarkt. Ik weet dat de minister daar zelf maar beperkte middelen voor heeft. Maar wat hij wel zou kunnen doen, is ervoor zorgen dat deze groep, die hoe dan ook geïnformeerd moet gaan worden door de Sociale Verzekeringsbank – die misschien ook al is geïnformeerd door de SVB – ook gewezen wordt op de mogelijkheden die er voor hen zijn om die weg naar de arbeidsmarkt te maken. Dat zal vaak niet makkelijk zijn voor mensen. Het gaat vaak om vrouwen van ruim boven de vijftig, die vaak al jarenlang en misschien wel nooit gewerkt hebben en die op z'n minst de weg moeten leren kennen. Zij moeten weten waar ze terecht kunnen en wat ze van hun gemeente kunnen verwachten op dit vlak, qua informatievoorziening en misschien ook wel qua scholing en opleiding.

Wellicht zijn hier ook wel heel creatieve linken te leggen met bijvoorbeeld de zorgsector. Wij weten dat er in deze sector enorme personeelstekorten dreigen en wij kunnen vermoeden dat deze groep vrouwen daar juist uitermate geschikt voor zou kunnen zijn. Het gaat immers vaak om vrouwen die in de praktijk al heel veel mantelzorg en aanverwante taken verlenen.

Ik wil van de minister dus echt een stevige toezegging horen. Ik wil horen dat hij deze groep mensen gericht zal informeren over de mogelijkheden die er voor hen zijn op het gebied van ondersteuning bij een terugkeer naar de arbeidsmarkt en over mogelijke banen, opleiding en scholing. Ik wil de toezegging horen dat hij hierover ook met gemeenten aan tafel gaat om deze groep echt gericht te ondersteunen. Als de minister bereid is om op dat vlak te bewegen en als hij de regeling wat eerlijker wil maken, dan kan hij op onze steun rekenen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik waardeer het dat mevrouw Sap het op deze wijze naar voren brengt. Denkt zij dat dit zonder aanzienlijk budget voor elkaar te krijgen valt, gezien de groep waar het om gaat? Zij heeft die groep heel terecht geschetst. Het zijn over het algemeen vrouwen die weinig of niet gewerkt hebben. Je hebt nogal een hobbel te nemen om op die leeftijd de weg te vinden. Ik wil niet zeggen dat dit op zich niet kan, maar er zijn vaak wel financiële middelen voor nodig. Denkt zij dat dit ook zo is?

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik denk dat er inderdaad voor een deel financiële middelen voor nodig zijn. Ik denk overigens dat een deel van de groep vrouwen om wie het gaat, dat ook zelf zou kunnen financieren. Een deel van hen beschikt daarvoor over voldoende gezinsinkomen. Voor zover dat niet zo is, hebben gemeenten nu ook eventueel middelen beschikbaar om die groep te helpen. Zij moeten alleen gestimuleerd worden om het ook voor deze groep in te zetten. Ik denk overigens ook dat de benodigde middelen mee kunnen vallen, omdat dit een groep vrouwen is die vaak over veel kwaliteiten beschikt die ze thuis en in de privésituatie hebben opgedaan. Wij hebben natuurlijk de systematiek van het honoreren van de elders verworven competenties – zoals dat heet – zodat datgene wat deze vrouwen zelf in hun gezinssituatie aan kwaliteit hebben opgedaan met de opvoeding van kinderen, vrijwilligerswerk en mantelzorg, vertaald kan worden naar wat voor de arbeidsmarkt nodig is. Het belangrijkste voor deze groep vrouwen is dat ze weten hoe ze zelf die vertaalslag kunnen maken. Ze moeten even op weg geholpen worden in de wijze waarop zij zich moeten presenteren op die arbeidsmarkt. Dat moet te bereiken zijn met een vrij beperkte sollicitatietraining en ondersteuning van hun competenties.

De heer Ulenbelt (SP):

Mevrouw Sap zal het ongetwijfeld met mij eens zijn dat liefde blind maakt, ook voor leeftijd. Ik noem het voorbeeld van een 63-jarige partner van iemand die 67 is. Zij zijn met elkaar aan het genieten van het leven. Ze hebben het grootste deel achter zich en nog maar een klein deel voor zich. Is GroenLinks er nu echt voor dat dit echtpaar gescheiden wordt, in die zin dat deze 63-jarige mevrouw aan het werk moet?

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Nee, ik heb eigenlijk twee dingen gezegd. Ik heb allereerst gezegd dat wij vinden dat er gewoon een ruimhartige uitzondering moet komen. Wij vinden dus dat de groep die niet geraakt wordt door de maatregel, groter moet zijn. Wij zouden de grens niet leggen bij het lage inkomen dat nu gekozen is, bij een inkomen van € 20.000. Dat is net boven het minimum. Wij zouden de grens echt ruimhartig op modaal leggen. Dat is een eerste antwoord.

Dan het tweede antwoord op de vraag of wij deze groep nu gedwongen uit elkaar willen halen. Nee, maar wij willen wel dat vrouwen die zelf ook de kans willen grijpen om weer op de arbeidsmarkt actief te worden en die wellicht ook financieel geprikkeld worden door deze maatregel, ook alle mogelijkheden daarvoor krijgen.

Dan blijft er een derde restgroep over. Ik zie het de heer Ulenbelt al denken. Dat is de groep die niet wil participeren, maar die dan in onze visie wel een wat ruimer inkomen heeft, namelijk een inkomen boven modaal. De vraag is: vind je het dan gelegitimeerd dat die groep een offer brengt? Dan zou mijn fractie in de totaalafweging zeggen: ja, dat is dan de prijs die wij willen betalen. Wij zien immers ook dat er een enorme crisis is, waarbij alle groepen flink moeten inleveren. Als wij het dan op deze manier kunnen regelen, waarbij de lagere inkomens en middeninkomens echt ruimhartig uitgezonderd zijn en waarbij er echte participatiekansen komen voor herintredende vrouwen, dan zijn wij bereid om inkomensoffers te accepteren voor de groep die niet wil of kan participeren maar wel over een ruimer inkomen beschikt.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik ben blij om te horen dat de blindheid van de liefde niet wordt gestraft door GroenLinks.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat is een poëtische uitspraak; daar moet ik even over nadenken.

De voorzitter:

Ik vond hem zelf ook vrij moeilijk.

Minister Kamp:

Voorzitter. Voordat ik begin met een systematisch antwoord, is het misschien goed om iets te zeggen over het door een woordvoerder geschetste beeld van ouderen, mensen die net zitten te genieten van hun pensioen en die uit elkaar worden gehaald en vrouwen van 63 jaar die worden gedwongen om te gaan werken. Laten we even goed begrijpen waarover we het hebben. Als iemand een partner heeft van 63 jaar, wordt deze gedurende twee jaar geconfronteerd met een korting op de partnertoeslag. Die korting gedurende twee jaar op de partnertoeslag is per jaar een bedrag van ongeveer € 720; dat is twee weken werken voor het minimumloon. In dat voorbeeld zou de 63-jarige dus het ene jaar twee weken moeten werken en het andere jaar twee weken moeten werken en daarmee zou in ieder geval het financiële probleem zijn opgelost. Ik ga niet zeggen dat het niets is dat je twee weken moet werken, maar daarover praten we dus.

En laten we eerlijk zijn, ook voor oudere mensen is er zeker de mogelijkheid om te gaan werken. Je ziet in de cijfers over de arbeidsmarkt dat de participatie van ouderen in de afgelopen jaren flink is gegroeid. Gisteren heb ik in een ander verband cijfers daarover genoemd in de Kamer: de groep van 50 tot 65 jaar zat vorig jaar op een arbeidsparticipatie van tegen de 60%, om precies te zijn 57%. Daarin is dus behoorlijk beweging gekomen. We zien dat ook in de markt voor persoonlijke dienstverlening. Een deel van de groep waarover hier specifiek wordt gesproken, de vrouwen en dan met name de oudere vrouwen, heeft wel degelijk wat te bieden op de arbeidsmarkt. De markt voor persoonlijke dienstverlening groeit snel; er zijn veel tweeverdieners die graag ondersteuning in het huishouden hebben en er is een behoorlijk aanbod voor mensen die een persoonsgebonden budget in de Wmo hebben, waarmee zij dienstverlening kunnen inkopen. Ik denk dus dat er een reële mogelijkheid is om die twee keer twee weken werken tegen het minimumloon in te vullen en zo te kunnen compenseren.

Het wetsvoorstel dat nu aan de orde is, betreft het ongewijzigde voorstel dat het vorige kabinet heeft ingediend. Dat wetsvoorstel is aangekondigd in september 2009; vervolgens is het in februari 2010 gewijzigd door het vorige kabinet. Dat wetsvoorstel, dat er dus al vanaf september 2009 zit aan te komen, heeft dit kabinet overgenomen en is nu aan de orde. Het gaat inderdaad om een korting van 8% op de AOW-partnertoeslag, voor bestaande en nieuwe gevallen, met ingang van het jaar 2011.

Zoals enkele woordvoerders al zeiden, maakt deze maatregel deel uit van een breed pakket om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Niet alleen dit kabinet is daarmee bezig, ook het vorige kabinet was daar natuurlijk mee bezig; dat werd ook met financiële problemen geconfronteerd en moest ook proberen om daarvoor een oplossing te vinden. Er is een ombuigingstaakstelling voor het huidige kabinet van zo'n 18 mld. doorlopend tot 24 mld. in deze kabinetsperiode. De ombuiging waarover we nu spreken, betreft een bedrag van 105 mln. in het jaar 2011, loopt op tot 118 mln. in 2014 en loopt daarna af, want na 2014 zullen er geen nieuwe gevallen meer bijkomen omdat er dan geen partnertoeslag meer zal zijn.

De partnertoeslag werd ingevoerd in 1985 en is in 1995 gewijzigd. Toen is besloten om die partnertoeslag twintig jaar later te laten vervallen voor nieuwe gevallen. Dat gaat ook gebeuren, in het jaar 2015. Voor de laatste periode waarin de partnertoeslag er nog zal zijn, de jaren 2011 tot en met 2014, zal deze maatregel gaan werken. Het aantal mensen dat hieronder valt, bedraagt op dit moment 200.000. Daar komen 60.000 mensen per jaar bij in de komende vier jaar. In totaal zijn het dan 440.000 mensen die gedurende een aantal jaren met die korting worden geconfronteerd. Iemand met een partner van 63 jaar zal twee jaar te maken hebben met die korting. Iemand met een partner die acht jaar jonger is, heeft acht jaar te maken met die korting. Het netto koopkrachteffect is 2,25% negatief voor degene die aan de onderkant van de inkomensgrens van 110% wettelijk minimumloon ligt. Als iemand een aanvullend pensioen van € 15.000 per jaar heeft, is het netto koopkrachteffect nog 0,75% negatief. Dat is het effect van deze maatregel.

Het kabinet heeft besloten om het voorstel van het vorige kabinet over te nemen om een inkomensgrens te introduceren. Het is namelijk, zoals het vorige kabinet al zei, verstandig om aan de onderkant extra voorzichtig te zijn, hoewel het in strijd is met de systematiek van de AOW; de heer Dijkgraaf, mevrouw Dezentjé Hamming en de heer Van Hijum zeiden dat ook. Het is een ingrijpende wijziging want voor het eerst wordt bij een volksverzekering waarvoor iedereen altijd premie betaald heeft, een inkomensafhankelijk element ingebracht. Ik vind het ook nogal wat. De Raad van State was kritisch hierover. Naar mijn inschatting kunnen wij één keer zoiets doen omdat het een beperkte ingreep is. Het gaat om een kleine groep, namelijk degenen die tot 110% van het minimumloon verdienen. Voor het overgrote deel van de mensen blijft een en ander ongewijzigd. Deze ingreep is acceptabel maar daarbij moet het wel blijven. Er moet verder niets bijkomen. Ik ben het op dat punt zeer eens met mevrouw Dezentjé Hamming.

Ik heb al aangegeven dat in totaal 440.000 mensen eronder komen te vallen. Op dit moment zijn er 2,8 miljoen AOW'ers, van wie er 300.000 een partner hebben die jonger is dan 65 jaar; 200.000 van hen krijgen die partnertoeslag omdat de andere 100.000 een inkomen hebben dat zodanig is dat zij de partnertoeslag helemaal niet krijgen. Ruim een derde van de AOW'ers met jongere partners krijgt geen partnertoeslag vanwege haar of zijn inkomen. Als die partnertoeslag straks helemaal komt te vervallen, ontstaat er voor de groep die het betreft, de mensen die getrouwd zijn met iemand die een AOW-uitkering heeft, echt een nieuwe situatie. Het geld zal dan echt zelf op de arbeidsmarkt verdiend moeten worden. Men heeft dat kunnen zien aankomen vanaf 1995. Toen is gezegd dat in 2015 een nieuwe situatie ontstaat waarin de partnertoeslag niet meer bestaat. De jongere partner zal zich daarop moeten voorbereiden. Als het goed is, is die daarmee al bezig, zich realiserend dat er dan gewerkt moet worden om de periode tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd te overbruggen. Natuurlijk is het mogelijk om voor die periode te sparen of een voorziening te treffen. Als mensen zaken niet op orde krijgen en weg dreigen te vallen tot onder het bijstandsniveau, kunnen zij terugvallen op de bijstand en zal op die manier toch kunnen worden voorzien in het inkomen voor de groep die dat nodig heeft.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Vindt de minister het netjes dat mensen binnen anderhalve maand geconfronteerd worden met een verlaging zonder tijd te hebben gehad om daarop te anticiperen?

Minister Kamp:

Het vorige kabinet en dit kabinet hebben een gezamenlijke voorgeschiedenis vanaf september 2009. Toen is deze maatregel aangekondigd. Vervolgens is daarover in de Kamer gesproken. In februari 2010 is gezegd: wij doen het niet zus, maar zo. Daarna is de zaak op de websites gekomen van de SVB en het ministerie van SZW. Nadat dit overleg in de Kamer zal hebben plaatsgevonden, en aangenomen dat de Kamer besluit om ons voorstel over te nemen en te steunen, zal vervolgens een brief aan de betrokkenen worden geschreven. Zij zullen dan specifieke informatie krijgen over wat er precies vanaf 1 januari aanstaande gaat gebeuren. Zo gaat dat in de sfeer van de uitkeringen. Vanaf september 2009 is er gebeurd wat ik u nu heb gezegd.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Het voortraject ken ik. De Kamer heeft het vorige kabinet ook teruggefloten, maar mijn vraag is een andere. Vindt de minister het netjes en acht hij het betrouwbaar dat de overheid binnen anderhalve maand mensen hiermee confronteert en dat zij daarop moeten anticiperen? Ik wil daar een oordeel over.

Minister Kamp:

Het antwoord heb ik al gegeven.

De voorzitter:

Mevrouw Koşer Kaya vindt van niet.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik concludeer daarom ook dat het oordeel niet anders kan zijn dan dat dit niet netjes is.

Minister Kamp:

Ik heb gezegd dat dit vanaf september 2009 in de pen zat, maar je kunt pas echt iets communiceren op het moment dat de wetgever daartoe besloten heeft. Vanaf september 2009 zat dit in de pen. In februari 2010 is het doorgezet. Daarna is het op de websites gekomen. Nu is de behandeling in het parlement. Daarna zal er ook informatie direct met recht en reden kunnen worden gegeven aan de betrokkenen. Dat is wat er is gebeurd. Ik denk dat dat in de sfeer van de sociale zekerheid is wat je redelijkerwijs met elkaar kunt doen.

De heer Ulenbelt gaf aan dat een van de onderdelen waarop ouderen in zijn bewoordingen gepakt worden, is dat zij nu ook met een zware administratieve last worden geconfronteerd omdat zij inkomensgegevens moeten gaan opgeven. De enigen die inkomensgegevens moeten opgeven, zijn diegenen die van mening zijn dat die korting niet op hen van toepassing is omdat zij beneden de grens van 110% van het minimumloon zitten. Aan hen wordt inderdaad gevraagd om, als zij die korting van maximaal € 720 per jaar niet willen hebben, hun inkomensgegevens aan ons door te geven. Dan kunnen wij daar vervolgens bij de uitvoering rekening mee houden en dan kunnen wij die korting voor de betrokkene laten vervallen. "Wij" is in dit geval de Sociale Verzekeringsbank. De inschatting die gemaakt is van wat dit aan tijd kost, is twee uur. Het is jammer, maar die twee uur levert toch€ 720 op per jaar. Misschien dat men toch van mening is dat dat de moeite waard is. Ik zit niet verlegen om mensen een administratieve lastendruk op te leggen, maar als je gebruik wilt maken van een inkomensvoorziening die voor jou is getroffen waardoor je een bepaalde korting niet hoeft te incasseren, mag er ook worden gevraagd om daarvoor dan gegevens aan te leveren. Dat is wat wij in dit geval doen.

De heer Ulenbelt zei ook dat ik erop uit zou zijn om pensioenen te korten. Ik vraag mij af wat ik daarmee moet. De heer Ulenbelt weet natuurlijk heel goed dat dat niet zo is. Ik zou hier dan ook heel uitgebreid kunnen gaan uitleggen waarom dat niet zo is, maar ik heb begrepen dat uw Kamer voor volgende week weer een pensioendebat heeft gepland. Ik ben ook zeer bereid om bij die gelegenheid daarop te reageren. Maar iedereen weet natuurlijk dat wij er niet op uit zijn om pensioenen te korten. Waar wij op uit zijn, is om de toekomstige oudedagsvoorziening zo goed mogelijk in stand te houden. Daar doen wij ook zeer ons best voor.

De heer Ulenbelt vroeg nog hoe het zit met wisselende inkomsten. Of je zit beneden de 110% minimumloon of je zit daar niet beneden. Als iemand van mening is dat hij in een jaar beneden de 110% minimumloon zit, doet hij daarvan een opgave. Als hij daar in het jaar erop daar niet onder zit, is dat een gegeven. Op grond daarvan hoeft er dan geen inkomensopgave meer te worden gedaan, want dan is de korting van toepassing. Dus ik denk dat dit probleem, zoals dat is geschetst, niet echt een probleem is dat zich in de uitvoering zal voordoen.

De heer Van Dijck gaf aan hoe het zit en zei dat hij niet zat te wachten op dit soort maatregelen. Ik denk dat niemand daarop zit te wachten. Niemand zit er ook op te wachten dat er een groot tekort is bij de rijksoverheid. Niemand zit erop te wachten dat je vervolgens maatregelen moet nemen om dat tekort weg te werken. Maar als dat lukt, heb je wel een situatie gecreëerd waarin wij hier in ons land de zaak weer zelf in de hand hebben en dat wij dus ook in de toekomst de reële kans hebben om onze welvaart en onze werkgelegenheid te behouden. Daarom ben ik blij dat hij onze conclusie ondersteunt dat deze maatregel als onderdeel van het totaalpakket van wat moet worden gedaan, ook een bijdrage kan leveren.

De heer Van Dijck en mevrouw Dezentjé vroegen zich af of de invoering van deze maatregel op 1 januari aanstaande haalbaar is. Die invoering is haalbaar indien de volksvertegenwoordiging, in dit geval beide Kamers, daar tijdig over besluiten. De behandeling vandaag in de Tweede Kamer, de stemming die is voorzien, en het daarna in behandeling nemen door de Eerste Kamer, zullen het naar wij hopen mogelijk maken om deze kwestie per 1 januari volgens plan door te voeren.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Heeft de minister bekeken waar de begrotingstekorten uit de vorige jaren vandaan kwamen? Heeft hij nog overwogen om in plaats van de AOW-partnertoeslag andere maatregelen voor te stellen? Voorheen was ook de VVD kritisch over deze korting.

Minister Kamp:

Sinds 2006 is een gat van 14% ontstaan tussen de inkomsten en de uitgaven van de overheid. Dat is een houdbaarheidsprobleem waarvoor een oplossing moet worden gevonden. Mevrouw Vermeij heeft voorgesteld om alternatieven te bedenken voor het voorstel. Overigens is dat mede afkomstig van de PvdA in het vorige kabinet. Mevrouw Vermeij heeft gesuggereerd om iets te doen in de sfeer van de premies en de ramingen. Ik ben daar niet voor, want als je dat gaat doen, kun je rekenkundig tot de conclusie komen dat een bezuiniging niet nodig is. Je kunt de bezuiniging ook niet door laten gaan door de premies en de belastingen van de burgers wat te verhogen. Volgens mij moeten wij onze bezuinigingsproblematiek oplossen met pijnlijke maar noodzakelijke maatregelen. We moeten de uitgaven dus drukken. Dat gaat bij iedere maatregel pijn doen. Dat geldt ook voor deze maatregel, ook al gaat het om een beperkte groep en is er sprake van een beperkte looptijd. In 2015 valt de regeling namelijk weg. Toch vind ik het noodzakelijk om deze kwestie in de uitgaven te laten doorwerken. Op die manier kunnen wij ervoor zorgen dat als gevolg van deze maatregel de uitgaven worden verlaagd.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Ik verschil principieel met de minister van mening over de maatregelen die je hiervoor moet treffen. Ik vind dat je in dit land eerlijk moet delen. Dat geldt ook voor de lasten. Als we in zware tijden jaar in jaar uit een bepaalde premie heffen, vind ik het logisch dat wij van iedereen naar draagkracht een bijdrage vragen. Waarom zouden wij de lasten neerleggen bij een groep die het al niet breed heeft?

Minister Kamp:

Wij doen in dit land niets anders dan van iedereen bijdragen vragen. In dit land komen de zwaarste lasten terecht bij degenen met de sterkste schouders. Zij betalen het overgrote deel van de uitgaven van de overheid. De mensen met de lagere inkomens betalen per saldo niets; zij ontvangen per saldo. Wij leggen wel degelijk druk op degenen met de sterkste schouders en met de hoogste inkomens, maar op een gegeven moment houdt het op. Dan is de druk op die mensen zo groot dat dit allerlei ongewenste neveneffecten heeft. Daarom nemen wij maatregelen die over de gehele linie neerslaan. Daar komt nog iets bij. Het is goed om ons dat ook te realiseren. Als de uitgaven bij de rijksoverheid naar beneden moeten, dan moet je ook ingrijpen bij degenen die van de overheid geld krijgen. Bij het oplossen van de financiële problematiek van de overheid komen dus ook degenen in beeld die een uitkering ontvangen. Het is niet anders.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Wij vragen van iedereen in dit land een bijdrage, maar uit geen enkele puntenwolk in de doorrekeningen van het CPB blijkt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Integendeel, er is sprake van een gigantische opeenstapeling van maatregelen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Die komen ook terecht bij mensen met een uitkering en mensen die pech hebben. Ik krijg dagelijks mails binnen over die opeenstapeling van maatregelen. Ik stel dus voor om te bezien waar het probleem vandaan komt. Het probleem komt zeker niet bij de partnertoeslag vandaan. Probeer er verder voor te zorgen dat de lasten eerlijk worden verdeeld. Het gaat in zware en moeilijke tijden niet aan dat de premies voor werkgevers jaar in jaar uit op hetzelfde niveau blijven, sterker nog, dat we lastenverlichting op lastenverlichting stapelen.

Minister Kamp:

De lasten zijn in dit land eerlijk verdeeld, omdat degenen met de sterkste schouders het grootste deel van de lasten dragen. Zo is het in ons land georganiseerd. Dat je ook in dit geval iets weghaalt, is waar. Ik heb zo-even al gezegd dat de overheid vooral geld uitgeeft aan mensen met lagere inkomens. Als je moet bezuinigen, tref je dus ook de mensen met de lage inkomens. In dit geval gaat het om een bescheiden ingreep. Ik heb gezegd dat het de periode betreft tussen de leeftijd van de jongere partner en het moment waarop men 65 jaar wordt. Het gaat dus om een beperkt aantal jaren. Bovendien gaat het ook om een beperkt bedrag dat overeenkomt met twee weken per jaar werken voor het minimumloon. Laten wij het niet zwaarder aanzetten dan noodzakelijk is.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

De minister zei zo-even in zijn betoog, een beetje in een "overigens-zin", dat de AOW-toeslag in 2015 toch helemaal gaat verdwijnen. Hiermee lijkt hij te willen impliceren dat wij het eigenlijk over dezelfde groep mensen hebben. Dat doet de vraag rijzen of de minister zich wel realiseert dat de groep mensen waarover wij vandaag spreken, een heel andere groep is dan de groep mensen die in 2015 met de afschaffing geconfronteerd wordt.

Minister Kamp:

Zeker. Bedankt voor de toelichting. Het is inderdaad een andere groep. Voor de groep die na 2015 recht krijgt op AOW, is helemaal geen partnertoeslag meer in beeld. Deze groep zal de partnertoeslag blijvend behouden, maar alleen tot het moment waarop men 65 jaar wordt. Dan verdwijnt het toch. Ik denk dat de aanvulling en correctie van mevrouw Sap terecht is.

Het andere punt van mevrouw Vermeij waarop ik wil reageren, betreft de opmerking dat wij de hele partnertoeslag inkomensafhankelijk zouden kunnen maken. Dat staat haaks op hetgeen de heer Dijkgraaf naar voren heeft gebracht en op wat mevrouw Dezentjé als haar voorwaarde heeft gesteld. Ik denk dat wij dit niet moeten doen. Wij hebben in dit land met ons allen, ook de hogere inkomens, een premie betaald. Het zou heel raar zijn als je wel premie mag betalen, maar niet voor een uitkering in aanmerking komt. Dan is het geen premie meer, maar gewoon een belasting. Ik denk dat het verstandig is om het uitgangspunt overeind te houden dat de AOW-uitkering in ons land inkomensonafhankelijk is. De heer Dijkgraaf en anderen hebben gelijk als zij zeggen dat wij hierop een ingreep doen. De Raad van State wijst hier terecht ook op. Wat ons betreft is het echter een eenmalige ingreep en blijft het verder zoals het is.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Dit is mijn laatste interruptie, voorzitter.

Stel dat ik tot de pensioengerechtigde leeftijd, tegen die tijd wellicht 67 jaar, gewoon doorwerk. Dan krijg ik geen partnertoeslag. De vrouw van de huisarts – de huisarts heeft een goed pensioenfonds – die niet werkt, krijgt wel partnertoeslag in dit land. Het is dus niet zo dat iedereen die premie betaalt, automatisch aanspraak maakt op de toeslag. Als je in alle redelijkheid een korting toepast, maak die dan ongelooflijk eerlijk en zorg ervoor dat die niet terechtkomt bij degene die zwak is. € 20.000 is zo'n lage drempel. Daarboven heb je nog nauwelijks pensioen; mevrouw Sap zei het al: € 1500. Je zou het echt veel eerlijker kunnen doen.

Minister Kamp:

Het uitgangspunt is dat deze volksverzekering, de AOW, een inkomensonafhankelijke uitkering is. Ik denk dat het verstandig is om dat principe zo te houden. Het voorstel van mevrouw Vermeij om de hele partnertoeslag inkomensafhankelijk te maken, is mijns inziens geen goed voorstel.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Is dit alles wat de minister wilde zeggen over een eerlijke vormgeving van de korting?

Minister Kamp:

Ik ben nu bezig om de vragen van mevrouw Vermeij te beantwoorden. Als mevrouw Sap vooruitlopend op de andere antwoorden nog een vraag heeft, zal ik graag mijn best doen om hierop een antwoord te geven.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik heb in het verlengde van de vraag van mevrouw Vermeij gevraagd of de minister kansen ziet om een en ander eerlijker vorm te geven. Eigenlijk is de hoofdvraag: wil de minister een voorstel dat behoorlijk ingrijpend is, met de kleinst mogelijke meerderheid door de Kamer krijgen of is hij bereid om handreikingen te doen en samen met een wat ruimere meerderheid van de Kamer te kijken naar een vormgeving die op een ruimere steun kan rekenen? Ik vraag dit ook met het oog op de vervolgbehandeling in de Eerste Kamer. Ik hoef de minister helemaal niet uit te leggen hoe dat werkt.

Minister Kamp:

Ik vind de opvatting van mevrouw Sap bijzonder belangrijk, maar ik vind ook de opmerking van mevrouw Dezentjé bijzonder belangrijk. Mevrouw Dezentjé zegt: luister, dit is een klein onderdeel dat je inkomensafhankelijk maakt en ik vind dat je op dit pad niet verder moet gaan. Wat haar betreft is dit de grens. Dat is ook een gegeven waar ik rekening mee moet houden. Laat ik het maar stap voor stap doen. Dat betekent dat ik nu graag mij best doe om een zo breed mogelijke steun in deze Kamer te krijgen en dat ik daarna hetzelfde zal doen in de Eerste Kamer. Ik zou de steun van mevrouw Sap graag willen hebben, maar zij heeft twee voorwaarden gesteld. De ene voorwaarde is: maak het meer inkomensafhankelijk. De tweede voorwaarde is: je moet wel zorgen dat er werk is. Wat de tweede voorwaarde betreft, zie ik kans om mevrouw Sap te overtuigen. Zij zal het met mij eens zijn dat het, gelet op de markt van persoonlijke dienstverlening die zich ontwikkelt en op de capaciteiten en de ervaring die oudere mensen zeker hebben, mogelijk moet zijn om met twee weken per jaar werken tegen minimumloon in je inkomen te voorzien. Daar kunnen we het dus mogelijk over eens worden. De voorwaarde om het meer inkomensafhankelijk te maken dan we nu hebben voorgesteld, is echter een voorwaarde waar ik niet aan kan voldoen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat vind ik bijzonder teleurstellend. Ik ben ook heel benieuwd ...

De voorzitter:

Mevrouw Sap ...

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik wil even kunnen doorvragen op mijn interruptie, voorzitter.

De voorzitter:

Dat begrijp ik. Dat kunt u nog één keer doen en daarna laten we de minister uitspreken, want om 16.30 uur is het volgende debat. We gaan nu dus een beetje tempo maken.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat waardeer ik, voorzitter. Ik zal het kort houden.

De minister hecht kennelijk grote waarde aan de opvattingen van mevrouw Dezentjé. Dat doet ook de vraag rijzen hoe de andere coalitiepartijen hierin staan. Ik weet bijvoorbeeld dat de PVV-fractie en de CDA-fractie zich in het verleden tamelijk gevoelig hebben getoond voor de effecten voor de lagere inkomens en de lage middeninkomens. Daar probeer ik een oplossing voor te vinden, en de minister verwijst nu eigenlijk alleen naar iemand uit de VVD-fractie. Dat vind ik een tamelijk mager verweer van de minister. Ik vraag hem dus om dit in een breder coalitieverband te trekken en te bekijken of hij de inkomensafhankelijke vormgeving wat anders kan invullen. Dan hoeft het helemaal niet meer te zijn, maar anders ingevuld, zodat het een acceptabel effect heeft voor het traject tot aan modaal. Dan kan de minister wellicht ook bij de vervolgbehandeling in de Eerste Kamer op meer succes rekenen.

Minister Kamp:

Het antwoord op de inhoudelijke vraag heb ik al gegeven. En dan het noemen van mevrouw Dezentjé. Ik heb niet gezegd dat mevrouw Dezentjé belangrijker zou zijn dan mevrouw Sap, hoewel haar fractie drie keer zo groot is. Mevrouw Sap is mij net zo lief als mevrouw Dezentjé, alleen zijn de opvattingen en de voorwaarden van mevrouw Sap voor mij zeker niet belangrijker dan de voorwaarden en opvattingen van mevrouw Dezentjé. Dat ik in dit geval niet de heer Van Dijck en de heer Van Hijum heb genoemd, komt omdat mevrouw Dezentjé haar voorwaarden heel uitdrukkelijk zo stelde. Er is wat mij betreft geen enkele remming om de naam van mevrouw Dezentjé in deze Kamer te noemen. Op de punten die zij naar voren heeft gebracht, ben ik inmiddels ingegaan.

De heer Van Hijum heeft consequent weergegeven hoe zijn fractie hierin door de jaren heen heeft geopereerd, welke bezwaren hij ziet en waarom hij uiteindelijk toch tot de conclusie komt dat hij ermee instemt. Ik ben daar blij mee.

Mevrouw Koşer Kaya heeft in het bijzonder aandacht gevraagd voor de aankondiging, die zij te kort vindt. Ik heb daarop antwoord gegeven en kan er verder geen andere antwoorden op geven.

De heer Dijkgraaf noemde het punt dat mensen zich niet hebben kunnen voorbereiden. Ik heb al gezegd dat er ook voor deze groep op de arbeidsmarkt mogelijkheden zijn, zeker gelet op de geringe uitdaging die er ligt om de korting op de toeslag op te vangen.

Over de periode na 2015 is in de Kamer heel bewust besluitvorming geweest voor de lange termijn. Deze behandeling van de korting op de partnertoeslag is niet het goede moment om een besluit dat vijftien jaar geleden in de Kamer is genomen, opnieuw ter discussie te stellen.

De stelling van de heer Dijkgraaf dat de AOW minder eenvoudig wordt in de uitvoering, is juist. Als ik verder zou gaan op het pad van het inkomensafhankelijk maken, zou de zaak nog veel gecompliceerder worden. Laten we dus samen proberen om het te laten bij wat er nu is gebeurd. Dat is mijn intentie, die ik zojuist ook heb uitgesproken.

Mevrouw Sap vroeg hoe we de herintredende vrouwen vanaf 2015 aan werk gaan helpen. Ik denk dat ik daar voldoende op heb gezegd. Ik denk trouwens dat ze dat in de eerste plaats zelf gaan doen, dat ze zich daarop hebben voorbereid en dat de mogelijkheden er zijn. Sterker nog, op de arbeidsmarkt die er over vijf jaar en zeker over tien jaar zal zijn, zal behoefte zijn aan datgene wat deze ouderen te bieden hebben. Wij zullen de komende jaren een omslag zien. Nu vragen we ons af hoe we hen aan werk kunnen helpen, maar straks hebben we de situatie waarin er echt wordt getrokken aan mensen die iets te bieden hebben, om datgene wat ze te bieden hebben daadwerkelijk in te zetten op de arbeidsmarkt. Ik kijk even na of ik nog iets heb laten liggen. Ik heb het over de informatie en de eenvoud gehad. Ik geloof dus dat ik alle vragen naar behoren heb beantwoord. Mocht dit niet zo zijn, dan hoop ik dat de woordvoerders mij daarop zullen wijzen.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik had de minister gevraagd of hij bereid is om de groep die straks geraakt wordt door deze korting van 8% en daar nog over geïnformeerd zal worden door de Sociale Verzekeringsbank, meteen goed te informeren over de ondersteuning bij de stap naar de arbeidsmarkt die men kan krijgen via verschillende kanalen, zoals gemeenten en misschien ook ondersteuningscentra in de zorg. De minister zegt dat heel veel vrouwen het wel zelf kunnen doen. De praktijk laat dit voor een deel inderdaad zien, maar die laat ook zien dat er grote groepen zijn die de weg niet kunnen vinden. Is de minister bereid om daar met de SVB en met gemeenten over te overleggen en de betreffende groep zo mogelijk te informeren over de mogelijkheden op de arbeidsmarkt?

Minister Kamp:

Als de vraag van mevrouw Sap de groep betreft die na 2015 helemaal geen partnertoeslag meer krijgt, kan ik mij dit voorstellen. Nu gaat het echter om een groep die twee weken per jaar in een inkomen tegen het minimumloon moet kunnen voorzien. Dit is een relatief bescheiden opgave. Ik zal de vraag van mevrouw Sap echter op mij laten inwerken en mogelijk met de SVB nog even daarover van gedachten wisselen. Als je een groep over een dergelijk punt moet informeren, moet je je dan niet uitdrukkelijk op de kernboodschap richten? Kun je het tweede punt daar op dat moment niet beter buiten laten? Ik zal mij daarop bezinnen, maar ik denk dat het is zoals ik net heb geformuleerd.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik bezin mij ook nog even op het antwoord van de minister. Volgens mij is de minister in ieder geval voor 2015 bereid om dit te doen. Ik zeg hem bij dezen dank voor die toezegging. Ik maak echter bezwaar tegen het beeld dat de minister schetst voor de kortere termijn. Het lijkt wel alsof het arbeidsparticipatiedoel van deze korting zou zijn dat oudere vrouwen nu een soort vakantiebaantje nemen. Ik maak daar ernstig bezwaar tegen. Het gaat mijn fractie erom dat ook deze generatie iets oudere vrouwen – zij zijn heus niet allemaal 63 jaar; er zijn ook gewoon 50-plussers bij – een reëel perspectief op de arbeidsmarkt krijgt. Deze vrouwen moeten echt nog een aantal jaren – best vaak zal dit nog tien of vijftien jaar zijn – een goede plek op de arbeidsmarkt kunnen veroveren. Het gaat er niet alleen om dat zij de 8% korting via twee weekjes vakantiewerk wegwerken. Dat is een veel te karig beeld. Ik vind het daarom heel belangrijk dat de minister ook deze groep die op de korte termijn met de korting wordt geconfronteerd, goed informeert over de mogelijkheden.

Minister Kamp:

Ik heb al gezegd dat ik zal nadenken over wat mevrouw Sap gezegd heeft over het informeren op de korte termijn. Ik heb ook al een eerste reactie daarop gegeven. Het voorbeeld van een vrouw van 63 jaar kwam niet van mij, maar van een collega van mevrouw Sap. Het woord "vakantiebaantje" heb ik ook niet in de mond genomen. Ik heb gezegd dat wij niet moeten doen alsof mensen die van hun pensioen zitten te genieten, plotseling uit elkaar worden gerukt en op de arbeidsmarkt worden gekwakt. Een collega van mevrouw Sap sprak er in die sfeer over. Wij praten hier over een korting die geldt voor iemand met een partner die al 65 jaar is en wel voor de periode tussen nu en het tijdstip dat die persoon zelf 65 jaar wordt. Die korting houdt een brutobedrag van € 720 per jaar in. Dit is vergelijkbaar met twee weken minimumloon. Ik kan de werkelijkheid niet anders maken dan ze is.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Ik begrijp dat de minister in ieder geval nog wil denken over de korte termijn. Ik vraag hem om ons de uitkomsten van dat nadenken voor de stemmingen toe te sturen.

Minister Kamp:

Het gaat er dan met name om of het voor een groep die wij op een later moment over de maatregel moeten informeren, communicatief verstandig is om een tweede punt toe te voegen. Ik denk in dit verband aan een verwijzing naar het Werkplein waar men de nodige informatie kan krijgen. Ik zal daarover nadenken.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Vanochtend heeft deze minister, gesteund door de coalitie, sinterklaas gespeeld. Hij gaf namelijk 80 mln. aan supermarkten en horecaondernemers zonder dat dit ook maar enig effect heeft op de werkgelegenheid. Nu toont hij zich echter het tegendeel van sinterklaas. Hij pakt namelijk 105 mln. af van de partners van gepensioneerde mensen van 65 jaar tot 69 jaar. Ik weet niet wat ik aan deze minister heb, maar sociaal is het niet.

Ik verzet mij ernstig tegen de oplossing die de minister geeft. Tegen mensen van 60 tot en met 65 jaar, vrouwen die vaak niet gewerkt hebben, zeggen "ach, ga effe twee weken het minimumloon zien te verdienen", vind ik van een ongelofelijk disrespect getuigen van deze mensen. Als iemand het wil proberen en het hem niet lukt bij TNT, mag hij dan een briefje aan de minister sturen? En zegt de minister dan: ik heb wel een baantje voor u, oude mevrouw, om twee weken dat inkomen bij elkaar te scharrelen?

Rest mij nog een ding. Ik vind dit zo getuigen van een onbetrouwbare overheid dat ik van hieruit een oproep wil doen aan de Eerste Kamer om deze wet niet goed te keuren.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Ik constateer dat op alle constructieve bijdragen en pogingen om alternatieven aan te dragen er van deze minister, weliswaar in mooie bewoordingen, toch een vrij hard "nee" is gekomen. Het gaat om het eerlijker verdelen van deze korting op de partnertoeslag over deze groep door te kijken naar een meer inkomensafhankelijke bijdrage. Nogmaals, de vrouw van de huisarts die niet werkt, krijgt het wel; als ik doorwerk, krijg ik het niet. Wij betalen allemaal premie in dit land. Kunnen wij dit niet wat eerlijker verdelen? De korting komt veel harder aan bij de lagere middeninkomens en de lage inkomens dan bij hogere. Daarop geeft de minister een heel duidelijk "nee". Blijkbaar is het verbod op het inkomensafhankelijk maken van regelingen dat de VVD heeft afgekondigd, daarbij leidend. Mijn fractie betreurt dat zeer.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. De afspraak was om de partnertoeslag af te schaffen in 2015. Dit kabinet houdt zich daar niet aan en kondigt zelfs aan binnen anderhalve maand een korting te laten plaatsvinden. Veel partners van AOW'ers hebben daar niet op geanticipeerd en zij zijn op leeftijd; dat gaf ik al eerder aan. Dat is niet netjes en het getuigt ook niet van een betrouwbare overheid.

Het is jammer dat dit kabinet de grote hervormingen niet laat plaatsvinden en zich wendt tot deze noodgreep, want structurele maatregelen zouden echt veel geld opleveren en zouden deze mensen in ieder geval tot 2015 de tijd kunnen geven om te anticiperen. Het is jammer dat dit kabinet eigenlijk wordt geleid door de PVV.

Het is ook jammer dat de PVV deze draai maakt en haar eerdere kritische houding, toen zij aangaf dat een betrouwbare overheid zich ook aan de afspraken dient te houden, zelf niet gestand doet.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik moet lang genoeg spreken zodat mijn medewerker een motie kan uitdraaien. Dan komt het allemaal goed.

Ik dank de minister zeer voor zijn heldere beantwoording. Ik ben duidelijk geweest in mijn inbreng; de minister was dat ook. Ik had het ook niet anders verwacht. De beantwoording was ook eerlijk en helder. Vervolgens gaat het natuurlijk om een weging van de verschillende factoren die daarbij aan de orde zijn. De minister heeft dat ook duidelijk aangegeven: alles afwegende vond het kabinet het een goed punt om tot deze maatregel te komen. Ook wij zullen de verschillende factoren afwegen. Daarbij zijn voor mij twee punten van belang.

Ten eerste hebben we al een paar keer een discussie gevoerd over de zes weken. Ik heb in de agenda gekeken. Als de Kamer nog moet stemmen, moet de minister vervolgens naar de Eerste Kamer en moet daar een stemming plaatsvinden. Volgens mij zal het dan vlak voor kerst zijn. Dat betekent dat deze ouderen een mooi kerstcadeautje onder de kerstboom zullen vinden, namelijk een korting op hun AOW. Ik begrijp dat de minister zegt dat men hiermee al heel lang bezig is. Tegelijkertijd weten we echter dat een aantal mensen dit wel volgt, maar velen volgen dit absoluut niet. Zij zullen dit als een complete verrassing op hun deurmat vinden. Hoe gaat de minister daarmee om?

Ten tweede is er gesproken over de informatievoorziening over kansen op werk. Ik heb dat punt zelf naar voren gebracht en mevrouw Sap heeft dat ook gedaan. Dit is voor mij cruciaal. Het gaat om een groep die niet altijd eraan gewend is om de wegen te vinden die er zijn. Voor ons zijn die misschien heel makkelijk, maar dat geldt niet voor deze mensen. Ik snap dat informatievoorziening op een heel eenvoudige manier moet plaatsvinden, maar ik hecht daar wel sterk aan. Daarom heb ik de volgende motie opgesteld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het essentieel is dat ouderen die gekort worden op hun AOW-partnertoeslag een eerlijke kans op werk hebben;

verzoekt de regering, deze ouderen goed te informeren over hun mogelijkheden op het vinden van werk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf, Sap en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(32430).

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. Ik moet zeggen dat dit toch weer een teleurstellend debat is. Er blijkt weer geen millimeter ruimte om zaken te doen met dit minderheidskabinet met gedoogsteun, waarbij de Kamer een veel grotere rol zou krijgen en waarbij het dualisme weer een echte kans zou krijgen. Daarvan zien we vanmiddag niets. Ik vind dat teleurstellend.

Ik heb aangegeven dat er voor mijn fractie twee heel belangrijke voorwaarden zijn. Dat heb ik in dit debat ook gehoord van veel andere partijen die tegen dit voorstel zijn. Men heeft dat wellicht in andere bewoordingen gezegd, maar vaak zit de kern van het bezwaar in de eerlijke vormgeving en in het feit dat er geen echte kans op participatie is. Ik zou de coalitiepartijen en de gedoogpartner willen vragen om hun visie te geven op de eerlijke vormgeving van de korting. De woordvoerders van deze partijen hebben alle drie geen gebruikgemaakt van hun tweede termijn, maar ze hebben gehoord dat dit voorstel op een ruimere meerderheid kan rekenen als we die korting eerlijk vormgeven. Dat is een heel belangrijk element voor ons.

Ze hebben ook gehoord dat we vermoeden dat de kans reëel is dat de Eerste Kamer dit niet gaat steunen als de partijen op deze koers doorgaan, waarbij ze gewoon hun ding doen en absoluut niet luisteren wat de oppositie ervan vindt. Houdt mevrouw Dezentjé Hamming, na dit debat gehoord te hebben, nog steeds zo strikt vast aan de stelling dat het op deze manier moet en niet een schepje eerlijker kan? Ik zou ook graag van de woordvoerders van het CDA en de PVV willen horen of ze echt fundamentele bezwaren hebben tegen het anders vormgeven van de korting, zodat bijvoorbeeld mensen met een inkomen tot en met modaal worden uitgezonderd. Of willen ze toch zaken doen en daarmee hun kansen in de Eerste Kamer vergroten?

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

In mijn eerste termijn heb ik hierover een duidelijk standpunt ingenomen. Ik ben graag bereid om met GroenLinks samen te werken, maar dan wel op punten waarop wij elkaar kunnen vinden. En hierover verschillen wij echt van mening. Ik ben niet voor het inkomensafhankelijk maken van die partnertoeslag. De toeslag gaat sowieso verdwijnen. Vandaag gaat het om een budgettaire maatregel. Ik maak mij veel meer zorgen over de arbeidsparticipatie van ouderen dan over het inkomensafhankelijk maken van deze toeslag. Ik deel de zorgen van GroenLinks: er zijn heel veel vrouwen die nu werken, maar onvoldoende aan hun toekomst denken. Mevrouw Sap heeft mij niet van haar standpunt kunnen overtuigen. Ik blijf bij mijn voorwaarde dat er niet verder inkomensafhankelijk moet worden ingegrepen in de toeslag.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Dat is heel helder. De VVD-fractie heeft nog liever niks in handen hier dan dat zij iets meebeweegt met de oppositie en een voorstel mogelijk maakt dat wat eerlijker is.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Daar wil ik nog even op inhaken. Wat mij van zowel GroenLinks als SP opvalt, is dat de groep ouderen wordt weggezet als een soort kansarme groep die in de samenleving wordt afgeschreven. Er wordt een leeftijd genoemd van 63; daar zit ik niet eens zo ver vanaf. Ik vind dat wegzetten heel slecht. Ik zou het veel liever dáárover hebben. Er komen waarschijnlijk nog genoeg debatten om dat te doen. Mevrouw Sap is ook voor het gastouderschap. Daarin zie ik prachtige mogelijkheden om de tekorten die hier ontstaan, bij te plussen. Dat is toch wat wij willen in deze moderne economie. Wij hebben het over een bedrag van tussen € 30 en € 60 per maand.

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Mevrouw Dezentjé houdt dit betoog tegen de foute persoon. Als het gaat om participatie van ouderen, om kansen zien voor alle groepen in de samenleving, om mogelijk maken dat groepen die nu veel te weinig participeren hun kansen grijpen, heeft zij in de fractie van GroenLinks een enorm voorstander. Het enige probleem is dat ik ook op dat punt helemaal niets van de VVD-fractie hoor. Het enige wat ik hier aan toezeggingen heb kunnen loskrijgen, is dat de minister er nog over aan het nadenken is. Vandaar mijn steun voor de motie-Dijkgraaf. Als mevrouw Dezentjé werkelijk serieus is, steunt zij die motie.

Dit neemt niet weg dat er niet genoeg banen zijn om deze groep van 200.000 mensen echt naar de arbeidsmarkt toe te leiden. Dat is een illusie. Het regeerakkoord gaat in de komende vier jaar juist 100.000 banen in deze samenleving vernietigen. Dat betekent ook dat je bereid moet zijn om na te denken over de manier waarop je het op korte termijn voor mensen zo acceptabel mogelijk regelt. Als wij het eerlijker willen, als wij mensen met lage inkomens en lage middeninkomens niet out of the blue met deze forse korting willen confronteren, dan is het helder: dan vinden wij de VVD niet aan onze zijde. Dan loopt de VVD-fractie liever het risico dat het in de Eerste Kamer strandt dan dat zij nu over een redelijk alternatief nadenkt. En dat vind ik heel teleurstellend.

Minister Kamp:

Voorzitter. Mevrouw Sap speculeert erop dat de Eerste Kamer dit wetsvoorstel niet zal steunen. Wij zullen dat natuurlijk moeten afwachten – de Eerste Kamer heeft een eigen verantwoordelijkheid – maar wij kunnen twee aspecten onder ogen zien. Het eerste is dat er dan een gat van 105 mln. in de begroting voor 2011 wordt geslagen. Wij weten dat wij echt een bedreigende problematiek hebben in de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Ik schat in dat de Eerste Kamer daar zeker aandacht voor zal hebben. Het is moeizaam om een tekort van 105 mln. extra in de begroting van 2011 te leggen. Het tweede aspect is dat de Eerste Kamerfractie van de PvdA zich zal realiseren dat dit geen initiatief is van mij of van dit kabinet. Het is een initiatief van het vorige kabinet, waar ook de PvdA deel van uitmaakte. Dat kabinet is met dit voorstel gekomen. Het is vervolgens door mevrouw Klijnsma van de PvdA gefinetuned. Dat is het voorstel dat ik heb overgenomen. Ik zeg dus niet nee tegen wat mevrouw Vermeij zegt, ik zeg ja tegen het voorstel van het vorige kabinet. Ik denk dat het een belangrijk onderdeel is van het totaal aan voorstellen dat wij doen om ervoor te zorgen dat wij onze overheidsfinanciën weer op orde krijgen, waarmee wij onze welvaart en werkgelegenheid voor de volgende generatie kunnen behouden.

De heer Ulenbelt zegt dat het van disrespect getuigt als ik erop wijs dat 8% van de partnertoeslag overeenkomt met twee weken werken voor het minimumloon. Er is absoluut geen sprake van disrespect. De heer Ulenbelt heeft in zijn eerste termijn het beeld geschetst van ouderen die van hun pensioen genoten, en die vervolgens uit elkaar werden gerukt omdat een van beiden weer op de arbeidsmarkt werd gegooid. Ik heb dat in een juist perspectief willen zetten. Nogmaals: mensen die aan de onderkant van de inkomens zitten, dus tot 110% WML, zullen verder geen gevolgen van deze maatregel ondervinden.

Stel dat het zo is als de heer Dijkgraaf mogelijk acht, en dat het wetsvoorstel niet voor 1 januari de beide Kamers zal hebben gepasseerd? Ik hoop dat het niet zo is, maar mocht het zo zijn, dan zal uitgaande van het ongewijzigd aannemen van dit voorstel de korting in de maand januari niet kunnen worden toegepast, terwijl per februari die korting wel wordt toegepast, inclusief verrekening over de maand januari. Zo wordt het uiteindelijke resultaat, een bijdrage aan de oplossing van de houdbaarheidsproblematiek, ter grootte van 105 mln., gerealiseerd.

Over de motie van de heer Dijkgraaf c.s. heb ik al het nodige tegen mevrouw Sap gezegd. Kort voor 1 januari moet ik een moeilijke boodschap communiceren met een groep mensen die een AOW-uitkering heeft. Als je zo kort voor die datum een boodschap communiceert, kun je het dan niet beter bij één boodschap laten? Is het mogelijk ook twee boodschappen op een verantwoorde manier over het voetlicht te brengen? Ik zal daar vanuit communicatief oogpunt naar kijken. Als ik de indruk heb dat dat op een verantwoorde manier mogelijk is, zal ik doen wat eventueel door de Kamer wordt gevraagd. Maar los van wat de Kamer mij vraagt, zal ik daar sowieso naar kijken op de manier zoals ik net heb geschetst.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De motie gaat eigenlijk iets verder. Het aannemen van de motie zou ook kunnen inhouden dat er misschien twee boodschappen worden verzonden, op het moment dat de minister constateert het beter in tweeën te kunnen doen, omdat de boodschap anders niet goed overkomt.

Minister Kamp:

Mensen die nog geen 65 jaar zijn – anders was deze partnertoeslag niet in beeld – zijn geen mensen die los staan van de wereld. Ze weten heel goed wat er in de wereld gebeurt, ze kennen de arbeidsmarkt, ze weten wat Werkplein is, ze weten waar ze hulp kunnen krijgen. Ik denk niet dat er een specifieke aanleiding is om deze groep te benaderen met deze boodschap, anders dan de koppeling die u hebt gelegd met het wetsvoorstel dat nu aan de orde is. Voor mijn gevoel gaat het toch om dit wetsvoorstel, om mensen die worden gekort op hun partnertoeslag en of je ze moet verwijzen naar het Werkplein. Dat wil ik op een positieve manier bekijken, met de afwegingen die ik net heb gegeven.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het is ook niet mijn bedoeling een brief te sturen naar een bredere groep. Het gaat om de groep waar we het over hebben, gekoppeld aan het wetsvoorstel. Maar dat laat natuurlijk onverlet dat het misschien handig is om kort voor 1 januari de ene boodschap te sturen, en diezelfde groep later in januari of februari te informeren over mogelijkheden voor het vinden van werk, als de boodschap enigszins is geland. Daar kunnen marketingdeskundigen op uw minister over nadenken. Voor ons is essentieel dat die boodschap aankomt, hoe dan ook.

Minister Kamp:

Dank u wel. Ik zal ook die opmerking van u bij mijn afweging de aandacht geven die ze verdient.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende motie zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt van 16.20 uur tot 16.30 uur geschorst.

Naar boven