Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Kant aan de minister-president, minister van Algemene Zaken, over zijn uitspraken over de bijdrage van Nederland aan Afghanistan.

De voorzitter:

Ik heet de minister-president van harte welkom.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Afgelopen week heeft president Obama zijn strategie ten aanzien van de oorlog in Afghanistan bekendgemaakt. De president zal 30.000 extra Amerikaanse militairen naar Afghanistan sturen en hij hoopt op zo'n 7000 extra militairen van de NAVO. Dus volgt druk op Nederland: druk om in Afghanistan te blijven. De SP-fractie vindt natuurlijk dat Nederland deze druk moet weerstaan, niet alleen omdat Nederland al meer dan genoeg zijn steentje heeft bijgedragen, maar vooral omdat de Amerikaanse strategie opnieuw zal mislukken. De oorlog gaat namelijk gewoon door. Meer gevechtstroepen sturen betekent meer geweld, meer verzet en dus meer burgerslachtoffers. Er komt geen oplossing, de situatie blijft uitzichtloos.

Er is inmiddels volop gebeld vanuit Amerika en het kabinet gaat zich nu beraden op de mogelijkheden om in Afghanistan actief te zijn, zo zei de minister-president letterlijk. Afgelopen vrijdag zei hij dat hij er daarom geen uitspraken over doet, maar tot mijn verbazing voegde hij er vervolgens aan toe – ik citeer – dat Nederland een buitenbeentje zou zijn als ons land niet meer militair actief zal zijn in Afghanistan. Hij voegde er ook nog aan toe dat zomaar terugtrekken een onbegaanbare weg is. Wat bedoelde onze minister-president hiermee? Dit kan toch niet anders opgevat worden dan dat wij hoe dan ook opnieuw militaire activiteiten gaan ondernemen in Afghanistan? Bedoelt hij dat niet militair actief zijn geen optie is? Waarom is terugtrekken geen begaanbare weg?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Kant voor de geboden gelegenheid om met elkaar van gedachten te wisselen over dit onderwerp. Zij refereert terecht aan het feit dat president Obama de nieuwe strategie van de Verenigde Staten ten aanzien van Afghanistan heeft kenbaar gemaakt. Daarover is veel gezegd en geschreven. Voor morgen staat een algemeen overleg op de agenda, waarbij de ministers Verhagen, Van Middelkoop en Koenders aanwezig zullen zijn. Dit thema zal dan aan de orde komen.

De aankondiging van Obama heeft in Nederland opnieuw de aandacht gevestigd op onze eigen aanwezigheid in Afghanistan. Zoals de Kamer weet, dient het kabinet nog een besluit te nemen over de betrokkenheid van Nederland bij de oorlog in Afghanistan na het vertrek van de Task Force Uruzgan. Er is nog geen besluit genomen over de wijze waarop wij daarbij betrokken zullen blijven. Nederland zal echter betrokken blijven bij het wel en wee van Afghanistan, net als de rest van de internationale gemeenschap. Dat is niet iets nieuws. Wij zullen het Afghaanse volk niet de rug toekeren.

Afgelopen vrijdag hebben wij in de ministerraad over Afghanistan gesproken. Zoals bekend, waren de ministers Verhagen en Van Middelkoop daarbij niet aanwezig. Ik heb tijdens de ministerraad kort verslag gedaan van mijn contact met de Amerikaanse vicepresident Biden en wij hebben afgesproken dat de discussie over Afghanistan in de ministerraad zal plaatsvinden en niet via de media. Zowel de Kamer als het kabinet is van mening dat een snelle besluitvorming noodzakelijk is. Naast snelheid is echter zorgvuldigheid bij een dergelijk besluit van het grootste belang. Nadat het besluit is genomen, zal de regering nog uitgebreid over dit besluit met de Kamer komen te spreken.

Mevrouw Kant refereert aan twee opmerkingen die ik heb gemaakt. De ene opmerking gaat over het buitenbeentje, de andere over de onbegaanbare weg. Ik dacht dat mijn uitspraken volstrekt helder waren. Wanneer wij ons volledig zouden terugtrekken op het gebied van militaire activiteiten, zo heb ik het geformuleerd, dan zijn wij in NAVO-verband een buitenbeentje, omdat wij dan het enige land zouden zijn dat dit doet. Dat is gewoon een constatering.

Dan mijn opmerking over de onbegaanbare weg. Zoals ik net heb aangegeven, keren wij de Afghaanse bevolking niet onze rug toe. Dat hangt samen met meer aspecten. Dat heb ik tijdens het interview ook gezegd. Ontwikkelingssamenwerking is bijvoorbeeld een van die aspecten. Meer dan dat heb ik niet aangegeven. Voor het overige heb ik verwezen naar het besluit dat wij nog moeten nemen.

Mevrouw Kant (SP):

Ik vind dit toch echt te gemakkelijk. De minister-president duikt. Dat is volstrekt helder. Woorden hebben een betekenis. Als hij het woord "buitenbeentje" gebruikt, wanneer het gaat over Afghanistan en het al dan niet terugtrekken of al dan niet een nieuwe missie starten, dan heeft dat een betekenis. Dat zegt hij niet zomaar. Hij zegt: wij zijn een buitenbeentje als wij niet militair actief zijn. Met andere woorden, het is in zijn woorden uitgesloten dat Nederland niet langer militair actief is na het beëindigen van deze missie in Afghanistan. Het is voor hem dus uitgesloten dat dit niet zo zou zijn.

Dan zegt hij: ja, maar wij keren Afghanistan niet de rug toe, er is ook nog zoiets als ontwikkelingssamenwerking. Ja, vanzelfsprekend. Wij gaan hier ook debatteren over wat daarbij wel of niet mogelijk is. Maar de minister-president zegt: terugtrekken is geen begaanbare weg. Dan gaat het over het terugtrekken van militairen. Waarom zegt hij dan dat terugtrekken geen begaanbare weg is, in plaats van nu over ontwikkelingssamenwerking te spreken, want dat is een heel ander onderwerp? Woorden hebben een betekenis.

Mijn laatste vraag. In Buitenhof van afgelopen zondag heeft de NAVO-ambassadeur, de heer Daalder, gezegd dat hij wil dat wij nog een jaar langer in Uruzgan blijven. Ik wil vandaag van de minister-president horen of hij dat uitsluit.

Minister Balkenende:

Mevrouw Kant heeft natuurlijk gelijk dat woorden betekenis hebben. Als zij dat zegt, moet zij ook niet meer of andere woorden in mijn woorden leggen. Wanneer Nederland in dit stadium zou stoppen met enige militaire activiteit – daar kun je voor of tegen zijn – dan is het een feit dat wij in NAVO-verband een buitenbeentje zijn. Meer dan dat heb ik niet gezegd. Wanneer wij spraken over de betrokkenheid van Nederland bij Afghanistan, heb ik steeds aangegeven dat het ons om onze 3D-benadering gaat. Die omvat ontwikkelingsaspecten. Die omvat een bijdrage aan goed bestuur en die omvat veiligheid. De besluiten die wij moeten nemen, zullen wij weloverwogen nemen. Daarover hebben wij contact met onze internationale partners en ik loop daarop niet vooruit. Maar mevrouw Kant moet niet meer in mijn woorden leggen dan ik heb gelegd. Inderdaad, wij zijn een buitenbeentje als wij zouden zeggen: wij doen niets meer. Wij keren Afghanistan niet de rug toe. Leest u de letterlijke tekst van mijn interview erop na. Daarin heb ik gezegd dat dit te maken kan hebben met meerdere aspecten. Meer dan dat is afgelopen vrijdag niet aan de orde geweest.

Mevrouw Kant (SP):

Er is één vraag nog niet beantwoord. Ik heb namelijk een vraag gesteld naar aanleiding van de uitlating van de heer Daalder in Buitenhof van afgelopen zondag. Hij zei duidelijk dat hij wil dat de Nederlandse militairen nog een jaar langer in Uruzgan blijven.

De voorzitter:

Uw punt is gemaakt.

Mevrouw Kant (SP):

Ik vraag de minister-president of hij dat uitsluit.

Minister Balkenende:

Ik doe hierover helemaal geen uitspraak. Juist omdat dit zo'n gevoelig onderwerp is, hecht ik eraan dat wij eerst als kabinet daarover onze mening formuleren. Dan treden wij naar buiten. Ik heb afgelopen vrijdag juist aangegeven dat ik geen behoefte heb aan allerlei speculaties. Dat ga ik nu dus ook niet doen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik heb twee vragen. De eerste gaat over de heer Daalder. De heer Daalder zei heel duidelijk: alleen ontwikkelingssamenwerking kan niet. Ik wil graag de mening van de minister-president daarover weten. De tweede vraag gaat erover dat het kabinet spreekt uit één mond. Dat is een van de beginselen van ons staatsrecht. Waarom lukt het hem niet om dat te regisseren?

Minister Balkenende:

Eerst de opmerking: ontwikkelingssamenwerking alleen kan niet. Mevrouw Verdonk weet dat wij steeds hechten aan de 3D-benadering: veiligheid, ontwikkelingsactiviteiten en goed bestuur. Het is altijd een samenhang. Dan is de vraag hoe dit zal gaan in de toekomst. Daarover kan ik nu geen uitspraken doen. Dat is een kwestie voor ons kabinet. Maar als wij willen doorgaan met ontwikkelingsactiviteiten, zal evenzeer moeten worden voorzien in die twee andere componenten. Hoe dit vorm en inhoud zal krijgen, is een kwestie van nader beraad.

De tweede vraag van mevrouw Verdonk betreft uitlatingen door bewindslieden. Ik heb afgelopen vrijdag nog eens aangegeven dat alle opmerkingen die zijn gemaakt wel steeds binnen de marges zitten van hetgeen door het kabinet naar voren is gebracht. Voor het overige heb ik aangegeven dat het een gevoelig onderwerp is. Er wordt niet identiek over gedacht – dat geldt ook in de Kamer – maar wij zitten nog wel binnen de marges die wij met elkaar hebben vastgesteld.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik ben natuurlijk vreselijk benieuwd of de minister van Defensie, de heer Van Middelkoop, het ook spuugzat is dat de premier deze uitlating heeft gedaan, maar mijn eerste vraag gaat over het volgende. Dit lijkt op wat de minister van Buitenlandse Zaken een maand of twee geleden ook zei, namelijk dat wij het niet kunnen maken om ons terug te trekken. Is dat niet precies de verkeerde manier van onderhandelen, als je je in NAVO-verband zelf al in de hoek verft door te zeggen: wij kunnen het niet maken om minder te doen?

Mijn tweede vraag gaat over de PvdA en vicepremier Bos. Hij heeft meerdere malen – ik heb het er nog eens op nageslagen – letterlijk verklaard: in december 2010 is de laatste militair vertrokken. Namens de VVD-fractie heb ik altijd gezegd: kabinet, kom alstublieft zo snel mogelijk met een voorstel, in ieder geval voor 1 maart 2010, dan kunnen wij dat eindelijk serieus bekijken. Mijn vraag aan de premier luidt: is er bij de PvdA, bij de coalitiegenoot, überhaupt enige ruimte om te kijken naar een voorstel van dit kabinet en om dit in te brengen, waarin van een serieuze militaire aanwezigheid na 2010 in Afghanistan sprake is?

Minister Balkenende:

Voorzitter. De eerste vraag van de heer Nicolaï is hoe het zit met dat internationaal onderhandelen. Andere landen zijn zeer goed op de hoogte van het krachtenveld hier in Nederland. De uitspraak van de Kamer, die breed is aangenomen, is ook bij de bondgenoten bekend. Internationaal onderhandelen heeft niet alleen te maken met wat een kabinet vindt, maar evenzeer met het krachtenveld dat hier in het parlement naar voren is gekomen. Wij spreken met onze bondgenoten over wat wij verder hebben te doen, maar zoals gezegd, wij zitten middenin dat proces en ik loop daar verder niet op vooruit. De opstelling van de Partij van de Arbeid is ons zeer bekend en vertoont ook raakvlakken met datgene wat hier in de Kamer aan de orde is geweest. Voor het overige zal in de verdere gesprekken moeten blijken tot welk oordeel wij zullen komen. Ik heb aangegeven dat ik daarover niet wens te speculeren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. GroenLinks vindt dat de troepen terug moeten uit Uruzgan. Mijn vraag aan de minister-president is of hij de afspraak met de Kamer gestand doet of vindt dat definitieve terugtrekking van de Nederlandse militairen uit Uruzgan eind 2010 een onbegaanbare weg is. Daar wil ik graag een helder antwoord op. Minister Koenders heeft een heel andere opvatting naar buiten gebracht, namelijk dat ontwikkelingssamenwerking in Uruzgan en daarbuiten heel goed kan plaatsvinden zonder Nederlandse militaire ondersteuning. Is de minister-president dat met hem eens? Tot slot vraag ik de fractie van de Partij van de Arbeid hoe zij de uitspraken van de minister-president beoordeelt.

Minister Balkenende:

Voorzitter. De motie die in deze Kamer is aanvaard, is het kabinet zeer bekend. Ik heb ook steeds aangegeven in publieke uitlatingen dat wij deze motie, precies zoals gevraagd, zullen betrekken in onze besprekingen. Voor het overige loop ik uiteraard niet vooruit op datgene wat een kabinet heeft te beslissen. Natuurlijk kennen wij wel de gevoeligheden in deze Kamer. Meer dan dat kan en wil ik er nu niet over zeggen.

Minister Koenders heeft opmerkingen gemaakt over het verband tussen ontwikkelingsactiviteiten en militaire ondersteuning. Dat zou zonder Nederlandse militairen wellicht ook kunnen. Dat punt vormt nog onderdeel van beraadslaging in het kabinet. Ik kan daar nu geen uitspraak over doen. Het gaat mij in ieder geval hierom. Wanneer wij willen bijdragen aan de verdere ontwikkelingen in Afghanistan, zal dat altijd een combinatie moeten zijn van veiligheid, goed bestuur, de strijd tegen corruptie en ontwikkelingsmogelijkheden voor mensen. Wij zullen steeds dat evenwicht moeten zien te bewerkstelligen. Hoe dat gaat – of wij dat zelf zo doen of anderen – zal moeten blijken in de gesprekken. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen.

De voorzitter:

Wil mijnheer Van Dam reageren?

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Uiteraard. Ik heb de minister-president zojuist horen zeggen dat hij heel goed weet hoe de verhoudingen in de Kamer liggen en wat het standpunt van mijn fractie is. Ik geloof dat de motie in deze Kamer met overgrote meerderheid is aangenomen en ik ben blij dat het kabinet deze heel goed op het netvlies heeft. Dat zal ongetwijfeld leiden tot een verstandig besluit.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De minister-president heeft dit debat natuurlijk zelf uitgelokt met zijn uitspraak. Anderen mogen niet speculeren, maar wanneer hij zegt dat een militair vertrek of terugtrekking geen begaanbare weg is, doet hij precies wat hij anderen verwijt, namelijk speculeren over Nederlandse militaire betrokkenheid bij Afghanistan in de toekomst. Ik heb nog geen uitleg gehoord, ook niet op vragen van mijn fractievoorzitter, op de vraag wat de minister-president heeft bedoeld met de term "geen begaanbare weg". Bedoelt hij daarmee dat het militair-technisch niet kan? Bedoelt hij dat het uit bondgenootschappelijke overwegingen niet kan; we moeten internationaal gezien wel militair betrokken blijven bij Afghanistan? Of bedoelt hij daar iets anders mee? Hij heeft ook geen antwoord gegeven op de vraag of hij die Kamermotie gaat uitvoeren. De uitspraak daarin gaat over terugtrekking uit Uruzgan en geen nieuwe missie in Uruzgan. Volgens mij moet hij niet zeggen dat hij deze zal betrekken bij de besprekingen, maar dat hij deze gewoon gaat uitvoeren. Dezelfde vraag stel ik aan de fractie van de Partij van de Arbeid. Is een verlengd verblijf in Uruzgan of een vergelijkbare missie in een ander deel van Afghanistan voor de PvdA een begaanbare weg?

Minister Balkenende:

De tweede vraag van de heer Van Bommel, over het uitvoeren van de motie, is exact dezelfde als die mevrouw Halsema heeft gesteld. Ik heb niets toe te voegen aan het antwoord dat ik al heb gegeven.

De eerste vraag verbaast mij. De heer Van Bommel vraagt mij om de term "onbegaanbare weg" uit te leggen. In het verslag van het gesprek dat ik op de radio heb gehad, staat glashelder wat ik daarmee bedoel. Ik wil dat best allemaal voorlezen. In dat verslag zeg ik: Dat lijkt mij echt onbestaanbaar omdat alle NAVO-landen actief zijn in Afghanistan. Sommige landen doen ook nog meer. Ik vind dat je dat niet van Nederland kunt vragen, want dat is onze bijdrage van het afgelopen jaar. Je zomaar terugtrekken uit Afghanistan en het land de rug toekeren, vind ik een onbegaanbare weg. Nu wordt aan mij de vraag gesteld of ik denk aan een bijdrage in de vorm van een veldhospitaal of aan extra F-16's, of wordt het toch iets substantiëler? Ik antwoord dan dat wij het hebben over meerdere aspecten. Men zegt mij dat het vooral gaat om militaire betrokkenheid. Ik geef aan dat ik dat begrijp, maar wanneer wij het hebben over Afghanistan de rug toekeren, gaat het om verschillende zaken. Ontwikkelingsactiviteiten zullen gewoon moeten doorgaan. Met betrekking tot de militaire activiteiten hebben wij te maken met de verantwoordelijkheid van Nederland en de andere NAVO-landen en landen erbuiten voor Afghanistan, waar deze hulp nog steeds nodig is.

Ik heb aangegeven dat het met meerdere aspecten te maken heeft. Ik heb ook gesproken over ontwikkelingssamenwerking en ik wil er geen enkel misverstand over laten bestaan: de rug toekeren heeft te maken met die meerdere aspecten.

De heer Van Dam (PvdA):

Natuurlijk wil ik de heer Van Bommel antwoorden. Het antwoord op zijn vraag is nee. Dat wist hij ook al, want er ligt een heel duidelijke Kameruitspraak waarin precies wordt gezegd wat hij vroeg. Hij zou die vragen moeten stellen aan de fracties van het CDA en van D66, want dat waren de enige fracties die tegenstemden.

Naar boven