Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg over de Nota Dierenwelzijn en de Nationale Agenda Diergezondheid (28286, nr. 293).

De voorzitter:

Er is een spreektijd van twee minuten afgesproken. Ik neem aan dat u zich daarop hebt voorbereid. Zo niet, dan zal ik u daaraan helpen herinneren.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Wij hebben op 22 april een algemeen overleg gehouden waarin veel besproken is. Dat is inmiddels alweer een tijd geleden, maar er is blijven hangen dat wij erg geschrokken zijn van de door de minister tijdens het algemeen overleg genoemde aantallen dieren die deze winter in de Oostvaardersplassen zijn doodgeschoten om die dieren verder lijden te besparen. Wij hebben enkele jaren geleden nadrukkelijk over deze problematiek gedebatteerd. Dat heeft geresulteerd in een speciale commissie onder leiding van de heer Gabor. Die commissie heeft het beleid in de Oostvaardersplassen onder de loep genomen. Zij kwam tot de conclusie dat dit beleid nog maar even moest doorgaan, maar dat er wat sneller moest worden overgegaan tot het uit het lijden verlossen van dieren. Zij vond echter ook dat na enkele jaren een grondige herevaluatie gewenst is. Door zachte winters neemt de populatie enorm toe. Nu zijn er op 2000 hectare 4000 grote grazers. Na een weekje vorst slaat de honger genadeloos toe. Ik wijs op een bijdrage in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 april, waarin dierenarts Alberts stelt dat je kennelijk je koppel dieren kunt laten doodhongeren als je dat maar "natuur" noemt. De CDA-fractie verzoekt de minister om vanuit dierenwelzijnsoverwegingen over te gaan tot preventieve aantalregulatie in de Spoor A-gebieden en dient daartoe de volgende motie in.

De OrmelKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tussen 1 januari en 1 april 2009 ongeveer 25% van de grote grazers in het spoor A-gebied de Oostvaardersplassen door voedseltekort zodanig verzwakt was dat zij moesten worden doodgeschoten en dat dit jaarlijks voorkomt na korte vorstperiodes;

van mening dat het welzijn van grote grazers in begrensde natuurgebieden wordt bedreigd als het aantal dieren groter wordt dan het gebied onder natuurlijke omstandigheden aankan;

van mening dat ernstige aantasting van het dierenwelzijn ook in de spoor A-gebieden zo veel mogelijk voorkomen moet worden;

van mening dat natuurlijke processen kunnen worden nagebootst door de populaties van grote grazers niet groter te laten zijn dan de ecologische capaciteit van het betreffende natuurgebied;

constaterende dat overal in Nederland, behalve in de spoor A-gebieden, het aantal dieren in evenwicht wordt gehouden met de ecologische capaciteit;

verzoekt de regering, ernstige aantasting van dierenwelzijn in de lijst A-gebieden te voorkomen door preventieve aantalregulatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel, Van der Vlies en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 295(28286).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Wij hebben een uiterst onbevredigend notaoverleg gehad over dierenwelzijn. De minister kan niet worden afgerekend op de doelstellingen die zij heeft geformuleerd omdat er nog steeds geen prestatie- en effectindicatoren zijn. De minister laat dierenwelzijn nog steeds over aan de markt, hoewel die markt onverminderd doorgaat met het intensiveren en het vergroten van de schaal van de veehouderij. Daarnaast beschermt zij de gezelschapsdieren niet en laat zij het welzijn over aan de handel in gezelschapsdieren en aan de kopers. Over deze punten gaan mijn drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van de Animal Science Group blijkt dat ongeveer de helft van de particulier gehouden konijnen onjuist is gehuisvest, met ernstige gevolgen voor dierenwelzijn;

verzoekt de regering, een plan van aanpak te ontwikkelen met concrete doelstellingen voor de verbetering van het welzijn van particulier gehouden konijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 296(28286).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat megastallen grote negatieve effecten kunnen hebben op:

  • - de volksgezondheid;

  • - het welzijn van dieren;

  • - de diergezondheid;

  • - het landschap;

  • - het milieu;

verzoekt de regering, de komst van megastallen te verbieden zolang geen helderheid bestaat over de gevolgen hiervan voor de volksgezondheid, dierenwelzijn, diergezondheid, het landschap en het milieu,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 297(28286).

Ik zie enkele woordmeldingen. De woordvoerders krijgen de gelegenheid om één vraag te stellen.

De heer Ormel (CDA):

Voor een betere duiding van de motie wil ik graag weten wat u onder het begrip "megastal" verstaat.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Iedereen weet dat wij een einde willen hebben aan de bio-industrie. Dat zijn eigenlijk al megastallen. Nu gaat er eigenlijk een megabio-industrie komen. Wij denken daarbij aan varkensflats en kippenfabrieken. Daar moet nu een einde aan komen. Wij willen nu juist toe naar een regionale en kleinschalige veehouderij en niet nog verder oprukken met de intensieve veehouderij, zoals op dit moment in bijna 60 gevallen al in een project staat.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Ormel, ik heb gezegd dat iedereen één vraag mag stellen. Dit is een VAO.

De heer Waalkens (PvdA):

Het is voor mij nog Thiemeniet helemaal helder wat u onder een megastal verstaat, mevrouw Thieme. Kunt u aantallen noemen om duidelijk te maken wat u verstaat onder een megastal of onder een familiebedrijf? Kunt u de scheiding aangeven? U kunt wel zeggen "mega, mega, mega", maar wat verstaat u daaronder?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wij hebben het hier over plannen om honderdduizenden kippen te gaan houden op één bedrijf. Dat zijn echt onethisch hoge aantallen. Ook zijn er plannen voor tienduizenden varkens op één bedrijf. Ik hoop ook dat u, als voormalig dierenbeschermer van het jaar, nee zegt tegen deze vorm van bio-industrie.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Kunt u de gezondheidsonderzoeken beter duiden, mevrouw Thieme?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wij weten dat op dit moment door de GGD, maar ook door de huisartsen overal in Nederland de alarmbel is geluid. Er wordt gezegd dat de concentratie fijn stof zodanig hoog is dat wij kunnen rekenen op enorme gevolgen voor de volksgezondheid. Dat wilt u totaal niet onder ogen zien, want u bent voor megastallen. Dat neem ik u zeer kwalijk, mevrouw Snijder.

Ik dien mijn laatste motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Algemene Rekenkamer bij herhaling heeft aangegeven dat de Kamer geen controle kan uitoefenen op de uitvoering van het beleid van het ministerie van LNV, omdat zij geen concrete en afrekenbare doelstellingen of prestatie-indicatoren formuleert;

verzoekt de regering om in de eerstvolgende voortgangsrapportage Nota Dierenwelzijn concrete en afrekenbare doelstellingen met bijbehorende prestatie-indicatoren te formuleren voor de ambities ten aanzien van dierenwelzijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 298(28286).

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng. Kortheidshalve ga ik onmiddellijk in op de moties.

De eerste motie is ingediend door de heer Ormel. Daarin verzoekt hij de regering om ernstige aantasting van dierenwelzijn in de spoor A-gebieden te voorkomen door preventieve aantallenregulatie. Wij spreken niet voor het eerst over de situatie van dieren in een dergelijk gebied. De heer Ormel heeft in het algemeen overleg van 8 september 2005 zelf voorgesteld om een onafhankelijke commissie, bestaande uit internationale experts en personen met praktijkervaring, een bindend advies te laten uitbrengen over het beheer van de Oostvaardersplassen op langere termijn. Die motie is aangenomen en uitgevoerd. Sinds 2007 is het beheer van de Oostvaarders­plassen gebaseerd op the International Committee on the Management of the Oostvaardersplassen, ofwel het ICMO. Natuurlijke processen spelen bij dat beheer een belangrijke rol. Daarbij hoort ook diersterfte. Zo gaat dat nu eenmaal in de natuur. Na een strenge en langere winterperiode kan meer sprake zijn van sterfte. Het ICMO verwachtte een sterfte tot 30% en deze winter was er sprake van een sterfte van 23%. De kern van het advies was dat verzwakte dieren die geen kans meer hebben op herstel, worden afgeschoten. Dat gebeurt ook zorgvuldig volgens protocol. Op die wijze wordt zo veel mogelijk voorkomen dat dieren lijden en zodoende is het dierenwelzijn geborgd. Ik vind dat er sprake is van zorgvuldig beheer dat past binnen dit gebied. Wat mij betreft zijn er geen nieuwe feiten.

Voor 2011 is een uitgebreide evaluatie van het beheer voorzien. Het lijkt mij niet goed om daarop vooruit te lopen. Om die reden ontraad ik de Kamer, deze motie aan te nemen.

De tweede motie is ingediend door mevrouw Thieme en mevrouw Ouwehand. Daarin wordt de regering verzocht om een plan van aanpak op te stellen met concrete doelstellingen voor de verbetering van het welzijn van particulier gehouden konijnen. De houder is verantwoordelijk voor het welzijn van de dieren. In mijn brief aan de Kamer heb ik de doelstellingen beschreven: een betere huisvesting en streven naar minder solitair gehouden konijnen. Naar mijn idee heeft een plan van aanpak geen meerwaarde. Om die reden ontraad ik de Kamer, die motie aan te nemen. Deze manier helpt niet. Dat geldt wel voor het sturen op meer welzijn, ook bij konijnenhouders.

De motie op stuk nr. 3 is ook van de hand van mevrouw Thieme. Zij verzoekt de regering, de komst van megastallen te verbieden zolang er geen helderheid bestaat over de gevolgen ervan voor de volksgezondheid, het dierenwelzijn, de diergezondheid, het landschap en het milieu. Megastallen zijn bedrijven die aan hoge eisen moeten voldoen, aan hogere eisen op het gebied van dierenwelzijn en milieu. Als wij het hebben over het milieu, hebben wij het natuurlijk over emissie, de gevolgen voor de gezondheid van mens en dier, de effecten op de luchtkwaliteit enzovoort. Op dit moment is er sprake van onderzoek. Er is al onderzoek gedaan, maar er komt extra onderzoek door Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Er is op dit moment geen enkele aanleiding om de ontwikkeling van megastallen eenzijdig te verbieden, sterker nog: ik denk dat uit onderzoek blijkt dat kleinere, verouderde stalhouderijen door het minder toepassen van nieuwe technieken juist vervuilender en dus naar verhouding riskanter zouden kunnen zijn voor de gezondheid dan nieuw gebouwde megastallen waar nieuwe technieken zijn toegepast en waar hogere eisen worden gesteld aan dierenwelzijn. Dit is de reden waarom ik ook de aanneming van deze motie ontraad.

Via de motie op stuk nr. 4 wordt de regering verzocht om in de eerstvolgende voortgangsrapportage naar aanleiding van de Nota Dierenwelzijn concrete en afrekenbare doelstellingen en bijbehorende prestatie-indicatoren te formuleren voor de ambities ten aanzien van dierenwelzijn. Ik rapporteer over de voortgang van de acties in de nota. Dat heb ik nu voor het eerst gedaan. Vorige week heeft mevrouw Thieme hier tijdens het Verantwoordingsdebat nog naar gevraagd. Ik kom met een dierenwelzijnsmonitor, maar een dergelijke monitor moet worden ontwikkeld, omdat je niet kunt zeggen: er zij een monitor en wij meten maar wat. Om deze reden ontraad ik ook de aanneming van deze motie.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik vraag om prestatie- en effectindicatoren voor uw gehele dieren welzijnsbeleid. Met de monitor waar u op doelt, komt u aan het eind van dit jaar. Die gaat over de ontwikkeling van die duurzame stallen. De Algemene Rekenkamer heeft gezegd dat het ontbreekt aan effect- en prestatie-indicatoren en dat is een grote fout in het beleid. Die moet gerepareerd worden. Bovendien moeten die indicatoren er komen. Wanneer komt u daarmee?

Minister Verburg:

Voorzitter. De indicatoren waarop wij sturen staan in de Nota Dierenwelzijn en in het actieprogramma. De resultaten daarvan moeten wij monitoren. De monitoringsinstrumenten worden ontwikkeld. Ze zijn nieuw. Je kunt de monitoring van het welzijn van bijvoorbeeld pluimvee niet zo maar loslaten op het dierenwelzijn van rundvee, bij wijze van spreken. Daar zul je aparte indicatoren en aparte elementen voor moeten ontwikkelen. Wij zijn daar volop mee aan de slag. U mag mij daar elke dag naar vragen, omdat ik zeer gemotiveerd ben om dat te doen, maar deze motie met dit dictum brengt dat niet dichterbij. Resultaat brengt het evenmin dichterbij. Ik denk dat wij er goed aan doen om deze motie niet uit te voeren. Om deze reden ontraad ik de aanneming van deze motie.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. De minister had het naar aanleiding van de motie-Ormel c.s. over natuur. Ik wil duidelijk stellen dat de Oostvaardersplassen een tupperware badkuip zijn, waarin veel te veel dieren rondlopen. De minister noemt ze toch natuur. Als zij het over de Veluwe of over het Meinweggebied heeft, dan is het inderdaad natuur, de weinige natuur die wij in Nederland hebben. Ik maak mij er zorgen om dat onze minister van dierenwelzijn het over natuur heeft, terwijl het gewoon een tupperware badkuip met veel te veel dieren is. Ik wil graag een nieuwe visie van de minister op die motie, gezien vanuit die tupperware badkuip uiteraard.

Minister Verburg:

Eerlijk gezegd, heb ik dit eerder van de heer Graus gehoord. Hij heeft zijn opvattingen en ik respecteer die, maar in algemene zin worden de Oostvaardersplassen toch als natuurgebied in Nederland gezien waar wij ernaar streven om dieren in een zo natuurlijk mogelijke omgeving te houden. De motie van de heer Ormel is daarop gebaseerd evenals het eerder in de Kamer gevoerde debat en het advies van het International Committee on the Management of the Oostvaardersplassen (ICMO). De heer Graus mag het van mij noemen zoals hij wil. We proberen de dieren in een zo natuurlijk mogelijke omgeving te laten leven. Ik blijf derhalve bij mijn beoordeling, ook van de eerste motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aanstaande dinsdag zijn de stemmingen over de ingediende moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven