Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 10 december 2009 over gastouderopvang.

De voorzitter:

Er hebben zich voor dit debat twee sprekers gemeld, namelijk mevrouw Dezentjé Hamming en de heer Dibi. Ik zeg dit, omdat wellicht anderen zich nog willen intekenen. Dat is nog mogelijk. Verder meld ik dat het kerstregime geldt. Woordvoerders lezen dus alleen hun moties op.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Voorzitter. Ik zal mij daaraan strikt houden en dus direct mijn moties gaan oplezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nieuwe regels voor gastouderopvang per 1 januari 2010 ingaan en gastouders per 1 september 2010 aan nieuwe voorwaarden moeten voldoen;

overwegende dat momenteel nog compleet onduidelijk is hoeveel gastouders hierdoor zullen stoppen, of voldoende alternatieve opvangcapaciteit en opleidingscapaciteit beschikbaar is en hoe de beoogde terugbetalingsregeling eruitziet;

van mening dat het onacceptabel is dat ouders, gastouders en gastouderbureaus in deze onduidelijkheid onder grote tijdsdruk zullen moeten voldoen aan nieuwe voorwaarden;

verzoekt de regering, pas op de plaats te maken en de beoogde invoering van regelgeving met een jaar uit te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dezentjé Hamming-Bluemink, Langkamp, Dibi, Verdonk en Bosma.

Zij krijgt nr. 58(31874).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gastouders vanaf 1 januari 2010 nog maar op één locatie mogen werken, omdat controlecapaciteit voor meerdere locaties bij de GGD ontbreekt;

overwegende dat veel gastouders hierdoor afscheid moeten nemen van meerdere adressen waar zij al jarenlang naar veel tevredenheid oppassen;

van mening dat bureaucratie nooit boven principe mag gaan;

verzoekt de regering, de éénlocatiebeperking uit de regelgeving te schrappen en de controle door de GGD op dit principe aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dezentjé Hamming-Bluemink, Langkamp, Dibi en Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59(31874).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vraagouders van dit kabinet hun ontvangen kinderopvangtoeslag moeten terugbetalen als de betreffende gastouderopvang niet voor 1 januari 2011 aan alle kwaliteitseisen voldoet;

van mening dat het financieel risico voor ouders en de extra bureaucratische last voor de Belastingdienst die hierdoor ontstaan, onacceptabel zijn;

verzoekt de regering, de terugbetalingsplicht voor vraagouders uit de regeling te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dezentjé Hamming-Bluemink, Langkamp, Dibi en Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60(31874).

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Het aantal moties is niet gelimiteerd onder het kerstregime, toch?

De voorzitter:

Dit wordt de laatste, zie ik. U gaat mij toch niet provoceren, mevrouw Dezentjé Hamming?

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

U nooit, voorzitter.

De Dezentjé Hamming-BlueminkKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal gastouders dat zich voor opleiding aanmeldt, hoger ligt dan de 8000 gastouders waar dit kabinet aanvankelijk op had gerekend;

overwegende dat de kosten hierdoor hoger zullen liggen dan aanvankelijk geraamd;

verzoekt de regering, voor 15 december 2009 aan de Kamer te rapporteren wat de geschatte meerkosten zullen zijn en hoe deze binnen de OCW-begroting worden gedekt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Bosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61(31874).

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Helaas mogen we alleen de tekst van de moties oplezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gastouders vanaf 1 januari 2010 nog maar op één locatie kinderen mogen opvangen;

overwegende dat deze maatregel met name de professionele gastouders treft, omdat zij vaak op meerdere locaties opvangen en dat vanaf 1 januari 2010 nog maar op één locatie mogen voor maximaal drie dagen;

constaterende dat voor het zomerreces de evaluatie van deze maatregel in de Kamer besproken wordt;

constaterende dat het kabinet ten aanzien van het rookverbod in horecagelegenheden van zelfstandigen zonder personeel heeft gezegd dat de VWA daar vooruitlopend op nieuwe regelgeving niet zal controleren;

verzoekt de regering, eenzelfde beleid toe te passen op de gastouderopvang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62(31874).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet op dit moment uitgaat van ongeveer 50.000 gastouders in 2010;

constaterende dat de GGD al deze gastouders in 2010 op locatie moet inspecteren;

constaterende dat het kabinet aanvankelijk uitging van veel minder gastouders in 2010 en op dat aantal ook het extra budget voor gemeenten in het Gemeentefonds heeft gebaseerd;

verzoekt de regering, in overleg te treden met de VNG om op basis van de meest recente cijfers een reële schatting te maken van de kosten en de Kamer daarover te informeren voor 1 februari 2010,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63(31874).

Ik zie dat de staatssecretaris meteen kan antwoorden. Het woord is aan haar.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik mis nog twee moties, maar die krijg ik vast nog. Ik begin alvast met antwoorden.

Ik zal kort en krachtig zijn. Ik denk dat in een aantal van de veronderstellingen die onder de ingediende moties liggen, ervan wordt uitgegaan dat de zaken nog onduidelijk zijn, terwijl we vanochtend natuurlijk heel erg scherp hebben neergezet dat een heleboel al wel duidelijk is. Bovendien heb ik de Kamer in de loop van de dag nog een brief over dit onderwerp gestuurd. Het is bijvoorbeeld wel degelijk duidelijk dat er meer dan voldoende opleidingscapaciteit is voor alle gastouders die hun deskundigheid willen tonen. We hebben op dit moment al 40.000 trajecten in de aanbieding en dat kunnen er nog meer worden. Daarnaast heb ik de Kamer laten weten dat er 36.000 gastouders zijn die door willen gaan en op dit moment bij ons in beeld zijn. Ook dat is natuurlijk goed nieuws.

In de motie-Dezentjé Hamming c.s. op stuk nr. 58 wordt de regering verzocht om de regelgeving met een jaar uit te stellen vanwege onduidelijkheden waarvan ik juist heb gezegd dat die er niet zijn. Ik moet aanneming van deze motie ontraden, omdat uitstel echt het slechtste is wat we nu kunnen doen. Veel gastouders willen aan de slag. We willen misbruik en oneigenlijk gebruik aanpakken. Een jaar uitstel betekent dat we aan alle zaken die we nu ter hand moeten nemen, niets kunnen doen. Vandaar mijn oordeel.

De motie-Dezentjé Hamming c.s. op stuk nr. 59 betreft de éénlocatiebeperking. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik voor de zomer een evaluatie over dit onderwerp zal laten uitvoeren. Het lijkt mij onverstandig om twee weken voor het moment waarop deze wet ingaat, met een dergelijke motie te komen. Ik moet aanneming van deze motie derhalve ontraden. Datgene wat ik wel heb toegezegd, heeft de Kamer vanmorgen van mij gehoord.

In de motie-Dezentjé Hamming c.s. op stuk nr. 60 wordt de regering verzocht om de terugbetalingsplicht voor vraagouders uit de regeling te schrappen. Dat is iets wat al jarenlang in de regeling zit. Schrappen zou betekenen dat bijvoorbeeld fraude niet langer voor rekening van de vraagouders kan komen. Ik kan mij niet voorstellen dat de VVD, die op dit onderwerp altijd een record wil, nu elk risico dat door anderen wordt aangegaan, eenzijdig bij de overheid neer wil leggen. Alleen al op basis van historisch gegroeide principes begrijp ik deze motie niet. Overigens zou zij ook heel onverstandig zijn. Ik moet haar dan ook ontraden.

Ik kom op de motie van de leden Dezentjé Hamming en Bosma waarin wordt gevraagd om vóór 15 december te rapporteren over de geschatte meerkosten en de dekking ervan. De ordentelijke procedure is natuurlijk dat wij dat gewoon bij de volgende begroting aan de Kamer laten weten. Dan kennen wij de exacte cijfers. De Kamer krijgt die dan ook van ons. De motie loopt daar ver op vooruit. Ik moet haar derhalve ontraden.

Ik heb niet de tekst voor mij van de motie die is ingediend door de leden Dibi en Wilhelmina van Gent, maar ik kreeg er wel van mee dat die gaat over het vooruitlopen op de eenlocatie-evaluatie en het alvast te gedogen. Volgens mij is dat de kern van de motie. Ik moet die motie ontraden. Ik heb al gezegd dat ik een evaluatie op het punt van één locatie voorzie. Op basis van die evaluatie, die ik ook de Kamer heb beloofd, zal worden besloten of en, zo ja, op welke wijze wij regelgeving zullen aanpassen. Ik heb hedenochtend ook gezegd dat ik zo ver niet ben. Ik verdedig de wet. Derhalve is het niet verbazingwekkend dat ik ook deze motie ontraad.

Ten slotte de motie van de leden Dibi en Van Gent waarin de regering wordt verzocht, in overleg te treden met de VNG om op basis van de meest recente cijfers een reële schatting te maken van de kosten en de Kamer vóór 1 februari 2010 te informeren. Die motie is overbodig, want ik ben uiteraard voortdurend in overleg met de VNG en de GGD. Indien het noodzakelijk is om met hen betere afspraken te maken, dan doen wij dat en dan stellen wij de Kamer daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte. Ook deze motie is wat dat betreft overbodig.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

De staatssecretaris beweert dat er voldoende opleidingscapaciteit beschikbaar is. Is het haar bekend dat tot nu toe nog geen enkele roc de licentie heeft om met die trajecten aan de slag te gaan?

Staatssecretaris Dijksma:

Achttien aanbieders van EVC-trajecten hebben een licentie. Zij staan op de site van het BKK. Zij hebben aangegeven dat zij gezamenlijk minimaal 40.000 trajecten kunnen leveren. Nog een aantal aanbieders staat op de nominatie om toegelaten te worden. Als het gaat lukken, hebben wij op dat moment zelfs een capaciteit van 50.000 trajecten. Dit zijn de feiten.

De voorzitter:

Mevrouw Dezentjé, een korte, verhelderende vraag en geen discussie of een ellenlange inleiding, want die hebben wij vandaag wel genoeg gehad.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

In de brief staat dat het om 33.000 trajecten gaat. Dat aantal maal 675 betekent dat het om enkele tientallen miljoenen gaat. Die kosten vallen in dit jaar. Hoe worden de kosten gedekt uit de Onderwijsbegroting van dit jaar, en dus niet uit die van volgend jaar?

Staatssecretaris Dijksma:

Die opleidingen worden volgend jaar afgenomen. Op de begroting van OCW hebben wij voor volgend jaar een post daarvoor opgenomen. Uiteraard heb ik ook rekening gehouden – als je verstandig boekhoudt, dan doe je dat – met het feit dat je daarvoor misschien wat meer geld nodig hebt dan je in feite dacht. Indien het bedrag boven de door mij geraamde kosten uitkomt, zal ik de Kamer uiteraard op de hoogte stellen van de wijze waarop wij binnen de OCW-begroting – dat zijn de financiële spelregels – de dekking daarvan zullen vinden. De Kamer zal uiteraard daarvan op de hoogte worden gesteld. De Kamer heeft budgetrecht, dus als zij een andere dekking beter vindt, dan kan zij met suggesties komen.

De heer Dibi (GroenLinks):

De staatssecretaris noemde de motie-Dibi/Van Gent op stuk nr. 63 overbodig. Die motie gaat over het in overleg treden met de VNG over de meest recente cijfers en de kosten. Betekent dit dat de staatssecretaris de Kamer sowieso binnenkort informeert over wat nu precies de cijfers zijn voor volgend jaar? De motie kan ik in dat geval op zich aanhouden. Ik denk niet dat zij hier heel erg veel bezwaar tegen kan maken.

Staatssecretaris Dijksma:

Ik heb de motie overbodig genoemd, omdat ik sowieso voortdurend in overleg ben met de VNG. Zodra ik over de goede cijfers beschik en die aan de Kamer kan toesturen, zal ik dat doen. Alleen, de heer Dibi pint mij nu weer vast op een termijn waarvan ik niet op voorhand weet of ik die kan halen. Als er informatie is en als er bijvoorbeeld weer nieuwe afspraken zijn, wordt de Kamer daar onverwijld van op de hoogte gesteld. Daar ben ik niet tegen. In feite is het overbodig om dat nu aan mij te vragen. Ik ben namelijk voortdurend in overleg met de betrokken partijen. Als daar nieuwe zaken uit voortkomen, informeer ik uiteraard de Kamer. Zo hoort het immers.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik kan ook de termijn die ik in het dictum heb genoemd, wijzigen als dat de staatssecretaris beter uitkomt. Het gaat erom dat de staatssecretaris misschien te weinig geld in het Gemeentefonds heeft gestopt. Wij willen op de hoogte blijven van de ontwikkelingen daarvan en de gesprekken daarover.

Staatssecretaris Dijksma:

De heer Dibi zou mij ook gewoon het vertrouwen kunnen geven dat ik het de Kamer laat weten, zodat hij geen motie hoeft in te dienen als ik al heb gezegd dat ik dat zal doen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris en de sprekers voor hun aanwezigheid.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Naar boven