Vragen van het lid Thieme aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de misstanden in de konijnenvleesindustrie.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Al decennia lang zijn 320.000 konijnen in de vleesindustrie overgeleverd aan de sector als het erom gaat hoe veel welzijn hun wordt gegund. Sinds 2007 belooft de minister dat zij dieren een beter leven gaat geven en zet zij de schijnwerpers op de sector die dat moet gaan verwezenlijken.

De internationale dierenbeschermingsorganisatie Vier Voeters zet de schijnwerpers op de konijnenvleesindustrie, en wat blijkt? Er zijn talloze misstanden. Het videomateriaal dat gisteren is vrijgegeven, toont een konijnenjong zonder oren omdat deze worden afgebeten door de moeder doordat konijnen agressief worden van het leven in kooien. De dieren hebben nauwelijks ruimte om te bewegen, hun wervelkolom is misvormd, de draadgazen kooien zorgen voor ernstige aandoeningen aan hun poten en op de beelden is te zien dat de konijnen nog bewegen nadat zij zogenaamd verdoofd zijn en aan een haak hangen voor de slacht.

De sector beloofde in 2003 beterschap en kwam in 2006 met een vage productschapsverordening. Maar als die zou werken, zou een dierenbeschermingsorganisatie dit soort misstanden onmogelijk kunnen aantreffen. Hoe verklaart de minister dit?

De minister gaf aan dat de verordening direct een positief effect heeft gehad op het welzijn van konijnen. Welke welzijnsverbeteringen zijn dat dan geweest? Graag hoor ik van de minister de concrete verbeteringen.

Mijn fractie wil een verbod op de konijnenhouderij en dringt als tussenstap aan op welzijnsregels, want ook hier geldt dat de markt geen ethiek kent. Keer op keer weigert de minister om zelf stappen te ondernemen. Ik wil van de minister weten hoe zij het kan verantwoorden dat deze vorm van vee-industrie nog steeds in Nederland voorkomt. Kan de minister ook eens uitleggen hoe het mogelijk is dat dit soort misstanden voorkomen, terwijl zij in antwoorden op onze Kamervragen aangeeft dat er adequaat toezicht is op de konijnenhouderij? Kan een toezichthoudende instantie, die wordt ingehuurd door de sector zelf, wel adequaat zijn? Graag een reactie.

Minister Verburg:

Voorzitter. In reactie op de vraag van mevrouw Thieme moet ik melden dat ik op de website heb gekeken, maar daar was tot een uur geleden helemaal niets te zien over de situatie in Nederland. Mevrouw Thieme schetst hier een beeld waarvan ik niet kan controleren of dat een juist beeld is of niet. Ik zeg mevrouw Thieme toe dat ik de website zal blijven volgen en dat ik mij zodra de opnamen erop staan, ervan zal vergewissen of dat inderdaad opnamen zijn die in een Nederlandse konijnenhouderij zijn gemaakt en of de beelden ook kloppen, want het is natuurlijk wel van belang dat wij het dan hebben over recent materiaal en dat de bron ook te vinden is. Dat lijkt mij het eerste om ook recht te doen aan het een en ander.

Als mevrouw Thieme het heeft over de noodzaak tot verbetering van het dierenwelzijn in de konijnenhouderij, heeft zij daar volstrekt gelijk in. Daar werken wij ook al een aantal jaren aan. In 2006 is er een verordening gekomen van het productschap voor de verbetering van dierenwelzijn. Ik heb daarna ook nog onderzoek laten doen door de Wageningen Universiteit. Daaruit bleek dat er de afgelopen jaren flink is geïnvesteerd in een meer diervriendelijke vorm van houderij. Dat is ook het opvolgen van de productschapsverordening. Het gaat daarbij om een aantal stappen die gezet zijn, maar die ook nog verder moeten worden gezet, op het gebied van welzijn, huisvesting, gedrag, gezondheid, voeding, transport en het doden.

