Vragen van het lid Van Hijum aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij diens afwezigheid gesteld aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over het bericht van een werkmaatje voor het bestrijden van de jeugdwerkloosheid.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. De groep die tot nu toe misschien wel het meest last heeft van de crisis, is die van de jongeren. De werkloosheid onder jongeren loopt de laatste maanden erg sterk op. We hebben op dit moment al 41.000 werkloze jongeren. Ongeveer 8% van de jongeren is werkloos. Dit is een grote zorg van de CDA-fractie en eigenlijk van de hele Kamer. Er zijn al verschillende debatten aan gewijd. De kern van de zorg is natuurlijk dat als die jongeren langdurig werkloos raken, hun afstand tot de arbeidsmarkt toeneemt en dat het later, als de arbeidsmarkt weer aantrekt, voor hen des te moeilijker wordt om weer aan de slag te komen en een plek op de arbeidsmarkt te bemachtigen.

Gelukkig zijn er ook in deze tijd mensen die met ons meedenken over creatieve oplossingen voor dat probleem. Een van die mensen is de studente Marie-Anne van Stam die, zo konden we afgelopen zaterdag in dagblad Trouw lezen, een prijsvraag van CNV Jongeren en het NCSI heeft gewonnen. Haar voorstel vat zij samen onder het motto "oude wijsheid, frisse werkkracht". Met het voorstel beoogt zij werkloze jongeren te koppelen aan werkmaatjes, begeleiders binnen bedrijven. De kern van het idee spreekt onze fractie bijzonder aan. Zorg ervoor dat schoolverlaters en afgestudeerden tijdelijk werkervaring kunnen opdoen binnen bedrijven en zichzelf kunnen ontwikkelen in plaats van werkloos thuis te komen zitten. Zorg ervoor dat bedrijven daarvoor bijvoorbeeld oudere werknemers beschikbaar stellen om de jongeren te begeleiden, in plaats van die ouderen – en dat gebeurt helaas in deze tijd voor een deel – aan de kant te zetten. Hierdoor blijft vakkennis behouden voor het bedrijf en kan de vakkennis overgedragen worden aan jongeren.

Het voorstel sluit ook aan bij een voorstel dat onze fractie eerder heeft gedaan, om in het kader van de deeltijd-WW te bekijken of daarin mogelijkheden bestaan om meester-gezelrelaties te faciliteren en werknemers aan te wijzen als praktijkbegeleiders. Wat is de reactie van de staatssecretaris op dit idee? Ziet zij kans om bij de aanpak van de jeugdwerkloosheid dit idee en de uitwerking daarvan een plek te geven? Misschien kan zij daarbij ook ingaan op de ruimte in de deeltijd-WW en de wijze waarop die tot dusverre voor dit doel wordt benut.

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Hartelijk dank voor deze vragen. Ik vind het plezierig dat deze jonge vrouw, Marie-Anne van Stam, deze prijs heeft gekregen, omdat haar idee heel goed is. Ik heb de prijs zelf mogen uitreiken en heb haar jongstleden vrijdag dus ook ontmoet. Zij vertelde dat het haar niet alleen gaat om het meester-gezelidee, maar ook om de wisselwerking. Zij wil zo graag dat niet alleen de vakkennis van oud naar jong wordt overgeheveld, maar dat ook de nieuwe kennis, bijvoorbeeld over ICT, van jong naar oud wordt overgeheveld. Dat is een mooie combinatie.

