Vragen van het lid Van Bommel aan de minister van Defensie over het bericht "Van Middelkoop hield informatie Uruzgan achter".

De heer Van Bommel (SP):

Mevrouw de voorzitter. Het tv-programma Reporter bracht afgelopen zondag een indrukwekkende reconstructie van de val van het kabinet en de daaraan voorafgaande discussie over de Nederlandse militairen in Uruzgan. Eerder kwamen NOVA en NRC Handelsblad met soortgelijke reconstructies. In die reconstructies valt op dat alle hoofdrolspelers elkaar zo'n beetje de schuld geven en daarmee proberen hun eigen straatje schoon te vegen. De Partij van de Arbeid verwijt de minister van Defensie dat hij informatie over een eerder verzoek van de NAVO heeft achtergehouden. De minister van Defensie verwijt de Partij van de Arbeid dat zij heel lang heeft meegesproken over een eventuele verlengde missie in Uruzgan en daarmee onder voorwaarden ook wel akkoord wilde gaan, maar dat zij dat uiteindelijk niet heeft gedaan.

Vooral uit de uitzending van Reporter wordt kristalhelder dat in de discussies niet het lot van de Afghaanse bevolking centraal heeft gestaan, maar dat uiteindelijk partijpolitieke belangen de doorslag hebben gegeven. Partijpolitieke belangen, de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen en ook het onderlinge wantrouwen, dat uiteindelijk heeft geleid tot de val van het kabinet. Dat is tegenover de bevolking van Afghanistan, maar ook tegenover de Nederlandse militairen ronduit beschamend. Daarom is het van belang dat de minister van Defensie vandaag opheldering geeft over deze kwestie. Overigens hij niet alleen, ook de Partij van de Arbeid en haar rol roepen vragen op in dit verband.

Is het juist dat er enkele weken voor het NAVO-verzoek om langer in Uruzgan te blijven, een verzoek is geweest om buiten Uruzgan een opleidingsmissie te verzorgen op een bestaande basis? Een missie waar dus veel minder Nederlandse militairen voor nodig zouden zijn geweest. Dat verzoek zou op 22 januari al bij de minister zijn binnengekomen. Waarom is dit verzoek niet serieus aan de orde geweest? Het paste immers bij de afspraak, waarover ook een Kameruitspraak was aangenomen, dat Nederland eind 2010, althans alle militairen, uit Uruzgan zou zijn vertrokken. Is het tevens juist dat het verzoek daaromtrent wel aan de minister-president kenbaar is gemaakt door de minister van de Defensie, maar niet aan PvdA-bewindspersonen, bij voorbeeld de minister voor Ontwikkelingssamenwerking? Waarom is het verzoek tot een beperkte opleidingsmissie buiten Uruzgan ook niet aan de Kamer gemeld? De commissie-Davids heeft aangetoond dat dit wel van belang zou zijn.

De voorzitter:

Mijnheer Van Bommel, uw twee minuten zijn echt om.

De heer Van Bommel (SP):

Mijn laatste vraag, voorzitter.

De voorzitter:

Heel kort, geen inleiding.

De heer Van Bommel (SP):

Is het juist dat de minister van Defensie dat verzoek in de laatste instantie wel in het kabinet aan de orde heeft gesteld, maar dat het onderlinge vertrouwen toen al tot het nulpunt was gedaald en er geen uitweg meer mogelijk was?

Minister Van Middelkoop:

Mevrouw de voorzitter. Ook ik heb de uitzendingen gezien die een reconstructie bevatten van de kabinetsperiode en zeker ook van de val van het kabinet. De heer Van Bommel herhaalt daaruit het verwijt dat aan mij is gemaakt, dat ik informatie zou hebben achtergehouden. In journalistieke termen gezegd: er zou een tweede brief zijn. Ook de heer Van Bommel wijst daarop. Laat ik daarmee maar beginnen: er was en is geen tweede brief, tenminste niet een die te vergelijken zou zijn met die ene brief van de secretaris-generaal van de NAVO, een brief gericht aan de Nederlandse regering. Die brief moest het kabinet beantwoorden. Die brief is bekend bij de Kamer.

Waar gaat het dan wel over? Zoals de heer Van Bommel weet, is het de taak van SACEUR om te zorgen voor voldoende vulling tijdens de operaties. Dan hebben wij het allereerst over Afghanistan, maar bijvoorbeeld ook over Kosovo. Dat leidt tot herhaalde verzoeken op militair niveau en tot continue gesprekken tussen militairen. Er is namelijk altijd te weinig, er kan altijd meer worden geleverd. Ook op 22 januari – de heer Van Bommel refereerde daaraan – was er weer eens zo'n verzoek, een geclassificeerde brief van SACEUR aan de Commandant der Strijdkrachten om alweer te leveren. Wij spreken dan over het trainen van leger en politie, over OMLT's en POMLT's; militairen die al trainend met het Afghaanse leger en de Afghaanse politie naar buiten gaan. SACEUR voegde daaraan toe dat dit verzoek bij voorkeur moet plaatsvinden "in de regio waarmee u vertrouwd bent".

Ik wijs erop dat dit een algemeen verzoek was, gericht aan alle lidstaten. Dat is echt belangrijk voor het beeld. Alle CdS'en van de NAVO krijgen dit soort verzoeken met enige regelmaat. De ene brief was voor Nederland alleen toegespitst op de vraag of het wilde doorgaan in Uruzgan en, zo ja, of het wilde aangeven in welke vorm en mate. De ene brief bevatte dus helemaal niets nieuws voor ons. Sterker nog, reeds in december was dit gemeld in de zeshoek, de zes ministers die betrokken waren bij het Uruzgandossier. Dat was na een gesprek van de Commandant der Strijdkrachten met SACEUR. Er is dus geen sprake van dat er binnen het kabinet iets zou zijn achtergehouden voor collega's.

Op 18 februari, de dag voor de kabinetscrisis, kreeg ik onverwacht een verzoek van collega Bos om de ene brief te geven. Ik heb toen na ruggespraak met de minister-president besloten om deze militaire brief niet door te geleiden, omdat de inhoud daarvan bij alle betrokkenen bekend was, omdat het niets toevoegde aan ons beraad dat zich toen had toegespitst op Uruzgan en omdat de brief zéker geen nieuwe optie bevatte. Ik heb uitgelegd hoe algemeen de strekking van het verzoek was en dat zou dus eerder verwarring dan verheldering veroorzaken. Ik heb dat de volgende dag aan het begin van de ministerraad heel kort aan collega Bos laten weten. In de loop van de avond heeft niemand mij nog gevraagd naar die brief. Dat was nogal logisch omdat het die avond ging over het antwoord op de ene brief die er wel toe deed, namelijk de brief van secretaris-generaal Rasmussen aan de Nederlandse regering.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Het beeld ontstaat dat er een algemeen verzoek is gedaan, dat in ieder geval ook Nederland de ruimte liet om buiten Uruzgan iets te ondernemen. Dat verzoek is als zodanig in een later stadium door de Commandant der Strijdkrachten op een geheime locatie besproken met de fractievoorzitters van de PvdA en het CDA. Daarbij ging de CdS in burger gekleed om maar geen aandacht te trekken van anderen. Dat verzoek is dus in ieder geval door de Commandant der Strijdkrachten wel opgevat als een alternatief voor het verzoek waar later nee tegen is gezegd, namelijk het verzoek om langer in Uruzgan te blijven met een beperkte missie. Hoe kan het dat de Commandant der Strijdkrachten dit wel opvatte als een alternatief voor langer blijven in Uruzgan, dat de minister van Defensie dit niet deed en de PvdA weer wel, waardoor er een onduidelijk beeld ontstond over de mogelijkheden? Kennelijk bestaat die onduidelijkheid nog steeds.

Ik heb nog een vraag over de communicatie met de Kamer. De Kamer heeft uiteindelijk alleen het tweede verzoek – zo noem ik het toch maar even – gekregen. Dat verzoek was overigens zeer uitgebreid. Dat heeft in ieder geval de aandacht afgeleid van alle mogelijke alternatieven die er kennelijk waren. De belangstelling van mijn fractie gaat uit naar de algemene brief en de formulering die is gekozen voor de Commandant der Strijdkrachten. Die brief was kennelijk ook bekend bij de minister van Defensie en die was in ieder geval bekend bij de PvdA. Ik zou die brief graag ontvangen. Bovendien wil ik van de minister de toezegging dat, als een soortgelijke situatie zich opnieuw voordoet, hij in lijn met de conclusies van de commissie-Davids de Kamer daarover zal informeren. Dan kan de Kamer zelfstandig de afweging maken of zij dat wenst op te vatten als een alternatief verzoek.

Minister Van Middelkoop:

Voorzitter. De heer Van Bommel moet mij in het rapport van de commissie-Davids nog maar eens aanwijzen waar staat dat ik verplicht zou zijn om vertrouwelijke brieven, geclassificeerde brieven die binnen de militaire lijn worden uitgewisseld, aan de Kamer beschikbaar te stellen. Zoals de heer Van Bommel als geen ander weet, is het kabinet voor slechts één zaak verantwoordelijk: het nemen van een besluit over de uitzending van militairen. Zo'n besluit is er nu niet gekomen, maar dat is wat de informatieplicht van het kabinet tegenover de Kamer behelst.

Vervolgens kom ik bij de tweede vraag van de heer Van Bommel. Het gaat hier om een geclassificeerde brief. Om alle misverstanden en verwarring te voorkomen, ben ik bereid om die brief vertrouwelijk ter inzage te geven. Ik moet echter rekening houden met het vertrouwelijke karakter van die brief en ik heb dus niet de vrijheid om de brief openbaar te maken. Ik begrijp wel dat vertrouwen in dezen belangrijk is en de brief kan daarom worden ingezien.

In reactie op de eerste vragen van de heer Van Bommel wijs ik erop dat we moeten uitkijken dat we niet nog meer verwarring scheppen. Het is bekend dat we in het kabinet maandenlang over slechts twee opties gesproken hebben. Er was een optie in het noorden, maar daarvoor was langzamerhand helemaal geen belangstelling meer. We hebben het vooral over de optie in het zuiden gehad. De gesprekken van de CdS met enkele fractievoorzitters, waarover NRC Handelsblad schreef, gingen uitsluitend over die twee opties. Die waren namelijk in het kabinet geagendeerd en ze waren ook doorgerekend. Tientallen militairen hadden voor die opties de informatie boven water gehaald die nodig was om de Kamer te zijner tijd conform het toetsingskader te informeren. Er waren geen andere opties, behalve het algemene verzoek om meer trainers: er waren meer OMLT's nodig. De heer Van Bommel zou ook van dat verzoek op de hoogte kunnen zijn geweest, want het was te lezen in de kranten, het stond in de brieven over de stand van zaken en het kwam ook naar voren uit de conferentie te Londen. De brief van 22 januari bevatte niet meer informatie dan wat ik nu meegedeeld heb. Als de Kamer deze brief in vertrouwen leest, kan zij zien dat ik de waarheid spreek.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het wordt steeds onsmakelijker. Het kabinet is gevallen, maar het voormalige kabinet ruziet nu door. Ik kan niet zien wat er is gebeurd. Het is voor mij onmogelijk om te reconstrueren wat er is gebeurd. Geheime inzage van dit document is onvoldoende. Er moet publiek kunnen worden gemaakt wat er is gebeurd. Ik verzoek u daarom dringend om bij de NAVO te vragen of er bezwaar is tegen openbaarmaking van deze brief. Ik kan me niet voorstellen dat er bezwaar is, want de inhoud van de brief zal deels alweer gedateerd zijn. Verder heeft de heer Bos afgelopen vrijdag en zaterdag heel harde kwalificaties over u geuit. Hij heeft gezegd dat u een loopje hebt genomen met een mogelijke kabinetscrisis en dat u daarin onverantwoordelijk hebt geopereerd. Wat is uw reactie daarop?

Minister Van Middelkoop:

Ik begin met het laatste. Ik heb de verwijten van de heer Bos ook gehoord, maar ik zal er niet op reageren. Ik heb mijn bijdrage geleverd aan de journalistieke waarheidsvinding; mevrouw Halsema zal het belang daarvan begrijpen. Als zij goed naar alle programma's heeft gekeken, heeft zij kunnen zien dat ik mijn uiterste best heb gedaan om vooral het feitenrelaas te leveren. Ik weet bijna als geen ander hoe ingewikkeld de interactie tussen de militaire en de politieke wereld is. Ik begrijp best dat mevrouw Halsema momenteel niet kan reconstrueren wat er allemaal gebeurd is. Dat is tot nu toe een taak geweest van de journalistiek. Ik herinner mevrouw Halsema eraan dat de Kamer een motie heeft aangenomen die de Kamer in de toekomst de mogelijkheid biedt om een onderzoek in enigerlei vorm te laten doen naar het politieke besluitvormingsproces. Ik ga daar niet over. Als de Kamer een keer zo'n onderzoek wil, ben ik beschikbaar als missionair, demissionair of voormalig minister. Ik wil bij SACEUR nog wel eens vragen of ik meer mag doen dan alleen maar het vertrouwelijk ter inzage geven. Mevrouw Halsema moet echter wel begrijpen dat wanneer er op dit soort verzoeken openbaarmaking volgt, dit met heel veel belangstelling door de tegenstander wordt gelezen. Dat zal dan waarschijnlijk aanleiding zijn voor SACEUR om te zeggen: nou nee, u gaat al ver genoeg als u het vertrouwelijk ter inzage geeft. Maar ik zal ernaar informeren en laat dat de Kamer dan weten.

De heer Pechtold (D66):

Het kabinet is gevallen in de Trêveszaal maar rolt nu door over straat. Zo'n snelle reconstructie van een gevallen kabinet heb ik nog niet eerder meegemaakt. Is dit belangrijk om dat nu zo snel te reconstrueren voor de positie ten opzichte van de internationale partners? Ja! Is het belangrijk om dit te reconstrueren om een goede afronding te hebben van Uruzgan? Ja! Toen wij als Kamer de vorige keer in persoon minister Verhagen vroegen om dat andere verzoek van de NAVO kregen wij dat binnen 24 uur. Dus ik zou niet weten waarom het ene verzoek, zeer gedetailleerd, binnen 24 uur gestuurd kan worden en het andere verzoek niet. Ik krijg daarop graag een reactie. Verder zei de minister zojuist dat het verzoek bij alle betrokkenen bekend was. Hoe kan het echter wel bekend zijn bij de fractievoorzitter van de PvdA, terwijl de vicepremier van de PvdA zegt het niet te weten? Deze vragen staan op dit moment nog open.

Minister Van Middelkoop:

Ik begin met het laatste. Ik weet alleen wat er gebeurd is binnen het gremium van het kabinet. Ik weet wat wij in december hebben geleverd toen de Commandant der Strijdkrachten – niet voor het eerst – terugkwam van een gesprek en dit meldde. Anderen – onder wie wellicht collega Bos – zijn dit wellicht vergeten. Ik vind dit zeer aannemelijk om de simpele reden dat dit toen helemaal niet ertoe deed. Wij waren namelijk bezig met het uitwerken van een noordelijke optie en van een optie in Uruzgan en waren daarmee zelfs al heel ver. Ik componeer daarom geen verwijten over dat punt.

De heer Pechtold gebruikte de formulering "het andere verzoek". Die formulering is eigenlijk wel goed, omdat het echt een heel ander verzoek was. De SG van de NAVO heeft ons op verzoek van de Nederlandse regering laten weten dat de NAVO het op prijs zou stellen als wij in enigerlei vorm in Uruzgan doorgaan. Die brief was op politiek niveau, want hij was gericht aan onze minister-president. Ik moet de heer Pechtold erop wijzen dat dit van een wezenlijk andere orde is. Wij moeten die brief echt niet vergelijken met de "mil-milbrieven" tussen militairen die om redenen die ik zo-even heb genoemd, beter niet openbaar gemaakt kunnen worden. Ik heb eerder al aan mevrouw Halsema uitgelegd welke condities daarvoor gelden. De reconstructie hiervan is een journalistieke reconstructie. Ik vind het volstrekt normaal dat journalisten dat doen. Bijna alle betrokkenen hebben dan ook hun bijdrage daaraan geleverd. Alles bij elkaar vond ik het geen slechte reconstructies.

De heer Pechtold zei ook dat dit van belang is voor het buitenland, maar dat geloof ik nu ook weer niet. De heer Verhagen heeft de situatie namelijk aan zijn contacten en ik aan de mijne uitgelegd. Ik heb mijn Amerikaanse, Engelse, Slowaakse – de Slowaken zitten namelijk ook in Uruzgan – en Deense collegae gebeld en uitgelegd wat er in Nederland was gebeurd. De kern daarvan is de heer Pechtold ongetwijfeld bekend.

Verder geloof ik niet dat wij over straat rollen. Het afgelopen weekend hebben wij vrij redelijke journalistieke producties gezien waaruit inderdaad blijkt dat er op een paar vitale punten verschillen van mening en perceptie waren. Ik kwalificeer dit echter niet als "over straat rollen".

De heer Nicolaï (VVD):

De beschamende vertoning van de val van het kabinet wordt hierdoor alleen erger. Moet ik het nu zo begrijpen dat minister Van Middelkoop zegt dat het zo irrelevant was dat hij niet eens de moeite heeft genomen om collega Bos dat tweede verzoek van de NAVO uit te leggen? Zo ja, waarom heeft de minister dan wel – naar ik begreep – eerst met de premier gesproken, voordat hij besloot om vooral niet te reageren omdat het zo irrelevant was? Verder ben ik benieuwd naar de reactie van de PvdA. De minister van Defensie verklaart nu immers dat het allemaal onzin is, dat het helemaal niet onverantwoord is en dat wat de heer Bos gezegd heeft, helemaal niet klopt. Houdt de PvdA overeind wat de heer Bos verklaard heeft, namelijk dat dit onverantwoord was van de minister van Defensie?

Minister Van Middelkoop:

Laten wij de sores niet groter maken dan zij zijn. Ik verwijt de heer Bos op dit moment en op dit punt helemaal niets. Hij is verantwoordelijk voor zijn eigen woorden, maar ik verwijt hem niets. Ik probeer zo goed mogelijk kennis over te dragen over dat ingewikkelde proces. Dat was ook de reden waarom ik even heb nagedacht over wat ik moest met dat onverwachte verzoek om een militaire brief, waarvan de inhoud al eerder was gemeld, aan een collega te geven, terwijl er twee opties op tafel lagen, waaraan wekenlang gewerkt is. Er zijn tijdens de kerstdagen namelijk militairen van ons naar Afghanistan gegaan om nieuwe informatie in te winnen enzovoort. Het was ook mijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het proces zo veel mogelijk bleef binnen de bandbreedte waarin wij functioneerden. Er waren echt twee opties en aan het eind vooral die ene optie. Om de zorgvuldigheid te dienen en om te voorkomen dat er nog meer verwarring ontstond in dit ingewikkelde proces, heb ik gemeend te handelen zoals ik heb gehandeld. De volgende dag heb ik daarom aan het begin van de ministerraad – ik herhaal dit – even in een paar zinnen tegen collega Bos gezegd waarom ik die brief niet had gestuurd. Nogmaals, de rest van de avond is die niet aan de orde geweest, behalve toen ik diep in de nacht zelf ermee kwam – ik zeg dit tegen de heer Van Bommel – in een soort wanhoopsgreep. Ik deed dit niet omdat dit een optie was, maar in een poging om het kabinet te redden. Het resultaat is bekend.

De heer Haverkamp (CDA):

Voorzitter. Allereerst dank aan de minister van Defensie dat hij het misverstand rondom de brief heeft weggenomen. Wij hebben in dit dossier wel vaker misverstanden rondom brieven gehad. Voor mijn fractie ligt er nu een nieuw misverstand voor rondom de brief die de minister naar de Kamer gaat sturen. Normaal gesproken praten wij in deze Kamer pas over het uitzenden van militairen, als er echt een kabinetsbesluit ligt. Dat stond in de motie-Bos/Van Aartsen. Ik begrijp nu dat de minister een brief naar ons stuurt die niet eens boven het militaire niveau is geweest en waarover in de ministerraad niet eens is gesproken. Is dit eens, maar nooit weer of krijgt de Kamer voortaan elke keer dit soort brieven toegestuurd?

Minister Van Middelkoop:

De Kamer krijgt geen brief. Laat ik het nog een keer verduidelijken: de heer Haverkamp refereerde volgens mij aan de motie-Bos/Van Aartsen uit 2006 of eerder. Die ging over een artikel 100-besluit. Daarbij is één ding duidelijk geworden: het kabinet is daaraan nooit toegekomen. Sterker nog: het kabinet is op weg naar het artikel 100-besluit gevallen. Daarvan is dus nooit sprake van geweest. Stel je voor dat ik nu een artikel 100-brief naar de Kamer zou sturen om door te gaan in Uruzgan. Ik heb daarentegen twee dingen beloofd, in het bijzonder aan de heer van Bommel en mevrouw Halsema. Ten eerste is de militaire brief, gestuurd door SACEUR aan mijn CdS, een brief van een type zoals er zoveel zijn. Deze van 22 januari zal ik vertrouwelijk ter inzage leggen. Ik heb mevrouw Halsema in het bijzonder beloofd dat ik het nog iets breder zal trekken en dat ik de brief naar de Kamer zal sturen. Ook voor ons zal de brief waarschijnlijk wel vertrouwelijk zijn, maar de Kamer begrijpt vast dat het verstandiger is om voor die eerste optie te kiezen. Ik doe echter mijn best. Ik vind echter dat ik daar niet over ga: SACEUR is de auteur van die brief en gaat ook over het auteursrecht.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Vanzelfsprekend wil ik de heer Nicolaï een antwoord geven. Wat mij is opgevallen aan alle reconstructies van dit verhaal de afgelopen tijd – ik was zelf uiteraard nauw betrokken bij de hele ontwikkeling – is dat wij bij herhaling voorstellen op tafel hebben gelegd voor missies die beperkt zouden blijven tot opleiding elders in het land. De discussie ging er steeds over dat die opties steeds niet op tafel kwamen. Op het laatste moment blijkt niet alleen dat dit een mogelijkheid zou zijn, maar dat de NAVO daar ook eerder om verzocht zou hebben. Op het moment dat dan de vicepremier vraagt: beste collega, zou u mij daarover kunnen informeren? Krijgt hij daarop als antwoord "nee". Dat heeft mij zeer verbaasd en ik neem aan de heer Nicolaï ook. Ik ga er immers vanuit dat je niet op die manier met elkaar omgaat in het kabinet.

Dat brengt mij bij mijn eigen vraag aan de minister van Defensie. Hij gaf zelf aan dat hij de minister-president wél van deze brief op de hoogte heeft gesteld en met hem heeft overlegd of deze brief aan de vicepremier ter beschikking gesteld kon worden. Ik zou graag van de minister van Defensie horen wanneer hij de minister-president op de hoogte heeft gesteld van deze NAVO-brief en welke argumentatie de minister-president dan eigenlijk gaf om dit soort ontzettend belangrijke informatie op dat moment niet ter beschikking te stellen aan de vicepremier.

Minister Van Middelkoop:

Nogmaals: het was geen ontzettend belangrijke informatie in die zin dat het nieuwe informatie was. De brief bevatte geen opties. De heer Van Dam kan de brief een keer inzien. Het was een algemene brief, gericht aan alle CdS'en van de NAVO met algemene verzoeken om trainers, OMLeTs, POMLets en dergelijke te leveren. De heer Van Dam kent die wereld ook. Hert woord optie was van geen enkele betekenis in relatie tot deze brief. Er lagen twee opties – daarvoor geldt die term wel: één in Uruzgan en één in het noorden. Laten wij met elkaar de verwarring niet groter maken. Het was een algemene behoeftestelling van de NAVO. Die is permanent, in de trant van: wilt u leveren? Wij komen altijd tekort en de heer Van Dam weet dat de ambitieuze aantallen met betrekking tot het Afghaanse leger en de politie steeds verder omhoog gingen. Dat betekende ook dat wij steeds meer OMLeTs nodig hadden. Daar ging de brief over, zoals zoveel brieven en gesprekken van SACEUR met mijn CdS en andere militairen.

Ergens in de loop van die donderdag, ik denk rond de middag, heb ik de minister-president geraadpleegd. Ik was wat verlegen met het verzoek. Bovendien zou er in de loop van de dag een debat plaatsvinden in de Kamer. Wij weten allemaal wat voor debat dat geworden is. Ik was daar niet bij. Ik wilde ook voorkomen dat de minister-president ineens zou worden overvallen met een niet-bestaande optie of met een brief met opties. Ik heb het hem uitgelegd. Dat heeft hij in een paar minuten heel goed begrepen, zoals u hebt kunnen opmerken in de NOVA-uitzending van, ik dacht, vrijdagavond.

De heer Poppe (SP):

Het gaat over oorlog en vrede, leven en dood en dan is het gesteggel over een brief of briefjes een beetje zuur. Ik heb toch een vraag, met name aan de Partij van de Arbeid. Voor de discussies over Uruzgan is de PvdA door generaal Van Uhm geïnformeerd over dat verzoek, door de Commandant der Strijdkrachten. De PvdA-fractievoorzitter noemde het in Reporter "een gemiste kans" dat dit niet in de discussie is meegenomen. Dan is dat toch een gemiste kans van de PvdA? De fractie wist immers van de brief en heeft daarover gesproken. De brief was zeer algemeen geformuleerd, maar er stonden wel noten voor Nederland in het bijzonder in. Waarom is die brief niet gebruikt? Waarom heeft de PvdA die kans laten liggen? Waarom is er een verzoekje gedaan aan de minister van Defensie waar geen antwoord op kwam en waar niet verder op is doorgegaan? Hoe zit het met al die mist? Dat is niet prettig, dacht ik toch.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Volgens mij is het de heer Poppe bekend dat wij bij herhaling voorstellen op tafel hebben gelegd om de toekomst van de Nederlandse betrokkenheid in Afghanistan te beperken tot een bijdrage aan de opleidingsmissie. Dat hebben wij bij herhaling op tafel gelegd, maar er was nooit bereidheid, zich daartoe te beperken. Natuurlijk had het, als het NAVO-verzoek bekend was geweest, de discussie misschien nog kunnen beïnvloeden, maar er was nog steeds niet de bereidheid om te voldoen aan hetgeen erin zou staan, wat wij allemaal tot op dit moment niet weten.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik zit met belangstelling naar de minister te luisteren. Volgens mij is het of het een, of het ander. Of deze minister van Defensie heeft gelijk en spreekt de waarheid, of voormalig minister Bos spreekt de waarheid. Het is of het een, of het ander. Deze minister zegt heel duidelijk: ik spreek de waarheid. Dan is de conclusie toch dat de heer Bos liegt?

Minister Van Middelkoop:

Dat is de redenering: als zwart niet wit is en wit niet zwart. Zo simpel liggen die zaken ook weer niet. Ik uit geen enkel verwijt aan collega Bos. Ik heb hem dat wel horen doen in die uitzending. Ik vind het mijn verantwoordelijkheid om het feitenrelaas hier zo duidelijk mogelijk voor het voetlicht te brengen, ook omdat ik weet hoe ingewikkeld de militaire wereld is. Ik houd het ook niet voor onmogelijk dat wanneer je een keer iets meldt – ik geloof dat we zestien keer bij elkaar hebben gezeten – de ander dat wellicht een keer vergeten is, te meer daar dat niet echt het geagendeerde onderwerp was. We spraken over de optie Uruzgan en over eentje in het Noorden. Ik kom echt niet toe aan verwijten en helaas voor mevrouw Verdonk ook niet aan zwart-witobservaties.

De voorzitter:

Dan dank ik de minister. Wij zien met belangstelling uit naar zijn informatie in antwoord op het verzoek om openbaarmaking van de brief van 22 januari 2010.

Naar boven