Dan is vervolgens de vraag van mevrouw Thieme of ik bereid ben om de commerciële konijnenhouderij in Nederland te verbieden. Ik zie daar zo geen aanleiding toe. Dat heeft ook te maken met het feit dat ik niet het filmpje ken of herken waar mevrouw Thieme het over zegt te hebben. Ik kies ervoor om op het vlak van de konijnenhouderij het welzijn te verbeteren en de sector daarop ook aan te spreken. De sector komt met een plan van aanpak voor 1 juni van dit jaar.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik miste in de reactie van de minister op de vraag van mevrouw Thieme een waardeoordeel. Natuurlijk weten we niet hoe de situatie waaraan de beelden mevrouw Thieme refereerden precies is, maar deze minister is wel verantwoordelijk voor dierenwelzijn. Daarom vraag ik haar een waardeoordeel te geven. Daarnaast valt het mij op dat deze minister hier vrijwel elke week is. Vandaag gaat het over konijnen, maar een andere keer gaat het over kippen, geiten en varkens. Dit is gewoon de uitwas van het grootschalig houden van dieren. Zij gaan op een gegeven moment gestoord gedrag vertonen, doordat ze onder onnatuurlijke omstandigheden worden gehouden. Wat is er in deze kabinetsperiode door deze minister veranderd op het gebied van de dierenhouderij voor de konijnen?

Minister Verburg:

Als u mij toestaat, heb ik hierover nu geen waardeoordeel. Ik vind dat dieren die gehouden worden, altijd netjes gehouden moeten worden. Dierenwelzijn is een belangrijk traject van dit kabinet. Ik heb al eerder gezegd – ik doe dit overigens graag iedere week – dat dit kabinet het eerste is dat een plan van aanpak voor dierenwelzijn heeft, waarmee voor honderd verschillende soorten dieren de welzijnsverbetering in gang wordt gezet. Dit gaat stap voor stap. Maar ik vind dat we de sector recht moeten doen, door eerst te bekijken over welke beelden we het hebben. Mevrouw Thieme heeft hier een beeld geschetst. Ik heb gezegd dat als ik de beelden krijg, ik een reactie zal geven op die brief. Daar zult u mijn oordeel en beoordeling in kunnen lezen. De heer Dibi zegt dat ik hier iedere week sta. Vandaag zijn er weer vijf mondelinge vragen aan mij gesteld. De ene keer gaat het over de gans, de andere keer gaat het over een koe, dan gaat het over schapen en geiten, dan weer hebben we het over kippen en konijnen. Ik ga nu eenmaal over heel veel leven, onder andere de natuur, maar ook heel veel dieren. De heer Dibi en ik weten hoeveel verschillende dieren er zijn. We kunnen nog jaren vooruit als wij al die dieren de revue willen laten passeren tijdens het vragenuurtje.

De heer Koopmans (CDA):

Zou de minister kunnen bevestigen dat er naast de in Nederland bestaande dieren- en welzijnswetgeving en productschapswetgeving voor konijnenhouders er in Europa geen regelgeving is? Hierdoor zou een verbod dus betekenen dat de dierenhouderij naar het buitenland zou kunnen vertrekken.

Kan de minister aangeven of zij bereid is om het initiatief van een aantal konijnenhouders in Nederland, die bezig zijn om samen met de Jumbo te kijken naar een soort van welzijnspluskonijnenvleessysteem, mede te faciliteren?

Minister Verburg:

Het eerste kan ik niet bevestigen. Er zijn Europese regels ten aanzien van het transport en ten aanzien van het doden van dieren. Dit zijn algemeen geldende regels. Die gelden dus ook ten aanzien van konijnen. Is er sprake van een verschuiving uit Nederland naar het buitenland als wij in Nederland meer zouden doen aan dierenwelzijn dan in andere Europese lidstaten? Dat geldt in algemene zin, want als een dierenhouder hier niet uit de voeten kan, dan kan hij zijn huisvesting oppakken en in een andere Europese lidstaat gaan produceren. Maar laat ik dit gezegd hebben: ik vind het belangrijk dat in Nederland de konijnenhouderij op een diervriendelijke manier te werk gaat. Samen met het productschap en met de vakgroep konijnenhouderij van de LTO zetten we stappen in de goede richting. Het plan van aanpak komt vóór 1 juni.

De heer Koopmans heeft een vraag gesteld over initiatieven uit de keten. Als konijnenhouders en supermarkten willen samenwerken om een aantal extra stappen te zetten, juich ik dat van harte toe. Ik zie dit als een van de positieve dingen. Zo heb ik vanmorgen een aantal nieuwe huisvestingssystemen voor varkens mogen presenteren, waarover afspraken zijn gemaakt in de keten. Dit is de beste manier, niet alleen om de verbeteringen te realiseren, maar ook om ervoor te zorgen dat de varkenshouders, of in dit geval de konijnenhouders, een goede prijs en een goede opbrengst krijgen, zodat hun extra aandacht tot uitdrukking komt in de waardering die wij als consumenten ervoor hebben.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. De beelden moeten aan de minister worden toegezonden. Ik hoop dat zij er dan een schriftelijke reactie op zal willen geven. Daarnaast is uit het onderzoek van de Animal Science Group al duidelijk gebleken dat de sector een uitval van 12% tot 30% kent en dat schade wordt toegebracht aan de wervelkolom en dat pootgebreken optreden. Ik heb aan de minister gevraagd welke welzijnsverbeteringen al zijn doorgevoerd of gerealiseerd. Zij heeft immers in debatten gesteld dat dankzij de productschapsverordening al een stap voorwaarts zou zijn gemaakt. Uit de beelden blijkt dat dit niet het geval is. Uit het onderzoek van de Animal Science Group is gebleken dat in de sector hoge scores op het gebied van ongerief voorkomen. Dat onderzoek werd ook door de minister aangehaald. Deze toestand duurt nu al decennia. Elke keer moet een dierenbeschermingsorganisatie met beelden van een misstand komen om de minister wakker te schudden. Het is de vraag hoe lang de minister nog zal doorgaan om alles aan de sector over te laten en wanneer zij zelf stappen zal ondernemen. Ik wil in het bijzonder graag haar antwoord horen op de vraag welke concrete welzijnsverbeteringen zijn gerealiseerd. Daarop gaat de minister immers prat.

Minister Verburg:

Voorzitter. Helaas moet ik nogmaals zeggen dat ik de beelden waarover mevrouw Thieme spreekt, niet ken. Ik ben daarom blij met haar toezegging om mij deze beelden toe te zenden. Ik zeg de Kamer graag toe dat ik er vervolgens mijn reactie op zal geven nadat ik mij ervan heb vergewist dat de opnamen zijn gemaakt in een Nederlands bedrijf en dat zij van recente datum zijn. Wij moeten immers wel over feiten spreken.

Ik meen dat mevrouw Thieme het met betrekking tot de schade aan dieren heeft over een Europees rapport van de EFSA en niet dat van de Wageningen Universiteit. Uit het Nederlandse WUR-onderzoek weten wij in ieder geval dat er bij de geboorte wat jonge konijntjes komen te overlijden en dat dit ook het geval is op het moment dat wordt gespeend. Dat zijn bepaalde percentages, maar ik herken niet de percentages die mevrouw Thieme noemt als de percentages van de Wageningen Universiteit. Ik meen dat zij Europese cijfers noemt. Dan hebben wij het dus over 27 lidstaten. Daarin is sprake van een uitval van 12% tot 30%. Het is mij opgevallen dat dit nogal een grote marge is.

Ten aanzien van de concrete verbeteringsmaatregelen spreken wij onder andere over rubberen matten in de houderijsystemen ter bedekking van de bodem. Op dit moment zit ongeveer de helft van de konijnen in een groepshouderij. Zij worden dus niet individueel gehouden, maar in een soort groepshuisvesting. Ook dat is een belangrijke verbetering op het terrein van het dierenwelzijn. Verder is sprake van speel- en afleidingsmateriaal.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Kan de minister bevestigen dat de welzijnseisen die wij nu stellen aan de houderij van konijnen, in samenspraak met de Dierenbescherming en de Animal Sciences Group zijn ontwikkeld? Kan de minister een tipje van de sluier oplichten over de vraag hoe de welzijnseisen voor de houderij van konijnen er op Europees niveau uitzien? De minister spitste het toe op het transport en het doden, maar wat zijn de welzijnseisen op zich?

Minister Verburg:

Of de Dierenbescherming betrokken is, weet ik zo niet uit mijn hoofd. Wageningen Universiteit heeft onderzoek gedaan naar de welzijnssituatie. Op basis daarvan is de sector, al dan niet in LTO-verband, bezig met de verbeteringen. Dat gebeurt mede op basis van een verordening van het productschap. Zoals mevrouw Snijder weet, ziet het productschap daarop toe.

Wat betreft Europa en de dierenwelzijnseisen inzake de konijnenhouderij kan ik bevestigen dat er geen bijzondere dierenwelzijnseisen zijn. Mevrouw Snijder weet echter dat ik mij al jaren inspan om op Europees niveau veel meer aandacht te krijgen voor dierenwelzijn. Dan slaan wij namelijk een dubbele slag, niet alleen in Nederland, maar in 27 Europese lidstaten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het is weer tenenkrommend om te zien hoe graag VVD en CDA bevestigd willen krijgen dat onze ondernemers het in elk geval goed doen met de dieren, terwijl uit onderzoek keer op keer blijkt dat de welzijnsproblemen enorm zijn.

Wat de minister niet uit haar hoofd weet, weet ik wel uit mijn hoofd. De Dierenbescherming was het niet eens met de productschapverordening. Zij zei toen al dat die onvoldoende oplevert. Deze informatie draag ik maar weer even over aan de minister. Het gaat echter even om de redenering. In 2002 is al door de Universiteit Utrecht aangetoond dat konijnen niet welzijnsvriendelijk kunnen worden gehouden. Daarop is in 2006 gereageerd met een productschapverordening; door de sector dus. In 2009 blijkt uit onderzoek van de Animal Sciences Group dat die verbeteringen niets voorstellen. Het gaat nog steeds heel erg slecht.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mevrouw Ouwehand?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De vraag is hoe de minister het in haar hoofd haalt om te zeggen dat de sector het nog een keer mag proberen. Hoe lang gaan wij dat nog doen? Als de minister stelt dat het de uitdaging voor de sector is om te komen tot huisvesting die wel welzijnsvriendelijk is en zij zegt ook dat als dat gelukt is ...

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, korter.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als dat gelukt is, acht zij de investeringen geslaagd. Hoe lang wil de minister daarvoor uittrekken? Hoeveel kansen krijgt de sector nog? Hoeveel kansen gaat deze minister van dierenwelzijn de dieren eindelijk eens een keer echt geven?

Minister Verburg:

Ik los graag problemen op, ook in het kader van dierenwelzijn. Ik verplaats ze liever niet. Als mevrouw Ouwehand zegt dat dierenwelzijn voor konijnen nog niet 100% is, ben ik dat zeer met haar eens. Ik heb al aangegeven dat de sector voor 1 juni met een plan van aanpak komt. Ik heb in de Kamer ook al eerder gezegd dat als dat onvoldoende is, ik wettelijke voorschriften overweeg. Zo zal ik het doen. Het hier verbieden en zeggen dat wij het hier niet willen, betekent dat je het exporteert naar een van de andere Europese lidstaten waar de huisvestingssystemen die wij aan het afbouwen zijn, gebruikt kunnen worden. Dan hebben wij voor geen enkel konijn het leven beter gemaakt.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik ben het in dezen wel met de minister eens. Het beschermen van dieren moet in elk land gebeuren. Daarom heeft de SP-fractie een motie ingediend om niet alleen in Nederland regels te stellen voor het welzijn van konijnen, maar om dit ook in Europa te gaan regelen. Die motie is met algemene stemmen aangenomen. Ik vraag aan de minister wat zij daarmee heeft gedaan. Wat heeft zij bereikt? Wat is het probleem? Welk land staat in de weg om eindelijk eens een keer welzijnsregels voor onder andere deze diersoort te regelen?

Minister Verburg:

Het is op dit moment een aanbeveling van de Raad van Europa. In de Europese Commissie moet dat nog worden opgevolgd. Het gaat er dus niet om dat één of twee landen het niet zouden willen. Er ligt nog geen concreet voorstel van de Europese Commissie. Ik heb daar een en andermaal op aangedrongen en ik zal dat met alle liefde nog een keer doen. In Europa moet ook werk gemaakt worden van konijnenwelzijn.

De heer Waalkens (PvdA):

De sector komt met een plan van aanpak. Om dat te kunnen toetsen heb je de evaluatie van de huidige verordening nodig. Is de minister bereid om de huidige verordening zelf te gaan evalueren en het resultaat te leggen naast het plan van aanpak en dat kenbaar te maken aan de Kamer?

Minister Verburg:

Het productschap heeft de verordening gemaakt. Ik zie het punt van de heer Waalkens wel. Ik ben graag bereid, het plan van aanpak en de productschapverordening naast elkaar te leggen en het productschap te vragen hoe dat op elkaar past. Wellicht zegt het productschap: hier is alle aanleiding om onze eigen verordening aan te passen, zodanig dat we met één systeem werken voor de hele sector. Ik zal daarop toezien.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de beantwoording. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van het mondelinge vragenuur.

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Vermeij, Heijnen, Hamer, Van Dijken, Bosma en Jansen.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven