Vragen van het lid Zijlstra aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht "Online-apotheek verkoopt illegaal medicijnen".

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Hormoonpreparaten, erectiepillen, antibiotica, het is allemaal nog steeds te bestellen via het internet, zonder dat er sprake is van een behandelrelatie met een arts. De inspectie staat machteloos. De brancheorganisatie van apothekers, de KNMP, lukt het niet om de betreffende apotheek zich aan de richtlijn te laten houden, terwijl wij dachten dit twee jaar geleden in de wet gerepareerd te hebben in de Kamer. Helaas, er zit een maas in de wet. Via een gepensioneerde Duitse vrouwenarts die gevestigd is op Curaçao blijkt een Nederlandse apotheek, de Multatuli Apotheek in Delft, in staat om de wetgeving te omzeilen. De betreffende Duitse vrouwenarts verstrekt elk gevraagd medicijn gewoon rücksichtslos. Er is geen sprake van een behandelrelatie en de Nederlandse apotheek die dit mogelijk maakt, heeft de betreffende vrouwenarts één keer telefonisch gesproken en hem nog nooit ontmoet. Dat zegt naar onze mening voldoende.

Ik heb de volgende vragen aan de minister van Volksgezondheid. Deelt u de mening van de VVD-fractie dat er altijd sprake moet zijn van een behandelrelatie bij de verstrekking van medicijnen op recept? Deelt u de mening van de VVD-fractie dat het gat in de wet onmiddellijk gedicht moet worden? Hoe denkt u dit gat te kunnen dichten?

Minister Klink:

Voorzitter. Ook ik heb kennisgenomen van het artikel in de Volkskrant van vanmorgen: "Dokteronline, voor al uw pillen". Laat ik vrij kort zijn in antwoord op de vragen van de heer Zijlstra. Dit kan natuurlijk niet, om twee redenen. Ten eerste dient degene die voorschrijft zich te vergewissen van de identiteit van de betrokkene. Ten tweede dient degene die geneesmiddelen verschaft zich te vergewissen van de medicatiegeschiedenis van de patiënt. Aan beide punten wordt niet voldaan. De heer Zijlstra verwees terecht naar de KNMP en de regels die gelden voor een goede beroepsuitoefening van apothekers.

Hij constateerde vervolgens dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg machteloos is als gevolg van een hiaat in de wet. Dat zou ik niet willen toegeven, daar zou ik niet mee willen instemmen. Krachtens de Kwaliteitswet zorginstellingen dient de apotheker zich te voegen naar de normen die gelden voor verantwoorde zorg in het kader van de farmaceutische zorg. Dat doet de betrokkene niet. In dat geval kan de inspectie een aantal dingen doen en dat heeft zij ook gedaan. Zij heeft de apotheker bezocht en is vervolgens een tuchtrechtelijke procedure gestart. De zitting hiervan zal waarschijnlijk in juli plaatsvinden.

De inspectie had ook kunnen besluiten tot het geven van een bevel op grond van het feit dat niet aan verantwoorde zorg en de daarmee gemoeide praktijknormen werd voldaan. Dat heeft zij niet gedaan. De reden hiervan was dat kennelijk in een van de bepalingen van de wet wordt verwezen naar acuut gevaar voor de betrokkene. Zij heeft beoordeeld dat dit acute gevaar waarschijnlijk op dat moment niet aanwezig was. In elk geval heeft zij een tuchtrechtelijke procedure in gang gezet.

De inspectie had zich ook bij mij kunnen vervoegen en mij kunnen vragen een aanwijzing te geven teneinde een bevel te kunnen geven. De regels waaraan ik ben gehouden, zijn kennelijk iets minder gedetailleerd omschreven en verwijzen met name naar de verantwoorde zorg. Nu ik constateer, mede op basis van dit artikel en op basis van de inbreng van de heer Zijlstra, dat niet wordt voldaan aan de normen van verantwoorde zorg, zal ik de inspectie een aanwijzing geven om zo snel mogelijk een bevel te doen uitgaan naar deze apotheker. Dat betekent dat de apotheker zich moet voegen naar de normen die gelden voor verantwoorde zorg.

De heer Zijlstra (VVD):

Zo concreet is het bijna nog nooit geworden in het vragenuur. Het probleem lijkt opgelost. Mag ik uit dit antwoord afleiden dat de minister van mening is dat een wettelijke aanpassing niet noodzakelijk is en dat deze aanwijzing niet alleen in dit individuele geval voldoende zal zijn, maar ook toekomstige zaken op dit terrein dichtschroeit? Die garantie zouden wij graag willen hebben. Als dat niet het geval is, vindt de VVD-fractie dat wij hier aan de slag moeten met de wet.

Minister Klink:

Ik zou die aanwijzing niet geven als mijzelf daar niet comfortabel bij voelde. De kwaliteitswet machtigt mij daartoe en verwijst naar de normen die usance zijn in de beroepsgroepen. Mocht blijken dat deze aanbeveling geen stand houdt bij de rechter, dan ben ik het er volstrekt mee eens dat wij de wet moeten repareren. Dan zal ik dat, voor zover ik daar nog aan toe kom, aanstonds doen.

De heer Van Gerven (SP):

De minister geeft terecht toe. Ik moet hem echter toch wijzen op de geschiedenis. Op 12 februari 2009 heeft de SP-fractie deze kwestie aan de orde gesteld, de kwestie van dokteronline. Hij heeft toen toegezegd dat hij de wet zou veranderen en dat hij de Nederlandse Zorgautoriteit zou vragen om in te grijpen omdat er sprake was van een economisch delict. Mag ik constateren dat hij na 15 maanden die notoire geldwolf niet heeft aangepakt en de wet niet heeft gerepareerd en gewijzigd, zoals hij had toegezegd? Heeft ook de NZa ook het economisch delict niet aangepakt? Die man had beboet moeten worden, gezien de feiten die al in februari 2009 bekend waren. Ik hoor hier graag een reactie op.

Minister Klink:

Ik zal nog eens goed in de geschiedenis hiervan duiken. Ik heb die hier niet paraat. Ik weet wel dat de inspectie heeft opgetreden door een tuchtrechtelijke procedure te starten. Ik constateer tegelijkertijd dat hiaten in de wet niet aan de orde zijn, gezien het feit dat ik krachtens de kwaliteitswet een aanwijzing kan geven. Dat doe ik bij dezen ook. Ik zal de inspectie vragen om met een bevel te komen.

Mevrouw Schermers (CDA):

Ik denk dat er snel wat moet gebeuren, want ik denk dat deze gang van zaken een ernstige bedreiging van de patiëntveiligheid vormt. Er worden 24.000 recepten per jaar eigenlijk ongecontroleerd afgeleverd. Ik heb hierover twee vragen. Het moet snel gebeuren. Is de inspectie een spoedprocedure gestart zodat de zitting op korte termijn kan plaatsvinden? Als de minister een aanwijzing geeft, geeft hij als het ware een aanwijzing aan die apotheek. Kan de apotheker er dan toch niet stiekem tussenuit fietsen? Het is immers wel een mijnheer die zich absoluut niets aantrekt van de regels.

Minister Klink:

Mevrouw de voorzitter. Ik ben gemachtigd een aanwijzing te geven. In die aanwijzing kan ik een termijn aangeven waarbinnen de zorgaanbieder aan die aanwijzing c.q. dat bevel van de inspectie moet voldoen. Dit is ook bepaald in de Kwaliteitswet zorginstellingen. Ik zal die termijn heel kort maken; dat kan ik wel toezeggen. Natuurlijk moet het wel een fatsoenlijke termijn zijn. In dit geval moet dat worden afgewogen tegen het gevaar dat inderdaad voor de volksgezondheid bestaat, van degenen die van hormoonpreparaten tot en met viagra en dergelijke on line bestellen. Met het oog op die risico's zal ik die termijn dus niet al te zeer oprekken.

Vervolgens gaat het over het voldoen aan de normen die voortvloeien uit onder andere de richtlijnen van de KNMP. Dit betekent dat dat gedrag vanaf dat moment niet meer toelaatbaar is, of dat nu de apotheker is als instelling dan wel de apotheker zelf.

De heer Van der Veen (PvdA):

Voorzitter. Allereerst mijn complimenten voor de minister voor zijn aanpak. In dat kader heb ik toch nog twee vragen, als het gaat over het internetapotheken. Heeft de inspectie voldoende bevoegdheden om bijvoorbeeld pseudoaankopen te doen en op die manier dit soort slecht gedrag te ontmaskeren? Werkt de inspectie in dat verband ook samen met justitie?

De volgende vraag heeft ook te maken met de kwaliteit. Afgelopen zaterdag stond in Trouw een verhaal over Concerta, een ADHD-medicijn van de firma Janssen-Cilag, en twee marketingbureaus die voor die firma gewerkt hebben. Die geven op een niet mis te verstane manier aan hoe je aan dat middel moet komen. Bovendien geven zij ook materiaal voor spreekbeurten van kinderen. Ons lijkt dat geen gewenste situatie. Daarom wil ik ook graag hierop de reactie van de minister vernemen.

De voorzitter:

Het laatste is volgens mij een heel ander onderwerp. Dat moet u niet doen, mijnheer Van der Veen. Aan een onderwerp hebben wij al meer dan onze handen vol.

De heer Van der Veen (PvdA):

Het gaat om de kwaliteit van de farmaceutische zorg.

Minister Klink:

Mevrouw de voorzitter. Voor zover dat gepaard gaat met sluikreclame, kan het worden aangepakt. Wij zullen dat dan ook aanpakken. Ik zal mij daarover laten informeren. In dit verband verwees u, als ik mij niet vergis, naar een artikel in Trouw. Ik ga daar dus kennis van nemen en zo nodig zal ik schriftelijk antwoorden welke acties wij daarop nemen.

Het eerste punt heeft te maken met het overleg van de inspectie met het Openbaar Ministerie. Ik meen dat u daarop doelt. De vraag was volgens mij welke vormen van opsporing zij kunnen hanteren. Ik moet u op dit moment, eerlijk gezegd, het antwoord even op schuldig blijven op de vraag of dat inderdaad via pseudoaankopen mag. Ik heb het vermoeden dat dit wel mag, voor zover dit onder regie van het Openbaar Ministerie gebeurt. Als u daar prijs op stelt, zal ik u daarop schriftelijk antwoorden.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Wij waarderen enorm de voortvarendheid van de minister bij dit dossier. Wij vinden ook dat de patiëntveiligheid bovenaan moet staan. Ik heb alleen nog een vraag over de eventueel voorgenomen wetswijziging dan wel aanpassing van de wet om de mazen in de wet te dichten. Op het moment dat ook apothekers onder artikel 67 zouden moeten vallen, zal de apotheker die geen behandelrelatie heeft en die niet weet of er een behandelrelatie is, in de toekomst dus alle recepten en alle verstrekkingen moeten gaan checken. Sommige apothekers hebben wel 500 recepten op een dag te verwerken. Mijn vraag aan de minister is dan ook de volgende. Het gemak waarmee hierbij gesproken wordt over het repareren van een wet, hoe gaat dat in de praktijk uitwerken en hoe uitvoerbaar is dat?

Minister Klink:

Mevrouw de voorzitter. Als ik in de afgelopen jaren om een ding blij ben, is het wel om het volgende. Apothekers zijn veel meer aandacht gaan besteden aan het verstrekken van medicatie en het zich vergewissen van de medicatiegeschiedenis, alsook de mate waarin medicijnen tegen elkaar inwerken enzovoorts. Dit is een belangrijke winst in termen van kwaliteit. Krachtens de normen van de beroepsgroep is men er ook aan gehouden om dat te doen. Ik denk dus niet dat het onpraktisch is. Sterker nog, ik zie heel goede voorbeelden van voorlopers die zich daar "buitengewoon ernstig" mee bezig houden. Met andere woorden: die ontwikkeling is goed. Die reparatie van de wet zal die kwaliteitsverbetering niet in de weg staan. Die zal alleen maar tot uitdrukking brengen dat wij dat willen.

Is er zo'n reparatie van de wetgeving nodig? Ik denk van niet. Ik gaf zo-even aan dat de Kwaliteitswet zorginstellingen mij een algemene bepaling aanreikt op basis waarvan ik een aanwijzing kan geven. Mocht dat bij de rechter niet stand houden, dan is naar mijn gevoelen reparatie van de wetgeving wel aan de orde.

Naar boven