Als mij wordt gevraagd of het niet de moeite waard is om het idee verder uit te venten – zo vertaal ik de vraag van de heer Van Hijum – kan ik daar volmondig ja op zeggen. Gelukkig waren de leden van het sponsorteam ter bestrijding van jeugdwerkloosheid ook aanwezig bij de prijsuitreiking. Ik praat dan over de vakbeweging, de werkgevers, de jeugdzorg en het onderwijs. Zij vonden het idee ook heel erg de moeite waard. Zij zullen het zeker in hun oren knopen. Waar mogelijk zal ik het ook bij de VNG en bij onze sociale partners promoten. Zo kun je dit over en weer gebruiken. Dit kun je ook heel mooi doen in de context van de deeltijd-WW. Ik weet ook dat de CDA-fractie en andere woordvoerders in de Kamer daar een klemtoon op hebben gelegd. Dat gebeurt op dit moment ook al. Binnen een bedrijf kan iemand die voor korte tijd niet zo veel te doen heeft, natuurlijk wel een jongere collega verder opleiden. Dat gebeurt ook. Dat is heel plezierig. Maar ik vind het de moeite waard om te bekijken of we het nog wat verder zouden kunnen dragen. Dat was ook de portee van deze prijs. Daarmee heb ik de vraag van de heer Van Hijum volgens mij wel beantwoord.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor deze antwoorden. Ik ben er blij mee dat zij dit idee omarmt. Ik zou graag nog iets concreter van haar willen horen op welke manier zij denkt het idee verder in haar beleid een plek te kunnen geven. Is zij bijvoorbeeld ook bereid om de Kamer te informeren over belemmeringen die er op dit moment zijn om dit soort constructies toe te passen? Ik denk maar even aan de vraagstukken over het type contract en arbeidsrelatie dat je moet hanteren en over de manieren die er zijn om praktijkbegeleiders aan te stellen. Wil de staatssecretaris de Kamer daarover nader informeren? Tot slot dring ik er bij de staatssecretaris op aan dat zij bij deze aanpak ook de kwetsbare groepen niet vergeet. Ik doel dan met name op de Wajongers. Ook doel ik op de drop-outs, de voortijdig schoolverlaters. Ook die groep zal het in deze tijd bijzonder moeilijk vinden om aan de slag te komen.

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Om met dat laatste te beginnen: de kwetsbare groepen staan bij de bestrijding van de jeugdwerkloosheid centraal en voorop. Dat zijn de groepen jongeren die extra ruggensteun enorm nodig hebben en die werkmeesters aan hun zijde broodnodig hebben. Die opmerking van de heer Van Hijum is dus absoluut niet tegen dovemansoren gezegd. Wij zijn er met zijn allen zeer mee bezig. Bij deze manier van werken is het echter moeilijker om vanuit een kwetsbare jongere ook een oudere werkmeester op sleeptouw te nemen. Maar goed, dan heb je dus veel meer eenrichtingsverkeer en dat is helemaal niet erg. Het is hier dus wat ingewikkeld.

De heer Van Hijum vraagt mij ook om nadere informatie. Hij vraagt om in kaart te brengen wat precies de belemmeringen kunnen zijn om dit te implementeren. Ik ben daartoe graag bereid, met dien verstande dat dit soort zaken natuurlijk ook tussen de sociale partners een plek moet krijgen. Ik wil heel graag dat waar nu cao's worden afgesloten – dat gebeurt dezer weken – de sociale partners dit soort zaken goed meenemen. In maart hebben we namelijk goede afspraken gemaakt rond de jeugdwerkloosheid en daar hoort dit punt onlosmakelijk bij.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Dit is een hartstikke goed project. Het is ook goed dat de staatssecretaris het zo oppikt. Ik was toevallig zaterdag op een grote CNV-bijeenkomst over jeugdwerkloosheid in Drachten. Er waren daar een heleboel jongeren aanwezig. Dit punt kwam daar aan de orde, maar ook het probleem van de stageplekken. Dit is al eerder hier aangekaart. Op deze bijeenkomst werd de suggestie gedaan om te kijken in de voorwaarden voor de deeltijd-WW of de mensen die in deeltijd-WW komen een rol zouden kunnen spelen in het begeleiden van stagiairs. Het blijkt namelijk in Friesland dat bijvoorbeeld 50% van de bedrijven die benaderd zijn, niet willen meewerken aan het creëren van stageplekken, omdat ze opzien tegen de begeleiding van de stagiairs. Ik vraag de staatssecretaris om dit punt mee te nemen. Als jongeren al geen stageplek krijgen en hun opleiding daardoor niet kunnen afmaken, dan wordt het helemaal een probleem op de arbeidsmarkt. Dit lijkt me dus echt een belangrijk punt.

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Ik kan dit zeer beamen. Gelukkig is het zo dat er niet in alle sectoren problemen zijn met stageplekken, maar wel in een aantal. We hebben goed inzicht gekregen van het Colo in welke sectoren dit aan de orde is. Waar je vanuit deeltijd-WW mensen beschikbaar kunt stellen om die begeleiding ter hand te nemen, moet je dat zeker niet laten. Ik weet dat het in een aantal bedrijven ook al gebeurt. Ook dit zal ik blijven promoten bij de cao-onderhandelingen en bij mijn partners in het gehele traject.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Jeugdwerkloosheid is een ontzettend belangrijk onderwerp. We doen het gelukkig in Europees perspectief nog steeds ontzettend goed, maar toch maakt de PvdA-fractie zich grote zorgen. De staatssecretaris is de gehele vorige week het land rond geweest. Een paar weken geleden is er ook tijdens het vragenuur gesproken over de sociale partners en over de vraag of zij hun afspraken nakomen. Nu spreekt de staatssecretaris weer over de sociale partners. Tijdens dat vorige vragenuur constateerden we dat de sociale partners hun afspraken niet nakomen. Nu zoom ik in, want ik weet dat er heel veel vacatures in de zorg zijn. Daar is gewoon geld voor. Het enige wat ik hoor van de zorg is dat men jongeren wel een kans wil geven, maar dat men daar geld voor moet krijgen. Dat vind ik echt de wereld op zijn kop! Laten die bazen in de zorg nu eens gaan leveren. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat die bazen met haar om de tafel gaan zitten en dat zij zegt: nu is het mooi geweest, lever nu eens?

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. We zijn bezig om arrangementen af te sluiten met een aantal sectoren. Deze week is het bouwarrangement aan de orde. Het moet ook gaan gebeuren met de zorg. De zorg is veelkoppig; het is geen monster, maar heeft wel heel veel invalshoeken. Er zijn verschillende overlegcircuits omtrent de zorg. De heer Spekman heeft groot gelijk: ook ik merk dat de zorg, de goeden niet te na gesproken, niet zegt "kom maar op met die jonge mensen, wij zullen ze wel begeleiden". Men is niet echt inviterend, want men wil er graag een zak geld bij. Ik heb uitgestraald naar wederom de partners die aan de tafels zitten bij de cao-onderhandelingen, dat die zak geld niet aan de orde kan zijn, omdat er in de zorg nog voldoende vacatures zijn en voldoende plekken waar je stagiairs kunt begeleiden. De cao-onderhandelingen gaan nu spelen. Ik zal deze boodschap de komende tijd ook bij grote zorginstellingen nog eens van mijn kant beklemtonen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. De staatssecretaris is altijd erg goed in het uitspreken van goede intenties. Dat doet zij al een aantal maanden lang. Alleen wil ik het nu concreet maken. Er zijn meer dan 100.000 jongeren werkloos. In totaal zijn 1 miljoen mensen in Nederland op zoek naar een baan. De crisis duurt voort. Bedrijven zetten mensen massaal op straat. De staatssecretaris is het land rondgereisd en heeft gesproken met heel veel mensen. Hoeveel banen komen er nu voor jongeren? Ik kan mij namelijk nog herinneren dat de staatssecretaris in april een bezuiniging van ongeveer 150 mln. op jongeren heeft doorgevoerd. Zij zei dat dit een investering in jongeren was. Als die jongeren zouden aankloppen bij gemeenten, zouden zij een baan of een opleiding krijgen. Dat gebeurt dus niet. Jongeren e-mailen mij. Ze worden gewoon keihard weggestuurd, zonder baan, zonder opleiding en zonder inkomen. Hoeveel arbeidsplaatsen gaat de staatssecretaris regelen voor deze jongeren?

Staatssecretaris Klijnsma:

Mevrouw Karabulut zegt: goede intenties, prima, maar je moet het ook concreet maken. Dat doen we ook. Nederland doet het goed bij het bestrijden van de jeugdwerkloosheid. Dat zien we in Europees verband steeds terug. Terecht zegt mevrouw Karabulut dat ik vorige week door Nederland ben gereisd om de voorbeelden goed op het netvlies te krijgen. Ik kan haar melden dat er heel veel plekken worden gecreëerd voor jonge mensen. Dat zijn allerlei soorten plekken. Dat kunnen natuurlijk banen zijn, als die er zijn, of leerwerkplekken, stageplekken en vrijwilligersplekken. Als mevrouw Karabulut voor mij namen en rugnummers heeft van jongeren die geen plek krijgen bij hun gemeente, dan spreek ik die gemeente daar op aan, want op basis van de Wet WIJ moet een gemeente een jongere een aanbod doen. De jongere heeft daar recht op. Hoeveel plekken worden nu gerealiseerd? Ik heb toegezegd dat ik de Kamer volgend voorjaar, in april, precies wil overleggen wat de inzet van de extra middelen voor jeugdwerkloosheid tot dan toe heeft opgeleverd. We hebben daar een debat over gevoerd. Wij turven de inzet en in april willen we die informatie aan de Kamer overhandigen.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van het mondelinge vragenuur.

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Gesthuizen, Heerts, De Roos-Consemulder en Vermeij.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven