Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg met de minister van Justitie en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over eergerelateerd geweld (30388, nr. 36).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Wij hebben in februari uitvoerig gesproken over eergerelateerd geweld en over de casus van het meisje Suat, het meisje dat als minderjarige is uitgehuwelijkt, verkracht en mishandeld. Ondanks alle goede bedoelingen en inzet van politie, justitie en jeugdzorg is in deze zaak toch ontzettend veel misgegaan. Dit soort treurige voorvallen moeten wij zo veel mogelijk zien te voorkomen. Betere bescherming van de slachtoffers en een harde strafrechtelijke aanpak van de daders zijn noodzakelijk. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uithuwelijking van minderjarige meisjes strafbaar is en de slachtoffers beschermd dienen te worden;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat minderjarige meisjes die dreigen te worden uitgehuwelijkt, direct onder toezicht worden gesteld van jeugdzorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(30388).

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit gaat namelijk beslist niet altijd goed.

Daarnaast stel ik nog drie korte vragen aan de minister. Drie jaar na dato is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de daders, de officieuze ex-partner van dit meisje en de vader. De minister heeft tijdens het debat toegezegd, ons te zullen informeren over de stand. Ik wil graag weten wanneer wij deze informatie kunnen verwachten, want tot nu toe hebben wij die niet ontvangen.

Mijn tweede vraag betreft de aanwijzing van eergerelateerd geweld. Ook daarover hebben wij het al jaren. De minister heeft mij in het debat verzekerd dat het OM de minister had verzekerd dat die aanwijzing er dit voorjaar zou zijn. Is die er al, zo vraag ik de minister.

Tot slot: wij zouden ook in het voorjaar de rapportage van het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld krijgen met inzicht in aantallen opsporingen en vervolgingen. Ik vraag de minister ook waar die rapportage blijft.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ik had vandaag bij de regeling eigenlijk een spoeddebat willen aanvragen. Uiteindelijk heb ik daarvan afgezien omdat wij vanavond dit VAO op de agenda hebben staan. Dat spoeddebat had te maken met het bericht dat wij vandaag hebben gehoord dat er nog steeds een tekort is aan opvang voor slachtoffers van eergerelateerd geweld. In oktober 2009 heb ik mondelinge vragen gesteld aan de toenmalige staatssecretaris van VWS. Ik wilde weten hoe het kan dat er, ondanks dat er twee pilots tot stand zijn gebracht, namelijk Zahir en EVA, nog steeds slachtoffers van eergerelateerd geweld worden geweigerd. Er was plek, maar dan voor een beperkt aantal. Uit de praktijk blijkt dat er een toename is van het aantal meldingen van slachtoffers van eergerelateerd debat.

In het debat waarnaar ook mevrouw Karabulut heeft verwezen en waarover wij vandaag een VAO houden, heb ik dit opnieuw aangekaart. De staatssecretaris heeft toen erkend dat er een tekort is. Zij zou in overleg treden met beide projecten, EVA en Zahir, en zij zou ons informeren. Ik begreep toen dat het geen kwestie van geld was. Het was vooral een experiment en men moest bekijken wat de praktijk met zich meebrengt. Nu blijkt, zoals vandaag ook in de media is bericht, dat 200 meldingen zijn gedaan bij het Meldpunt Eergerelateerd Geweld. Van die melders is 40% jonger dan twintig jaar. Er is dus gewoon sprake van een toename. Daarom vind ik het ook belangrijk dat slachtoffers van eergerelateerd geweld de opvang en hulp krijgen die zij nodig hebben. Wij weten dat de aanpak van eergerelateerd geweld staat of valt met de opvang en de bescherming van de slachtoffers. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in 2009 vier keer zoveel personen om hulp van het Meldpunt Eergerelateerd Geweld hebben gevraagd als in 2008;

overwegende dat het aantal slachtoffers van eergerelateerd geweld toeneemt;

van mening dat slachtoffers van eergerelateerd geweld specifieke behandeling en opvang nodig hebben;

van mening dat de opvang van slachtoffers van eergerelateerd geweld moet meegroeien met het aantal meldingen van eergerelateerd geweld;

verzoekt de regering om op zo kort mogelijke termijn Aribte bewerkstelligen dat het aantal opvangplaatsen voor slachtoffers van eergerelateerd geweld afdoende is om aan de behoefte aan deze plaatsen te voorzien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Arib en Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(30388).

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Karabulut en mevrouw Arib nogmaals, zoals ik ook in het algemeen overleg heb gedaan. Toen was de dank ook gericht tot de andere leden van de vaste commissie voor Justitie, die hier nu zwijgend maar zichtbaar aanwezig zijn. Ik dank hen voor de gezamenlijke betrokkenheid bij het tegengaan van eergerelateerd geweld. Het is niet voor niets dat wij daarvan aan het begin van deze kabinetsperiode een prioriteit hebben gemaakt en dat wij alle reden hebben om door te gaan met wat wij ons hebben voorgenomen, in samenwerking met mijn andere betrokken collega's en met de vroegere collega's uit dit kabinet. De verbetering van de opvang is onderdeel van ons voornemen. Ik kom dadelijk uiteraard te spreken over de motie van mevrouw Arib en mevrouw Azough over dat onderwerp.

Mevrouw Karabulut vroeg terecht naar het strafrechtelijk onderzoek waarvan ik melding heb gemaakt in verband met de tragische geschiedenis met het meisje dat we de naam Suat hebben gegeven. Dat is niet haar echte naam, maar iedereen kent haar en haar geschiedenis onder die naam. Het onderzoek van het Openbaar Ministerie loopt nog. Het is moeilijk om nu een termijn te noemen voor de afronding. Op het moment dat je meldt dat een onderzoek op een bepaalde termijn is afgerond, heb je namelijk zicht op wat gevonden moet worden of moet je constateren dat er verder niets gevonden zal worden. Alleen dan kun je de einddatum van een strafrechtelijk onderzoek melden, met vooruitzicht op conclusies. Dit stadium heeft het Openbaar Ministerie nog niet bereikt. Op dit moment kan ik daar dus niets over zeggen.

Wel kan ik iets zeggen over een paar andere onderwerpen die door mevrouw Karabulut zijn aangesneden. Een daarvan is het onderwerp van de motie, namelijk het tegengaan van huwelijksdwang. Ik zie deze motie als ondersteuning van het beleid. Ik wijs erop dat de mogelijkheid van toezicht door jeugdzorg ook nu bestaat. Daar is uiteraard overleg voor nodig met de Raad voor de Kinderbescherming. Beoordeeld moet worden of de situatie zo acuut is dat dit de juiste maatregel is of dat op een andere manier bescherming moet worden geboden. Deze motie spoort dus met het beleid. Misschien is dit voor mevrouw Karabulut voldoende reden om te concluderen dat aan de motie geen behoefte meer is. Dit is in ieder geval wat ik graag over deze motie wil zeggen. Daar komt bij dat er andere manieren zijn waarop we huwelijksdwang willen tegengaan. Ik heb de Kamer daarover een brief gestuurd. Deze brief is helaas controversieel verklaard. In die brief vindt u dus wat ik van plan ben verder te doen op dit terrein. Uiteraard zie ik uit naar het moment waarop dat wat in de brief is aangekondigd een goed vervolg kan krijgen.

Mevrouw Karabulut (SP):

De minister zegt dat het ondersteuning is van beleid. Natuurlijk is die mogelijkheid er nu al, maar het probleem zit hem er vaak in dat het lang niet altijd gebeurt waar het wel zou moeten gebeuren. De casus-Suat wijst dat uit, maar ook mensen van jeugdzorg zelf zeggen dat daarmee te voorzichtig wordt omgegaan. Niet in alle gevallen waar dat zou moeten, wordt die ondertoezichtstelling ingezet. Ik zou deze motie graag handhaven. Daarmee wil ik de minister ook aansporen om dit instrument veel vaker toe te passen als er sprake is van uithuwelijking of dreigende uithuwelijking. Die minderjarige, kwetsbare meisjes, zoals Suat, moeten veel beter worden beschermd en onder toezicht worden gesteld van jeugdzorg.

Minister Hirsch Ballin:

Ik begrijp uiteraard goed wat mevrouw Karabulut naar voren brengt. Ik zou er wel op willen wijzen dat wat de meest adequate maatregel is in een situatie waarin uithuwelijking dreigt, uiteraard van geval tot geval moet worden beoordeeld. Ik vind deze benadering een goede en in zekere zin ook een voor de hand liggende. Ik denk dat het ook wenselijk is dat hij wordt bezien in samenhang met de andere maatregelen die in de brief over huwelijksdwang zijn voorzien. Misschien kan de verdere behandeling van deze motie worden gecombineerd met de brief die ik over dit onderwerp aan de Kamer heb gericht.

Mevrouw Karabulut (SP):

Uiteraard kunnen de situaties per geval verschillen en natuurlijk ga ik niet over de uitvoering. Ik vind deze motie en dit instrument echter zo belangrijk, juist vanwege het belang van jeugdzorg en bescherming van dit soort meisjes, dat ik deze motie toch gewoon in stemming wil brengen. Graag beluister ik ook een positief advies van de minister.

Minister Hirsch Ballin:

Ik denk dat ik mezelf ga herhalen. Ik vind het een belangrijke en in veel gevallen nuttige aanpak. Ik zou willen vragen om het tegengaan van huwelijksdwang in de samenhang te zien met het bredere beleid dat ik heb beschreven in de brief die de Kamer heeft gekregen. Ik denk dat het belangrijk is. Ik breng het niet als: laten wij die motie behandelen en dan meteen ook mijn brief. Ik vind het echter belangrijk dat er voortgang is op dit onderwerp. Daarom breng ik die brief wel onder de aandacht. Ik zou het op prijs stellen als die brief en de daarin aangekondigde maatregelen een vervolg kunnen krijgen.

Dan kom ik op de andere punten. Om te beginnen op de aanwijzing van het Openbaar Ministerie. Die aanwijzing is gereed voor bespreking in de overlegvergadering van deze maand, april dus. Als die bespreking van mij met het OM tot een positief resultaat leidt, en dat mag ik verwachten, dan is die aanwijzing er voor het zomerreces van de nieuwe Kamer.

De rapportage van het landelijk expertisecentrum verwacht ik in mei.

Dan kom ik op de motie van mevrouw Arib over de opvang, mede naar aanleiding van Metro van vanochtend. Mij is gemeld dat het daar gaat om 206 contacten die het meldpunt Amsterdam in 2009 had rond mogelijke eerkwesties. Die contacten waren overwegend met ketenpartners en varieerden van adviesaanvragen, zoals collegiale consultatie overeenkomstig een van de stappen uit de basismeldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, tot daadwerkelijk melden. In 20% tot 30% van deze contacten bleek op basis van risicotaxatie sprake van ernstige dreiging en zijn maatregelen getroffen ten behoeve van de veiligheid van betrokkenen, noodopvang dus. Wat deze opvang betreft, kan ik melden dat de minister van VWS, die deze taak heeft overgenomen van de staatssecretaris van VWS, voornemens is om na stelselonderzoek een definitief standpunt te bepalen over het aantal plaatsen en daarmee ook over de pilots. Inmiddels zijn er al enkele extra plekken geregeld die zijn toegevoegd aan de pilots. Aan de pilots wordt dus gewerkt en de opvangcapaciteit daarvan is ook nog iets verruimd. De minister van VWS is van plan om een definitief standpunt over het aantal plaatsen vast te stellen na de rapportage die de Kamer eind juni kan verwachten. Hij zal de Kamer daar nader over berichten, respectievelijk het nieuwe kabinet, al naargelang onze inschattingen van de duur van de kabinetsformatie. Ik vraag namens de minister van VWS deze motie aan te houden totdat hij dit standpunt heeft gegeven. Uiteraard geldt ook hiervoor dat de strekking hiervan van harte door ons wordt ondersteund. Er moeten voldoende opvangplaatsen zijn voor de situaties waarin mensen slachtoffer dreigen te worden van huiselijk geweld.

Kortom, mevrouw de voorzitter, ik zie de ingediende moties als een steun in de rug voor het beleid dat ik onlangs in het algemeen overleg heb besproken. Ik raad aan om de moties te bezien in samenhang met de verdere stappen die ik de Kamer in het vooruitzicht heb gesteld respectievelijk die bij de Kamer liggen in afwachting van de handeling.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik ben best bereid, die motie aan te houden. Maar dan wil ik graag van de minister van VWS, die ik eerlijk gezegd ook had verwacht vanavond, een brief ontvangen over hoe hij die uitbreiding precies ziet. VWS zou namelijk al in december 2009 in overleg treden met beide pilots. Aan de hand van allerlei gesprekken en rapportages zou de Kamer worden geïnformeerd. Ik wil de motie aanhouden, maar dan wil ik wel graag een brief van de minister van VWS ontvangen waarin hij precies ingaat op de vraag om hoeveel opvangplaatsen het gaat en op welke termijn deze gerealiseerd zullen worden.

Minister Hirsch Ballin:

Ik zei al dat de nadere rapportage op zich laat wachten. Een extra brief kan ik niet toezeggen namens de minister van VWS. Wel kan ik zeggen dat hij inmiddels bij twee van de betrokken organisaties enkele extra opvangplaatsen heeft geregeld om deze pilots nog meer kans van slagen te geven.

De voorzitter:

Mevrouw Arib, laat u nog weten of u de motie aanhoudt?

Mevrouw Arib (PvdA):

Ja.

De voorzitter:

Dat wachten wij af.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik wil er nu geen besluit over nemen.

De voorzitter:

Dat snap ik.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik wil mij namelijk goed laten informeren of het voldoende is of niet.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb op dit punt nog een korte vraag aan de minister. Het is in het debat ook al aan de orde geweest, maar de berichten in de media vanochtend waren dat er zo veel vraag is dat het aantal opvangplekken niet toereikend is. Kan de minister mij garanderen dat slachtoffers van eergerelateerd of huiselijk geweld die opvang nodig hebben, ook echt een plek krijgen?

Minister Hirsch Ballin:

U overvraagt mij een beetje als u mij vraagt om zo'n garantie af te geven namens de minister van VWS. Ik kan wel toezeggen dat hij de benodigde omvang van de opvang beoordeelt en dat hij daarover bericht zal sturen aan de Kamer. Dat krijgt zij juni. Verder is het uiteraard aan de Kamer om te beoordelen op welk moment zij dat wil bespreken. In afwachting daarvan heeft hij deze pilots nog wat extra ruimte gegeven met een paar extra plaatsen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de antwoorden. Stemming over de moties vindt aanstaande dinsdag plaats.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven