Aan de orde is het spoeddebat over de glossy Gerda.

De voorzitter:

De spreektijd is, zoals u weet, drie minuten per fractie.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Dit jaar start de CDA-campagne wel heel vroeg met het glossymagazine met de veelbelovende naam Gerda. De lezeressen van Flair, Libelle en Margriet zullen een gelamineerd beeld op de deurmat vinden over onze natuur, ons voedsel en onze landbouw. Europees partijgenoot Berlusconi heeft het bij mijn weten zo bont nog niet durven maken.

Wij moeten volledige duidelijkheid hebben over elke eurocent die intern en extern aan de glossy en de bijbehorende website gespendeerd is. Dan bedoel ik ook de uren van de medewerkers die eraan besteed zijn. De brief die wij van de minister hebben ontvangen, volstaat niet, omdat daarin duidelijke specificaties ontbreken en onduidelijk blijft welke interne kosten van het ministerie zelf aan het project zouden moeten worden toegerekend. Ik wil van de minister een specificatie van alle gemaakte kosten.

Overheidscommunicatie dient over beleid en organisatie te gaan en wordt niet gericht op persoonlijke imagebuilding van bewindspersonen, zo staat in de code. Een snelle blik in de glossy bewijst dat deze regels met voeten zijn getreden. Dan heb ik het niet alleen over de foto's. Pierre Wind wordt voluit gelukkig van deze CDA-minister. Haar medewerkers staan versteld van de werklust van de minister: hoe doet ze het? De minister is de minister van leven, nuchterheid en verhalen. Bisschop Hurkmans krijgt een podium om te spreken over zijn geloof en om de betrokkenen bij de Q-koortsepidemie bij God aan te bevelen in zijn gebed. Dat hoort niet thuis in overheidscommunicatie.

Wat doet de disclaimer aan het eind van het blad? Daarin wordt aangegeven dat: "De inhoud van Gerda weerspiegelt niet noodzakelijkerwijs de mening van het ministerie." Wiens mening dan, aangezien de glossy onder hoofdredactie staat van de minister?

Als de minister schrijft in haar brief aan de Kamer, het verkeerd te hebben ingeschat en daarmee aangeeft dat zij het met de kennis van nu anders aangepakt zou hebben, is dat niet toereikend. Welke rol heeft de minister eigenlijk zelf gespeeld in het egomane project? Welke consequenties verbindt de minister aan haar eigen verkeerde inschattingen op kosten van de belastingbetaler? Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister. Voelt de minister zich niet bezwaard om in verkiezingstijd campagne te voeren op kosten van de belastingbetaler? Is distributie of een deel van de distributie nog tegen te houden zo de Kamer dit zou willen? Waarom heeft de minister de Kamer geen toestemming gevraagd voor deze vorm van beleids- en persoonsverheerlijking uit publieke middelen die lijnrecht in strijd is met de uitgangspunten voor overheidscommunicatie? Is de minister bereid de rekening voor de uitgaven alsnog neer te leggen bij de CDA-campagnecommissie?

Graag hoor ik ook van de minister-president wat hij van deze uitgaven vindt, als hij ervan wist. Waarom heeft hij de publicatie niet tegengehouden? Ik neem immers aan dat hij als geen ander op de hoogte is van zijn eigen communicatievoorschriften. Vindt de minister overeenkomstig zijn eigen voorschriften, dat overheidscommunicatie over beleid en organisatie dient te gaan en expliciet niet gericht mag zijn op persoonlijke imagebuilding van bewindspersonen en andere overheidsfunctionarissen? Is de minister-president het met het hoofdredactioneel commentaar van NRC Handelsblad eens: "Verburg toont weinig achting voor kiezer met dure ijdeltuiterij." Welke consequentie zou de minister-president hieraan willen verbinden?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Het ministerie van Landbouw bestaat 75 jaar. Gefeliciteerd. In plaats van dat alle ambtenaren een biertje of een bloemetje krijgen, krijgt de minister haar eigen blaadje, de minister. De minister? De nog net niet vertrokken demissionair minister van een gevallen kabinet bedoel ik. Zij schrijft een blaadje vol over zichzelf en over hoe goed het allemaal wel niet gaat met de landbouw onder haar als minister. Geen woord over armoede op het platteland, geen woord over de 50 boerenbedrijven die elke week het bijltje erbij neer moeten gooien.

Gerda is natuurlijk zelf de hoofdredacteur. Sterker nog: "De inhoud van Gerda weerspiegelt niet noodzakelijkerwijs de mening van het ministerie", zo staat er te lezen in het colofon. Dan is het mij wel duidelijk; Gerda schreef het blaadje ter promotie van het CDA. De lancering, zo precies aan het begin van de verkiezingscampagne voor de Tweede Kamerverkiezingen is ook super gekozen. Mijn complimenten daarvoor. En laat ik eerlijk zijn, ik gun iedereen zijn eigen glossy. Geen probleem. Ik zit echter nog wel met een paar vragen. Krijgen we straks ook een "Jack", om te vieren dat de straaljagers 75 jaar bestaan? Misschien krijgen we wel een "JP". Graag een reactie van de minister-president daarop. Ik weet dat de campagnekas van het CDA nooit vol genoeg is, maar om nu een graai in de staatskas te doen om een glossy te maken ter meerdere eer en glorie van het CDA, dat kan echt niet. Mevrouw de minister, regelt u nu even dat de kosten van de Gerda worden betaald door het CDA.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. IJdelheid is des duivels oorkussen. Nu is elke politicus wel een beetje ijdel, maar niet op kosten van de zaak. En dat is nu het grote probleem met de egoglossy van de minister. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wil zijn bekendheid in Nederland vergroten. Eind september verscheen de publicatie LNV-beleid in 2010. Daarin kwam ook een corporate brochure van het ministerie ter sprake. De directeur communicatie van het ministerie zei in zijn begeleidende brief: die brochure gaat niet in op wat we doen, maar op wie we zijn. Dat is dus in tegenspraak met de richtlijnen van het ministerie van Algemene Zaken. Daarin staat immers: overheidscommunicatie dient over beleid en organisatie te gaan en wordt niet gericht op persoonlijke imagebuilding van bewindspersonen.

Mijn eerste vraag aan de minister-president en aan de minister is dus: is hier geen sprake van imagebuilding door de minister van LNV? Ik vraag de minister-president: is het idee om een glossy te maken vooraf besproken binnen of buiten de ministerraad? Een vlugge teloefening leert ons dat in het blad Gerda ongeveer 50 keer de naam Gerda wordt genoemd, en maar op 12 plekken het ministerie van LNV. Ik vraag me dan ook af of de minister vindt dat dit blad meer over haar gaat dan over het ministerie. Zojuist werd ook al opgemerkt dat in de colofon staat: "De inhoud van Gerda weerspiegelt niet noodzakelijkerwijs de mening van het ministerie." Dat is ook weer in tegenspraak met de richtlijnen voor overheidscommunicatie van het ministerie van Algemene Zaken. Het blaadje is bedoeld als jubileumuitgave, maar er staan vrijwel alleen items in over beleidsvoorstellen van nu. Er staan veel foto's in van de minister, maar geen van haar ministerie.

Tot slot sta ik nog even stil bij de kosten. De minister had het in haar brief over € 405.000, maar het is wel erg toevallig dat uit deze brief blijkt dat de drukkosten nét € 3000 onder de Europese aanbestedingsnormen vallen. Waren de kosten vooraf lager geraamd of heeft er wel een aanbesteding plaatsgevonden voor het drukken? Is die post binnen de Europese aanbestedingsregels gegund? Vindt de minister-president dat het betalen van bladen om de glossy mee te nemen vergelijkbaar is met de coproducties met de uitgever? Zo ja, is dat dan niet weer in tegenspraak met de regels van AZ? Dit jaar hebben veel groene organisaties te horen gekregen dat hun subsidieverzoeken niet kunnen worden gehonoreerd vanwege de bezuinigingen. Daarom vraag ik tot slot: wat is de totale omvang van het budget dat het ministerie van LNV dit jaar inzet voor communicatie over zichzelf en hoeveel is daar het afgelopen jaar op bezuinigd?

Wij willen graag dat de minister en de minister-president een duidelijk signaal afgeven over de manier waarop ze hiermee willen omgaan, dat de bladen die nog niet zijn uitgedeeld worden teruggetrokken en dat er een goede regeling komt waarmee dit op een goede manier wordt gefinancierd. We vinden dit namelijk echt een enorme overheidsblunder, een communicatieblunder van het minister van LNV, die niet in deze tijden past. Wij hopen op een bevredigend antwoord in eerste termijn van de minister.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. De 100 dagenpromotour van het kabinet werd afgesloten met een glossy prospectus. De 100 dagenafscheidstour van het demissionaire rompkabinet is inmiddels ingeluid met de glossy Gerda. Weer een kostbare knipoog, als we de minister mogen geloven, van de propagandamachine van dit kabinet. Ik heb zelden zoveel verbazing waargenomen als toen bekend werd dat de Gerda uitkwam. "Wie is Gerda?", klonk het veelal. We moeten echter erkennen dat de naam nu wel is gevestigd. Kan de minister van LNV mij uitleggen wat het doel eigenlijk is van de Gerda? Was het ter meerdere eer en glorie van de naamgever van de glossy of is het blad toch echt bedoeld om het beleid van het ministerie van LNV naar buiten te dragen? Is het echt allemaal ter ere van het 75-jarig jubileum van het ministerie? Waarom is gekozen voor deze doelgroep? Zijn het juist de lezeressen van Margriet, Libelle en Flair die niet weten waar de melk vandaan komt, hun kinderen binnenhouden en de natuur het liefst mijden? Het is de VVD-fractie een groot raadsel. De minister heeft eergisteren in reactie op de kritiek van enkele ontevreden abonnees gezegd dat het haar echt om de inhoud gaat. Zij wil met de Gerda laten zien waar LNV zich allemaal druk over maakt en van welk belang dat is. Waarom laat zij dan in de colofon opnemen dat de inhoud van Gerda niet noodzakelijkerwijs de mening van het ministerie weerspiegelt? Graag krijg ik daar duidelijkheid over.

Ik heb vervolgens enkele vragen voor de minister-president die als minister van Algemene Zaken fungeert wat betreft het communicatiebeleid dat het kabinet zichzelf heeft opgelegd.

Ten eerste. Hoe verhoudt de Gerda zich tot het hoofddoel van de communicatie van de rijksoverheid om te voldoen aan het recht van de burger op communicatie met en informatie van de rijksoverheid en het ondersteunen van goed democratisch bestuur?

Ten tweede. Hoe verhoudt de Gerda zich tot punt 3 van de uitgangspunten voor overheidscommunicatie, namelijk dat communicatie van de rijksoverheid altijd gericht is op de inhoud van het beleid en dat bewindspersonen zelf terughoudendheid zullen betrachten als sprake is van het gebruik van eigen media en producties van derden waaraan door de overheid wordt meebetaald?

Ten derde. Heeft de voorlichtingsraad de Gerda op dit punt getoetst zoals is voorgeschreven in de uitgangspunten overheidscommunicatie?

Ten vierde. Hoe verhoudt de Gerda zich tot de opmerking dat overheidscommunicatie over beleid en organisatie dient te gaan en niet wordt gericht op persoonlijke imagebuilding van bewindspersonen en andere overheidsfunctionarissen, die ter verduidelijking bij uitgangspunt 3 wordt gemaakt?

Ten vijfde. Hoe verhoudt de distributie van de Gerda via Margriet, Libelle en Flair zich tot het uitgangspunt dat bewindspersonen nimmer optreden in coproducties?

Ten zesde. Hoe verhoudt zich de opmerking in de Gerda dat de inhoud van de Gerda niet noodzakelijkerwijs de mening van het ministerie weerspiegelt, tot uitgangspunt 8?

Ten zevende. Hoe verhoudt de Gerda zich tot uitgangspunt 11 dat de communicatie van de rijksoverheid niet wordt vervlochten met partijpolitieke belangen en dat ook de schijn van vermenging wordt vermeden?

Ten slotte. Hoe verhoudt de Gerda zich tot de verplichting die is opgenomen in de stijlgids voor websites van ministeries dat in de verkiezingsperiode terughoudend wordt omgegaan met de profilering van bewindspersonen? Welke financiële randvoorwaarden hanteert het kabinet waaronder communicatie wordt ingezet? Is het juist dat de minister-president, al dan niet in zijn hoedanigheid als minister van Algemene Zaken, uiteindelijk eindverantwoordelijk is voor de naleving van het communicatiebeleid van dit kabinet?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Na de spannende bladen Sandra, de Burda, de Ariadne en niet te vergeten de Penny hebben wij nu dus ook de Gerda. Het is allemaal mooi en aardig, maar de glossy Gerda, mede mogelijk gemaakt door de belastingbetaler, hoeft van de GroenLinks-fractie niet.

In 2006 lag het campagnebudget van het CDA tussen de 1,5 mln. en 2 mln. Dat zal nu niet heel anders zijn. Vier ton voor een extra verkiezingskrantje op andermans kosten is dan natuurlijk best aardig. Omgerekend kost het blad elke Nederlander € 0,25. Er zijn 800.000 glossy's verspreid. Kosten: ruim vier ton. Minister Verburg doet daar luchtig over, maar ik heb niet gevraagd om een foto van minister Verburg met een zweepje in mijn Libelle, Margriet of Flair. Ik vraag me bovendien af of dit nu de aangewezen bladen zijn om jongeren te bereiken. Minister Verburg zegt in De Telegraaf: klagen over een paar ton is een beetje Hollands. Je moet maar durven in deze tijden waarin een hoop mensen letterlijk elk dubbeltje moeten omdraaien om rond te komen. Zij zitten met hoofdpijn aan de beroemde keukentafel van minister Verburg omdat ze niet kunnen rondkomen. Wij zitten niet te wachten op een foto van de minister met een zweepje van vier ton in tijden dat iedereen de broekriem moet aanhalen. LNV bestaat dit jaar 75 jaar. Het lijkt ons een mooi moment om het ministerie af te schaffen. Dat levert pas geld op.

Op www.communicatieplein.nl, de website van het ministerie van AZ/Rijksvoorlichtingsdienst staan de uitgangspunten van overheidscommunicatie. Daarin staat: "Bewindspersonen zullen zelf terughoudendheid betrachten, wanneer sprake is van het gebruik van eigen media en producties van derden waaraan door de overheid wordt meebetaald. Zij treden nimmer op in coproducties en Postbus 51 spots voor radio en televisie." Ook staat er: "Overheidscommunicatie dient over beleid en organisatie te gaan en wordt niet gericht op persoonlijke 'imagebuilding' van bewindspersonen." Daar lijkt mij geen woord Spaans bij.

LNV is de laatste tijd heel terughoudend geweest met het toekennen van subsidies aan derden, waarbij de aanstaande bezuinigingsoperaties als reden worden aangevoerd. Dat is wel heel bitter, als je aan de andere kant merkt dat er vier ton over de balk wordt gegooid om je eigen persoonlijkheid te promoten. Ik wil er opheldering over hoe het zit met het communicatieplan. De brief die wij hebben gekregen, vind ik echt onvoldoende. Het is een slap antwoord en draait om de hete brij heen.

Dat de glossy gezien moet worden als een verkiezingsstunt – dertien foto's van de minister, veertien bladzijden vooraf gemaakte teksten – blijkt ook uit het feit dat zij al een paar weken geleden heeft aangekondigd CDA-kandidaat te zijn. Dan kun je maar op tijd beginnen met je campagne. Het kost een paar centen op kosten van de belastingbetaler, maar dat kan je dan ook enorm promoten.

Ik wil van de premier en de minister weten wie dit heeft bedacht. Is dat de hoofdredactrice geweest? Er wordt gezegd dat niet noodzakelijkerwijs de mening van het ministerie wordt verkondigd in het blad. Wiens mening is dat dan wel? Dat wil ik heel helder weten. Waren de regels voor overheidscommunicatie onbekend? Is dat gecheckt?

Tot slot heb ik een vraag aan de premier. Is de premier, die verantwoordelijk is voor het communicatiebeleid, bereid om het CDA-partijbestuur te verzoeken om het ministerie van LNV en daarmee de belastingbetaler schadeloos te stellen? Het lijkt mij toch niet dat de premier het ermee eens is dat de belastingbetaler meebetaalt aan de verkiezingscampagne van het CDA.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is nu aan de heer Cramer, die ik net had vergeten. Ik begrijp zelf ook niet hoe dat kan.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Daar hebben we allemaal wel eens last van.

Laat ik beginnen met de inhoud van het blad. Ik vind dat er eigenlijk niet zo heel veel mis mee is. Er staan goede artikelen in over een ministerie dat 75 jaar oud is. Met name het artikel over de Q-koorts vond ik passend.

Naast die inhoudelijke onderwerpen is er misschien wel te veel aandacht voor de verantwoordelijke bewindspersoon. Dat past niet in de regels en de richtlijnen zoals de rijksoverheid spreekt hoe haar communicatie-uitingen moeten zijn; andere collega's spraken er ook al over.

Dan komen wij bij de verpakking van die boodschap, de vorm. Hoewel ik rekken vol met dit type bladen zie in de boekhandel en de kiosk op het station, moeten wij onszelf afvragen wat de meerwaarde zal zijn en hoe wij de doelgroep bereiken. Voor de Libelle en de Margriet – ik ben daar niet echt in thuis, maar ik heb mij dat laten vertellen – mis ik toch een paar degelijkere recepten dan er nu in staan. Voor de Flair mis ik überhaupt een bepaalde categorie artikelen.

De heer Van der Ham (D66):

De Viva.

De heer Cramer (ChristenUnie):

De Viva werd hier niet in genoemd. Dat mis ik ...

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De Voetbal International.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dat is niet mijn voorkeurblad; laat ik het maar zo formuleren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nee?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Nee.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Daar bent u iets te oud voor!

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter, dit is een persoonlijk feit: er wordt gespot met mijn leeftijd en dat is niet prettig.

Het gaat mij er niet om dat de Kamer zich inhoudelijk bemoeit met het pr-beleid van het ministerie, maar de vorm van deze glossy roept iets te veel vragen op. Daarom krijg ik van zowel de minister als de minister-president graag een eindoordeel over de communicatie-uitingen in de vorm van een glossy zoals hier nu voorligt.

Dan nu het geld. Het gaat om heel veel geld, helemaal als je bedenkt dat andere projecten vanwege bezuinigingen niet doorgaan. Voor een boek over biodiversiteit, waar door het ministerie € 30.000 voor zou zijn toegezegd, wordt de subsidie op het laatste moment teruggetrokken. Daarmee komt het project op losse schroeven te staan. Dat doet pijn als je ziet wat hier gebeurd is. Waarom zo? Waarom is er niet voor wat minder gekozen? Het belangrijkste is de vraag: hoe nu verder? Ik sluit af met het laatste antwoord uit de brief met bijlage die de minister ons heeft gestuurd. De vraag werd gesteld wat de minister eraan gedaan had om te voorkomen dat het al te veel gezien zou worden als een verkiezingsstunt. Volgens de minister was het "een knipoog om te zorgen dat de aandacht wordt getrokken, zodat mensen kennis willen nemen van de inhoud van de uitgave". De aandacht is getrokken, maar het gaat niet over de inhoud van de uitgave.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De heer Cramer vraagt: hoe nu verder? Dat lijkt mij inderdaad de vraag van de dag. Vindt hij dat de Gerda in strijd is met de regels van overheidscommunicatie? Ik doel met name op het punt van de imagebuilding van bewindspersonen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Op dat punt lijkt het mij strijdig, maar ik hoor daar graag het oordeel van de bewindspersonen zelf over. Hoor en wederhoor vind ik een goed gebruik.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het lijkt u strijdig. Bent u het met mij eens dat, als het strijdig is, niet de belastingbetaler de rekening voor deze "glamorous propaganda" moet gaan betalen, maar het CDA?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Mevrouw Van Gent trekt nu een conclusie die ik niet getrokken heb. Ik wil graag eerst de mening van de minister-president horen en hoe het kabinet er verder mee denkt om te gaan.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wij hebben van de Rijksvoorlichtingsdienst gehoord dat uitzonderingen op de regels voor overheidscommunicatie moeten worden voorgelegd aan de Voorlichtingsraad Rijksoverheid. Dat is niet gebeurd. Wat vindt u daarvan?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dat past in het antwoord dat ik aan collega Van Gent gaf. Het lijkt mij niet gepast en ik wil daar graag opheldering over hebben.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wat vindt u ervan dat 2 miljoen huishoudens met dit soort propaganda worden gefêteerd? Vindt u niet dat wij de glossy uit de schappen moeten halen om te voorkomen dat dit toch een campagnesucces voor het CDA wordt?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik ben geen pr-deskundige. Volgens mij is de glossy meegestuurd en ligt het blad niet zozeer op de schappen, als wel op de deurmat.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat is een kwestie van typeren. Op de een of andere manier moet je aan het publiek duidelijk maken dat deze overheidscommunicatie niet door de beugel kan en dat het moet worden geïnterpreteerd als propaganda voor het CDA. Mensen moeten dat weten.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Het lijkt mij belangrijk hoe de regering gaat antwoorden op de vragen die hier gesteld zijn. Laat ik er helder over zijn: de ChristenUnie is er geen voorstander van om bladen terug te halen en nog meer geld uit te geven.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Afgelopen dinsdag gonsden de geruchten door de catacomben van de Tweede Kamer. Ik hoorde een Kamerlid tegen een college fluisteren: ja, ze staat er echt in, met een zweepje. Toen was natuurlijk meteen mijn aandacht getrokken. Het bleek om een foto uit een glossy rondom minister Verburg te gaan. Ik citeer de minister uit de promo Gerda: "Ik liet mij eens stevig onder handen nemen door een visagist." Meteen gingen mijn gedachten uit naar de nestor van onze Kamer, de heer Van der Vlies, en bovenal onder welke omstandigheden hij binnenkort vervroegd afscheid dient te nemen van ons. De val van het kabinet en op de valreep een minister die poseert met een zweepje, en zich onder handen laat nemen door een visagist.

Alle gekheid op een stokje: het is niet om te lachen, maar om te huilen. De luxe promotie van een vooraanstaand CDA-politicus, betaald met publiek geld door het ministerie voor boeren, tuinders en vissers, die het water tot aan de lippen staat, niet in de laatste plaats door het CDA-beleid van de laatste jaren. Inderdaad, op de voorzijde staat onze minister "van leven, nuchterheid en verhalen", in leder gehuld, inclusief zweepje. Schreeuwende koppen: vier bekende Nederlanders laten hun paarden zien, help, mijn puber zit altijd binnen, echt lekker eten, kunnen we het nog? De minister van leven, nuchterheid en verhalen moet met paard en wagen door het dorp. Op pagina 2 wordt gesproken van een mooier landschap: maak het mee. Dat zal moeilijk worden, als we de mooie landschappen gaan ontpolderen, onder druk van de Europese Commissie. Op pagina 3 staat een uitgebreid voorwoord over LNV, waarin het woord "dieren" niet voorkomt. Onze demissionaire minister: "Leven van het land, geven om de natuur." Niets over respect voor de ambassadeurs van haar ministerie: de vissers, de tuinders, de boeren en hun vee. Op pagina 8 pleit een kaalhoofdige foodstylist – alleen al van het woord krijg ik acute buikloop – Pierre Wind, voor verplichte smaaklessen en mag hij op kosten van de belastingbetaler uitleggen dat "vies" niet bestaat. De beste man zal nooit een rituele slachting hebben bijgewoond, of een bezoek hebben gebracht aan het kadaverrijke Tupperwaregebied Oostvaardersplassen. Je mag er zijn, wees er ook voor anderen. Maar is deze minister er wel voldoende geweest voor onze boeren, tuinders, vissers en dieren?

Op pagina 20 komt de boswachter aan het woord: de natuur is een feest. Waarom niet met een kinderpartijtje het bos in? Kadavers tellen in de Oostvaardersplassen, geur van ontbinding. Vies bestaat terdege, en onsmakelijk ook. Op de pagina's 26 en 27 komt schrijfster en puberspecialist Francine Oomen met een oplossing om de dierenasiels nog voller te krijgen. Het advies, geschreven in GroenLinkse letters, is: neem een hond om je puberende kind naar buiten te krijgen. Leuk, een hond, even tussendoor, tussen de Gameboy en PlayStation 4. Wie heeft het initiatief genomen om tijdens een van de zwaarste crisis van de afgelopen 80 jaar over te gaan tot deze zinloze verkwanseling van belastinggeld? Hoeveel publiek geld is exact met dit project vernietigd? Wat beoogt de minister met de glossy? Wie had nu werkelijk de eindredactie? De demissionaire minister-president, of zijn spindoctor? Zijn de demissionaire CDA-minister van LNV en het CDA-kopstuk, onze demissionaire minister-president, het met de PVV eens dat alle ontwerp-, productie- en eventuele distributiekosten in mindering dienen te worden gebracht op de jaarlijkse door het CDA te ontvangen partijsubsidie?

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Een principieel uitgangspunt is volgens de RVD: overheidscommunicatie dient over beleid en organisatie te gaan, en wordt niet gericht op persoonlijke imagebuilding van bewindspersonen en andere overheidsfunctionarissen. Ook: in brochures, advertenties en departementale websites wordt op dit punt terughoudendheid betracht.

Een tijdschrift met de naam "Gerda", waarvan het volgens de minister nooit de bedoeling was de minister als persoon te profileren. Maar toch. In het blad Gerda staan vijftien kleurenfoto's van Gerda, een artikel dat zelf is geschreven door Gerda, een interview met Gerda, een verhaal van drie pagina's over een bezoek aan de markt met Gerda, een stukje over de secretaresse van Gerda, een tweekolommetje over een werkbezoek aan Ethiopië van Gerda, een kolom van Pierre Wind die wel héél erg blij is met Gerda, en ach, een rubriekje met de vijf favoriete boeken van Gerda.

Is dit nu wat wordt bedoeld met terughoudendheid die door bewindspersonen moet worden betracht als zij met overheidsgeld communicatie verzorgen over hun beleid? Of is de minister-president het met mij eens dat er sprake is van een flagrante overtreding van dit principiële uitgangspunt? Die beleidsregels zijn er immers niet voor niets. Zij moeten voorkomen dat belastinggeld wordt ingezet voor de promotie van politici, of in dit geval voor persoonsverheerlijking van de bewindspersonen. De Gerda kostte, over de duim, meer dan vier ton belastinggeld. Dat is twee kwartjes per huishouden, zo zei de minister zelf, alsof het niets was. Beste Gerda, het is een enorm bedrag als je het misbruikt voor persoonsverheerlijking van een minister! Persoonsverheerlijking op kosten van de belastingbetaler hoort niet in een democratie als Nederland. In een eerlijke democratie mogen politici die in de regering zitten, niet de belastingmiddelen gebruiken om zichzelf bekender of populairder te maken. Dat mag niet in verkiezingstijd, maar ook niet daarbuiten. Overheidsmiddelen zijn nooit bedoeld voor politieke communicatie; die moeten partijen zelf bekostigen, want anders hebben oppositiepartijen immers geen eerlijke kans. Daarom tillen wij hieraan zo zwaar. Hier is iets heel ernstig misgegaan.

De beleidsregels schrijven voor dat bewindspersonen voorgenomen afwijkingen moeten voorleggen aan de Voorlichtingsraad. Is dat gebeurd? En, zo ja, heeft de Voorlichtingsraad, die onder de verantwoordelijkheid van de minister-president valt, dit goedgekeurd? En als dat zo is, welke argumentatie had men daar dan voor? Heeft minister Verburg de minister-president vooraf ingelicht over het plan om met een eigen glossy te komen, en, zo ja, heeft de minister-president dan niet ingegrepen?

Ik eindig met één prangende vraag. Er is vier ton belastinggeld misbruikt voor persoonsverheerlijking van een minister. Dit had nooit mogen gebeuren, maar het is toch gebeurd. Welke maatregel is volgens de minister-president passend en wat gaat hij nu doen?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Vier ton uitgegeven aan persoonsverheerlijking. Ik ben het helemaal met de heer Waalkens eens. Bijna zou ik zeggen: de Harm-Evert! Maar mijn vraag aan hem is dan wel wie die rekening van die vier ton wél zou moeten betalen.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik heb in mijn bijdrage een aantal vragen gesteld. Ook heb ik opmerkingen gemaakt over onze beleving van deze glossy en de publicatie ter ere van het 75-jarig bestaan van het ministerie. Ik vind op zichzelf dat het oorbaar is om dat feit te vieren, maar niet op deze manier. Wij willen eerst graag de antwoorden van zowel de minister-president als de minister van LNV afwachten. Op zichzelf heb ik een en ander met een bepaalde emotie ingebracht, maar op dit punt wil ik graag eerst de antwoorden van het kabinet horen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Als ik het betoog van de heer Waalkens hoor, is de Gerda toch meer een artikel dat moet worden betaald uit het CDA-verkiezingsfonds dan uit het budget van LNV. Heb ik dat juist begrepen?

De heer Waalkens (PvdA):

Wij hebben de link gelegd naar imagebuilding, persoonsverheerlijking en de terughoudendheid die de rijksoverheid op dit punt moet betrachten. Wij willen graag in de termijn van het kabinet horen hoe het is gekomen tot de afweging om deze glossy te gaan verspreiden. Het gaat ons daarbij ook om de manier waarop het blad is verspreid en nu in de schappen wordt meegegeven, als losse nummers. Ik kan mij voorstellen dat wij ook over dat punt nog eens van gedachten zouden moeten wisselen. Mijn collega de heer Van der Ham heeft daarvoor een voorstel gedaan.

Mevrouw Van Velzen (SP):

In de Kamer hebben wij vaak debatten gehad over wie de crisis gaat betalen, maar vandaag gaat het over de vraag wie de Gerda gaat betalen. Het lijkt mij voor de hand te liggen dat ook de PvdA-fractie een beetje kleur bekent. Het mag duidelijk zijn dat het kabinet vindt dat de Gerda gewoon uit de belastingkas betaald mag worden. Bent u het met mij eens dat de Gerda door Gerda moet worden betaald? Als er ergens geld tekort is, kan Gerda dat blaadje misschien op straat venten. Dan kan zij kijken wie er wat voor wil betalen, maar dan wel vrijwillig.

De heer Waalkens (PvdA):

Nee. Wij hebben heel nadrukkelijk de vinger gelegd bij de afspraken die er binnen de rijksoverheid liggen met betrekking tot de communicatie naar buiten. Imagebuilding en persoonsverheerlijking mogen daarin geen rol spelen. Ik wacht toch ook graag even het antwoord van het kabinet af voordat wij in de tweede termijn daarop terug zullen komen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dan houdt de PvdA dus de mogelijkheid open om overtuigd te raken door de hoofdredactrice van de Gerda, de minister of de minister-president, dat de belastingbetaler wel degelijk vier ton voor persoonsverheerlijking neer moet gaan leggen? Die optie houdt u dus nadrukkelijk open?

De heer Waalkens (PvdA):

In de fractie van de Partij van de Arbeid hebben wij meer dan onze wenkbrauwen gefronst over deze route die gelopen is. Het is nu aan het kabinet om ons in eerste termijn daarop een reactie te geven. In de tweede termijn komen wij daarop terug.

De heer Van der Ham (D66):

Ik wil toch ook wel van de heer Waalkens duidelijker horen in welke richting het gaat, want dan kunnen ook beide ministers inschatten hoezeer het de Kamer ernst is. Ik ben het met de heer Waalkens eens dat er op een aantal punten sprake is van een voldongen feit; een aantal bladen liggen al op de mat en die kunnen wij niet zomaar terugtrekken. Ik heb wel gezegd dat wat er nog niet weg is, alsnog moet worden teruggetrokken. Maar aan welke andere maatregelen denkt de heer Waalkens om ervoor te zorgen dat dit gevoeld wordt op het ministerie van LNV en bij de minister?

De heer Waalkens (PvdA):

Het kabinet moet zich er rekenschap van geven dat de verontwaardiging niet alleen bij de Kamer ligt, zoals in de brief van de minister van LNV wel werd aangegeven. Ik denk dat de verontwaardiging er ook is in de samenleving. Wij hebben afspraken gemaakt over de ordentelijke communicatie van de rijksoverheid over het beleid. Het is niet alleen de Kamer die daarover verontwaardigd is maar ook daarbuiten hebben wij de verontwaardiging bemerkt. Ik vind dit dus een flagrante schending van de afspraken die gemaakt zijn. In een tijd waarin wij bezuinigingen voor onze kiezen krijgen, vind ik het niet op z'n plek om het op deze manier te doen.

De heer Van der Ham (D66):

Ik herinner eraan dat die afspraken eigenlijk nog maar heel vers zijn; wij hebben al wat discussies gehad over andere coproducties van ministeries met media en dergelijke. Weegt het daardoor voor u zwaarder dat deze fout niet gemaakt had mogen worden, in de zin dat de minister en haar ambtenaren dit hadden moeten weten? Overweegt u om in tweede term daaraan de ernstigste consequentie te verbinden?

De heer Waalkens (PvdA):

Ik loop niet vooruit op de termijn van het kabinet. In onze bijdrage hebben wij nadrukkelijk geconstateerd en uitgesproken dat dit volgens ons een flagrante schending is van de afspraken. Die zijn overigens niet heel vers. Bij het 60-jarig bestaan van de voorloper van de Voorlichtingsraad is er een rede uitgesproken door de minister-president waarin hij nadrukkelijk zegt dat je terughoudendheid moet betrachten en dat je de burgers op een neutrale manier maar wel met de ambities die het kabinet heeft, moet informeren. Vorig jaar is dat herhaald naar aanleiding van de oprichting van de Voorlichtingsraad, waarbij de minister-president waardige woorden heeft gesproken over overheidscommunicatie.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Heel veel steun voor hetgeen de heer Waalkens heeft uitgesproken. Hij heeft het er vooral over dat het niet passend is om dat te doen in verkiezingstijd. Maar zelfs als het geen verkiezingstijd was geweest, vindt hij dan ook niet dat deze vorm van overheidscommunicatie niet door de beugel kan?

De heer Waalkens (PvdA):

Nee. Ik heb ook in mijn bijdrage gezegd: in verkiezingstijd past het niet maar ook daarbuiten past het niet. Het past op geen enkele manier om op deze wijze de communicatie vorm te geven.

De heer Graus (PVV):

Tot zover het wollig geneuzel. Maar nu de oplossingen. Is de heer Waalkens het met de PVV eens dat de kosten die gemaakt zijn voor het ontwerp, de productie en de distributie verhaald moeten worden op de CDA-partijkas, dus dat die in mindering moeten worden gebracht op de subsidie die het CDA jaarlijks krijgt? Of vindt hij dat de belastingbetaler het moet betalen?

De voorzitter:

De heer Waalkens heeft een vergelijkbare vraag al beantwoord. Hij mag het van mij nog een keer doen.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik heb daarover gezegd wat ik gezegd heb.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Het is al door meerdere collega's gezegd: deze week is bij honderdduizenden mensen een blad in de bus gerold namens het ministerie van LNV. Dit is gebeurd in het kader van het 75-jarig bestaan van het ministerie van LNV. Zoals de minister ook in haar brief schrijft, is het blad met een knipoog naar andere bladen die in Nederland verschijnen – collega's hebben daar ook op gewezen – "Gerda" genoemd. Vooral dat laatste heeft stof doen opwaaien. De minister heeft in haar brief aangegeven dat het haar er vooral om gaat en om ging aandacht te vestigen op het vele en belangrijke werk dat vanuit het ministerie van LNV wordt gedaan van en voor boer en tuinders, van en voor het platteland, van en voor producent en consument. Wij kunnen niet ontkennen dat aandacht trekken wel gelukt is, maar helaas gaat het dan niet over de inhoud, maar over de vorm.

De CDA-fractie heeft eerder deze week duidelijk gemaakt dat het niet haar keuze zou zijn geweest om het blad op deze manier naar een bewindsvrouw of bewindsman te noemen. Wij zouden dat niet hebben gedaan en wij vinden het geen gelukkige keuze. De minister schrijft in haar brief, die wij vanmorgen ontvingen: ik betreur dat dat beeld is ontstaan; het was beter geweest als ik een andere inschatting had gemaakt. Kortom, de minister zegt dat het ook anders had gekund en ook, achteraf, anders had gemoeten. Laat dat dan ook maar de les zijn van de commotie die deze week is ontstaan. De CDA-fractie heeft in het verleden een- en andermaal aangegeven dat wat dat betreft terughoudendheid op zijn plaats is. Ik hoop dat dat een les is voor deze minister, dit ministerie en alle andere ministeries. Het is namelijk niet de eerste keer dat dit gebeurt.

Dat de uitgave van de Gerda samenvalt met het demissionair zijn van dit kabinet, kan natuurlijk de huidige minister niet worden verweten. Wie je dat wel kunt verwijten, laat ik graag aan de Kamer. Dat kun je deze minister echter niet verwijten. Elke suggestie dat het blad zoals dat nu bij honderdduizenden mensen in de bus is gerold, een blad van of voor het CDA zou zijn, werp ik uiteraard verre van mij. Integendeel. Iedereen die het blad heeft gelezen – ik heb het idee dat niet iedereen dat heeft gedaan – zou die conclusie kunnen trekken.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als je kijkt naar het blad, zie je dat het Gerda voor en Gerda na is en dat het nauwelijks gaat over het beleid. De overheidsregels zijn heel erg duidelijk: er mag niet aan imagebuilding van bewindspersonen worden gedaan. Vindt de heer Atsma nu dat de overheidsregels ten aanzien van communicatie zijn overtreden of niet? Ja of nee?

De heer Atsma (CDA):

Ik heb aangegeven dat de CDA-fractie vindt dat je als minister, als staatssecretaris, als bewindsman of bewindsvrouw buitengewoon terughoudend moet zijn om jezelf te veel te profileren via eigen media of wellicht zelfs met de hulp van ministeries in andere media. Wij hebben dat aangegeven, ook toen er in dit huis discussie ontstond over minister Plasterk die wat had gedaan en ook toen er discussie ontstond over minister Koenders die wat had gedaan rondom Schokland. Wij zijn daar altijd volstrekt helder over geweest: daar moet je buitengewoon terughoudend in zijn.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik wil gewoon van de CDA-fractie weten of de overheidsregels wat haar betreft zijn overtreden. Het gaat erom of hier sprake is van persoonlijke imagebuilding of niet. Als de heer Atsma zegt dat er buitengewone terughoudendheid betracht moet worden, is dat voor mij onvoldoende. Ik wil gewoon weten of volgens zijn fractie de regels zijn overtreden. In het blad staat bijvoorbeeld dat Pierre Wind voluit gelukkig is met minister Verburg. Hij was al blij met minister Veerman – toevallig ook een CDA-minister – maar hij is nu voluit gelukkig met deze minister. Dan is toch heel erg duidelijk dat er sprake is van imagebuilding.

Ik heb nog een tweede vraag. De Rijksvoorlichtingsdienst heeft gezegd dat uitzonderingen op de regel hadden moeten worden voorgelegd bij de raad van directeuren voorlichting. Dat is ook niet gebeurd. Dat is dan toch duidelijk onzorgvuldig? Dan gaat het dus niet over terughoudendheid die niet betracht is, maar dan gaat het erom dat er echt onzorgvuldig is gehandeld.

De heer Atsma (CDA):

Ik ken de opvatting van mevrouw Thieme over CDA-bewindslieden op het ministerie van LNV. Als zij haar mening ventileert, is daar in het algemeen geen woord Spaans bij. Ik neem daar dus kennis van. Wat het blad Gerda betreft, heb ik gezegd dat het niet onze keuze zou zijn geweest. Wij vinden namelijk dat dit niet had gemoeten en dat er een inschattingsfout is gemaakt. Ik heb ook aangegeven dat de minister, in de brief die zij vanmorgen heeft geschreven, deze inschattingsfout erkent. Zij zegt dat zij dit nu niet zo zou hebben gedaan. Kortom, laat dat een les zijn voor nu en in de toekomst. Ik kan er niet veel meer van maken. Het is volstrekte nonsens om te veronderstellen dat het een CDA-propagandablaadje is, zoals ik mevrouw Thieme op verschillende manieren heb horen zeggen. Echt nonsens. Als zij goed naar de heer Van der Ham had geluisterd, had zij die conclusie ook zelf kunnen trekken.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De heer Atsma is het dus met mij eens dat het niet had gemoeten. Daar blijft het echter niet bij, als het goed is. In de Kamer is het gebruikelijk dat er consequenties aan worden verbonden als dingen fout gaan. Als dit inderdaad niet had gemoeten, wat vindt de heer Atsma dan dat de minister moet doen om dit recht te zetten? Wat is dan de enige oplossing?

De heer Atsma (CDA):

De minister heeft vanmorgen gedaan wat mevrouw Thieme van haar heeft gevraagd: schrijf een brief en leg uit. De minister heeft aangegeven dat zij dit, met de kennis van nu, niet had willen doen of dit wellicht niet had moeten doen. Zij heeft een inschattingsfout gemaakt. Als wij alle debatten van de afgelopen jaren langslopen, zijn er meerdere voorbeelden te geven van zaken waarvan wij achteraf hebben gezegd dat het anders had moeten lopen. Ik kan er niet veel meer van maken. Alle suggesties van mevrouw Thieme dat dit een propagandabrochure, een propagandaglossy van het CDA is, werp ik verre van mij. Mevrouw Thieme heeft overigens geen enkel argument gegeven waaruit dit blijkt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mijn indruk, en welhaast conclusie, is dat hier weer een fraai staaltje van een CDA-toneelspelletje plaatsvindt. Het CDA baalt omdat het zo niet had gemoeten. Het kost een paar centen, maar ja, het betreft een CDA-minister en dan gaan wij het maar weer met de mantel der liefde bedekken. Mijn vraag aan de heer Atsma luidt: er wordt in dit geval € 400.000 uitgegeven door diezelfde minister, Gerda, die dit blad heeft geëntameerd. Wordt dat gebagatelliseerd en afgedaan met: ach, doe daar niet zo moeilijk over, want dat is zo Hollands? Vindt de heer Atsma het verantwoord dat in deze tijd ruim € 400.000 wordt uitgegeven aan een blad, dat de heer Atsma zelf ook niet wilde, terwijl aan de andere kant iedereen de broekriem moet aanhalen? Daar wil ik nou eens een duidelijk antwoord op.

De heer Atsma (CDA):

Als je de aandacht die dit blad de afgelopen dagen heeft getrokken, afzet tegen het half miljoen dat oud-minister Cramer heeft geïnvesteerd in de campagne rondom Kopenhagen kan dit blad alleszins de toets der kritiek doorstaan. Dit heeft echt veel aandacht getrokken. Wat dat betreft moet men mij niet vragen naar een inhoudelijk oordeel en of het allemaal zo had gemoeten. Het kan echter niet ontkend worden dat de aandacht die het nu heeft gekregen, op geen enkele andere manier en met geen enkele andere campagne verkregen had kunnen worden. Of het extreem duur is? Ik kan wel een paar voorbeelden geven van veel duurdere uitgaven en van veel duurdere campagnes die veel minder effect hadden en die veel minder de aandacht trokken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Een kat in het nauw maakt rare sprongen. Dat geldt ook voor de "Joop". Wat horen wij immers? Jij-bakken naar een ex-minister, die niet aanwezig is en die zich niet kan verdedigen. Ik stel gewoon een heldere vraag aan de heer Atsma van het CDA. Die zegt dat het allemaal niet de keuze van het CDA zou zijn geweest. Ik stel daarop de vraag welke consequenties hij hieraan verbindt. Deze niet-keuze van het CDA kost de belastingbetaler immers ruim € 400.000. Ik doel ook op de inhoud. Anderen zijn daar ook op ingegaan. Het is immers Gerda, Gerda, Gerda voor en Gerda, Gerda, Gerda na. Ik wil dat de heer Atsma daarop serieus ingaat. Met jij-bakken komen wij er niet. Daarom hebben mensen ook zo'n hekel aan politiek. Graag een antwoord van de heer Atsma.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw Van Gent vraagt mij wat ik ervan vind. Ik heb het vergeleken met andere campagnes. Ik zeg dat dit blad, dat minder kost dan de promotiecampagne voor de klimaatconferentie in Kopenhagen, beduidend meer aandacht heeft getrokken dan die campagne. Wie mij vraagt naar het netto-effect van de vier ton die voor dit blad is uitgetrokken, antwoord ik dat niet ontkend kan worden dat het effect groot is, waarschijnlijker groter dan in vergelijkbare gevallen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De heer Atsma sprak over het voorblad, maar ik wil ingaan op de inhoud. Dit blad wordt uitgegeven ter ere van het 75-jarig jubileum van het ministerie van LNV. Als de heer Atsma als een objectieve lezer naar de inhoud van het blad kijkt, is hij dan van mening dat de inhoud recht doet aan die doelstelling, dat wil zeggen aan de viering van het 75-jarig jubileum van het ministerie?

De heer Atsma (CDA):

Over die vraag kunnen wij wel twee uur praten. Mevrouw Snijder vraagt eigenlijk: als het CDA dit blad had mogen vullen, had het dan dezelfde tekst bevat? Het antwoord op die vraag is ronduit en voluit: nee. Het CDA zou een andere invulling hebben gegeven aan het blad, maar dit is niet aan de orde. Het ministerie van LNV is verantwoordelijk voor de inhoud van het blad en daar treed ik niet in, zoals wij nooit in dit soort zaken treden. Ik doe dit ook niet als mevrouw Snijder vraagt: zou dit ook uw keuze zijn geweest? Dit is een keuze van LNV en van de redactie van het blad en daar wordt ook uitdrukkelijk naar verwezen. Mevrouw Snijder vraagt wat ik van de inhoud vind. Ik kan haar wel voorspellen dat als het CDA de inhoud had mogen bepalen en het blad had mogen vullen, er ook andere foto's en andere teksten in hadden gestaan.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Mag ik daaruit concluderen dat de heer Atsma van mening is dat de inhoud eigenlijk geen recht doet aan de bedoeling van het blad, namelijk als uitgave ter gelegenheid van het 75-jarig jubileum?

De heer Atsma (CDA):

Nee.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De heer Atsma zegt net dat als hij de keus had gehad, het blad een heel andere inhoud zou hebben gehad. Hij zegt daarmee toch duidelijk dat hij eigenlijk van mening is dat de inhoud van het blad geen recht doet aan de doelstelling? Anders zou hij toch geen andere keuze hoeven te maken?

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw Snijder vroeg wat ik zou hebben gedaan als ik de inhoud zou mogen bepalen. Dan zou ik het misschien anders hebben gedaan.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Nee, dat vroeg ik niet.

De heer Atsma (CDA):

Ik zeg dit bewust, omdat een aantal leden heeft gezegd dat dit een CDA-blad zou zijn. Dat is het niet. Daarom zeg ik nogmaals dat de tekst bepaald anders zou zijn geweest als het CDA de inhoud had kunnen bepalen. Als ik door de bril kijk van de mensen die het blad hebben gemaakt op basis van het 75-jarig jubileum en de doelgroep die zij willen bereiken, kan ik mij voorstellen dat is gekozen voor deze inhoud, dit blad en dit verspreidingscircuit. Wellicht verschijnt in de loop van dit jubileumjaar nog iets anders wat is gericht op een aantal primaire sectoren, want dit is geen bijvoegsel bij het Agrarisch Dagblad, de Boerderij of de Veldpost. Wie zal het zegen? Daar ga ik niet over, daar gaan wij niet over, dit is een verantwoordelijkheid van de minister. Als mevrouw Snijder dan weer van mening is dat het niet goed wordt ingevuld, hoor ik dat dan wel. Als ik nu echter kijk naar de doelgroep die het ministerie kennelijk heeft willen bereiken – de bladen zijn genoemd – dan kan ik mij voorstellen dat de inhoud aansluit bij de wensen en interesses van die lezers.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De heer Atsma gaat over zijn eigen antwoorden, maar ik heb niet gevraagd hoe hij het blad zou vullen. Ik heb gevraagd of hij van mening is dat het blad aansluit bij de doelstelling dat het wordt uitgegeven ter ere van het 75-jarig bestaan van het ministerie van LNV. Dat heb ik hem gevraagd. Vindt hij dat dit het geval is of niet? Ik wil gewoon ja of nee horen.

De heer Atsma (CDA):

Ik heb gezegd dat dit blad kennelijk bewust is verspreid via enkele bestaande bladen die zich vooral richten op bepaalde categorieën vrouwen. In die zin zal de inhoud aansluiten bij de interesses van die lezers. Hiernaar zullen ongetwijfeld veel deskundigen hebben gekeken. Dit blad is kennelijk ook bewust niet meegestuurd met het Agrarisch Dagblad, de Boerderij en al die andere bladen die op de primaire sector zijn gericht. Het ministerie heeft daarin een eigen afweging gemaakt. De minister wil een verbinding maken tussen producent en consument en richt zich in dit geval vooral op de consument. Daar hebben meerdere fracties in de Kamer in de afgelopen jaren op aangedrongen. In die zin kan ik mij er wel iets bij voorstellen. Het is juist goed dat veel mensen in algemene zin kennismaken met het werk van LNV zonder dat zij direct uit de primaire sector afkomstig zijn.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Daar ben ik het mee eens. Het was inderdaad een onverstandige keuze, zelfs als die keuze was gemaakt voordat het kabinet viel. Had de minister, toen het kabinet viel, niet moeten bedenken dat de drukpersen stilgezet moesten worden? Dat staat los van de inhoud, ook al is die zo triest dat het blad nooit uitgegeven had mogen worden. Had dit blad met andere woorden niet naar de prullenbak verwezen Atsmamoeten worden toen het kabinet demissionair werd?

De heer Atsma (CDA):

Het is natuurlijk allemaal een afweging. Ik weet dat dit soort processen niet in twee of drie dagen kan worden afgerond. Mijn collega's hebben daar ook al op gewezen. Ik laat het antwoord op deze vraag dan ook graag over aan de minister. In het algemeen is het natuurlijk wel zo dat je de verspreiding van zo'n blad via andere bladen al maanden van tevoren moet plannen. Zoals u ook hebt kunnen vaststellen, was de val van het kabinet – daar ga ik althans maar van uit – niet maanden of weken van tevoren gepland.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Daar heb ik uiteraard geen inzicht in, want dat spelletje hebt u met elkaar gespeeld. Mij maakt het niet uit wie het kabinet heeft laten vallen: ik ben ze allemaal dankbaar.

Als de minister de stekker uit de drukpers had willen trekken, maar dat niet kon doen vanwege de planning van die vrouwenbladen, dan had zij de Kamer een briefje moeten sturen. Daarin had de minister haar excuses kunnen maken omdat ze met deze kostbare grap een grote fout heeft gemaakt. Dat heeft ze niet gedaan. Het blad is uitgekomen en vervolgens moest de Kamer aan de bel trekken met de vraag: Gerda, waar ben je nu eigenlijk mee bezig? Vindt u dat niet heel erg pijnlijk?

De heer Atsma (CDA):

De minister heeft de Kamer vervolgens, conform het verzoek van de Kamer, vanmorgen een brief gestuurd.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. De antwoorden van de heer Atsma doen mij denken aan iemand die onlangs te zien was in Blik op de Weg of Wegmisbruikers. Die man werd aangehouden voor het rijden met een exorbitant hoge snelheid, maar dacht dat te kunnen verdedigen met: "Maar die andere reed nog harder! Waarom houden jullie die niet aan? Waarom bekeuren jullie die niet?" Mevrouw Van Velzen heeft volledig gelijk met haar opmerking dat het feit dat een PvdA-minister een half miljoen verkwanselt, CDA-ministers nog niet het recht geeft om dat ook te doen, ook niet als het om een ton minder gaat.

Ik heb mij wel door die glossy heen geworsteld. Ik had nooit gedacht dat ik dat nog eens zou doen, maar ik heb dat gedaan voor mijn dossierkennis. Ik heb ook die foto's met zweepjes en lederen toestanden moeten bekijken. De heer Atsma heeft als CDA'er voor vissers, boeren en tuinders op de barricaden gestaan, maar als er € 400.000 over de balk wordt gesmeten, is hij nergens. Dat geld is echter wel bedoeld voor die mensen, mensen die het water aan de lippen staat. Deze mensen vluchten het land uit of ze gaan de vernieling in met hun bedrijf en hun gezin. De mensen voor wie deze minister verantwoordelijk is, zitten zwaar in de problemen en dan staat de heer Atsma als een konijntje in de koplampen van een auto te bekijken hoe er zo veel geld wordt verkwanseld. Het enige wat hij weet te verzinnen, is de opmerking dat een PvdA-minister nog meer geld heeft verkwanseld. Waar is zijn hart voor de boeren, de tuinders en de vissers opeens gebleven?

De heer Atsma (CDA):

Ik zeg het nog maar een keer: als de een in de fout gaat, dan betekent dat niet dat de ander ook in de fout mag gaan. Ik deel die opvatting van collega Graus volledig. Ik heb dat ook al gezegd. Je moet dat dus niet willen, want één keer een les getrokken, betekent dat er voor iedereen een les is getrokken. Het gaat nu over een boodschap van een ministerie die in een iets andere vorm is verpakt en daarmee gaat het weer fout. Het was niet mijn keuze geweest. Ik heb verder ook gezegd dat het prima is als je je in de inhoud kunt vinden. Ik heb daar verder geen opmerkingen over. Het gaat in dit debat dan ook louter en alleen over de vorm. Deze vorm was niet de keuze van mijn fractie.

De heer Graus zegt dat het vier of vijf ton kost. Ik heb een paar voorbeelden genoemd die nog veel meer hebben gekost. Soms ben je het eens met de uitgave van een blad en soms niet. Soms ben je het eens met de inhoud en soms niet. Natuurlijk verschijnen er van alle ministeries op enig moment uitgaven. Er wordt dan ook veel geld besteed aan communicatie. De CDA-fractie vindt over het algemeen dat het aantal voorlichters en de communicatiebudgetten van de overheid wel een tandje lager kunnen. Dat past ook heel goed in deze tijd van 35 mld. bezuinigingen. Ik heb dat recentelijk ook in een debat met minister Plasterk laten weten. Volgens mij was collega Van der Ham daarbij aanwezig.

De heer Graus (PVV):

Iedereen in de Kamer, behalve het CDA, is het erover eens dat dit een promotieblad is. Is de heer Atsma, als man voor de boeren, tuinders en vissers, het met mij eens dat de glossy uit de partijkas van het CDA betaald moet worden? Dat is wel belastinggeld, maar het geld dat het ministerie uitgeeft, is ook belastinggeld. Dit geld zou wel additioneel zijn, terwijl het eigenlijk boeren, vissers en tuinders had moeten toekomen. Is de heer Atsma het met mij eens dat dit geld uit de CDA-kas moet komen en niet van het ministerie van LNV? Ik wil een klip-en-klaar antwoord en geen wollig geneuzel. Er wordt namelijk omheen gedraaid. Ik wil weten of de heer Atsma het daarmee eens is. Zo nee, waarom niet?

De heer Atsma (CDA):

Dit is een onzinnige vraag. Ik heb niemand hier horen zeggen dat dit een CDA-propagandaverhaal is. Het is dus volstrekte onzin om te veronderstellen dat geld uit de CDA-kas gehaald zou moeten worden, als die al bestaat of nog steeds bestaat na de dure verkiezingen van de afgelopen weken.

Ik vind het jammer dat collega Graus niet ingaat op het feit dat de minister via haar communicatiemiddelen mensen ervan bewust maakt dat het goed is om ook Nederlandse, eerlijke en duurzame producten te kopen en te consumeren. Dat is heel goed voor onze Nederlandse boeren en tuinders. De heer Graus zou dat moeten steunen. Ik heb zelf een deel van de inhoud met die bril op gelezen. Het is goed dat daaraan aandacht wordt besteed. Dat neemt geen boer en tuinder ons kwalijk.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Atsma heeft terecht gewezen op een aantal debatten dat hij in mijn aanwezigheid en samen met mij heeft gevoerd met de minister van communicatie, cultuur en media, de heer Plasterk, voormalig minister van OCW. Die debatten gingen over overheidsoptreden in de communicatie. De afgelopen jaren is niet alleen mijn fractie, van D66, maar ook de CDA-fractie fel daarin geweest. Wij hebben veel kritiek geleverd op met name minister Koenders en minister Plasterk, die zich soms hebben vergaloppeerd. Daardoor zijn de regels aangescherpt. Elke minister zou dus moeten weten dat er met nog meer interesse wordt gekeken naar overheidsuitgaven voor eigen communicatie. Ik vind het raar dat de heer Atsma voortdurend – terecht – hoog van de toren blaast, als andere ministeries rare vormen van uitingen kiezen, maar nu zegt dat het een slechte keuze is geweest en dat het eigenlijk anders had gemoeten. De minister had namelijk kunnen weten dat de eisen aan dat soort uitingen juist verscherpt zijn. Hoe kan ik deze uitspraken van de heer Atsma rijmen met de toon die hij kiest ten opzichte van andere ministers?

De heer Atsma (CDA):

Ik heb gezegd, wat ik heb gezegd. Het zou niet onze keuze zijn geweest en wij vinden het niet verstandig. Wij zijn niet ervan gediend dat een minister haar of zijn eigen naam aan een glossy geeft. Kortom, ik kan het niet duidelijker zeggen. Wij hebben inderdaad de afgelopen jaren vergelijkbare voorbeelden meerdere malen de revue zien passeren. De heer Van der Ham noemde die zelf ook. Ik ben blij dat ik hierin niet alleen sta. Wij zijn kritisch geweest en blijven kritisch. Daarom zei ik in mijn bijdrage dat dit ook een les moet zijn voor huidige en toekomstige bewindslieden.

De heer Van der Ham (D66):

Met alle respect, wij kunnen wel lessen trekken, schouders ophalen en zeggen dat het eigenlijk anders had gemoeten, maar in de notities van het ministerie van Algemene Zaken staat dat de informatie vanuit de ministeries feitelijk moet worden weergegeven. Er mag niet aan persoonsverheerlijking worden gedaan. Dat zijn regels en geen aanbevelingen. Wat zegt het CDA tegen een minister die de regels overtreedt?

De heer Atsma (CDA):

Ik heb gezegd, wat ik heb gezegd. Het was niet onze keuze. Wij vinden het onverstandig. Achteraf zei de minister vanmorgen het ook te betreuren dat het niet meer om de inhoud gaat, maar alleen om de vorm.

De heer Van der Ham (D66):

Als iemand door rood rijdt, zeggen wij niet: dat had u eigenlijk anders moeten doen; de volgende keer moet u het anders doen; jammer. Zo gaan wij toch niet met regels om, zeker niet als het om overheidsgeld gaat? Het gaat om vier ton belastinggeld. Wij zeggen toch niet: u bent door rood gereden, nou ja, volgende keer beter, het is niet onze keuze geweest ... Zo gaat de CDA-fractie toch niet met regels om?

De heer Atsma (CDA):

Ik heb niet begrepen van de heer Van der Ham dat de inhoud van het magazine hem vreselijk stoort. Dus hij zou wellicht zelfs zo ver kunnen gaan dat de doelgroep die kennelijk wordt beoogd met de verspreiding deze boodschap echt meekrijgt. Daar is op zichzelf niets mis mee. Het gaat dus louter om de vorm. Van de vorm hebben wij gezegd tegen deze minister: had dat nu niet gedaan. De minister erkent dat vanmorgen ook. Het gaat dus niet om het CDA. Ik ben blij dat de heer Van der Ham ook in zijn eigen bijdrage heeft aangegeven dat de minister vele malen is genoemd in het blad en dat LNV twaalf keer is genoemd, maar hij heeft denk ik niet helemaal toevallig vergeten of niet gemeld hoe vaak het CDA in het blad wordt genoemd. Dat hoor ik niemand hier zeggen. Laat hij het vooral lezen en het turven. Dan komt hij denk ik tot dezelfde conclusie als ik.

De voorzitter:

De heer Van der Ham voelt zich aangesproken. Een korte reactie, die niet opnieuw een lang antwoord van de heer Atsma uitlokt.

De heer Van der Ham (D66):

Ik vind het heel creatief van de heer Atsma dat hij probeert om mij in zijn kamp te krijgen. Dat gaat hem niet lukken. Inderdaad heb ik het niet over het CDA gehad, maar over de regels die er zijn voor overheidscommunicatie. Die heeft de minister overtreden. Daaraan verbindt de heer Atsma helaas geen consequenties. Dat spijt mij enorm.

De heer Waalkens (PvdA):

Wij hebben met elkaar afspraken gemaakt over de rijkscommunicatie. De heer Atsma heeft gezegd: het zou niet onze keuze geweest zijn. Vindt hij nu dat in dit specifieke geval de afspraken met betrekking tot de uitingen in het blad Gerda geschonden zijn?

De heer Atsma (CDA):

Dan herhaal ik mezelf ook. Net als wij kritisch zijn geweest op de oud-bewindslieden Koenders, Plasterk, Cramer en nog meer als het ging om uitingen, zijn wij dat nu ook. Of het wel of niet precies volgens de regels is verlopen, laat ik graag aan de minister en de minister-president. In elk geval is onze inschatting dat dit niet had gemoeten. Dus is er kennelijk een inschattingsfout gemaakt. Dat zou best kunnen, dat horen wij dan straks wel. Maar wat ons betreft, zou dit dus anders gekund hebben.

De heer Waalkens (PvdA):

U haalt er steeds andere projecten bij, maar wij hebben het nu over het specifieke geval van de glossy Gerda. Vindt u namens de fractie van het CDA dat dat een schending is van de afspraken die wij hebben gemaakt met betrekking tot het voorleggen aan de minister-president, dan wel de terughoudendheid van de minister van LNV? Vindt u op dat principiële punt dat hier die afspraken geschonden zijn?

De heer Atsma (CDA):

Ik heb gezegd dat dit niet onze keuze zou zijn geweest en dat wij het ook niet een verstandige en gelukkige keuze vinden. U hebt vragen gesteld aan de minister-president. Ik ben benieuwd naar de antwoorden. Of het wel of niet precies valt binnen datgene wat via de Voorlichtingsraad is afgesproken, kan ik niet beoordelen. Laat ik het zo zeggen: het zou niet onze keuze zijn geweest en wij vinden het dus ook niet verstandig dat dit blad – met de inhoud waarvan niets mis is – op deze manier de wereld in is gegaan. Dat is jammer. De minister erkent dat ook. Daarmee is wat ons betreft ook de les geleerd voor nu en voor de toekomst.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De vergadering is heropend. Wij hebben zojuist met elkaar besproken hoe wij het gaan doen in verband met de agenda van de minister-president. Hij gaat namelijk de minister-president van Duitsland, mevrouw Merkel, ontvangen. Wij houden daar rekening mee. Wij kijken hoe ver wij komen. Zo nodig schorsen wij na de eerste termijn.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Ik begrijp dat de minister-president met zijn agenda zit, maar hij is wel de eerstverantwoordelijke voor overheidscommunicatie. Ik vind dus, gelet op de volgorde van de behandeling, dat eerst de minister-president zijn termijn moet invullen en pas daarna de minister van LNV.

De voorzitter:

Ik heb zojuist met u gesproken en toen kon u zich vinden in de gekozen oplossing. Het spijt mij, maar wij gaan die discussie niet overdoen. Het woord is aan de minister van LNV.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. Het onderwerp is het 75-jarig jubileum van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het daartoe uitgebrachte magazine. Het ministerie van LNV staat middenin de samenleving en raakt met haar beleid 16 miljoen mensen. Er is nu commotie ontstaan over het jubileumblad. Vooraf wil ik één ding duidelijk stellen. Als minister van LNV heb ik één doel, één missie: Ik wil dienstbaar zijn aan de landbouw, de natuur en de voedselkwaliteit in dit land. Met alle verschillen van mening die ik met de Kamer mag hebben, zijn wij het over één ding roerend eens. Dat is het grote belang van de onderwerpen die LNV bestrijkt. De Kamer kan met mij constateren dat het echter vaak lastig is om dit grote belang aan iedereen over te brengen. Dat is weerbarstig. De beleidsterreinen van LNV hebben veel te bieden voor een breed publiek. Ik wil mensen daar bekender mee maken. Een eigentijds en informatief magazine kan daar op een toegankelijke manier voor zorgen. Een jubileum is in algemene zin een goede aanleiding om voor een breed publiek zichtbaar te maken wat wij doen en waar wij naartoe willen met ons landelijk gebied, ons platteland, onze boeren, tuinders en vissers en onze voedselkwaliteit.

Ik heb mij daarbij de vraag gesteld hoe wij in het in het kader van het 75-jarig jubileum daar op een bijzondere wijze extra aandacht op kunnen vestigen. Over het algemeen zijn wij in gesprek met de professional, de boer, de tuinder, de visser, de natuurbeheerder, de ondernemer en de niet-gouvernementele organisaties, maar juist ook de burgers en gezinnen kunnen het verschil maken als het gaat om duurzaam voedsel, natuur en landschap. Ik sta voor een benadering waarin de overheid mensen aanspreekt op hun eigen rol en verantwoordelijkheid in de samenleving. Communicatie is het aangewezen instrument om mensen aan te spreken op hun betrokkenheid en hun eigen mogelijkheden ook ten aanzien van de terreinen voedsel, natuur en groen.

Er is door vele sprekers gevraagd naar de regels voor overheidscommunicatie en of ik mij daaraan heb gehouden. Deze uitgave is geheel geproduceerd door afzender LNV en als zodanig ook duidelijk herkenbaar. Verschillende sprekers hebben gewezen op het colofon, waarin staat dat het ministerie niet verantwoordelijk is voor alle uitingen. Dat is een normale disclaimer in zo'n blad, omdat in het blad ook een aantal mensen wordt geïnterviewd dat een eigen opvatting geeft. Dat is ook zeer terecht. Daar heeft dat mee te maken.

De vraag is gesteld of er sprake is van een coproductie. Het antwoord daarop is "nee". LNV is hier volledig verantwoordelijk voor. De genoemde tijdschriften hebben niet aan de productie meegewerkt en worden alleen gebruikt voor de verspreiding.

Ik kom bij de inhoud, de vormgeving en de naamgeving. De bedoeling is en was om het verhaal van de beleidsdoelstellingen van LNV op een toegankelijke manier bij een breed publiek onder de aandacht te brengen. Het magazine heeft door de naam- en vormgeving helaas in de Kamer het beeld opgeroepen dat het ten doel had om de minister van LNV te profileren. Ik zeg het met nadruk: Dat is nooit het doel geweest en dat zou ook niet hebben gepast in de regels die het kabinet voor overheidscommunicatie hanteert. Ik betreur dat dit beeld bij de Tweede Kamer is ontstaan. Het was beter geweest als ik een andere inschatting had gemaakt, waardoor de vorm en de naamgeving niet hadden afgeleid van de inhoud. Ik zeg daar voor alle duidelijkheid bij: dit is niet voor herhaling vatbaar.

Heel velen hebben gevraagd naar de relatie met de Voorlichtingsraad. De regels voor overheidscommunicatie schrijven voor dat terughoudendheid wordt betracht ten aanzien van imagebuilding van bewindspersonen. Afwijkingen op deze regel moeten vooraf door de Voorlichtingsraad worden getoetst. Dit magazine richt zich op het beleid en de organisatie van het ministerie van LNV. Ik ben daarvoor verantwoordelijk. Ik ben daarvan ook het boegbeeld en als zodanig zichtbaar in het magazine, niet meer en niet minder. De inschatting is gemaakt dat het magazine daarom niet vooraf in de Voorlichtingsraad hoefde te worden besproken. Ik zeg erbij en ik heb dat ook in mijn brief geschreven: met het inzicht van nu had dat anders gemoeten.

Een groot aantal mensen heeft gevraagd naar de voorbereiding van het blad. Die is vorig jaar reeds gestart. Wij wisten dat wij dit jaar het 75-jarig jubileum van het ministerie vieren. Wij zijn in de zomer of zelfs voor de zomer van vorig jaar al gestart met het nadenken over een gepaste wijze. Wij zijn toen ook gestart met de voorbereidingen voor deze communicatieactiviteit. Het magazine was al gedrukt toen het kabinet viel, want zoals de Kamerleden weten en sommigen ook hebben betoogd, heeft dit soort dingen een lange doorlooptijd. Wij hebben de afweging gemaakt dat het zonde zou zijn om deze gedrukte exemplaren te laten vernietigen.

Dan is breed de vraag gesteld: waarom een glossy? Het is inderdaad een ongebruikelijke, eenmalige en ludieke actie. Ik heb in mijn voorwoord en ook later aangegeven dat het blad de bedoeling had om een knipoog te zijn om aandacht te vragen voor de inhoud. Als de Kamerleden het blad lezen, dan kunnen zij zien dat het inhoudelijk alle onderwerpen van het ministerie van LNV bestrijkt. Het is bedoeld als informatief middel en dat is het ook geworden. Kijk bijvoorbeeld naar de pagina's over voedselverspilling, duurzaam inkopen, biodiversiteit in eigen tuin, mooie natuurgebieden en moderne landbouw. De heer Cramer heeft in dat verband ook terecht gewezen op het artikel over de Q-koorts.

Mevrouw Snijder vroeg naar het doel van dit magazine. Daar heb ik antwoord op gegeven. Het doel was en is om het verhaal van de beleidsdoelstellingen van het ministerie van LNV op een toegankelijke manier bij een breed publiek onder de aandacht te brengen. Zoals de heer Atsma terecht heeft gezegd en ik in mijn inleiding heb aangegeven, hebben wij normaal te maken met de professionals, maar werken wij in het belang van 16 miljoen Nederlanders.

Er is ook gevraagd naar de doelgroep die wij willen bereiken. Het magazine wordt verspreid onder alle abonnees van Margriet, Libelle en een deel van de Flair-lezers. Dat zijn vooral vrouwen met kinderen, beslissers als het gaat om recreatie en voeding. Wij willen juist ook gezinnen met kinderen bereiken. Dat is ook een manier om jeugd en jongeren te bereiken.

Mevrouw Thieme, de heer Graus en anderen hebben gevraagd naar de kosten van het magazine. De specificatie van de kosten is als volgt. Bedragen zijn inclusief btw. Ik verwijs overigens ook graag naar de brief die ik de Kamer daar gisteravond over heb gestuurd. Het meesturen met de bladen kost € 180.000 grofweg, de drukkosten zijn € 150.000 en de kosten voor vormgeving, fotografie en redactie zijn ruim € 70.000. Het is in eigen beheer gemaakt.

Mevrouw Van Velzen heeft gevraagd of de kosten niet betaald moeten worden door het CDA. Het antwoord is: nee. Dit gaat over het jubileum van het ministerie van LNV. Het is niet en nooit de bedoeling geweest om aan persoonsverheerlijking of imagebuilding te doen. Ik heb het al aangegeven: de vorm en de naamgeving waren bedoeld als een vette knipoog. Ik heb ook aangegeven dat het mij spijt dat bij de Kamer het beeld is ontstaan dat is ontstaan. Het moet gaan om de inhoud. Als de vorm en de naamgeving daarvan afleiden, is dat niet de bedoeling geweest.

Over de disclaimer heb ik het gehad, net als over de VoRa. Verschillende leden hebben daarnaar gevraagd.

De heer Van der Ham heeft gevraagd of de aanbestedingsregels in acht zijn genomen. Het antwoord daarop is ja. Het drukwerk is aanbesteed via de bestaande contracten van LNV met drukkers en er is gekozen voor de beste verhouding tussen kosten en baten. Die drukker is gekozen. De redactie hoefde niet te worden aanbesteed. De vormgeving en de fotografie vallen evenmin onder de regels voor aanbesteden. Er is gekozen voor een samenwerkingsverband met een artdirector, een vormgever en een fotograaf, alle bekend met de huisstijlregels en het LNV-beleid.

De heer Waalkens heeft gevraagd of de vele artikelen over Gerda zijn te rijmen met de terughoudendheid. Het magazine richt zich op het beleid en de organisatie van LNV en ik ben daarvoor verantwoordelijk. Ik ben daarvan ook het boegbeeld en als zodanig zichtbaar in het magazine. Als de vormgeving en de naamgeving afleiden van het beleid en de organisatie en er een bepaald beeld ontstaat, dan spijt me dat, dan betreur ik dat en dan had ik een andere inschatting daarvan moeten maken.

De heer Van der Ham heeft naar het communicatiebudget gevraagd. Op dat communicatiebudget wordt mee bezuinigd. De uitgaven voor dit magazine behoren tot de jubileumuitgaven die we voor het 75-jarig bestaan hebben. Dat heeft te maken met het feit dat dit magazine de beleidsterreinen van LNV over het voetlicht brengt. Daarom is er ook een speciale voorziening getroffen vanuit de budgetten voor beleidscommunicatie.

Voorzitter, daarmee heb ik de vragen beantwoord die, soms in een wat andere toonsoort, in eerste termijn zijn gesteld.

De voorzitter:

Ik geef nu het woord aan de minister-president. Daarna kunnen de leden interrumperen bij de minister-president en daarna komt de minister weer achter het katheder.

Minister Balkenende:

Voorzitter. In aansluiting op de minister van LNV zal ik stilstaan bij een drietal kwesties die in mijn richting naar voren zijn gebracht. In de eerste plaats is dat natuurlijk het blad als zodanig. Hoe zit het met de profilering? In de tweede plaats is het de verantwoordelijkheid voor het algemene communicatiebeleid. In de derde plaats is het de vraag of ik op de hoogte was van deze glossy. Ik zal kort op deze kwesties ingaan, ook gelet op de aard van dit debat.

Ik sluit me aan bij de woorden uit de Kamerbrief van de minister van LNV. Het beeld dat is ontstaan, is betreurenswaardig. Het was beter geweest als een andere inschatting was gemaakt. Ik ben het daarmee eens. De meeste sprekers hebben in hun bijdrage verwezen naar de uitgangspunten voor overheidscommunicatie. In algemene zin geldt de regel dat bewindspersonen terughoudend zijn met het zichzelf op de voorgrond plaatsen, ook in de eigen media-uitingen. Persoonlijke profilering kan en mag geen doel zijn van overheidscommunicatie; de Kamer kent de regels. Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen van het ministerie, maar door de gekozen vorm is die indruk wel ontstaan. In de afweging had dat een rol moeten spelen en tot een ander besluit moeten leiden. Helderder dan de minister van LNV het heeft gezegd, kan ik het ook niet maken.

Ik kom bij de opmerking dat de minister-president toch verantwoordelijk is voor de communicatie van het kabinet. Het is goed om hier in alle helderheid het volgende over te zeggen. Als minister van Algemene Zaken ben ik verantwoordelijk voor het gemeenschappelijk communicatiebeleid en voor een aantal gemeenschappelijke communicatiediensten. Ik ben uiteraard niet verantwoordelijk voor de uitvoering van specifieke departementale communicatieactiviteiten. Dat is een departementale verantwoordelijkheid waarop de ministers door de Kamer zijn aan te spreken. Dat geldt ook in de onderhavige situatie.

Ten slotte de vraag of ik van deze glossy wist. Nee, ik was niet op de hoogte van deze glossy. De afweging is gemaakt op het ministerie van LNV en is ook niet voorgelegd aan de Voorlichtingsraad. De minister heeft daarover ook al het een en ander gezegd. Voorzitter, dit wilde ik in algemene zin zeggen. Ik heb het kort gehouden aan de hand van de vragen die naar voren zijn gekomen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

In een interruptiedebatje met de heer Atsma van het CDA werd net al gerefereerd aan eerdere fouten die gemaakt zijn met andere bewindspersonen in verband met communicatie-uitingen. Vindt de minister-president niet dat wij hadden moeten leren van de fouten van toen en dat nu van de minister van LNV verwacht had mogen worden dat zij dit had voorgelegd aan de eerstverantwoordelijke voor de overheidscommunicatie? De minister-president had er dus van moeten weten.

Minister Balkenende:

Ik dacht dat dit in alle duidelijkheid ook door mij al is gezegd. De Voorlichtingsraad is niet ingeschakeld. Was dat beter geweest? Ja, dat was beter geweest. De afweging die door het ministerie van LNV is gemaakt was, zoals de minister heeft aangegeven, dat dit zich wel zou verdragen met de communicatieregels. Wij moeten echter vaststellen dat daarop heel wat af te dingen is. Dat heb ik zo-even ook aangegeven. Daarin ben ik duidelijk geweest.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik moet dus concluderen dat de minister-president vindt dat er een verkeerd besluit is genomen door zijn minister van LNV. Vindt hij dat de communicatieregels zijn overtreden? Daar wil ik graag een simpel ja of nee op horen.

Minister Balkenende:

Wat betreft het verkeerde besluit twijfel ik niet aan de intenties. Dat is ook aangegeven door de minister. Ik wil ook graag wijzen op het totaal van het blad. Waar zit echter de gevoeligheid? De minister heeft aangegeven dat die zit in de vorm en de naam. Dat maakt het geheel kwetsbaar. Ik vind dat wij recht moeten doen aan het totaal, want er is meer over het magazine te melden dan alleen de naam en de vorm. Ik wil de minister daarin ook recht doen. Juist vanwege de kwetsbaarheid van de naam en de vorm kun je niet prudent genoeg zijn. Dat heeft de minister aangegeven. Zij heeft gezegd dat ze een andere inschatting had moeten maken. Dat herhaal ik hier.

Dan kom ik op het oordeel. In algemene zin kunnen wij over dit project zeggen dat het niet goed past bij de letter en geest van de uitgangspunten. De minister ziet dat ook, want in haar brief heeft ze duidelijk gemaakt dat het beter geweest was als een andere inschatting was gemaakt en dat het duidelijk is dat dit niet voor herhaling vatbaar is. Duidelijker dan dit kan ik het niet zeggen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De minister-president zegt dat er niet prudent is omgegaan met de beslissing om zo'n glossy uit te geven. Dat is dus onzorgvuldigheid. Ik wil weten, maar krijg daar nog geen antwoord op, of de minister-president vindt dat de code is overtreden. Hij heeft zelf aangegeven dat er sprake is van een persoonlijke profilering van de minister van LNV. Dat is uitdrukkelijk verboden in de code. Ik wil van de minister-president horen of hij vindt dat in dit geval de overheidscommunicatieregels zijn overtreden. Ik heb daar nog geen antwoord op gekregen. Ik krijg graag een simpel ja of nee.

Minister Balkenende:

Ik kan op dit punt geen simpel ja of nee geven om de volgende reden. Ik zal heel duidelijk zijn. Met de vorm en de naam is het niet goed gegaan. Daarvan zegt de minister dat zij een andere inschatting had moeten maken. Wat mij betreft staat de intentie niet ter discussie, want het ging hier niet om een persoonlijke profilering van de minister, maar om het duidelijk maken van haar werk. Ik geloof de minister wat dat betreft op haar woord. De intentie kan niet het punt zijn. Het gaat in de glossy om meer dan alleen de naam "Gerda" en om de foto's. Het gaat ook over het werkterrein van LNV. Kortom, je kunt niet simpel ja of nee zeggen. Ik geef toe dat de naamgeving en vormgeving op zichzelf niet aansluiten bij de geest van de communicatierichtlijnen. Dat zeg ik in alle duidelijkheid. Er is echter iets te melden over de intentie en het totaal van het product. Dat maakt dat ik niet zo maar simpel ja of nee kan zeggen. Dat kan ik wel ten aanzien van de vormgeving. Daarvan heb ik gezegd dat het zo niet had gemoeten.

De heer Van der Ham (D66):

De minister van LNV zei dat wij de Gerda moeten zien als ironie; een knipoog. Als je 53 keer knipoogt, is dat geen ironie meer, maar een afwijking. Dat is een afwijking van de regels die het kabinet zelf heeft opgesteld. In de uitgangspunten staat zwart op wit: "Overheidscommunicatie dient over beleid en organisatie te gaan en wordt niet gericht op persoonlijke 'imagebuilding' van bewindspersonen en andere overheidsfunctionarissen." Ik herhaal de vraag die mevrouw Thieme ook al heeft gesteld. Heeft de minister van LNV de gedragscode overtreden?

Minister Balkenende:

Ik heb net aangegeven dat de naam van het magazine, de hele vormgeving ervan en de foto's niet passen bij de aard en geest van de communicatierichtlijn. Ik heb daaraan toegevoegd dat ik wel graag wil dat u kijkt naar het totaal van het magazine – daar heeft de minister recht op – en naar de intentie. Ik geef het graag toe: op deze manier had het niet gemoeten. Dat zegt de minister; er is een verkeerde inschatting gemaakt. Maar het is meer dan alleen de vorm en de foto's. Daarin wil ik de minister ook recht doen.

De heer Van der Ham (D66):

Als ik door rood rijd en zeg dat ik niet de intentie had om dat te doen, ben ik toch in overtreding. Het is niet zo interessant om naar de intenties te kijken, maar wel naar de uitwerking die het heeft gehad. Als wij 53 keer in Gerda het woord "Gerda" lezen en als alles is gebouwd rondom het imago van de minister, kan de minister-president toch niet zeggen: dat moet je een beetje ruim zien? Dan moet hij gewoon kunnen zeggen: ja, zij was hier in overtreding met die gedragscode, dat spijt haar. Dan wegen wij dat straks in tweede termijn. Maar de minister-president moet toch gewoon hom of kuit geven? Dat is toch een duidelijke vraag?

Minister Balkenende:

Ik ben glashelder geweest. Op het gebied van de vorm en de naam had het zo niet gemoeten. Dat past niet bij de regels voor de overheidscommunicatie. Ik heb tegelijkertijd gezegd dat ik ook recht moet doen aan het geheel. Er is een jubileum, het 75-jarig bestaan van het ministerie. Men heeft informatie willen geven over het werkterrein van LNV en dat komt ook aan de orde. Ik wil graag een onderscheid maken met de totale inhoud. Dat vind ik een ander verhaal dan alleen deze specifieke zaken op het gebied van vorm en naam. Dat laatste had anders gemoeten en daar zijn wij ook niet gelukkig mee. Dat geldt ook voor de minister zelf.

De heer Van der Ham (D66):

Ik hoor de minister-president zeggen: het is niet in lijn met de geest en de letter van de gedragscode. Ergo, zij was daarmee in overtreding; sorry daarvoor, dat doen wij niet meer. Hij zegt: zij was in overtreding met die gedragscode. Dat hoor ik hem toch zeggen.

Minister Balkenende:

Ik heb niet de term "overtreding" gebruikt. Ik heb gezegd: wanneer je kiest voor zo'n naam van een blad en voor deze vorm met de foto's, verdraagt dat zich niet met de aard en geest van de communicatierichtlijn. Ik vind dat u ook het totaal moet meenemen. Dan gaat het ook over de totale inhoud, die verder gaat dan alleen het profiel van deze minister.

De heer Waalkens (PvdA):

Wat mij intrigeert, is de informatie dat het niet is voorgelegd aan de Voorlichtingsraad. Ik vraag de minister-president concreet wanneer hij op de hoogte werd gesteld van de uitgave van dit blad.

Minister Balkenende:

Ik ben op de hoogte gesteld, net als u, op de dinsdag toen het blad naar buiten kwam.

De heer Waalkens (PvdA):

Betekent het niet voorleggen aan de Voorlichtingsraad het schenden van de afspraken die gemaakt zijn, ook naar de letter en de geest? Verbindt de minister-president daar consequenties aan?

Minister Balkenende:

Als er twijfels zijn of iets wel of niet binnen de communicatierichtlijnen valt, hoor je niet zelf een besluit te nemen, maar hoor je het voor te leggen aan de VoRa. Dat is de spelregel. Die is niet gevolgd. Ik vind dat dit anders gedaan had moeten worden, want er zijn gewoon twijfels ontstaan. Dat blijkt ook wel uit dit Kamerdebat. Het was veel beter geweest – dat was ook de weg geweest – om dit in ieder geval aan de VoRa voor te leggen: bij twijfel niet inhalen, maar gewoon voorleggen aan de VoRa.

De minister heeft nu zelf aangegeven dat zij een andere inschatting had moeten maken. Daarmee geeft zij duidelijk aan dat dit niet de goede weg is geweest. Het oordeel is uiteraard aan de Kamer zelf. Ik geef hier aan dat het op het punt van de VoRa anders had gemoeten. Ik heb aangegeven dat het op het gebied van de vorm en de naam ook anders had gemoeten; dat zegt de minister zelf ook. Het oordeel is aan uzelf. Dat bepaalde dingen niet goed zijn gegaan, heb ik hier in alle duidelijkheid aangegeven.

De heer Waalkens (PvdA):

De minister-president geeft heel duidelijk aan dat het zo niet had gemoeten, dat het bij gerede twijfel voorgelegd moet worden aan de Voorlichtingsraad. Maar hij is niet zover om hier consequenties aan te verbinden en de afspraken opnieuw te herzien of anderszins een behoorlijke reprimande uit te delen aan het ministerie van LNV, waar een inschattingsfout is gemaakt.

Minister Balkenende:

Ik begrijp de vraag nu iets beter. Natuurlijk heb ik hierover gesproken met de minister. Zij heeft zelf in een brief alle duidelijkheid gegeven over de inschatting die is gemaakt. U kunt zich natuurlijk voorstellen dat ik de signalen die uit de Kamer naar voren zijn gekomen, kenbaar zal maken aan de ministerraad en via de RVD ook aan de VoRa. Dat past ook.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Er wordt hier nu een "briljant" onderscheid gemaakt tussen vorm en naam enerzijds en inhoud anderzijds. In het blad wordt minister Gerda Verburg 53 keer genoemd. Er staan 13 foto's van haar in. 14 pagina's gaan over haar. Er staat een interview met haar in, dat door de ambtenaren van LNV uitgetikt is. Dat kun je toch echt als propaganda gaan betitelen. Het onderscheid is dus wel slim bedacht, maar lijkt mij niet helemaal waar. Heeft de minister-president minister Verburg hierover tot de orde geroepen? Vindt hij het een foutje als het gaat om ruim € 400.000 voor persoonsverheerlijking en CDA-propaganda, zo zou ik het zelfs willen noemen? Deze minister-president is verantwoordelijk voor de overheidscommunicatie, die met voeten getreden is. Hij geeft het voorzichtig toe, maar de overheidscommunicatie is echt met voeten getreden. Hoe heeft de minister-president zijn verantwoordelijkheid ingevuld? Hoe kijkt hij aan tegen die € 400.000? Vindt hij het ook CDA-propaganda?

Minister Balkenende:

Het laatste betreur ik. Het is ook aan de orde geweest bij een politieke partij. Dit is een publicatie in het kader van het 75-jarig bestaan van een ministerie. Het doel was om aan te geven wat het werkterrein van LNV omvat. Hoe kan dat op een andere manier naar buiten worden gebracht? Dat is de intentie waarmee het stuk is gemaakt. Mevrouw Van Gent spreekt van persoonsverheerlijking. Ik heb gezegd dat dat in ieder geval niet de intentie is geweest. Dat geloof ik van de minister. De uitkomst is wel dat het erg veel Gerda is geworden. Daar zijn wij niet gelukkig mee, zoals ik hier onder woorden heb gebracht. Persoonsverheerlijking als intentie is niet aan de orde. De uitkomst is ongelukkig. Dat zeg ik hier ook. Mevrouw Van Gent moet niet doen alsof dit een activiteit is voor een politieke partij. Daarmee doet zij geen recht aan de inhoud van het blad. Zij kan dat anders zien, maar ik richt mij gewoon op de feiten die uit de inhoud van het blad kunnen worden afgeleid.

De minister is zelf ingegaan op de financiële aspecten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat de minister daar zelf op is ingegaan begrijp ik. Wij zullen er zo nog wel een robbertje over vechten. De minister-president van normen en waarden, de minister-president die voor goud gaat, is degene die verantwoordelijk is voor de overheidscommunicatie. De overheidscommunicatie is hier met voeten getreden. Er is ruim € 400.000 uitgegeven. De minister van LNV bagatelliseert dat. Van de minister-president die daarvoor verantwoordelijk is, wil ik weten hoe hij hiertegen aankijkt. Wat heeft zich afgespeeld tussen de minister-president en de minister van LNV? De minister-president zag ook pas toen hij de Libelle uit de bus haalde dat de Gerda erbij zat. Ik wil daar gewoon een heldere reactie op. Hoe kijkt de minister-president aan tegen die € 400.000? In deze tijden kan dat toch niet?

Minister Balkenende:

Ik vind niet dat dit geduid kan worden als een partijpolitieke activiteit en dat de rekening richting een bepaald partijbureau zou moeten. Dat is het oordeel van mevrouw Van Gent, maar ik deel dat dus niet. En ik heb aangegeven waarom.

De minister is verantwoordelijk voor dit project. Het is een project dat tot stand gekomen is op het ministerie van LNV. De intenties zijn bekend, net als wat er fout is gegaan. Het ministerie draagt de verantwoordelijkheid voor de publicatie en is gehouden de problemen op te lossen. Uiteindelijk is dit echt rekening LNV. Mevrouw Van Gent mag ons aanspreken op een ander, maar zij wil dat de rekening ergens wordt neergelegd. Hoe wij het ook beoordelen, het is de verantwoordelijkheid van LNV.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dit is een staaltje van om de hete brij heen draaien. De minister-president is verantwoordelijk voor de overheidscommunicatie. De regels daarvoor zijn met voeten getreden. Dat is toch wel een conclusie die hier terecht breed getrokken wordt. De minister-president heeft hier geen regie op gehad. Hij is erdoor overdonderd. Ik vraag mij af wat zich heeft afgespeeld en welke conclusies hij trekt. De minister-president is verantwoordelijk voor de overheidscommunicatie. Het heeft € 400.000 gekost en dat had zo niet gemoeten. Wordt het dan: zand erover en bedekken met de mantel der liefde?

Minister Balkenende:

Uw bewoordingen in dit debat geven heel goed aan hoe gevoelig dit onderwerp ligt. U hebt veel kritiek naar voren gebracht, wat zeer goed is te plaatsen. Het feit dat de minister in haar brief heeft aangegeven dat een andere inschatting had moeten worden gemaakt, geeft aan dat uw oordeel het kabinet niet in de koude kleren is gaan zitten. Wie is verantwoordelijk voor de ontstane situatie? Dat is het ministerie van LNV, omdat dat zelf voor dit project heeft gekozen. U vereenzelvigt dit met persoonsverheerlijking. Er zijn dingen niet goed gegaan, maar om het hele magazine als persoonsverheerlijking te beschouwen, gaat mij een slag te ver. Ten eerste omdat de intentie was om iets te zeggen over het domein van LNV, en ten tweede omdat de inhoud veel verder gaat dan alleen maar Gerda.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik hoor de minister-president duidelijk zeggen dat dit valt in de categorie "eens maar nooit weer". Ik hoor hem onvoldoende aangeven, hoe hij gaat voorkomen dat het gaat gebeuren. Hij gaat een brief schrijven, en hij gaat dit nog eens onder de aandacht brengen, maar ik hoor graag hoe hij dit in het vervolg gaat voorkomen.

Minister Balkenende:

Goede vraag. Ik onderstreep wat de minister van LNV heeft gezegd, en wat ikzelf ook heb gezegd: dit is niet voor herhaling vatbaar. Ik kan het niet duidelijker zeggen. Natuurlijk reken ik het mij aan wat hier is gezegd door u: die onduidelijkheid mag niet blijven bestaan. In antwoord op de heer Waalkens heb ik al gezegd dat ik natuurlijk in de ministerraad, en via de RVD ook in de VoRa, hierop terug zal komen. Deze zaken lenen zich – ik herhaal het maar even – niet voor herhaling. Dit soort discussies mogen we niet hebben.

De heer Graus (PVV):

De woorden "waarden" en "normen" vielen al. Dit is niet alleen onze minister-president, maar ook de zelfbenoemde ambassadeur van waarden en normen. Er wordt heel makkelijk gezegd dat het gaat om € 400.000, maar dat is een kleine miljoen gulden, ten tijde van een crisis. De minister-president heeft gezegd dat iedereen de broekriem zal moeten aanhalen. Nu gaat een CDA-minister onder de verantwoordelijkheid van onze minister-president – zo is en blijft het wel, ook al was hij er te laat van op de hoogte – geld over de balk gooien, geld dat ten goede had moeten komen aan boeren, vissers, tuinders en dieren. Nu zegt de minister-president ineens: bij twijfel niet inhalen. Waar zijn de waarden en normen gebleven? Is de minister-president het eens met de PVV dat het geld – € 400.000, bijna een miljoen gulden – in mindering moet worden gebracht op de jaarlijkse subsidie voor het CDA?

Minister Balkenende:

De laatste vraag heb ik al beantwoord.

De voorzitter:

Dat is inderdaad het geval.

De heer Graus (PVV):

Ik heb meerdere vragen gesteld.

Minister Balkenende:

De minister van LNV heeft aangegeven, waarom is gekozen voor deze formule rondom het 75-jarig bestaan van het ministerie. Doel was, bredere bekendheid te geven aan het werkterrein van LNV. De vorm staat nu ter discussie. In het magazine staan tal van zaken die te maken hebben met beleid, met wat speelt op het gebied van LNV. Het probleem zit hem vooral in de naam "Gerda", en in de vorm waarvoor is gekozen. Overigens moet in het bedrag onderscheid worden gemaakt tussen iets wat wellicht legitiem is en wat een ander ministerie wellicht ook zou doen bij een jubileum – ik denk aan symposia, onderzoeksactiviteiten en publicaties – en de manier waarop dit tot uitdrukking is gekomen. Het laatste is nu punt van kritiek, wat ik heel goed oppak, maar het is niet het totale verhaal.

De heer Graus (PVV):

De minister zei ook al dat een minister terughoudend dient te zijn en niet te veel op de voorgrond dient te treden. Als je op de voorpagina van een blad gaat staan dat jouw naam draagt, nota bene met een zweepje in je hand, dan vind ik dat niet echt terughoudend. Ik vind ook dat hier waarden en normen zijn overschreden. Ik zou het erg prettig vinden als onze minister-president, ook als de ambassadeur van waarden en normen, zegt: ik ben het helemaal met de heer Graus eens en ik ga zorgen dat het geld in mindering op de jaarlijkse subsidie aan de CDA-kas wordt gebracht en in dit geval teruggaat naar boeren, vissers, tuinders en dieren, en het ministerie van LNV.

Minister Balkenende:

Ik maak een onderscheid tussen enerzijds het feit dat de zaken niet goed zijn verlopen op het gebied van de vorm en de naamgeving en anderzijds het project als zodanig en de intentie waarmee is gewerkt. Ik vind dat wij daaronder echt een streep moeten trekken. Maar u maakt er een partijpolitiek iets van en dat is in ieder geval niet af te leiden uit het blad zelf.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De minister-president wil onderscheid maken tussen de vormgeving en de inhoud, maar communicatie van de rijksoverheid staat in zijn eigen regels op nummer drie. Die is altijd gericht op de inhoud. Altijd! Even los van de verhalen van de minister-president over vormgeving, deelt hij onze mening dat dit blad veel meer vorm is dan inhoud? Het gaat nota bene wel over het 75-jarig jubileum van het ministerie, terwijl ongeveer de helft van het blad wordt gevuld door de minister en niet meer dan de andere helft over de onderwerpen gaat. Als de minister-president zegt dat er omissies zijn geweest en dat dit niet meer moet gebeuren, mag ik dan concluderen dat de voorlichtingsdiensten van de diverse ministeries en nu met name van het ministerie van LNV, niet op de hoogte zijn van de vastgestelde regels?

Minister Balkenende:

Ik ga in op het laatste punt. Op de afdeling Voorlichting van het ministerie van LNV, die hierbij natuurlijk betrokken is, heeft men de indruk gehad dat men dit kon doen binnen de geldende regels. Ik heb aangegeven, en dat zegt de minister ook, dat dat een inschatting is geweest die anders had gemoeten.

Ten aanzien van de communicatieregels heb ik u heel goed verstaan. Ik ben het ook met u eens, want bij de communicatie hoort het te gaan om beleid en niet om imagebuilding, zoals dat is aangegeven. Dat is ook precies de reden dat ik zeg dat het niet de intentie is geweest. Maar het is wel de uitkomst geweest van een proces dat nu zo veel vragen oproept; dat zegt de minister zelf ook in haar brief. Wij hebben wat dat betreft wel degelijk lessen getrokken uit wat zich heeft afgespeeld.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik had nog een vervolgvraag over het 75-jarig jubileum. Als u het blad hebt gelezen, hebt u dan echt de indruk dat daarin qua inhoud een dienst wordt bewezen aan het 75-jarig jubileum van dit ministerie?

Minister Balkenende:

Als men zoekt naar een communicatievorm, is het altijd de vraag of de boodschap overkomt. Van mensen die het magazine hebben gelezen en even niet op onze discussie letten, krijg ik ook te horen dat zij er heel interessante elementen in zien. Ik weet dus niet hoe dit gaat uitpakken. Zoals bekend gebeuren er in de reclamewereld dingen waarvan je zegt: moet dat op deze manier? Men zegt dan dat je er een bepaald doel mee bereikt. De intentie van dit magazine is niet anders geweest dan andere groepen aanspreken op het werk dat LNV doet. Je kunt voor of tegen de gekozen vorm zijn. Voor een deel is het gewoon een verhaal over het beleid en het terrein van LNV. Ik vind dat je dat even moet knippen van de manier waarop het nu vorm en inhoud heeft gekregen. Met u betreur ik dat zeer, maar het neemt niet weg dat er ook elementen in het magazine zijn die denkbaar zijn als je iets wilt zeggen over het landelijk leven, dus het gebied van LNV. Die knip heb ik net gemaakt. Het is echter helder dat het anders had gemoeten, zoals ook blijkt uit de brief van de minister.

Mevrouw Van Velzen (SP):

De minister-president wil het doen voorkomen alsof de discussie hier alleen over de vorm gaat. Dat wil ik toch weerspreken, want het gaat mij ook over de inhoud. Dat is dan de inhoud van een blaadje dat helemaal hosanna roept over de landbouw in Nederland, alleen maar ter meerdere eer en glorie van deze minister die zegt: ja, maar ik ben ook het boegbeeld. Ik vraag mij dan af van wat zij het boegbeeld is. Dat is dan toch het boegbeeld van een schip dat allang op de klippen is gelopen? De minister blijft hier dan ook nog herhalen dat het niet alleen een knipoog was, maar ook nog eens een vette knipoog. Ik denk dat dat knipoogje inmiddels een blauw oog is geworden.

Wat is het oordeel van de minister-president over het feit dat hij hier niet van wist en dat hij in dit geval de regie opnieuw niet in handen had? Wat is zijn oordeel over het feit dat deze minister van LNV een kabinet dat zijn naam draagt en dat al ernstig is beschadigd, opnieuw verder beschadigt?

Minister Balkenende:

Wij moeten oppassen dat wij niet in herhaling vervallen. Ik heb aangegeven dat er binnen het ministerie een afweging is gemaakt om met deze publicatie te komen, om daarmee het 75-jarig bestaan te markeren. Dat is op zichzelf legitiem. Je mag kiezen voor een bepaalde vorm. De een zal het doen in de vorm van een onderzoek of een publicatie en de ander zal een symposium of een open dag organiseren. Dat zijn de mogelijkheden. Ik vind dat die keuze aan het ministerie is. Op zichzelf valt dat te respecteren.

Twee. Is het 100% zorgvuldig geweest? Nee, want het feit dat wij met elkaar nu debatteren over de manier waarop het is gegaan, geeft al aan dat er juist aanleiding is geweest voor discussie. En dat hebben wij ons ook aan te trekken. Dat doe ik ook. Ik ben mijns inziens glashelder geweest over datgene wat ook anders had gemoeten. Dat heeft de minister in haar brief ook aangegeven. En ik sluit mij daarbij aan.

Wat dan overblijft, is de inhoudelijke vraag: wat vindt u van de zaken die in het blad staan? Dat vind ik eerlijk gezegd iets wat op het terrein ligt van de minister zelf. Er is natuurlijk een beleidsdebat mogelijk over LNV. Dat gebeurt ook. Er worden heel veel debatten over gevoerd. Dat is dus een kwestie van inhoud waar ik nu buiten wil blijven. Elk ministerie heeft bij wat het ook doet, een eigen marge, een eigen vrijheid om zaken aan de orde te stellen. Die vrijheid moet er ook zijn. Dit is dan ook een vraag die nadrukkelijk bij de minister van LNV zelf thuishoort. Als minister-president heb ik te maken met het algemene communicatiebeleid. Daarover heb ik al opmerkingen gemaakt. Mevrouw Van Velzen vraagt naar de inhoud. Ik vind dat zij dat debat moet voeren met de minister van LNV.

De voorzitter:

Mevrouw Van Velzen, tot slot.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik vraag deze minister-president om een oordeel over het handelen van deze minister die zijn kabinet verder beschadigt, maar ik merk dat hij er omheen draait. Dan rest mij nog wel ...

Minister Balkenende:

Nee.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik meende dat ik het woord had, mevrouw de voorzitter.

Minister Balkenende:

Excuus.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dan rest mij nog wel de hamvraag. Als de minister-president zegt dat wanneer het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit – hier zit wel het boegbeeld van dat ministerie – problemen heeft veroorzaakt, het ze zelf maar op moet lossen, dan wil ik graag weten welke oplossing hij dan vraagt van deze minister. Wie gaat dan de rekening van die vier ton betalen?

Minister Balkenende:

Dit is niet een kwestie die alleen een minister betreft. Dit raakt een ministerie. Het ministerie van LNV heeft op volgens hem goede gronden gekozen voor deze formule. Dan is het een zaak van dat departement om ook stil te staan bij de financiële consequenties van een en ander. Dat kan gewoon niet anders. Sommigen zeggen dan dat je de oplage terug zou moeten halen. Ik heb begrepen dat verzending heeft plaatsgevonden. Dat kan ik niet allemaal overzien, maar dat is ook een zaak die u met de minister moet bespreken.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Volgens mij is de minister-president verantwoordelijk voor overheidspublicaties. Als hij concludeert dat dit een vergissing, een fout was en dat dit niet had mogen gebeuren, dan vind ik dat die vier ton terug moet komen. Die vier ton belastinggeld is uitgegeven zonder dat dit een doel dient dat landbouw beter op de kaart zet, zonder dat het een doel dient dat ons land verder helpt. Dan vind ik dat dit geld terug moet komen. Dan vind ik, en velen met mij, dat de rekening niet betaald mag worden uit de belastingkas.

Minister Balkenende:

Wat betreft het inhoudelijk oordeel over wat zich hier heeft afgespeeld en de inhoud van de publicatie luister ik goed naar wat u zegt; dat is een eerste verantwoordelijkheid die op het departement ligt. Ik ben verantwoordelijk voor het totaal.

Sommigen zeggen dat er in dit geval sprake is van persoonsverheerlijking. Welnu, ik zie de gevoeligheid bij deze publicatie. Daar loop ik niet voor weg. Het had ook anders gemoeten, maar er is meer te melden dan alleen dat. Ik vind ook dat aan de publicatie geen recht wordt gedaan wanneer men het alleen heeft over de naam "Gerda" en de foto's, aangezien er zoveel meer in het magazine naar voren is gebracht. Nogmaals, dit is een verantwoordelijkheid die het departement raakt. Dat betekent dat het departement ook in financiële zin verantwoordelijk is en behoort te zijn.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording. Ik stel thans de Kamer in de gelegenheid om de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te bevragen over de antwoorden die zij in eerste termijn heeft gegeven.

Minister Verburg:

Voorzitter. Dank u wel.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wij horen de minister zeggen dat zij het met de kennis van nu, anders zou hebben gedaan, dus dat zij het betreurt hoe deze glossy uiteindelijk tot stand is gekomen en welk beeld daaruit naar voren is gekomen. Maar zij verbindt er geen consequenties aan. Eigenlijk zien we hetzelfde bij de uitspraak van de minister als het gaat over de volledige verantwoordelijkheid voor de inhoud van de glossy. Ik hoor de minister in eerste termijn zeggen dat zij volledig verantwoordelijk is voor de inhoud, maar tegelijkertijd lees ik in het colofon dat het ministerie van LNV niet aansprakelijk kan worden gesteld voor eventuele fouten. Dat is precies hetzelfde. Wel erkennen dat het anders had gemoeten maar daaraan geen consequenties verbinden. Wel erkennen dat je volledig verantwoordelijk bent voor de inhoud maar vervolgens in het colofon zeggen dat je niet aansprakelijk kan worden gesteld voor fouten. Hoe kan de minister dat met elkaar rijmen?

Minister Verburg:

Ik ben volledig verantwoordelijk voor het magazine en de uitgave daarvan. Ik heb in de eerste termijn op vragen die daarover zijn gesteld al aangegeven dat de inhoud van de Gerda, zoals ook in de colofon staat, niet noodzakelijkerwijze de mening van het ministerie is. Dat heeft te maken met het feit dat op de verschillende beleidsterreinen mensen zijn geïnterviewd die hun opvattingen en hun mening geven. Er kunnen onjuistheden in dit magazine staan. Dat is een algemene formulering en dat heeft ook te maken met het feit dat hier derden aan het woord zijn, mensen die te maken hebben met de effecten van het beleid van LNV en die bereid zijn gevonden om hun opvatting over bepaalde onderdelen van de beleidsterreinen te geven. Het magazine blijft voluit mijn verantwoordelijkheid, maar die opmerking staat in het colofon, want anders zou uw vraag kunnen zijn: hebt u eerst alle mensen die geïnterviewd aangegeven wat uw beleid is, zodat zij alleen dat zouden kunnen weergeven. Dat is dus niet aan de orde.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Zo kennen wij de minister weer. Aan de ene kant met grote woorden zeggen dat zij volledige verantwoordelijkheid voor dingen draagt, maar vervolgens in de colofon aangeven dat zij voor de fouten die gemaakt worden niet verantwoordelijk is. Zo is het ook met deze glossy.

Ik heb echter een andere vraag. De minister heeft in eerste termijn gezegd dat het een informatief middel is. Wat vindt de minister zo informatief aan het vertellen aan iedereen wat er op het nachtkastje van de minister ligt? Wat voor informatie wil de minister geven als zij stelt dat het in de landbouw een paradijs is – dit heeft zij letterlijk gezegd – maar dat daar helaas een Q-koortsepidemie doorheen kwam? Welke objectieve informatie ligt hier nu eigenlijk achter?

Minister Verburg:

Het gaat om de beleidsterreinen van LNV. Het gaat dan om landschappen, om biodiversiteit, om duurzaam vissen, om duurzaam boeren, om voedselverspilling, om wat je zelf kunt doen aan de natuur, om de mogelijkheden die mensen hebben, om suggesties hoe jeugd en kinderen daarmee in contact kunnen worden gebracht. Dat is allemaal van belang. Van tijd tot tijd sta ik in de Kamer om daarover met u van gedachten te wisselen, omdat wij er allemaal belang bij hebben dat er draagvlak is voor die natuur en voor het landschap. Dat is er niet alleen, dat zal ook onderhouden en ontwikkeld moeten worden.

Ik neem afstand van wat mevrouw Thieme eerder zei. Ik ben verantwoordelijk voor het magazine, maar het kan toch niet zo zijn dat als je hiervoor mensen interviewt, je tegen ze zegt: u kunt alleen maar zeggen wat past binnen het beleid van LNV. Wij vragen mensen of zij hieraan mee willen werken en dat hebben zij gedaan. Maar wat ze zeggen, is volstrekt voor hun rekening. Daar moet je dan zorgvuldigerwijs een opmerking over maken. Ik geef dan aan hoe breed het ligt. Dat is ook in de artikelen in dit magazine verwerkt.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik wil graag van de minister weten welke informatiewaarde het heeft om te weten wat er op het nachtkastje van de minister ligt en welke informatiewaarde het heeft als zij stelt dat de landbouw een paradijs is en dat er een Q-koortsepidemie doorheen komt. Dat heeft zij zelf gezegd. Ik wil graag weten wat zij nu eigenlijk duidelijk wil maken aan de lezers. Dat zij de kapitein is op het paradijselijk schip?

Minister Verburg:

Nee. Mevrouw Thieme is nu bezig om teksten uit hun verband te rukken. Zij heeft het zeer waarschijnlijk over mijn voorwoord. Ik ga ervan uit dat zij daarop duidt. Ik heb aangegeven hoe mooi het platteland is. Ik heb gesproken over de mooiste natuurgebieden en over de kracht van goed en gezond eten. Ik heb het over plekken waar kinderen weer vies mogen worden. Ik heb het over onze rijke Noordzee met zijn prachtige duinen en zelfs over onze eigen achtertuin. Met pijn in het hart laat ik dan zien dat het ook wel eens onweert in het paradijs. Er valt veel te genieten, maar er wordt ook de nodige pijn geleden. De Q-koorts is wel degelijk iets dat onze aandacht vraagt en waar wij mee te maken hebben. Dat hoort toch echt ook in zo'n magazine.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik krijg geen antwoord op mijn vraag welke informatiewaarde het heeft voor de lezer om te weten wat er op het nachtkastje van de minister ligt. Waarom meent de minister de landbouw te mogen verkopen als een soort paradijs? Dat staat namelijk niet in het voorwoord, maar in een van de laatste van de vele interviews in het glossymagazine.

Minister Verburg:

Misschien kan mevrouw Thieme precies aanwijzen waar het staat, dan kunnen wij nog aan tekstexegese doen. Laat ik echter nog eens in alle helderheid zeggen dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen de vorm en de naamgeving. Ik heb de Kamer daarover geschreven en ik heb daarover gezegd dat dit inderdaad met een knipoog is bedoeld, maar dat het natuurlijk gaat om het bereiken van een zo breed mogelijk publiek. Om de doelstellingen van de overheidscommunicatie te bereiken, gaat het er ook om hoe je mensen op een actieve manier informeert. LNV is geen ministerie dat alleen beleid maakt van bovenaf, dus reiken wij ook heel veel mensen ideeën aan en geven wij aan wat de mogelijkheden voor hen zijn. Ook geven wij aan hoe zij hun betrokkenheid en hun eigen inzet bij onze prachtige natuur en onze mooie landschapselementen kunnen vergroten. Dat hoort er allemaal bij. Ik heb immers al gezegd dat wij voor 16 miljoen Nederlanders werken.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De minister geeft in haar beantwoording aan dat zij op gepaste wijze aandacht had willen geven aan het 75-jarig jubileum. Daarom is de Gerda uitgegeven. De minister zegt steeds dat er, wat de eerste indruk betreft, toch wel een foute inschatting is gemaakt. De vorm staat volgens haar in dienst van de inhoud, die toch echt over LNV gaat. De VVD-fractie kan zich niet achter deze mening scharen. De helft van het blad gaat over de minister en niet over LNV. Het beschrijft hoe de minister met haar tassen omgaat, hoe zij op de markt loopt, hoe zij aan het joggen is en wat zij dan tegenkomt, en hoe zij haar kopje thee 's ochtends drinkt. Realiseert de minister zich wat zij zegt als zij vindt dat de inhoud van het blad wel degelijk gaat over waar LNV voor staat? Wij hebben zojuist vragen over de communicatie gesteld aan de minister-president. Kan de minister aangeven of haar voorlichters dit blad echt langs de lat van de regels hebben gelegd? Ik ga er namelijk van uit dat dit wel gebeurd is.

Minister Verburg:

Mijn antwoord op die vraag is: ja. Op het moment dat je voor zo'n project staat, stel je jezelf de vraag hoe het met de regels voor de overheidscommunicatie staat. Dan heb je je ook te houden aan de spelregels. De inhoud van het magazine richt zich op het beleid en de organisatie van LNV. Het klopt dat men mijn tassen ziet en dat men ziet hoe ik over een streekmarkt loop om streekproducten en de kwaliteit van voedsel onder de aandacht te brengen. Dat zijn allemaal zaken die alles te maken hebben met het beleid en de activiteiten van LNV. Je kunt natuurlijk nooit uitputtend zijn in wat je doet, maar het geeft inzicht in de terreinen die wij bestrijken en in de breedheid daarvan. Er is een inschatting gemaakt dat dit magazine niet vooraf in de Voorlichtingsraad hoefde te worden besproken. Ik heb al eerder gezegd dat dit, met het inzicht van nu, anders had gemoeten. Dat staat ook in de brief die ik gisteravond heb geschreven.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Er staat duidelijk in de regels dat de communicatie van de Rijksoverheid altijd gericht is op de inhoud. Vindt de minister dat de Gerda gericht is op de inhoud en niet op een bewindspersoon? Als de minister op de markt loopt om streekproducten te bekijken, gaat het dan alleen over de inhoud en niet over haar als bewindspersoon?

Minister Verburg:

Het gaat dan ook over een deel van de activiteiten van LNV. Boeren, tuinders, vissers en de voedingsmiddelensector produceren voor een groot deel voor de export. Wij zijn ontzettend trots op de kwaliteit van die productie en op onze internationale exportpositie. Het gaat niet alleen daarover. Het gaat ook over mensen die met veel liefde, passie en vakmanschap hun spullen produceren en die graag in de regio of op de markt in Amsterdam verkopen. Het gaat dus ook over de verbinding tussen stad en platteland. Dat is ook een punt van aandacht van het ministerie. Het gaat over streekproducten, biologische producten, verduurzaming en innovatie. Dat heeft er allemaal mee te maken.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dit is een prachtig verhaal, maar had het aan de minister opgehangen moeten worden? Het gaat hier over communicatie door de overheid. Vindt de minister niet dat zij de regels daarvoor met voeten heeft getreden?

Minister Verburg:

Ik verwijs naar wat ik in mijn brief heb geschreven. Het magazine is informatief bedoeld en is erop gericht een breed publiek te betrekken bij het beleid van het ministerie. Dit staat ook in de doelstellingen van de overheidscommunicatie. Ik verwijs naar artikel 4. Ik ben echter niet van plan om hier de hele overheidscommunicatie door te nemen. Ik meende dat wij ons aan de regels hebben gehouden. Ik betreur het dat de knipoog in naam en vormgeving dit beeld heeft opgeroepen. Dat beeld betreur ik. Als ik dit alles te voren had geweten, had ik het natuurlijk anders gedaan. Daarom zeg ik vandaag in de Kamer en heb ik in mijn brief van gisteren geschreven dat het, gelet op het beeld dat nu is ontstaan, beter zou zijn geweest als ik een andere inschatting had gemaakt.

De heer Van der Ham (D66):

Ik stel voorop dat de fractie van D66 het belangrijk vindt dat overheden zich creatief tonen in hun communicatie met de burgers. Dat is hartstikke goed en daar kan soms ook best iets ludieks in zitten. Wij moeten nu echter constateren dat het hier echt is doorgeslagen. Op de kaft van die prachtige Gerda staat: minister van leven, nuchterheid en verhalen. Ik wil vooral het woord "nuchterheid" benadrukken. Ik ken de minister als een nuchtere vrouw en een nuchtere bewindspersoon. De minister-president heeft zojuist gezegd dat dit in letter en geest niet in lijn is met hetgeen daarover is afgesproken, maar hij ziet geen reden om de minister op de vingers te tikken. Dan vraag ik of deze stoere minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wil zeggen: ik ben zo nuchter dat ik nu zeg, sorry, dit had ik anders moeten inschatten, ik had eigenlijk toen al kunnen zien dat ik over de grens ging, het spijt mij. Dat is nuchterheid. Wil zij dat doen?

Minister Verburg:

Ik heb in mijn brief geschreven dat ik de uitwerking betreur van de knipoog naar andere bladen die op deze wijze worden vormgegeven. Uit het voorwoord blijkt dat de eerste zin van de heer Van der Ham niet iedere dag voor mij prominent bovenaan staat. Iedereen heeft wel iets ijdels, maar ijdelheid is niet het eerste waarop ik mij graag onderscheid. Toch ben ik tot de conclusie gekomen dat dit een aardigheid zou zijn, een knipoog en een leuke manier om aandacht te trekken. Als het echter zo uitpakt dat de naam en de vormgeving afleiden van de bedoeling, ontstaat er een beeld dat ik niet heb beoogd. Ik heb al gezegd dat ik dat betreur. Als ik dat allemaal had geweten, had ik een andere inschatting moeten maken.

Ik ben overigens wel blij dat de heer Van der Ham zegt dat je mensen soms op een ludieke en actieve manier moet benaderen. Dat is precies wat ik bedoel en daarom heb ik in mijn voorwoord en in mijn brief aangegeven dat dit als een knipoog was bedoeld.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb al tegen de minister-president gezegd dat je als zo vaak knipoogt, een oogje toe doet. Dat mag natuurlijk niet, gelet op de regels die voor dit beleid zijn opgesteld. De minister zegt dat zij het achteraf gezien, niet zo zou hebben gedaan. Als zij op dat moment beide ogen goed open had gehad, had zij kunnen zien dat dit te ver gaat en had zij toen al kunnen ingrijpen. Dus niet: met de kennis van nu zou ik het niet gedaan hebben. Zij heeft op dat moment een verkeerde afweging gemaakt en het te veel laten doorslaan. Ik hoop dat zij dit als minister van nuchterheid wil toegeven. Dan is het nog steeds jammer, maar dan zijn wij klaar met dit debat.

Minister Verburg:

Ik ben heel nuchter. Ik heb gezegd dat ik die keuzes toen heel integer en authentiek heb gemaakt. Ik ben daarvoor verantwoordelijk. Ik constateer in alle nuchterheid en redelijkheid dat er een ander beeld is ontstaan. De aandacht is nu gericht op de naam en de vormgeving. Het is jammer dat dit beeld is ontstaan. Daarom zeg ik nu dat ik een andere inschatting had moeten maken.

De heer Waalkens (PvdA):

Dat de viering van het 75-jarig jubileum van het ministerie van LNV nu zo in het brandpunt staat van de glossy Gerda doet ook onrecht aan alle illustere voorgangers van de minister. Het is verder merkwaardig dat de minister blijft volhouden dat zij zich heeft gehouden aan de spelregels. De minister-president was glashelder toen hij zei dat het niet gepast is om dit soort uitingen niet voor te leggen aan de Voorlichtingsraad. De minister heeft dat dus niet gedaan, maar toch houdt zij vol dat zij zich aan de spelregels heeft gehouden. Ik snap dat niet. Ik maak een andere inschatting en ik vind dat het de minister zou sieren als zij haar excuses zou aanbieden, niet alleen omdat het een enorm budget opslokt maar ook omdat zij onrecht heeft gedaan aan wat het ministerie vroeger en nu heeft gedaan.

Excuses zijn op hun plaats. Het zou de minister verder sieren als zij zou toegeven dat zij zich niet aan de spelregels heeft gehouden. Als zij sorry zou zeggen, dan zijn wij gelijk klaar met dit debat.

Minister Verburg:

Ik heb inderdaad een aantal illustere voorgangers, mensen die met hart en ziel hebben gewerkt aan de doelen van LNV. Ik doe dat ook. Het is namelijk mijn enige doel om de doelstellingen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uit te werken en om voor die doelstellingen draagvlak te verwerven.

Ik heb de heer Waalkens aangegeven hoe ik hierin sta. Dat geldt ook voor de Voorlichtingsraad, want een ministerie heeft hier wel een eigen afweging te maken. En het was dus de inschatting dat het magazine aan de criteria voldeed. De minister-president en ik hebben echter wel gezegd: met het inzicht van nu had het anders gemoeten. Daarmee geef ik volgens mij eerlijk aan waar dit debat om draait. Welke inschatting maak je? Wat zijn je doelstellingen? Wat staat je voor ogen? Wij wilden mensen breed voorlichten, breed informeren en breed betrekken bij het werk van LNV. Dat is en was de bedoeling en het beeld is nu ontstaan dat het alleen om de naam en de vormgeving gaat.

De heer Waalkens (PvdA):

Heel veel woorden! Ik begrijp echt niet waarom de minister niet kan toegeven dat zij zich niet aan de spelregels heeft gehouden. Waarom zegt zij alleen maar dat zij dit betreurt en biedt zij haar excuses niet aan? Is dat nu echt zo moeilijk voor iemand die in vak-K zit? Ik vraag dat niet omdat ik uit ben op een sorrycultuur, maar omdat ik wil dat er recht wordt gedaan aan de gevoelens van mensen binnen en buiten de Kamer. Zeg nu toch gewoon "sorry, jongens", want dan zijn wij klaar.

Minister Verburg:

Mag ik mijn eigen woorden kiezen? Ik heb al aangegeven dat het met de inzichten van nu anders had gemoeten.

De heer Graus (PVV):

De minister hoeft absoluut geen sorry te zeggen. De minister en de minister-president moeten er gewoon voor zorgen dat het geld terugkomt waar het hoort. Dat wil zeggen bij het ministerie van LNV, want dan kan het worden gebruikt ten behoeve van landbouwers, tuinders, boeren, vissers en dieren.

Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag waarom het dierenwelzijn, het belangrijkste punt in de debatten van de afgelopen drieënhalf jaar, niet aan de orde is gekomen. Ik heb daar weinig tot niets over kunnen lezen. Ik ben natuurlijk tegen deze glossy en de manier waarop die glossy is gefinancierd, maar nu die glossy er is, had de minister hier toch zeker op moeten ingaan. De minister mag zo veel glossy's uitgeven als ze wil, maar niet op kosten van de belastingbetaler. Als ze niet kan of wil terugkeren naar de Kamer, kan ze hier misschien zelfs wel haar beroep van maken.

De glossy is er nu op kosten van de belastingbetaler. In die glossy wordt voorlichting gegeven over voeding. Waarom heeft de minister dan geen foto laten opnemen van de rituele slacht van een dier? Daarbij spuit het bloed soms zelfs tegen het plafond! Dieren liggen soms minutenlang te creperen in hun eigen bloed. Had daar toch voorlichting over gegeven! Miljoenen mensen eten namelijk zonder dat ze het weten halalvlees van ritueel geslachte dieren.

Minister Verburg:

Je maakt een keuze voor een aantal onderwerpen. Wij hebben gekozen voor de drie beleidsterreinen van LNV: landbouw, tuinbouw, visserij, natuur, landschappen, duinen, voedselkwaliteit en voedselverspilling. Daar maak je dan een aantal artikelen over. Wij hebben die onderwerpen gekozen die laten zien hoe breed het beleidsterrein is en wat de onderlinge samenhang tussen de beleidsterreinen is.

De heer Graus zegt eigenlijk dat ik niet volledig kon zijn. Daarmee heeft hij volstrekt gelijk, want LNV bestrijkt een heel breed terrein. Dierenwelzijn, dierengezondheid en aandacht voor dieren horen daar natuurlijk helemaal bij.

De heer Graus (PVV):

Ritueel slachten is wel een van de belangrijkste vormen van dierenmishandeling. Daarbij komt dat in de glossy met zoveel woorden staat dat vies niet bestaat. Vies en onsmakelijk bestaan echter wel, want er worden miljoenen dieren ritueel geslacht. En nog erger: onwetende Nederlanders geven dat vlees zelfs aan hun kinderen. Ik vind het de primaire taak van de minister om mensen duidelijk te maken dat zij zomaar dieronvriendelijk, ritueel geslacht vlees voorgezet kunnen krijgen. Nu die glossy er toch is, had dit er zeker in moeten staan. Bloedende dieren! Bloed tot aan het plafond! Dieren die minutenlang liggen te spartelen!

Minister Verburg:

Wij hebben hierover heel vaak gediscussieerd in de Kamer. Er wordt een initiatiefwetsvoorstel voorbereid over ritueel slachten. Ik heb een- en andermaal gezegd dat ik daar graag met de Kamer over van gedachten wissel. Als er een initiatiefwetsvoorstel voorligt, is het een kwestie van hoffelijkheid in het verkeer tussen regering en Kamer om dat als minister af te wachten. Ik ben dus bereid om hierover op welk moment dan ook met de heer Graus van gedachten te wisselen.

De heer Graus (PVV):

Voor de duidelijkheid merk ik nog op dat het niet gaat om een verbod op ritueel slachten, maar om een verbod op onverdoofd ritueel slachten. Wij geloven namelijk dat de dieren er echt helemaal niets aan hebben, wanneer zij eerst een verdoving krijgen of bedwelmd worden, voordat zij minutenlang moeten liggen te creperen in hun eigen bloed. De dieren maken dat welbewust mee, geloof me!

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb tot slot in deze ronde toch nog een vraag voor de minister, ook om mijn gedachten te kunnen opmaken voor de tweede termijn en eventueel in te dienen moties. Wat ik hoor van de minister is een piepkleine sorry en vervolgens toch een triomfantelijke houding, als het gaat om de verspreiding en de inhoud van het blad Gerda. Ik wil dan ook het volgende heel precies van de minister weten. Biedt zij hier nu haar excuses aan? Ik zou zeggen: zelfs royaal excuses aanbieden. Doet zij dat voor de fouten die toch zijn gemaakt, ook zo onderschreven door de minister-president. Of blijft de minister hinken op twee gedachten, dus dat zij het eigenlijk een beetje vervelend vindt dat zij hier moet komen, maar vervolgens toch heel blij is dat dit extra aandacht genereert voor de glossy Gerda? Ik wil dit helder hebben, want tot nu toe vind ik de opstelling van de minister treurig. Dat noopt mij ertoe om ter zake samen met anderen stappen te zetten. Ik wil dus een helder antwoord. Is het nu sorry of geen sorry?

Minister Verburg:

Ik betreur zeer dat het beeld is ontstaan dat het alleen maar zou gaan over de vorm en de naam. Ik kan dat hier niet nadrukkelijk genoeg zeggen. De bedoeling was en is anders, namelijk om actief zo veel mogelijk mensen te betrekken bij de prachtige beleidsterreinen van LNV. Daar gaan de artikelen ook over. Dit blad is een knipoog en ik betreur zeer dat het beeld is ontstaan dat het alleen maar om de naam of alleen maar om de vorm zou gaan, terwijl het juist als knipoog was bedoeld. Ik had wat dat betreft wel een andere inschatting moeten maken. Nogmaals, dat effect was absoluut niet de bedoeling.

Als u vraagt of hier een blije minister staat, is het antwoord: absoluut niet. Ik had zeer graag gehad dat het magazine in het kader van 75-jarig jubileum dat had gedaan wat wij ermee beoogden. Wat wij ermee beoogden, heb ik zojuist uitvoerig geschetst. Het ontstane beeld betreur ik zeer.

Ik herhaal dan ook wat ik zojuist ruiterlijk heb toegegeven: dit is dus niet voor herhaling vatbaar; hieruit moeten lessen worden getrokken. Die les heb ik getrokken en die zal ik trekken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mijn probleem is een beetje dat de minister een knip maakt bij de vorm en de naam, maar niet bij de inhoud. Door collega's en door mij is hier echter aangegeven dat het 53 keer Gerda is, dertien foto's en veertien pagina's alleen van en over de minister. Ik vind het dus zeer dubieus om het op die manier te knippen.

Laat ik de vraag anders stellen. Biedt de minister haar excuses aan voor het feit dat € 400.000 is uitgegeven buiten de regels om, zoals ook de minister-president heeft aangegeven, voor imagebuilding van de minister? Betreurt zij dat nu wel of niet? Het antwoord op deze vraag heb ik namelijk echt nodig. Ik heb dus een grotere sorry nodig om in tweede termijn een goed eindoordeel te kunnen geven. Ik vind dat die sorry nu te klein is. De minister moet dus verder over de brug komen.

Minister Verburg:

Het is niet de bedoeling geweest om in dit blad aan imagebuilding te doen. Dat heeft de minister-president ook heel helder gemaakt. Dat gebeurt ook niet in dit blad. Dat is nooit mijn intentie geweest. Dit was niet de bedoeling. Het gaat erom, het beleid en de activiteiten dichter bij mensen te brengen. Wij kiezen daarvoor een breed publiek, zoals dat hoort bij overheidscommunicatie. Ik betreur het inderdaad zeer dat het beeld is ontstaan dat het alleen over de naam en de vorm gaat.

Overigens krijg ik niet alleen reacties uit de Kamer, maar ook uit de buitenwereld. Er wordt heel verschillend hierop gereageerd. Ik betreur het echter dat dit beeld is ontstaan. Ja, ik had absoluut een andere inschatting moeten maken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik concludeer dat dit een treurige sorry is. Ik vat het zo samen. Dit wekt bij mij een gevoel van treurnis op, maar daarop zal ik in tweede termijn terugkomen.

De vergadering wordt van 12.45 uur tot 12.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Een derde van de spreektijd betekent dat u bij voorkeur met een motie begint, als u die wilt indienen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik ben van mening dat ik de motie die ik ga indienen, eerst moet toelichten. De hoofdredacteur van de Libelle voelt zich misleid door de adverteerder Verburg. Ik citeer uit haar verklaring: "Bij onze afdeling advertentieverkoop was door het ministerie van landbouw aangevraagd om een folder bij te voegen. Pas een dag nadat het tumult in de pers ontstond, kreeg ik dit blad onder ogen. Toen was de distributie van Libelle al op gang. Ik wil hiermee dan ook duidelijk aangeven dat deze bijlage helemaal niets met Libelle te maken heeft. Vriendelijke groet van Franska Stuy, hoofdredacteur Libelle."

Hoe kan een minister die zo slecht kan anticiperen op de gevolgen van de door haar ingezette beleidsinstrumenten, nota bene in strijd met de spelregels van de overheid, zichzelf nog serieus nemen en door de Kamer serieus genomen worden? Een minister die al demissionair is, kan moeilijk weggestuurd worden. Daarom heb ik gekozen voor een motie van treurnis. Het zou de minister sieren als zij consequenties trok uit het feit dat zij zelf, de minister-president en de Kamer het betreuren dat er gehandeld is, zoals er gehandeld is. Het kan en mag niet zo zijn dat er andermaal sprake is van "zij dronken een glas, zij deden een plas en alles bleef zoals het was". De minister zegt hieruit lering te trekken. Het zou goed zijn als meer mensen iets daarvan zouden merken dan alleen de mensen die zich verbazen over het ongevraagde propagandamateriaal dat zij vandaag bij hun lijfblad aantreffen. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met het uitgeven van de glossy Gerda de bewindspersoon en niet het ministerie centraal heeft gesteld in haar communicatie;

voorts overwegende dat hiermee sprake is van imagebuilding zoals expliciet is uitgesloten binnen de voorschriften zoals opgesteld door het ministerie van Algemene Zaken;

constaterende dat zowel de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit als de minister-president toegeeft dat de glossy Gerda in strijd is met de regels van overheidscommunicatie;

spreekt uit dat zij het optreden van de minister betreurt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Van der Ham, Waalkens, Snijder-Hazelhoff, Van Gent en Van Velzen.

Zij krijgt nr. 170(32123 XIV).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Deze minister van LNV heeft de regels van de overheid over communicatieprojecten ernstig geschonden. Zij heeft haar eigen borstklopperij niet afgestemd met de minister-president of met de Voorlichtingsraad. Zij heeft de volle verantwoordelijkheid dus op haar eigen schouders geladen. Deze zelfverheerlijking en het over de balk gooien van vier ton belastinggeld kan de SP-fractie niet als een knipoogje opvatten. Wij vinden een motie van treurnis daarom gepast. Deze minister wilde een knipoog uitdelen, maar liep een pijnlijk blauw oog op. Wij vinden dat zij zelf de rekening voor deze zelfverheerlijking zou moeten betalen. Daarom dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit dat de productie en de verspreiding van het glossy magazine Gerda niet uit de belastingkas betaald mogen worden;

roept het CDA op, de kosten voor de Gerda op zich te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 171(32123 XIV).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Dit is een merkwaardig debat. De minister-president zegt enerzijds dat de minister in letter en geest de regels eigenlijk heeft overtreden, maar anderzijds dat de regels niet zijn overtreden. De minister hoeft geen tik op de vingers te krijgen. Ze hoeft ook geen sorry te zeggen. De minister van LNV zegt in feite precies hetzelfde, iets besmuikter zelfs. Zij weigert om te zeggen dat zij dit niet zo had moeten doen en dat zij dat toen ook had kunnen weten. Als zij de regels die zijn opgesteld door het ministerie van Algemene Zaken, ernaast had gelegd, had ze gemakkelijk ontdekt dat dit niet kon. Het hele magazine Gerda ruikt naar imagebuilding. Ik heb om die reden ook de motie van mevrouw Thieme meeondertekend, dat wij hier onze treurnis moeten uitspreken. Want wanneer een minister zo'n blunder maakt met de overheidscommunicatie en zich niet houdt aan regels die bij herhaling hier in de Kamer zijn besproken, en waarover de CDA-fractie heel vaak andere bewindslieden de les heeft gelezen, is het onbegrijpelijk dat die minister daar niet gewoon haar excuses voor aanbiedt. Ik hoop echt dat wij in tweede termijn een andere toon van de minister zullen horen en dat zij er niet omheen zal draaien.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Sorry hoor, maar deze minister blijft, moeten wij constateren, na haar tekst: "Met het inzicht van nu had het anders gemoeten." Het had deze minister gesierd als zij nu echt had aangegeven dat de inhoud van dit blad, als zij werkelijk had gewild dat het ministerie van Landbouw, het landelijk gebied en de natuur in beeld had moeten komen, dat de inhoud van dit blad dan anders had gemoeten.

De VVD-fractie kan niet anders dan, mede door de antwoorden, gegeven door de minister-president, concluderen dat de communicatieregels van de overheid, van het ministerie van LNV, mede vastgesteld door dit kabinet, met voeten zijn getreden. Daarom hebben wij ook ondersteuning gegeven aan de motie van treurnis.

Tot slot een motie om in ieder geval voor de toekomst te zorgen dat wij zicht hebben als Tweede Kamer op financiële middelen die voor externe communicatie worden gebruikt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat niet alle huidige departementale begrotingen inzicht geven in de uitgaven voor externe communicatie;

verzoekt de regering, in het vervolg de uitgaven voor externe overheidscommunicatie afzonderlijk inzichtelijk te maken per begrotingshoofdstuk, startende bij de Voorjaarsnota 2010, dan wel de verantwoordingsstukken over 2009,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff, Van der Ham, Thieme, Van Velzen en Van Gent.

Zij krijgt nr. 172(32123 XIV).

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Dit debat heeft duidelijk gemaakt hoe Kamerbreed gedacht wordt over de overheidscommunicatie in deze vorm. Ik denk dat ik het zo het meest kort kan samenvatten: nooit meer in deze vorm. De minister-president geeft zeer helder aan dat de regels voor de overheidscommunicatie waarover het ministerie van AZ moet waken, zullen worden aangescherpt. Dat heeft de volledige instemming van onze fractie. Daarmee wordt ook erkend dat de afspraken die er waren, nu niet zijn nageleefd. Zoals gezegd, wordt daarop dus actie ondernomen, en dat is wat de ChristenUnie betreft voor dit moment voldoende.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij moeten gewoon constateren dat de glans er wel af is als het gaat om de glossy Gerda. De Libelle baalt, de Margriet en de Flair kruipen misschien ook zo in de pen omdat zij zich hiervan willen distantiëren. De boeren die in het blad staan, hebben gisteren in De Wereld Draait Door aangegeven dat zij ook niet wisten dat zij hiervoor zouden worden gebruikt. De belastingbetalers – zeg maar de boeren, burgers en buitenlui – krijgen de rekening gepresenteerd van de € 400.000 die deze glossy heeft gekost.

De minister van LNV heeft nog geen begin van een sorry gegeven in haar beantwoording, terwijl een royaal excuus hier op zijn plaats was. Ik wil het woord nog wel even spellen: s, o, r, r, y. Ik weet dat het soms moeilijk is voor CDA-bewindslieden om dat uit hun mond te krijgen, maar dat had de minister echt moeten doen, want hier is gewoon een ernstige fout gemaakt. De regels voor overheidscommunicatie zijn overtreden.

Daarom hebben wij ook de motie van treurnis ondersteund.

Ik heb nog een laatste vraag aan de minister. Volgens mij zitten er nog meer addertjes onder het gras bij de jubileumuitgaven van LNV. Er is € 400.000 uitgegeven voor de glossy. Ik heb begrepen dat aanstaande zaterdag de hele Efteling is afgehuurd voor alle medewerkers en hun kinderen, in totaal zo'n 11.000 mensen, om het jubileum te gaan vieren. Ik wil graag van de minister horen wat de totale kosten zijn van het jubileum van LNV. In een tijd waarin iedereen de broekriem moet aanhalen, wordt er royaal uitgegeven. De minister zou net zo royaal moeten zijn in het uitspreken van haar sorry. Ik wil een precies inzicht in deze kosten. Ik heb namelijk de indruk dat dit volkomen uit de hand is gelopen.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. De minister-president heeft tegen mij gezegd dat ik het niet te partijpolitiek moest maken. Maar deze minister is natuurlijk een van de kopstukken van het CDA. Zij is onomstotelijk verbonden met het CDA, ook in de ogen van eenieder in Nederland. Het CDA mag kennelijk wel inhalen indien er twijfel is. De waarden en normen waarvan de demissionaire minister-president altijd zo vol is, gelden niet voor het CDA. Iedereen moet de broekriem aanhalen, behalve het CDA. Ik dien daarom een motie in. Ik wil namelijk dat het geld terugkomt waar het hoort: bij het ministerie van LNV, ten behoeve van onze boeren, tuinders, vissers en dieren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de eenmalige uitgave van het blad Gerda qua titel en inhoud voornamelijk de promotie betreft van een vooraanstaand CDA-politicus;

van mening dat de kosten van promotie en/of campagneactiviteiten ten laste dienen te komen van de verantwoordelijke politieke partij;

verzoekt de regering, alle ontwerp-, productie- en eventuele distributiekosten welke zijn gemaakt ten behoeve van het blad Gerda in mindering te brengen op de jaarlijkse, door het CDA te ontvangen, partijsubsidie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 173(32123 XIV).

De heer Graus (PVV):

De heer Atsma heeft in zijn eerste termijn tegen mij gezegd dat na alle campagne de partijkas leeg zou zijn. Ik betwijfel dat. Daarom vraag ik om bij de komende subsidieverstrekking het geld netjes terug te brengen naar waar het hoort.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Een van de belangrijkste democratische spelregels is dat alle politici en partijen gelijke kansen hebben. Ministers en staatssecretarissen mogen zichzelf niet laten ophemelen van belastinggeld. Die regel is duidelijk. Dat dit toch gebeurd is, is een ernstige fout. De minister zegt dat het nooit de bedoeling was om zichzelf zo sterk te profileren. Dat wil ik best van haar aannemen, maar als het nooit de bedoeling was geweest, had zij als hoofdredacteur van dit blad moeten ingrijpen. Een blad vol met foto's van jezelf en tal van artikelen waarin je zelf de hoofdrol speelt, kan niet overeenstemmen met de wens slechts het beleid en niet de persoon van de minister onder de aandacht te brengen. Dat had niet mogen gebeuren.

De minister was minder stellig. Zij betreurt slechts het ontstane beeld, niet de beslissing. De minister had excuses moeten maken voor haar beslissing. Ze heeft bovendien het voornemen voor dit tijdschrift niet gemeld bij de Voorlichtingsraad en bij de minister-president, terwijl dit wel had gemoeten. Ook op dit punt heeft de minister zich niet aan de voorschriften gehouden.

Wij zijn aangekomen bij het uitspreken van een oordeel. De fractie van de Partij van de Arbeid is van mening dat dit nooit had mogen gebeuren en zal met de fracties van de Partij voor de Dieren, de VVD, GroenLinks en de SP uitspreken dat wij het optreden van de minister betreuren. Daarmee eindigt dit debat met een motie van treurnis. Die moet het kabinet duidelijk maken dat zoiets nooit meer mag gebeuren. Het is aan de minister om op basis hiervan nog eens goed in de spiegel te kijken.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. In eerste termijn heeft de CDA-fractie aangegeven dat wat er is gebeurd niet haar keuze zou zijn geweest en dat zij dat betreurt. Ik heb van beide bewindslieden gehoord dat ook zij de gang van zaken betreuren. Ook hebben zij achteraf aangeven dat het anders had gemoeten en anders had gekund uiteraard. In die zin heb ik aangegeven in de richting van beide bewindslieden: laat dit ook een les zijn voor nu en de toekomst. In die zin heeft ook de minister-president zich uitgelaten. Dat daar ook door de Voorlichtingsraad naar wordt gekeken, stemt ons in elk geval in die zin tevreden.

Wij zullen de motie van treurnis, zoals die is ingediend, niet steunen, want wij vinden haar volstrekt overbodig na hetgeen hier is gewisseld. Tegelijkertijd zullen wij ook de moties die zijn ingediend over de financiering van het blad uiteraard niet steunen, omdat het volstrekt ongepast is om een politieke partij hierop aan te spreken. Ik heb in eerste termijn al aangegeven waarom dat ongepast is. De motie van de VVD-fractie daarentegen spreekt ons wel aan, omdat de VVD-fractie uitspreekt dat inzichtelijk moet worden gemaakt welke middelen voor externe communicatie per ministerie worden ingezet. Daar vraagt de CDA-fractie allang om. Wat ons betreft zou hier en daar immers wel een tandje minder kunnen worden bijgezet als je kijkt naar de bezuinigingen.

De heer Van der Ham (D66):

Dat u een motie van treurnis tegen een eigen bewindspersoon niet steunt, was een beetje voorspelbaar. Maar u zei in uw eerste termijn wel dat u het een heel nare gang van zaken vond. Bent u het niet eens met de woordvoerders in de Kamer die zeggen: een welgemeend sorry zou in dit geval wel op zijn plaats zijn? Daar wordt door die partijen om gevraagd. Vindt u dat niet iets wat de minister gewoon zou kunnen toezeggen?

De heer Atsma (CDA):

De minister gaat over zijn eigen woorden. Ik heb onomwonden uitgesproken dat ik de gang van zaken betreur. Diezelfde woorden heb ik ook uit de mond van de minister van LNV en de minister-president gehoord. Ik herhaal: een motie waarin dat nog een keer wordt bevestigd, is volstrekt overbodig omdat het kabinet dezelfde lijn volgt.

De heer Van der Ham (D66):

De minister zegt: achteraf had ik het niet zo willen doen. Maar een aantal fracties zegt hier het volgende over en ook u weet dat met uw verleden als mediawoordvoerder. De richtlijnen moet je zo streng hanteren dat je dit vooraf had moeten weten, had moeten voorkomen. Ik vraag u om daarin consequent te zijn en te zeggen: op dat punt had de minister niet met de kennis van nu maar van toen, op het moment dat het besloten werd, een andere keuze moeten maken; daar zijn de richtlijnen helder genoeg voor in de ogen van de CDA-fractie; daarvoor moet zij gewoon haar excuses aanbieden.

De heer Atsma (CDA):

Achteraf weten wij hoe het is gegaan en dat betreurt iedereen. Als de minister dit vooraf had geweten en ingeschat, had zij een andere keuze gemaakt. Ook dat heb ik haar klip-en-klaar horen zeggen. Wat dat betreft, zijn wij het volstrekt met elkaar eens. Ik heb ook namens de CDA-fractie in eerste termijn gezegd: dit had zo niet gemoeten.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wij horen allemaal geen excuus hier in de Kamer van de minister. Zij betreurt alleen maar de gekozen vorm of liever gezegd: de commotie die is ontstaan. Maar zij weigert iets terug te nemen van het feit dat zij aan imagebuilding heeft gedaan. In ieder geval geeft zij daarvoor geen excuus. Dat kan toch niet voldoende zijn als uzelf namens de CDA-fractie met nogal stevige bewoordingen aangeeft dat u betreurt hoe een en ander is verlopen?

De heer Atsma (CDA):

Ik heb inderdaad gezegd dat ik buitengewoon betreur wat er is gebeurd en dat het wat ons betreft ook anders had gemoeten en anders had gekund. Ik heb de minister en de minister-president datzelfde horen bevestigen. Wat wilt u nog meer?

Mevrouw Thieme (PvdD):

De minister heeft eigenlijk alleen maar aangegeven dat zij de vorm betreurt en de commotie die is ontstaan. Maar het gaat er natuurlijk om dat de regels met voeten zijn getreden en dat er sprake is geweest van imagebuilding. Dat kunt u toch niet gewoon afdoen met: nou ja, volgende keer beter?

De heer Atsma (CDA):

Ik herhaal wat de minister-president heeft gezegd. Hij heeft het volgende gezegd. Wij gaan er nog een keer goed naar kijken; het komt in de eerstvolgende ministerraad aan de orde. Ik heb de minister-president horen zeggen dat het ook in de Voorlichtingsraad aan de orde komt. Kortom, het zal inderdaad leiden tot een nadere discussie. Dat er lessen worden getrokken uit het feit dat de Gerda is uitgegeven, is voor mij volstrekt helder. Wij betreuren de gang van zaken. De minister en de minister-president betreuren die ook. De heer Graus kan wel van alles willen horen, maar volgens mij is er geen woord Spaans bij. Elke boer en elke tuinder verstaan dit als geen ander.

De heer Graus (PVV):

Ik begrijp dus dat het CDA de boeren, vissers, tuinders en dieren waaraan het geld eigenlijk behoorde, laat vallen. Het CDA is niet meer de partij van de boeren, nu het haar eigen belang aangaat. Zij zegt gewoon: sorry, foutje, bedankt. Het gaat om € 400.000. Ik zeg liever bijna een miljoen gulden, want ik blijf liever in guldens praten en denken. Foutje, bedankt en tot ziens! De CDA-fractie steunt wel een onderzoek, dat nog meer geld gaat kosten maar dat niets meer opbrengt. Er wordt niemand mee geholpen op dit moment. Hoe gaat de heer Atsma dit allemaal verantwoorden? Is hij niet bang dat zijn partij een ongelooflijk pak op de broek gaat krijgen van boeren en tuinders bij de verkiezingen op 9 juni? Er zaten gisteren in een uitzending van De Wereld Draait Door boeren die helemaal niet wisten dat ze voor het blad werden misbruikt. Die boeren wisten helemaal van niets.

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt. Mijnheer Atsma.

De heer Atsma (CDA):

De heer Graus weet met mij hoeveel boeren en tuinders er in Nederland zijn. Ik kan mij voorstellen dat niet iedereen vooraf weet wat er allemaal in de brievenbus rolt. Maar daar gaat het natuurlijk niet om. Het gaat om de vraag van de heer Graus of dit geld aan dit blad had mogen worden besteed. Had het niet aan iets anders kunnen worden besteed? De CDA-fractie maakt er geen geheim van dat er op de landbouwbegroting hier en daar middelen verschoven kunnen worden naar andere posten, zodat het geld directer op de werkvloer van boeren en tuinders terechtkomt. Het zou mooi zijn als daarvoor een brede steun in de Kamer zou zijn. Ik voeg daar wel aan toe dat met dit blad juist wordt gepoogd de verbinding te maken tussen producent en consument, opdat de Nederlandse consument, de Nederlandse burger, zich meer bewust wordt van hetgeen van eigen bodem komt en hij wat kritischer in de schappen van de supermarkt kijkt. Daarmee bewijs je boeren en tuinders een grote dienst. De heer Graus kan niet ontkennen dat het blad daaraan een bijdrage levert. Ik ben daar blij mee. Dat gekozen is voor de doelgroep die is genoemd, kun je vanuit deze invalshoek wel verdedigen. Absoluut.

De heer Graus (PVV):

Het is aan de consument zelf wat hij koopt. Hij heeft echt niet moeder minister nodig om hem aan de hand mee te nemen naar de supermarkt. De consument bepaalt zelf. Daar zijn deze kosten helemaal niet voor nodig. Het gaat er nu om dat het bedrag van € 400.000, bijna een miljoen gulden, terug dient te gaan naar de kassen van het ministerie van LNV ten behoeve van boeren, tuinders, vissers en dieren. Als de heer Atsma het daar niet mee eens is, is hij geen knip voor de neus waard als woordvoerder LNV.

De heer Atsma (CDA):

De vraag van de heer Graus en mevrouw Van Velzen was of het CDA bereid zou zijn om geld uit te trekken voor het financieren van dit blad. Absoluut niet en nooit zullen wij dat doen. In de eerste plaats omdat het niet onze verantwoordelijkheid is om uitgaven van het ministerie van LNV te financieren. In de tweede plaats omdat het niet onze inhoud is. Het is de inhoud van het ministerie van LNV.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Meent de heer Atsma nu serieus dat deze doelgroep, de lezeressen van Libelle en Margriet, niet weet waar de melk vandaan komt, hoe de natuur eruitziet en hoe het platteland eruitziet? Denkt hij dat echt? Is hij er zeker van dat daar onderzoek naar is verricht en dat dit de juiste doelgroep is?

De heer Atsma (CDA):

Dat zeg ik niet. Dat zijn de woorden van mevrouw Snijder-Hazelhoff. Ik zeg dat het heel goed zou kunnen dat de doelgroep die nu wordt aangesproken, inderdaad een meerwaarde ondervindt van het feit dat dit blad bij hen in de bus rolt. Ik kan daar verder niet zo goed over oordelen, want ik weet niet bij welke lezers en lezeressen de Margriet, de Libelle en de Flair komen. Er zal echter ongetwijfeld over nagedacht zijn. Het is goed dat je probeert te verkopen wat je doet en dat je dat aan de burgers, die vaak anderen zijn dan de Nederlandse consument, nog eens duidelijk maakt. Hoe je dat doet, daar zijn allerhande deskundigen voor inzetbaar. Dat zal mij verder een zorg zijn. Dat het gebeurt is echter prima.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Nee, daar zijn we het wel over eens ...

De heer Atsma (CDA):

We zijn het er toch eindelijk over eens!

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dat had de heer Atsma van mij ook wel kunnen verwachten. Ik ben er echter verbaasd over dat hij in zijn eerste beantwoording aan de heer Graus zei: de doelgroep is uitstekend gekozen. Dat zei hij gewoon. De VVD-fractie twijfelt daar echt aan, want wie weet was het wel veel beter geweest om het blad bijvoorbeeld bij de Tina of de Donald Duck in te doen als de minister echt de jeugd wilde aanspreken.

De heer Atsma (CDA):

Of bij het lijfblad van Wakker Dier of Milieudefensie, wie zal het zeggen. Ik weet echter niet of het daar op prijs zou worden gesteld. Er is dus waarschijnlijk toch over nagedacht. Ik hoop dat mevrouw Snijder dat ook beseft.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de minister. Kan zij meteen antwoorden? Ja. Ik geef het woord aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Minister Verburg:

Voorzitter. Dank voor de inbreng in tweede termijn van de zijde van de Kamer. Er zijn een paar opmerkingen gemaakt en vragen gesteld waarop ik wil ingaan alvorens ik een reactie geef op de ingediende moties.

Mevrouw Thieme maakte een opmerking over de hoofdredactrice van Libelle. Ik ken de verklaring niet die zij voorlas. Ik neem aan dat die zo bestaat en is uitgegeven. Het overleg met de uitgever van Libelle is uitermate zorgvuldig geweest. De inhoud van het magazine komt volledig voor rekening van LNV, zoals ik in eerste termijn ook heb gezegd. Wat dat betreft klopt de inhoud van de verklaring zoals mevrouw Thieme die weergeeft. Libelle draagt inderdaad geen verantwoordelijkheid voor de inhoud.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik moet dus concluderen dat de minister zegt dat de verklaring van de hoofdredactrice aan haar lezers gewoon een leugen is. De Libelle beweert dat er niet met haar is overlegd. Pas toen de distributie al in gang was gezet, werd zij geconfronteerd met een glossy, terwijl er gesproken was over een folder. De minister zegt echter dat er wél overleg is geweest.

Minister Verburg:

Ik ga niet over hoe het zit tussen de Libelle en de uitgever. Ik geef aan dat wij onze procedures zorgvuldig vormgeven. Wij hebben uitermate zorgvuldig gehandeld rond de uitgave en het bijsluiten. Ik zeg in reactie op wat mevrouw Thieme over de hoofdredacteur van Libelle zei, dat het klopt dat de inhoud van het magazine volledig voor rekening is van het ministerie van LNV.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Kan de minister zich voorstellen dat de Libelle zich langzamerhand een beetje voor het blok gezet voelt en het gevoel heeft gebruikt te zijn voor iets waar ze niet aan had willen meewerken als ze het van tevoren had geweten?

Minister Verburg:

Dat beeld herken ik niet. Ik constateer dat wij nu gaan discussiëren over veronderstellingen. Wij hebben die informatie van de hoofdredacteur van Libelle niet. Ik ga af op de reactie van mevrouw Thieme en ik geef aan dat het ministerie van LNV volstrekt verantwoordelijk is voor de inhoud en ik ben er als minister voor verantwoordelijk. Dat heb ik willen zeggen en dat onderstreep ik hier.

Dan kom ik op de vraag van mevrouw Van Gent. Zij vraagt naar de viering van het 75-jarig jubileum in de Efteling. Mevrouw Van Gent heeft daar gelijk in. Ik heb in mijn brief ook geschreven dat wij alle medewerkers van LNV hebben uitgenodigd om in te gaan op de mogelijkheid om een dag met partner en eventuele kinderen het jubileum te vieren in de Efteling. Wij hebben daarover een afspraak gemaakt met de Efteling. Wij verwachten dat de opgave ligt rond de 18.000. Het is heel gebruikelijk dat een bedrijf of een organisatie, of dat nu een school is of een ziekenhuis of bedrijf, een feestje viert als er iets te vieren is. Wij hebben gemeend dat dit een mooie manier is om niet alleen de medewerkers, maar ook hun gezinnen dit mee te laten vieren. Wij doen dat inderdaad door een dag op de Efteling aan te bieden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat staat niet in de brief. De minister zegt dat dat erin staat.

De voorzitter:

Het staat op pagina 2 van de brief. Eerste alinea, onderaan, drie regels.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het staat er inderdaad in; dat klopt. Ik geef dat toe. Mijn excuses, maar wij hebben dit op het laatste moment gekregen. Er staan geen aantallen genoemd in de brief. Ik wil gewoon weten van de minister van LNV wat de totale kosten zijn van het jubileum. Wij hebben nu te maken met een rekening van € 403.000 voor de glossy. Ik weet niet wat dit uitstapje naar de Efteling kost met 18.000 mensen en of er nog meer rekeningen boven ons hoofd hangen.

Minister Verburg:

Met de Efteling is de afspraak gemaakt dat dit € 30 per persoon kost. Wie weet wat een dagje Efteling kost, weet dat dit een redelijke prijs is. Als je de rekensom maakt van een dag Efteling voor zo'n 18.000 deelnemers, kom je op ruim € 500.000 uit.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dan zitten wij al op een kleine 1 mln. voor het jubileum van LNV. Ten koste waarvan gaat dat? Mensen die kleine subsidies aanvragen bij LNV, krijgen de knip op de neus. Er wordt gezegd: wij moeten bezuinigen, het zijn moeilijke tijden. Ik wil daar helderheid over. Ik wil ook weten of er nog meer uitgaven over die 1 mln. heen komen. Het wordt steeds gekker, alsof wij geld zat hebben in Nederland.

Minister Verburg:

Hier komt niets meer overheen. Ik wil vandaag in alle openheid gezegd hebben dat, op het moment dat er een jubileum is in welk bedrijf of welke organisatie dan ook, daar een viering bij past. Daar is niks mis mee, daar is niets bijzonders mee. Op het moment dat je 75 jaar bestaat en dat wilt vieren met alle medewerkers, die zich dag in, dag uit met hart en ziel inzetten voor de doelen en het beleid van LNV en met hun gezinnen, meen ik dat dit een verantwoorde keuze is en sta ik daar ook voor. Ja, dan is het dat. Het magazine, de publieksvoorlichting en het betrekken van veel mensen in de samenleving is het ene deel. Het andere deel is de viering met LNV-medewerkers en hun gezinnen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De conclusie: deze minister, die geen sorry kan zeggen, die de aanvragen van allerlei organisaties afwijst voor subsidies voor allerlei goede doelen die ook betrekking hebben op landbouw, natuur en voedselkwaliteit, maar die afgewezen worden omdat het budget krap is, vindt het volstrekt normaal dat er 1 mln. wordt uitgegeven aan een jubileum. Ik misgun niemand zijn feestje. Maar een feestje van € 500.000 op kosten van de belastingbetaler vind ik een duur feestje. Dan mag je ook wel enige zelfreflectie hebben wat dat in deze tijd betekent. Heel veel bedrijven "vieren" ook het jubileum, omdat zij deeltijd-ww moeten aanvragen en veel werknemers het zwaar hebben. Ik zou enige zelfreflectie van deze minister ook op dit punt op prijs stellen.

Minister Verburg:

De suggestie van mevrouw Van Gent dat hierdoor allerlei subsidieaanvragen worden afgewezen, werp ik verre van mij. Dat is niet aan de orde. Wij hebben speciaal voor dit jubileum een budget vrijgemaakt. Dat gaat niet ten koste van subsidies die waardevol zijn en passen binnen het beleid. Ik vind wel dat, op het moment dat er zo'n jubileum is, er ook iets mag zijn van viering met alle mensen die zich dag in, dag uit met hart en ziel daarvoor inzetten en met hun gezinnen.

Ik kom bij de beoordeling van de moties, te beginnen met de motie op stuk nr. 170 van mevrouw Thieme, die uitspreekt dat zij het optreden van de minister betreurt. Ik heb in eerste termijn een- en andermaal aangegeven dat het mij spijt dat het beeld is ontstaan zoals het is ontstaan, dat als ik het had geweten van de vorm, de naam en de focus daarop, ik een andere inschatting had moeten maken en dat dit niet voor herhaling vatbaar is. Kortom, lessen worden getrokken. Ik betreur dat het zo is gegaan en dat de focus zo hierop ligt. Maar ik houd overeind dat de bedoeling, de intentie volstrekt goed en legitiem was. Ik heb met belangstelling geluisterd naar de doelgroepdiscussie van de heer Atsma met mevrouw Snijder. Inderdaad, er is nagedacht over de doelgroep die wij willen benaderen met dit magazine.

De heer Van der Ham (D66):

Elton John had zo'n mooi liedje: sorry seems to be the hardest word. Dat gooi ik in dit debat, om de minister te prikkelen tot dat woord: excuses. Zij zegt wel dat ze het met de kennis van nu anders had moeten doen. Wij zeggen: als je kijkt naar de regels die er al op voorhand lagen, was het volstrekt helder dat u niet deze keuze had moeten maken. Daarvoor moet u niet achteraf zeggen dat u het nooit meer zo zult doen, u had het toen moeten doen, en daarvoor vragen wij uw excuses. U zit er tegenaan, maar u bent een nuchtere minister, en zeg dat woord nu gewoon, dan zijn we er vanaf.

Minister Verburg:

De heer Van der Ham gaat over zijn eigen vragen, mag ik gaan over de formulering van mijn reactie? Ik heb in de brief geschreven dat ik het betreur en dat ik een andere inschatting had moeten maken. Dat geldt ook ten aanzien van het inlichten van de Voorlichtingsraad. Ik herhaal en onderstreep dat het, met het inzicht van nu, anders had gemoeten.

Ik kom toe aan de tweede motie, ingediend door mevrouw Van Velzen op stuk nr. 171. Daarin wordt het CDA opgeroepen, de kosten van de Gerda op zich te nemen. Dat betekent dat ik daarvan formeel zou moeten zeggen: oordeel Kamer. Maar laat ik er wel dit van gezegd hebben: het blad gaat over LNV-beleid, het woord "CDA" komt er een keer in voor, en wel in mijn cv, waar staat dat ik in 1998 ben toegetreden tot de Tweede Kamer. Verder komt het woord "CDA" er niet in voor. Ik ben dus geneigd om deze motie te ontraden. Het is LNV-beleid, maar het oordeel is natuurlijk aan de Kamer.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Het mag duidelijk zijn dat de motie die ik heb ingediend, helemaal niet is geadresseerd aan de minister, maar aan het CDA. Ik vind het veelbetekenend dat zij toch reageert. Zij laat hier zien dat zij hier niet staat als een minister van de Kroon, maar als een partijlid, namelijk een CDA'er. Dat zegt mij genoeg.

Minister Verburg:

Dit klopt natuurlijk niet. Ik heb aangegeven dat dit feitelijk oordeel Kamer is, maar ik heb een- en andermaal aangegeven dat de suggestie die hieruit spreekt niet de werkelijke gang van zaken weergeeft. Daarom heb ik gereageerd zoals ik heb gereageerd: als dienaar van de Kroon.

De heer Atsma (CDA):

Collega Van Velzen geeft nadrukkelijk aan dat de motie was geadresseerd aan het CDA. Ik heb klip-en-klaar gezegd dat wij die motie volstrekte nonsens vinden. Ik spreek namens alle CDA'ers.

Minister Verburg:

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 172. Ik laat deze motie over aan het oordeel van de Kamer.

De heer Graus heeft op stuk nr.173 een motie ingediend. Dit is een motie die ik de Kamer ontraad.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij stemmen over deze moties tijdens de stemmingen die plaatsvinden na de bespreking van de lijst met controversiële onderwerpen.

De vergadering wordt van 13.30 uur tot 14.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven