Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer het vereenvoudigen van de procedure voor verzuimmelding (31829).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik vraag de leden, mij te helpen bij het niet door elkaar laten lopen van dit debat met een ander debat, dat binnenkort blijkbaar wordt gehouden, over schooluitval en om het vandaag echt bij dit onderwerp te houden. Laten we er geen hutsekluts van maken. Dat helpt namelijk niet in het debat. Laten wij het dus hebben over wat op de agenda staat.

De heer Biskop (CDA):

Voorzitter. Ook ik wil best helpen om er geen "hutsekluts" van te maken.

De voorzitter:

Ik kende het woord zelf eigenlijk ook niet.

De heer Biskop (CDA):

Kijk eens, een neologisme in de Kamer. Voorwaar!

Ik wil het dan ook houden bij het schoolverzuim, bij het spijbelen, maar toch wijs ik er graag op dat er wel een verband ligt tussen de schooluitval en het spijbelen. Maar daar kom ik straks nog wel op.

Voorzitter. Hoe interessant, hoe vervelend, hoe negatief en hoe sociaal activerend is spijbelen? Jawel! Laatst werd ik gebeld voor een radioprogramma met de stelling "Spijbelen is goed voor je sociale ontwikkeling, want dan kun je zo leuk met andere leerlingen iets organiseren". Tja, welk signaal stuur je dan de samenleving in? Voor het CDA is het duidelijk: spijbelen is niet goed. Punt, uit.

Afgelopen dinsdag kwamen enkelen van mijn collega's terug van een buitenlands werkbezoek. Het viel op Schiphol op dat veel ouders met kinderen terugkwamen van vakantie. Dan vraag je je af of dat toevallig allemaal ouders zijn die gebruik hebben kunnen maken van de uitzonderingsbepaling of dat er toch nog flink wat luxeverzuim is. Wat te denken, zoals ik onlangs van een leerplichtambtenaar hoorde, van ouders die doodleuk de leerplichtambtenaar opbellen met de vraag wat een dag eerder van school voor een vakantie kost.

Schoolverzuim blijkt een hardnekkig probleem te zijn. Uit onderzoek weten wij dat spijbelen – en daar komt de hutsekluts – een voorbode is van schooluitval en vaak ook een signaal van andere problemen. Bekend is het voorval waarbij een meisje in handen van loverboys kwam en tijdens schooltijd ging spijbelen om voor deze boys te werken, van wie het schoolverzuim kennelijk niet opviel bij de school. Het melden van schoolverzuim en het opvolgen van deze meldingen is van het grootste belang om dit soort incidenten te voorkomen. Het voorkomen van schooluitval is om veel redenen van groot belang: voor de betrokkene zelf, voor de ouders en voor de samenleving. Soms vraag je je af of ouders wel voldoende zijn doordrongen van spijbelen als probleem. Enige bemoeizorg zou hier wel eens op zijn plaats kunnen zijn.

De wijziging van de wetten die wordt voorgesteld, om op deze wijze de registratie te verbeteren, is een goede zaak. Immers, problemen in de registratie mogen niet leiden tot meer leerlingen die uitvallen of tussen wal en schip raken. Wij grijpen daarmee in, vooraan in het proces. Door een centrale aanpak met een hoge mate van betrokkenheid van scholen en gemeenten is een snelle en efficiënte werkwijze mogelijk. Dat is een belangrijke voorwaarde voor het terugdringen van het schoolverzuim en daarmee ook van het voortijdig schoolverlaten.

Effectieve bestrijding van schoolverzuim is echter alleen mogelijk als het schoolverzuim wordt opgemerkt. Dat legt een zware druk op zowel de ouders als de school. Ouders zijn verplicht om hun kinderen naar school te laten gaan en scholen zijn verplicht om verzuim te melden. Dat laatste, zo is recentelijk nog gebleken, laat te wensen over. De door de CDA-fractie gestelde vragen zijn nog steeds niet beantwoord. Hoe zit het nu met de toename van het aantal spijbelaars? Wat wordt daaraan gedaan? Hoe zit het met de verschillen tussen gemeenten? Hebben gemeenten hun procedures wel op orde?

Vereenvoudigen van de meldprocedure is een start, maar de vraag is of dat voldoende is. Als er inzicht moet komen in de soorten verzuim, zoals het kabinet stelt, hoe relevant is het dan dat gemeld wordt na zestien lesuren in vier weken? Elk spijbeluur is er één te veel. Hoe kan er inzicht zijn in luxeverzuim als dat niet per definitie gemeld wordt? Of is het melden van kort incidenteel verzuim facultatief ? Is overwogen om deze termijn te verkorten? De CDA-fractie zou liever de meldtermijn verkort zien tot één week. Daartoe heb ik een amendement ingediend.

De inspectie krijgt de bevoegdheid om boetes op te leggen. Kan de staatssecretaris eens toelichten hoe er boetes opgelegd kunnen worden als scholen verzuim niet melden? Als er niet gemeld wordt, weet men het niet. Hoe kan de inspectie nagaan of er gespijbeld wordt als de school niet meldt? Gaat de inspectie dan alle absentielijsten checken? En als een school nooit spijbelaars meldt, is dat dan ook geen signaal om eens beter te gaan kijken naar meldgedrag? Kortom: wat gaat de staatssecretaris daaraan doen?

Voor niet-bekostigd onderwijs, maar ook voor leerlingen die in het buitenland naar school gaan – zoals in de grensstreek nogal veel gebeurt – is het niet mogelijk om een volledig beeld te krijgen. Er wordt onderzocht, zo schrijft het kabinet, of alle leerlingen in het niet-bekostigd onderwijs ook op BRON en het digitaal loket kunnen worden aangesloten. Wanneer kunnen wij de resultaten van dit onderzoek verwachten? Recent hebben wij als vaste commissie voor OCW een delegatie van de gemeenteraad van Baarle-Nassau ontvangen die zich zorgen maakt over de naleving van de leerplicht voor leerlingen die in België – in Baarle-Nassau is dat aan de overkant van de straat – naar school gaan. De leerplichtambtenaar heeft geen zicht op het verzuim. Kan dat niet anders worden geregeld?

Sommige groepen leerlingen worden beschouwd als voortijdig schoolverlater omdat de IB-Groep geen gegevens kan wijzigen naar aanleiding van opmerkingen van scholen of gemeenten. Is dat niet raar? Als een gemeente meldt dat een leerling bijvoorbeeld naar een niet-bekostigde school gaat, gaat het toch niet om voortijdig schoolverlaten? Verder wordt aangegeven dat het elektronisch kinddossier en het verzuimregister geen relatie hebben met elkaar. Dat komt een beetje vreemd over, want wij weten dat spijbelen een vroegtijdig signaal is voor problemen in de thuissituatie, psychische problemen et cetera. Is een koppeling met het verzuimregister of met de verwijsindex niet wenselijk? Met leerlingen die niet op school verschijnen, kan van alles aan de hand kan zijn. Denk ook eens aan kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst die nog wel eens naar het thuisland verdwijnen.

De CDA-fractie vindt de regionalisering van de aanpak van schoolverzuim een heel goede zaak. Onderwijsinstellingen hebben vaak een regionale functie en het samenvoegen van vaak kleine formaties leerplichtambtenaren kan regionaal leiden tot een gespecialiseerd bureau waardoor inzet effectiever kan plaatsvinden. Heeft de staatssecretaris zicht op het verloop van die regionalisering? Het blijft de verantwoordelijkheid van individuele gemeenten om de aanpak van schoolverzuim vorm te geven. Heeft de staatssecretaris zicht op de knelpunten?

Het vereenvoudigen van de meldprocedure voor schoolverzuim is een stap, een instrument in de aanpak van het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Het is zeker niet dé oplossing, maar een bijdrage aan een oplossing. Het vereenvoudigen van procedures, het afstemmen van de aanpak tussen school en gemeente, de regionalisering van de leerplichtfunctie en natuurlijk ook het beter informeren van ouders zijn allemaal noodzakelijke bijdragen aan het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Spijbelen is niet chic. Spijbelen is niet spannend. Het is niet leuk en niet sociaal wenselijk. Spijbelen is in te veel gevallen het begin van een voortijdig einde van een schoolloopbaan en daarvan weten wij dat het uiteindelijk kan leiden tot minder kansen op de arbeidsmarkt, minder kansen op volwaardig meedoen en minder kansen op het benutten van talenten die in ieder van ons zitten. Betrokkenheid van de school en de ouders is van uitermate groot belang. Binnen onze fractie zijn wij dan ook druk bezig om rondom het spijbelen een actieplan te ontwikkelen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

In deze nieuwe regeling kan ook de godsdienst of levensovertuiging gemeld worden. De Raad van State vindt dat de noodzaak daartoe onvoldoende is aangetoond. Speelt dat voor het CDA een rol of vindt u het prima dat die godsdienst ook wordt opgegeven?

De heer Biskop (CDA):

Wij vinden het prima dat die wordt opgegeven.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Voorzitter. Geen kind geen dag van school, dat is waar het allemaal om gaat en waarvoor wij hier bij elkaar zijn. Ik heb het wetsvoorstel zeer aandachtig bestudeerd en kom tot de conclusie dat ik er nog niet helemaal van overtuigd ben dat dit de juiste oplossing is en voor welk probleem. Sterker nog, dat ben ik eigenlijk helemaal niet, dus ik begin mijn termijn met een groot aantal vragen waarop ik nog wat duidelijke antwoorden wens.

De hamvraag is welk probleem wij hier aan het oplossen zijn. Zijn wij ook het eigenlijke probleem aan het oplossen? De staatssecretaris geeft in antwoord op vragen aan dat er geen perverse prikkels zijn voor scholen om spijbelen niet te melden. Is dit onderzocht? Zo nee, is het de bedoeling om dat alsnog te doen? Zijn er situaties te bedenken waarin het voor een school interessant kan zijn dat een leerling langer thuis wordt gehouden?

Een andere vraag is hoe 13 mln. extra in gemeenten wordt ingezet om het gebrek aan leerplichtambtenaren te bestrijden. Hoe wordt de bereidheid van ouders om kinderen op school te houden vergroot? Is de staatssecretaris bijvoorbeeld voornemens om te korten op de kinderbijslag? Scholen horen vaak te weinig wat er met een melding wordt gedaan. Dat kan een reden zijn om dan maar niet te melden. Dat wordt op deze manier wel erg gemakkelijk gemaakt.

Een ander onderwerp is de vereenvoudiging van de procedure. Dan hebben wij het over een extra schakel in de meldketen bij de IB-Groep, terwijl er ook in direct contact tussen school en gemeente of in regioverband kan worden gemeld. Waarom wordt dit centraal geregeld als het ook goed lokaal kan door maatwerk, bijvoorbeeld via regionale meldloketten die in sommige regio's al bestaan, zoals de staatssecretaris ongetwijfeld bekend is? ICT-complicaties vormen hierbij een risico. Leerlingen in niet-bekostigd onderwijs staan niet in het Bron. Bron werkt nog maar net in het wo. Dit is weer een extra taak voor de IB-Groep ten bedrage van jaarlijks 2 mln., terwijl deze het al zo zwaar heeft om de kwaliteit van de dienstverlening op peil te houden. Daar weten wij alles van in de Kamer. Dat is zonde als het ook anders kan. Dat constateerde ook de Raad van State. Volgens de staatssecretaris is er sprake van doelmatigheidswinst. Levert dit macro gezien ook een financieel voordeliger plaatje op? Zo ja, wat is dat dan?

In de nota naar aanleiding van het verslag geeft de staatssecretaris aan dat zij naast dit wetsvoorstel nog een aantal andere zaken wil aanpakken, als flankerend beleid. Erg belangrijk hierbij is de verantwoordelijkheid van de scholen om het spijbelen te melden. De heer Biskop refereerde al aan de situatie dat een meisje drie jaar lang slachtoffer was van een lover boy en onder schooltijd werd geëxploiteerd, terwijl de ouders niet eens wisten dat zij van school verzuimde. Dat is natuurlijk onbestaanbaar.

Als het aan de staatssecretaris ligt, kan de inspectie met ingang van het schooljaar 2010-2011 een bestuurlijke boete opleggen aan de school. Het is mogelijk om het schoolhoofd strafrechtelijk te vervolgen en een gevangenisstraf op te leggen van maximaal twee maanden. Dat is een stevige sanctie, zou ik zeggen. Mijn vraag is welke maatregelen zijn genomen in de situatie van dat meisje met die lover boy. Was deze sanctie daarbij aan de orde? Is deze ook opgelegd? Wordt daar iets mee gedaan?

Waarom denkt de staatssecretaris dat het effectiever is om de school een boete te geven? Je zou zeggen dat het hoofd van de school verantwoordelijk is, en misschien ook wel persoonlijk verantwoordelijk. Hoe hoog zal de boete dan worden? Heeft deze een afschrikwekkend genoeg effect? Waarom is het niet mogelijk om het niet melden gevolgen te laten hebben voor de bekostiging? Daar kan ik mij ook iets bij voorstellen.

De onderwijsinspectie zal in de toekomst verantwoordelijk worden voor toezicht op scholen inzake het naleven van de Leerplichtwet. Nu zijn dat de leerplichtambtenaar en de inspectie. Mijn vraag is of er voldoende capaciteit is bij de onderwijsinspectie om dit daadwerkelijk te kunnen doen. Zo ja, hoe dan? Bijvoorbeeld via meldingen van ouders?

In het voortraject zijn ook wat opmerkingen gemaakt over de veiligheid van het meldregister. In hoeverre is de veiligheid van dit register gewaarborgd?

Mevrouw Besselink (PvdA):

Ik vervang even mijn collega Staf Depla. Hoorde ik mevrouw Dezentjé nu zeggen dat zij het hoofd van een school hoofdelijk, privé aansprakelijk wil maken voor de boete voor de school als het schoolverzuim niet wordt aangepakt? Of heb ik dat verkeerd begrepen?

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Voor zover ik het begrijp, is het nu mogelijk om het schoolhoofd strafrechtelijk te vervolgen, met de sanctiemogelijkheid van een gevangenisstraf van maximaal twee maanden. Dat is vigerende wetgeving.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. De achttiende-eeuwse dichter Hieronymus van Alphen schetst een rooskleurig beeld van het onderwijs: "Mijn spelen is leren, mijn leren is spelen. En waarom zou mij dan het leren vervelen?" De praktijk blijkt aanzienlijk weerbarstiger te zijn. Leerlingen nemen bijvoorbeeld eerder vrij om van vakantie te kunnen genieten. Het woord "leerplicht" is daarom beter op zijn plaats dan het woord "leerrecht", hoezeer het laatste ook stimulerend is ingericht.

Consequente naleving van de Leerplichtwet is noodzakelijk om de status van deze wettelijke leerplicht te bewaken. Adequate registratie van schoolverzuim is daarbij onmisbaar. De voorgestelde vereenvoudiging van de verzuimmelding kan op steun van de SGP-fractie rekenen. Zowel voor scholen als voor gemeenten kan een bemiddelende functie van de IB-Groep werk besparen. Het werken met verschillende modellen voor verschillende gemeenten levert scholen onnodig werk op. Het is goed dat hier een praktische oplossing voor gezocht is. Wel zijn er vraagtekens te plaatsen bij het opnemen van aanvullende informatie over redenen voor verzuim. Het idee dat men door meer informatie beter geholpen kan worden, berust niet altijd op waarheid. In dit geval is een uitbreiding te rechtvaardigen, maar het informatiegeloof mag in algemene zin wel met iets meer kritiek te lijf gegaan worden.

In de nota naar aanleiding van het verslag heeft de staatssecretaris toegelicht dat bestaande systemen van scholen aan het loket van de IB-Groep kunnen worden gekoppeld. Kan zij bevestigen dat het systeem van de school zelf voor gebruikers niet verandert door deze koppeling? Zijn bovendien de middelen voor voortijdig schoolverlaten toereikend om deze koppeling te financieren? De SGP-fractie vindt het belangrijk dat scholen zoveel mogelijk de keuze hebben om gebruik te maken van hun bestaande systemen. Dat verkleint de rompslomp immers.

Voor succesvolle verzuimregistratie is ook de vlotte verwerking van meldingen door de gemeente van belang. Gemeenten krijgen bij elke verzuimmelding een afzonderlijk bericht van de IB-Groep. Helpt het de gebruiksvriendelijkheid wanneer gemeenten bijvoorbeeld aan het eind van de dag een verzamelbericht krijgen van alle gedane verzuimmeldingen in plaats van allerlei losse berichten? Laten wij dan maar hopen dat het er niet al te veel zijn per dag.

De actie die ten gevolge van schoolverzuim kan worden ondernomen vindt vaak plaats in het bredere kader van de jeugdgezondheidszorg. Leerplichtambtenaren participeren in zorgstructuren als het zorgadviesteam. Ook de verwijsindex lijkt hierbij te passen. Kan de staatssecretaris aangeven welke status een verzuimmelding kan hebben in de verwijsindex? Wanneer komt schoolverzuim in aanmerking voor vermelding in de verwijsindex?

De Kamer dient toe te zien op nakoming van de legaliteitsplicht door de regering. De SGP-fractie spreekt daarom uit dat zij eigenlijk niet helemaal tevreden is over het ontbreken van een wettelijke basis voor deze wijziging tot aan het begin van het volgende cursusjaar. Weliswaar heeft de regering keurig een verzuimmelding gestuurd, maar overwegingen van snelheid en urgentie zijn niet op voorhand afdoende om daadwerkelijk verzuim te kunnen rechtvaardigen. Het is frappant dat dit verzuim juist bij dit wetsvoorstel optreedt. Goed voorbeeld doet goed volgen. Een slecht voorbeeld doet hopelijk niet slecht volgen.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Schooluitval is een groot maatschappelijk probleem en het kabinet kiest terecht voor een forse inzet. Schoolverzuim kan een voorbode zijn van schooluitval en een signaal van achterliggende problemen; spijbelen moet dan ook zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en aangepakt. Het inrichten van een digitaal loket draagt bij aan het wegnemen van drempels voor het melden van verzuim. Dat is winst, maar alleen daarmee zijn wij er niet. Allereerst moeten betrokkenen bij de aanpak van verzuim doordrongen zijn van de urgentie van het melden. Het is goed dat drempels daarvoor worden weggenomen, maar ook intern dienen scholen hun zaken op orde te hebben. Hierover meldt de onderwijsinspectie in het onlangs verschenen Onderwijsverslag dat de registratie van verzuim en voortijdig schoolverlaten te wensen overlaat: scholen en instellingen melden verzuim niet, onvolledig of te laat. Goed beleid staat of valt echter met een goede registratie, stelt de inspectie terecht vast. Scholen en instellingen verschillen sterk in de manier waarop ze gegevens over verzuim bijhouden en ordenen. Driekwart van de scholen voor voortgezet onderwijs heeft een sluitend systeem; dat is op zich prima, maar het is nog maar 75%. Dit geldt voor slechts een kwart van de door de inspectie onderzochte onderdelen van bve-instellingen; hier is dus echt nog werk aan de winkel. Hoe gaat de staatssecretaris bevorderen dat scholen intern hun systeem op orde krijgen? Scholen moeten melden; het toezicht op scholen wordt eenduidig bij de Inspectie van het Onderwijs belegd. Hoe vindt dit toezicht plaats? Als een school verzuim niet meldt, hoe kan de inspectie daar dan de vinger achter krijgen?

Niet al het ongeoorloofde verzuim hoeft te worden gemeld: nu geldt de regel dat de school aan de gemeente meldt zodra dit verzuim plaatsvindt op drie achtereenvolgende schooldagen, of tijdens meer dan een achtste deel van het aantal les- dan wel praktijkuren. De regering heeft het voornemen om dit te vervangen door één wettelijke termijn, namelijk de ongeoorloofde afwezigheid van zestien uren in een periode van vier weken. Waarop is deze grens gebaseerd, valt er niet te veel verzuim buiten? Na melding moet ook actie worden ondernomen. Gemeenten vervullen daarin een sleutelrol, maar niet alle gemeenten hebben een gerichte aanpak van het verzuim. Daardoor ontstaat bij scholen en onderwijsinstellingen de indruk dat het melden van verzuim er niet toe doet. Dit negatieve beeld moet echt worden weggenomen. De gemeenten moeten structureel beleid voeren. Ook hiervoor is dus actie vereist.

Regionalisering van de leerplichtfunctie kan leiden tot verbetering. Daarnaast zijn er gemeenten die werken met een convenant met scholen om te voorzien in een effectief en samenhangend beleid om spijbelen tegen te gaan. Kan de staatssecretaris, in overleg met haar collega van Binnenlandse Zaken, bezien of de VNG een rol kan hebben in de stimulering van dit soort convenanten, door bijvoorbeeld een voorbeeldconvenant te maken?

Concluderend is de fractie van de ChristenUnie blij met de vereenvoudiging van de verzuimmeldingsprocedure en de invoering van één digitaal loket, als instrumenten in de strijd tegen het spijbelen. Alle bij de aanpak van het spijbelen betrokkenen moeten de nu beschikbare instrumenten wel effectief gaan gebruiken. Scholen moeten hun meldingsplicht serieus nemen en gemeenten moeten de leerplichtfunctie effectief inhoud geven, om echt een vuist te kunnen maken in de aanpak van het spijbelen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Deze wet is bedoeld om de procedure voor het melden van schoolverzuim en spijbelen eenvoudiger te maken. Gemeenten en scholen werken nu nog wel eens met verschillende systemen, en zeker als een school te maken heeft met meer gemeenten levert dat veel administratieve rompslomp op: een duidelijk illustratie is het feit, door de onderwijsinspectie gemeld, dat op driekwart van de mbo-scholen het lesverzuim slecht wordt geregistreerd. De belangrijkste reden daarvoor is het vele papierwerk. Dit was afgelopen maart. Het is goed dat de staatssecretaris deze bureaucratie wil aanpakken, maar de manier waarop zij dat doet, roept wel wat vragen op. Er komt een centraal opslagpunt, de informatie gaat over geloofsovertuiging, gezondheid en strafrechtelijke achtergrond en die informatie is ook beschikbaar voor het ministerie. Dat is nieuw.

De SP vraagt zich af of dit echt tot een verbetering zal leiden. De drie categorieën informatie die normaal niet mogen worden opgenomen door de overheid, betreffen volgens de staatssecretaris zaken die relevant zijn in het kader van de verzuimmelding. Daarbij gaat het om gegevens over godsdienst of levensovertuiging, gezondheid en strafrechtelijke persoonsgegevens. Bij de laatste twee categorieën kan ik me nog wel iets voorstellen, maar wat heeft godsdienst of levensovertuiging te maken met spijbelen of ander schoolverzuim? Is het niet beter om hierbij meer terughoudendheid te betrachten? De staatssecretaris geeft ook niet heel duidelijk aan waarom het nodig is. De kritiek van de Raad van State blijft daarmee staan. De noodzaak is onvoldoende aangetoond. Het is niet voor niets dat wij discreet met deze gegevens omgaan; er is een scheiding van kerk en staat. Kan de staatssecretaris garanderen dat deze informatie altijd anoniem bij het ministerie terechtkomt?

In hoeverre is het voor leerlingen mogelijk om deze dossiers in te zien? Worden zij op de hoogte gesteld als een dossier wordt aangemaakt? Een leerling kan foutieve informatie, indien van toepassing, wijzigen via de IB-Groep. Een leerling heeft natuurlijk vooral contact met de school. Is het niet eenvoudiger als een leerling in gesprek met de school een wijziging van verkeerde informatie kan doorgeven, zodat dit bij de IBG terechtkomt?

Het is verder alleen mogelijk om informatie te wijzigen over het wel of niet aanwezig zijn in de les. De staatssecretaris noemt dit de "feitelijke informatie". De informatie in de toelichting op de reden voor het verzuim zou nooit feitelijk zijn maar slechts een inschatting van de school. De school kan echter wel leerlingen door elkaar halen en zo verkeerde informatie aan een leerling koppelen. Hierbij kan het ook gaan om de mogelijke reden van het verzuim. Die informatie blijft dan lange tijd gekoppeld aan de leerling. Dat is dan toch ook feitelijk foute informatie?

Ik geef een voorbeeld. Bob en Kees spijbelen allebei. Bob spijbelt vanwege problemen thuis, Kees vanwege criminele activiteiten. Als Bob en Kees door elkaar worden gehaald, staat Bob dus onterecht te boek als crimineel. Deze informatie kan hij dan niet laten wijzigen. Dat is niet echt leuk. Ook de toelichtingen zouden dus door leerlingen gecorrigeerd moeten kunnen worden.

De gegevens worden centraal opgeslagen door de IB-Groep. Dat gebeurt nu al, zonder wettelijke basis. Van hoeveel leerlingen ligt er nu al informatie opgeslagen in Groningen? Centrale opslag helpt niet a priori bij het tegengaan van de bureaucratie, en ook niet tegen schooluitval. Centrale opslag brengt bovendien risico's met zich mee. De informatie valt immers te kraken; kijk naar de ov-chipkaart. In die zin zou de informatie beter regionaal of lokaal kunnen worden opgeslagen, zoals de Raad van State zegt. Dan zijn in ieder geval niet alle leerlingen de klos, mocht het allemaal op straat terechtkomen. Erkent de staatssecretaris dat? Ook de Raad van State pleit voor regionale verzuimmelding. Ook de mogelijkheid van datamining komt namelijk om de hoek kijken. Wanneer CFI of het ministerie wil weten hoe een bepaalde factor samenhangt met een andere, kan men die informatie opvragen bij de gemeenten. Op zich is daar niks mis mee, maar lukraak verbanden proberen te zoeken die vervolgens schijnverbanden blijken te zijn, is natuurlijk niet de bedoeling. Hoe gaat de staatssecretaris dat voorkomen?

Dan de kosten. De regering besteedt eenmalig 2 mln. à 3 mln. aan de ontwikkelingskosten en structureel is de komende jaren minder dan 1 mln. beschikbaar. Het verschuift een beetje tussen 4 ton en 9 ton. Hoe weet de staatssecretaris of dit voldoende is? Hoe kijkt de Informatie Beheer Groep hiertegen aan? Het gaat meer werk opleveren. Vergt dat dan niet ook meer menskracht? Kortom, kan de IBG dit wel aan? De rol van de IBG is weliswaar vooral procedureel, maar de Informatie Beheer Groep heeft wel een naam als het gaat om de uitvoering van taken, ook op het gebied van ICT. Het zou goed zijn om over een jaar een goede evaluatie te houden. Dat biedt de mogelijkheid om problemen alsnog aan te pakken.

Wat gebeurt er als er een storing optreedt? Wat voor mogelijkheden heeft de IB-Groep achter de hand als het systeem crasht? In de nota naar aanleiding van het verslag gaat het over "signalen dat scholen geen contact kunnen krijgen met de IB-Groep als de gegevens van de IB-Groep niet kloppen". Daar heb je het al. Kan de staatssecretaris garanderen dat dit soort problemen wordt opgelost? De gegevens moeten wel snel beschikbaar zijn, ook als er ICT-problemen zijn. Kunnen scholen alsnog lokaal een melding doen als er een storing is? Is er een alternatieve oplossing?

De staatssecretaris verwacht dat alle scholen komend schooljaar in september met het systeem kunnen werken. De invoering loopt al vanaf augustus 2008, terwijl er nog geen wettelijke basis is. Wat gebeurt er als dit wetsvoorstel niet of sterk gewijzigd wordt aangenomen? Waarom zou men al beginnen met invoering voordat de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen? Deze gang van zaken is niet ideaal. Ook de Raad van State meldt dat. Met dit wetsvoorstel gaat informatie uit het basisregister via de Informatie Beheer Groep direct naar de gemeente. Kan dit ertoe leiden dat illegale leerlingen minder snel bij een school worden aangemeld omdat ouders liever anoniem blijven? De staatssecretaris schrijft in de memorie van toelichting dat zij denkt dat dit niet het geval is. Waar baseert de staatssecretaris dit echter op?

In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat de PO-Raad en de VO-raad, of de werkgevers, eerst de gevolgen van dit systeem voor kleine en afwijkende scholen hadden willen onderzoeken. Waarom heeft de staatssecretaris dat niet gedaan?

In Trouw van 28 maart staat dat bepaalde scholen werken met een chip, die de leerlingen langs een scanner moeten halen voor en na de les. Er zijn nu plannen die nog verder gaan. Ik citeer uit Trouw: "Om elke vorm van fraude te voorkomen, ontwikkelt het Nederlandse bedrijf Pincash een systeem dat doet denken aan Big Brother. Met een USB-stick meldt een leerling zich aan op het draadloze netwerk van de school. Vanaf dat moment is hij zichtbaar op een scherm. Elke paar minuten wordt gecontroleerd waar hij zich bevindt in het schoolgebouw. De school binnengaan en dan geen lessen volgen is er dus niet bij. Pincash is in gesprek met vier roc's. In de zomer is de eerste test gepland. Of de methode in strijd is met de privacywet kan het College Bescherming Persoonsgegevens nog niet zeggen omdat het om een uitzonderlijke vorm van toezicht gaat."

Wat vindt de staatssecretaris hiervan? Gaat dit niet wat ver? Een leerling is toch geen gedetineerde? Daar lijkt het in dit geval wel op. Graag krijg ik hierop een reactie.

Eerdere sprekers hebben de kwestie van de loverboy, ofwel van de leerling die recentelijk in het nieuws was, al aangehaald. Bij de vragen daarover sluit ik mij helemaal aan.

De heer Biskop (CDA):

U stelt een heleboel vragen over de IB-Groep, maar u begon zich ook af te vragen of regionalisering niet beter was. Betekent dit dat u helemaal niets in dit wetsvoorstel ziet? Vervolgens stelt u immers allerlei vragen over de IB-Groep. Wat vindt u precies van deze oplossing?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik stel mijn vragen in de eerste termijn van het debat, zoals het hoort. Ik ga nu luisteren naar het antwoord van de staatssecretaris. De staatssecretaris geeft in de verslagen immers vrij feitelijk antwoord op vragen over de kosten, maar ik weet niet hoe de Informatie Beheer Groep hier zelf op reageert. Ik weet wel dat deze instantie soms overbelast is en dat zij ook met het hoger onderwijs nog al eens uitvoeringsproblemen heeft. Misschien zegt men bij de IB-Groep wel dat men die taak er helemaal niet bij kan krijgen en dat de bekostiging beslist niet voldoende is. Dan moet de Kamer dat toch weten? In dat geval moeten wij kijken hoe wij dat beter kunnen aanpakken.

De heer Biskop (CDA):

U hebt het over "Big Brother"-achtige toestanden, maar mijn docent hield vroeger op papier een absentielijst bij. Overigens doen veel docenten dat ook nu nog. Vindt u dat een betere manier van doen dan dat het elektronisch wordt bijgehouden?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nee, dat vind ik niet per definitie. Ik heb de staatssecretaris en de Kamer echter een casus voorgehouden van een zeker bedrijf "Pincash", die doet denken aan Big Brother. Met een USB-stick wordt elke paar minuten gecontroleerd waar de leerling zich bevindt. Dat is heel wat anders dan een docent die eenmalig opschrijft dat de leerling aanwezig is. Ik hoor graag wat de staatssecretaris van dit tamelijk omvattende systeem vindt.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Voor de Partij van de Arbeid is de aanpak van schooluitval een topprioriteit. Wij willen het beste uit kinderen halen. Zij moeten de kans krijgen om hun talenten te ontwikkelen en om ongeacht hun komaf een volwaardige plek in onze samenleving te krijgen. Een diploma is daarbij onmisbaar. Je kansen op een baan zijn daarmee een stuk groter en de kans dat je op het criminele pad terechtkomt, is een stuk kleiner. Goed onderwijs, waarin kinderen worden uitgedaagd, in een vertrouwde omgeving waar mensen elkaar kennen en gekend worden, en waar bevlogen docenten lesgeven, is de beste manier om schooluitval tegen te gaan. Dat bleek ook weer uit gesprekken die ik gisteren voerde met een aantal mbo-studenten in Amsterdam.

Bij goed onderwijs hoort echter ook de aanpak van spijbelen en schoolverzuim. Spijbelen en schoolverzuim zijn vaak voorboden van schooluitval. De PvdA-fractie vindt het terecht dat scholen erop worden aangesproken als zij onvoldoende doen aan het bestrijden van schoolverzuim. Het terugdringen van schooluitval begint met aandacht voor de kinderen. Als een kind wordt gemist, moet de school erachteraan. Iedere dag dat een kind van school wegblijft wordt het moeilijker om hem of haar weer terug te krijgen in de klas. Het is de taak van de leerplicht, scholen te beboeten die te weinig doen aan het tegengaan van spijbelen en schoolverzuim. Van leerplichtambtenaren krijgen wij het signaal dat het lokale bestuur scholen eigenlijk nooit beboet. Zij willen daarom de onderwijsinspectie kunnen inschakelen om boetes te geven als dit nodig mocht zijn. In de wetswijziging krijgt de onderwijsinspectie de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de scholen, om het naleven van de leerplicht te controleren.

De PvdA-fractie verwacht dat de onderwijsinspectie deze verantwoordelijkheid ook echt serieus neemt en gebruik zal maken van de bevoegdheid om namens de minister een boete op te leggen aan scholen die de leerplicht niet naleven.

Ik zei zojuist al dat spijbelen en schoolverzuim vaak een teken vormen dat er problemen zijn: met de leerling, met de ouders die onmachtig zijn of omdat er problemen op school zijn, bijvoorbeeld omdat het onderwijs gewoon beroerd is, wat ik gisteren op een school zag. Dan moet je er snel bij zijn; dat is een teken van betrokkenheid. Naast het melden van schoolverzuim is het optreden naar aanleiding van schoolverzuim belangrijk. Wij kunnen wel een mooi loket inrichten, maar het is pas echt hardvochtig als je op zo'n belangrijk moment van het leven van een jongere of een kind de andere kant op kijkt en niet optreedt. Bij schoolverzuim moet je er dus achteraan, aanbellen en de ouders en scholieren aanspreken. Als dat niet helpt, moet het verzuim worden gemeld.

Ik kom op het wetsvoorstel. Relatief veel schoolverzuim blijkt niet te worden gemeld. In het themaonderzoek van de inspectie uit 2007 zijn de oorzaken hiervan onderzocht. Een belangrijke oorzaak die naar voren kwam, is dat er in allerlei wetten verschillende meldtermijnen zijn, wat heel onhandig is. In het wetsvoorstel is ervoor gekozen om dit te vereenvoudigen en te uniformeren, maar het is net niet helemaal afgemaakt. Wij zien dat er binnen het mbo nog steeds een verschil is tussen de meldingstermijn voor jongeren onder de 17 en daarboven. Wat ons betreft, zou er gewoon één meldtermijn moeten zijn, namelijk 16 uur in vier weken. Ook vanuit mbo-scholen ontvingen wij signalen dat dit gewenst zou zijn. Daarom het ik samen met mijn collega Biskop een amendement ingediend, om het in één klap te regelen en het onderscheid weg te nemen. Wij dachten dat wij de zaak nu geregeld hadden, maar er zijn zo veel wetten die hierop betrekking hebben, dat wij nog voor de stemmingen uitsluitsel zullen geven over de vraag of het amendement er nog iets anders uit moet zien, zodat wij werkelijk alle verschillende definities onder één definitie kunnen vangen.

Gisteren was ik op bezoek bij de leerplicht in Amsterdam. Op alle vo- en mbo-scholen zijn er leerplichtteams. Die zitten dus niet op het gemeentehuis, maar op de scholen zelf. Zij willen graag meedoen aan het ene loket. Ik was bij de Amarantisgroep. Die heeft verschillende scholen. Vanuit die verschillende scholen wordt er gemeld aan het loket. Men is nu bang dat men een verzamelreactie terugkrijgt, alsof alle meldingen op één school betrekking hebben, alsof de Amarantisgroep met al die verschillende scholen één school is. Men moet dan gaan uitzoeken waar Jantje, Truus of Ahmed precies zitten. Kan de staatssecretaris ons garanderen dat men meldingen die men per school of vestiging indient ook per vestiging terugkrijgt? Anders zijn wij iets heel bureaucratisch aan het opzetten, waardoor het alleen maar lastiger wordt in plaats van eenvoudiger.

De wet regelt dat een school zeker het verzuim moet melden als een leerling in vier weken meer dan 16 uur wegblijft. Dit wil niet zeggen dat schoolverzuim van één dag in de vier weken wel geoorloofd zou zijn, zoals een dag eerder op vakantie gaan; het zogenaamde luxeverzuim. Kan de staatssecretaris het mogelijke misverstand wegnemen dat schoolverzuim van één dag voortaan geoorloofd zou zijn? Ik neem aan dat scholen elk verzuim mogen blijven melden, maar dat de wettelijke meldplicht pas bij meer dan 16 uur in de vier weken geldt.

Ik krijg ook signalen van leerplichtambtenaren die het gewenst zouden vinden dat ook veelvuldig te laat komen wordt gemeld. Ik ben er zelf nog niet uit, want ik denk dat wij op een gegeven moment stap voor stap moeten zetten. Wat is de opvatting van de staatssecretaris hierover? Als een school verzuim meldt aan de IB-Groep, via het verzuimloket, wordt dezelfde dag nog de leerplichtambtenaar geïnformeerd. Dat is een goede zaak, want dan kan de leerplichtambtenaar nog dezelfde dag in actie komen. Tegen die achtergrond vindt de PvdA-fractie het eigenlijk onbegrijpelijk dat absoluut verzuim, dat wil zeggen dat de jongere niet even wegblijft, maar min of meer wordt uitgeschreven en de school verlaat, maar een keer in de vier weken wordt gemeld aan de RMC-ambtenaar. De PvdA-fractie vindt dat hieraan een einde moet komen. Als wij in één dag het verzuim kunnen melden, zou het ook goed zijn om ook binnen één dag te melden dat iemand van school vertrekt. Dan kunnen wij meteen aan de gang, want elke dag dat een kind langer van school blijft, is het moeilijker om het terug te krijgen. Graag krijg ik daarover een toezegging, en anders overweeg ik, daarover een motie in te dienen.

Een tweede reden waarom te veel schoolverzuim niet wordt gemeld is dat de scholen het idee hebben dat er te weinig met hun melding wordt gedaan. Het inrichten van een digitaal loket is mooi, maar de leerplichtambtenaren moeten naar aanleiding van een melding wel in actie komen, en nog steeds hebben niet alle gemeenten dit op orde. Een positief voorbeeld is wat ik gisteren in Amsterdam aantrof, de Amsterdamse aanpak Aanval op de uitval. Een onderdeel van deze aanpak is dat er 100% actie komt. Op elke melding gaat men in de benen en men heeft ook mensen op de scholen zelf rondlopen. De PvdA wil dat meer gemeenten gericht schoolverzuim gaan aanpakken. Is de staatssecretaris bereid, gemeenten met een relatief hoog verzuim hierop aan te spreken en gerichte aanpak van deze gemeenten te vragen? Is zij ook bereid, de gemeenten waar zogenaamd geen schoolverzuim voorkomt ook tot actie aan te zetten? Want als je niet kijkt, zie je niets. Dit hebben wij wel vaker gewisseld. De staatssecretaris is elke keer bezig om die gemeenten aan te spreken. Wat is de voortgang die zij ons kan melden?

Uit het Onderwijsverslag 2007/2008 van de onderwijsinspectie blijkt dat scholen te weinig doen om de uitval te voorkomen. In het voortgezet onderwijs spijbelt een op de vijf leerlingen. De inspectie constateert dat een kwart van de vo-scholen en driekwart van de mbo-scholen eigenlijk geen sluitend systeem heeft voor het registreren en melden van verzuim. De PvdA vindt dit niet zulke geweldige cijfers. Wij zijn er eigenlijk wel geschokt door, omdat het bestrijden van schoolverzuim zo'n belangrijk middel is in het bestrijden van schooluitval. Met ingang van 1 augustus van het afgelopen jaar is gestart met de uniforme meldprocedure via het digitaal loket voor vo en mbo. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel scholen er op dit moment zijn aangesloten via de nieuwe werkwijze en op welke termijn alle scholen zullen zijn aangesloten?

Met name het mbo scoorde dus slecht volgens het onderzoek van de inspectie, dat aangeeft dat veel scholen niet het verzuim melden. Tegen die achtergrond is het vreemd dat er wel voor vo-scholen sancties zijn als zij er niet aan voldoen, terwijl voor het mbo die sancties niet geregeld zijn. Een directeur van een vo-school kan worden beboet wanneer hij de andere kant op kijkt, maar een mbo-instelling kan zeggen er niets aan te doen. Is de staatssecretaris bereid om dit op termijn, bij de volgende wetswijziging, te harmoniseren, zodat ook de schoolleiding van het mbo die er met de pet naar gooit kan worden gestraft en een sanctie kan krijgen van de inspectie?

Voor de PvdA is een sluitend systeem voor het vo en het mbo een hoge prioriteit. Binnen het primair onderwijs is het probleem van relatief schoolverzuim kleiner. Daarom vindt de PvdA dat eerst moet worden ingezet op het vo en het mbo. Voor het primair onderwijs kan de meldplicht via de IB-Groep later worden verplicht. Kan de staatssecretaris aangeven wat de meerwaarde is van zo'n digitaal loket in het primair onderwijs en of de extra inspanningen die nodig zijn voor het opzetten van het systeem opwegen tegen de vermindering van de schooluitval?

De PvdA maakt zich ernstig zorgen over het aantal thuiszitters. Kinderen en jongeren hebben recht op onderwijs. De kans op schooluitval neemt enorm toe als jongeren tijdelijk geen onderwijs ontvangen. Uit onderzoek van Ingrado, de vereniging van leerplichtambtenaren, uit 2008 blijkt dat jaarlijks tussen de 2000 en 3000 leerlingen thuis zitten. Van deze jongeren komt 90% uit het voortgezet onderwijs. Deze jongeren zitten gemiddeld vier maanden thuis. Ingrado stelt in haar onderzoek dat op elk gegeven moment 800 jongeren niet naar school gaan. Welke rol speelt de leerplichtambtenaar om deze ouders te ondersteunen bij het vinden van een passende school? Wij horen schrijnende verhalen over de zoektochten van ouders naar een school voor hun kind. Tijdens de behandeling van de Wajong heeft mijn collega Spekman hierover een motie ingediend, die breed is ondersteund. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie?

Een deel van de schooluitval wordt veroorzaakt doordat kinderen met problemen naar school komen. Het zijn geen onderwijsproblemen, maar zijn wel vaak de oorzaak dat jongeren niet aan leren toe komen. Dat kunnen leraren niet oplossen. Daarom: meer handen op school. Tegen die achtergrond hebben wij op ons initiatief bij de algemene politieke beschouwingen 15 mln. structureel vrijgemaakt voor schoolmaatschappelijk werk op het mbo. Hebben de scholen al toezeggingen, zodat zij die mensen ook daadwerkelijk dit jaar kunnen aanstellen?

Bij het AO over veiligheid op school heb ik er een vraag over gesteld dat het in sommige gevallen, als er geweld wordt gebruikt op school, voor de hand ligt dat het kind dat geweld gebruikt heeft van school kan worden gestuurd. Anders loop je het risico dat het slachtoffer van geweld moet vertrekken. Dat is natuurlijk het laatste wat je wilt. Het kan wel eens voorkomen dat ouders dan weigeren om mee te helpen bij het zoeken van een nieuwe school voor het kind. Elk kind heeft recht op een tweede kans. Wat ons betreft, zou dan de handtekening van de ouder niet meer kunnen blokkeren dat het kind op een andere school wordt geplaatst. Natuurlijk moet er wel een second opinion blijven van de leerplicht of een ander, zodat niet de school zomaar een kind kan wegsturen. Is de staatssecretaris bereid om te bekijken hoe de wetgeving moet worden aangepast zodat wij kunnen voorkomen dat de slachtoffers van geweld van school moeten in plaats van de daders?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik wil nog even terugkomen op het punt van de godsdienst. Dat kan als reden voor verzuim worden opgegeven. De Raad van State vindt dat niet goed. Hoe ziet de heer Depla dat?

De heer Depla (PvdA):

Ik ben wat later aangeschoven. Ik verzoek de heer Van Dijk toe te lichten wat hij bedoelt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

In deze wet wordt het mogelijk gemaakt dat de godsdienst van de leerling die verzuimt als de reden van het verzuim wordt opgegeven, waarna deze vervolgens wordt geregistreerd en bij de IBG terecht komt. Acht de heer Depla dat toelaatbaar, of vraagt hij zich af waarvoor dat eigenlijk nodig is?

De heer Depla (PvdA):

Ik zie niet meteen in waarvoor het nodig is. Ik kan mij wel voorstellen dat de school kan zeggen dat iemand mag thuisblijven op een dag die voor sommige godsdiensten een heel belangrijke geloofsdag is maar waarop de school geen vrij geeft. Maar ik weet niet of het registreren van het geloof een bijdrage levert aan het oplossen van het probleem. Ik begrijp dat de heer Van Dijk deze vraag aan de staatssecretaris heeft gesteld. Ik ben heel benieuwd naar haar antwoord.

De voorzitter:

Op verzoek van de staatssecretaris schors ik de vergadering tot 21.35 uur. Dan zullen wij naar haar antwoorden gaan luisteren.

De vergadering wordt van 21.22 uur tot 21.35 uur geschorst.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik wil beginnen met een uiterst korte terugblik op het ontstaan van de voorliggende wetswijziging. Het voorstel is ontstaan doordat bijvoorbeeld bve-instellingen bij erg veel verschillende gemeenten meldingen moeten doen. Bve-instellingen hebben soms wel met 35 of 40 gemeenten te maken. Hetzelfde geldt voor instellingen voor voortgezet onderwijs. Op allerlei manieren willen wij het scholen en gemeenten zo gemakkelijk mogelijk maken om verzuim actief aan te pakken.

Terecht hebben enkele woordvoerders gesteld dat dit zeker niet het enige is. Het was misschien mooi geweest als wij tijdens dit debat niet alleen deze wetswijziging hadden kunnen bespreken, maar ook mijn brief aan de orde hadden kunnen stellen die wij op 24 juni zullen bespreken. In die brief zijn immers alle aspecten van het verzuimbeleid op een rij gezet en staan alle wijzigingen genoemd die ik de Kamer voorstel en die ik in de komende tijd wil uitwerken. De woordvoerders zijn op een aantal punten ingegaan die in deze brief aan de orde komen. Ik zal proberen daarop kort te reageren. Vandaag gaat het echter eigenlijk om slechts een beperkte kwestie, namelijk een uitbreiding van de gegevensverstrekking uit het basisregister aan gemeenten door de IB-Groep. Tegelijk stellen wij voor om de verplichting te laten vervallen om verzuim aan de gemeenten te melden. Scholen moeten verzuim voortaan aan de IB-Groep melden. Dat is alles wat vandaag aan de orde is. Eigenlijk spreken wij vandaag dus over een heel simpele wetswijziging.

Alle andere vragen die zijn gesteld, gaan eigenlijk over de kwesties die ik in mijn brief heb beschreven en waarover wij op 24 juni zullen spreken. Ik weet echter dat de Kamer zaken graag integraal beziet. Op dit moment kan ik echter met een aantal zaken dat is aangeroerd niets doen. Ik kom daarop heel graag terug tijdens het algemeen overleg van 24 juni. Dan zal bijvoorbeeld de Dag van de Leerplicht aan de orde komen, die ik zal blijven faciliteren. Verder komt op 24 juni de Actieweek vsv aan de orde, die wij actief vormgeven. Ik noem verder Ingrado, de brancheorganisatie die jaarlijks een subsidie voor communicatie ontvangt. Ik noem de verplichting van scholen en instellingen om het verzuimbeleid in de schoolgids en de onderwijsovereenkomst op te nemen. Ik noem Integraal Toezicht Jeugdzaken, dat zich met het toezicht zal gaan bemoeien. Ik noem de instelling van één meldtermijn voor schoolverzuim. Het laatste werd zojuist al even genoemd, maar een en ander staat allemaal in mijn brief. Ik noem verder het eenduidige toezicht op de scholen door de onderwijsinspectie. De kwartiermaker voor de regionalisering voor Ingrado blijf ik nog een tijdje financieren, omdat ik weet hoeveel waarde ook de Kamer aan de regionalisering hecht. De bemoeienis met het strafrecht verdwijnt. Dat is immers een heel vreemde figuur. Ook het Openbaar Ministerie heeft mij gemeld die opvatting te hebben. In het onderwijs vervolgen wij mensen verder immers nooit strafrechtelijk, maar spreken wij altijd het bestuur van de school aan door middel van sancties. Als de Kamer op 24 juni tijdens het algemeen overleg mij de opdracht geeft de voorstellen verder uit te werken, kom ik met voorstellen voor wetswijzigingen die in die richting gaan. Ik noem verder de structurele financiering van 13 mln. naar aanleiding van de kwalificatieplicht, die wij uiteraard netjes voortzetten. Ten slotte noem ik het voornemen om te komen tot één rapportage voor leerplicht en RMC. Deze zaken komen allemaal terug in de brief die wij 24 juni zullen bespreken.

Vandaag ligt alleen de wetswijziging voor waarin wordt geregeld dat vanaf heden vo- en bve-scholen niet meer zullen melden bij gemeenten, maar bij het loket van de IB-Groep. Een mooie kant van onze techniek is dat dit loket de informatie gelijk en binnen een seconde aan de gemeente kan doorgeven. De IB-Groep zal echter aan deze gegevens alle informatie koppelen die bij de IB-Groep voorhanden is en die een gemeente nodig heeft. Eigenlijk is dit dus een heel simpele en praktische aanpak.

Scholen die hiermee aan de slag zijn geweest, steunen deze aanpak. De steun komt van zowel de scholen die al regionaal samenwerkten, als van scholen die dit nog niet deden. Alle partijen melden dat een en ander de zaken vereenvoudigt. Bovendien is het niet nodig dat scholen hun systeem aanpassen. Zij kúnnen dat overigens wel doen, als zij de meldingen in één keer willen doen aan de gemeente en willen verwerken in het eigen systeem. Er is echter ook een portal waar elke school met een autorisatie op kan. Als men daarop meldt, zal die melding ook keurig bij de juiste gemeente terechtkomen. Iedere school kan dit dus gebruiken. Wij zien overigens al dat zeer veel systeembeheerders die koppeling naar het IBG-systeem aanleveren. De school kan hier dus voor kiezen. Het hoeft echter niet; je kunt gewoon met een computer en een internetaansluiting via de portal de zaak aanleveren.

De Kamerleden hebben behoorlijk wat vragen gesteld. Ik zal proberen daar zo goed mogelijk doorheen te gaan, daarmee wel in ogenschouw nemend dat een aantal punten eigenlijk echt op 24 juni moet worden besproken. In dat opzicht probeer ik globaal te blijven en mijn reactie echt toe te spitsen op wat vandaag voorligt.

Voorzitter. Ik wil een aantal thema's nalopen: het toezicht, de privacy, de meldtermijnen, de regionalisering, het IBG-systeem – daar zit nogal wat aan vast – en, om hier maar eens een andere term te gebruiken, diversen.

Hoe wordt het toezicht geregeld? Met het wetsvoorstel wordt niets veranderd, maar in de brief die wij op 24 juni zullen behandelen, stel ik inderdaad voor om het toezicht te uniformeren en gewoon bij de inspectie neer te leggen. Wat de heer Depla zei, klopt: we kennen inderdaad de strafrechtelijke aanpak, maar omdat dat een buitengewoon pijnlijke systematiek is, wordt deze nooit benut. Hij is inderdaad niet benut in het geval van het meisje, van wie wij wellicht allemaal het boek hebben gelezen. Het is natuurlijk buitengewoon vreemd dat in dat geval ouders onvoldoende op de hoogte zijn gesteld en dat een en ander zo gebeurde. Ik sluit aan bij de woorden van de heer Depla: daarom is het ook zo terecht dat verzuimaanpak topprioriteit heeft. De heer Biskop meldde met een plan te willen komen; dat stelt me bijna een beetje teleur, want volgens mij doe ik ontzettend veel aan verzuimaanpak. Er gebeurt zeer veel bij het vsv-beleid en wij zijn met allerlei maatregelen bezig; de brief die wij op 24 juni zullen bespreken, is daarop een overtreffende trap. Ik ga graag de discussie aan over wat nog aan mijn aanpak kan worden toegevoegd, maar volgens mij kan ik de CDA-fractie de moeite van een plan besparen.

De inspectie zal toezien doen op de manier zoals de inspectie toeziet, namelijk risicogericht maar waar nodig – men heeft dat op mijn verzoek ook gedaan – themagericht. Omdat ik mij zorgen maakte over de verzuimregistratie, heeft de inspectie op mijn verzoek inderdaad het vo- en het bve-veld in beeld gebracht. Daarbij is gekeken of het allemaal goed op orde was en de verzuimregistratie daadwerkelijk werd toegepast. Een en ander bleek onvoldoende te zijn. De heer Anker gaf terecht aan dat het mooi is dat 75% van de vo-scholen de zaak op orde heeft, maar dat nog altijd een kwart de zaak niet op orde heeft. Dat moeten wij ook willen aanpakken. Daarom heb ik het toezicht op dit terrein verscherpt; na de zomer zal de inspectie opnieuw beginnen. Vooral de bve-instellingen – ik heb deze een pittige brief geschreven – moeten hun zaakjes op orde brengen. Dat is klip en klaar.

Ten eerste is dat verplicht; een grote organisatie die zegt efficiënt te kunnen werken, hoort haar verzuimregistratie netjes te hebben geregeld. De inspectie zal hierop toezien en wij denken met die bestuurlijke boete, die gewoon bij de school terechtkomt, in een beter juridisch steekspel met die scholen te belanden dan bij een strafrechtelijke vervolging, die toch nog nooit is toegepast. Ten tweede is de inspectie beter in staat om bijvoorbeeld een bovenlokaal functionerende bve-instelling goed in de gaten te houden. Tot nu toe was de gemeente daarvoor verantwoordelijk, maar soms heeft een roc wel 10, 20 of 30 locaties; dat werkt niet, want dan is niemand meer verantwoordelijk en is er dus geen toezicht. Door dat onderzoek door de inspectie zie ik nu al dat scholen op scherp beginnen te komen. Dit komt ook door de convenanten in het kader van het vsv-beleid, waarin de verzuimaanpak een heel belangrijke rol speelt. Verzuimaanpak vormt het hart van de vsv-aanpak, mede door de te nemen maatregelen, namelijk het uniformeren van termijnen et cetera. Wij werken er dus aan alle kanten aan om die topprioriteit ook daadwerkelijk werkelijkheid te maken.

Heeft de inspectie voldoende capaciteit? Ja, de inspectie heeft mij gemeld dat zij dit erbij kan doen, omdat het past in haar risicogericht toezicht en zij op de scholen toch kijkt naar de processen, waarbij dit heel goed kan worden meegenomen. Ik heb deze vraag heel duidelijk gesteld. Ik vind de vraag van de heer Jasper van Dijk wanneer een en ander wordt geëvalueerd een goede suggestie. Ik zou zeggen: evalueren als het vanaf augustus een jaar loopt en daarbij goed bekijken of de inspectie het er echt goed bij kan doen of dat zij toch een extra financiering nodig heeft. Vooralsnog heeft de inspectie de indruk dat ze het aankan. Dit type proces zegt ook veel over de bedrijfsvoering van de school en levert de inspectie extra informatie op.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik dank u voor die toezegging, maar geldt dit ook voor de Informatie Beheer Groep?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik kom terug op de Informatie Beheer Groep bij het blokje systeem. De financiële kant, bedoelt u?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, maar ook de extra belasting voor de IBG. Dat was de reden voor mijn vraag over de evaluatie.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Oké, maar ik was zo aardig om dit punt al even eraan vast te koppelen.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Is er voldoende capaciteit bij de onderwijsinspectie om het te doen, of gaat het ook via meldingen van ouders?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

De inspectie heeft mij gezegd dat ze dit kan binnen de huidige formatie en dat het ze meer informatie oplevert op andere terreinen. Ik heb de heer van Dijk beloofd om bij de evaluatie daarnaar te kijken met de inspectie. Het past in het beeld van het risicogericht toezicht. Klachten en meldingen van ouders, omgeving en gemeenten komen terecht bij de inspectie en kunnen leiden tot een verdiepend onderzoek. Ik loop even vooruit op het debat van 24 juni. Gemeenten, waaronder de vier grote gemeenten en zeker Amsterdam, hebben behoorlijk zicht op het functioneren van de scholen. Ik wil bezien of wij goede combinaties kunnen maken, zodat gemeenten de oren en ogen van de inspectie ter plekke kunnen zijn, want wij moeten het goed en praktisch organiseren. Het bestuurlijk boetesysteem en al dat soort zaken komen bij de inspectie te liggen.Van Bijsterveldt-Vliegenthart

Ik kom te spreken over de privacy. Wij zijn keurig langs geweest bij het CBP. Het is met name belangrijk dat dat college daar een visie op heeft gegeven.

Er is gevraagd hoe groot de kans is dat de gemeente misbruik maakt van de gegevens van illegale leerlingen. Die kans is niet groter en niet kleiner dan nu. Ook nu moeten leerlingen gemeld worden als ze er niet zijn en ook nu kan de gemeente daar gebruik of misbruik van maken. In de praktijk ken ik zulke situaties niet, maar er verandert wat dat betreft niets. De melding blijft hetzelfde. Ze komt alleen via een ander kanaaltje binnen.

De heer Van Dijk vraagt naar de privacyproblematiek naar aanleiding van het voorbeeld van Trouw. Ik wijs erop dat wij hier spreken over het wetsvoorstel melding verzuim en niet over het volgen van kinderen in de school. Ik ken het voorbeeld ook niet. Ik begrijp uit de woorden van de heer Van Dijk dat het CBP het in de gaten houdt en dat het college op dit moment niet kan inschatten wat het betekent. Mocht mij duidelijk worden dat er heel vreemde taferelen plaatsvinden, dan hoort de Kamer dat van mij. Tot die tijd zijn scholen gewoon eraan gehouden de Wet bescherming persoonsgegevens na te leven. Doen ze dat niet, dan zal de inspectie ze er zeker op wijzen.

Er is gevraagd of ik kan garanderen dat gegevens niet gepersonifieerd bij OCW komen. Ja, alleen de school en de gemeente krijgen gepersonifieerde gegevens. Verder zijn ze geanonimiseerd en naar een abstract niveau getild. Zo leveren ze ons beleidsinformatie op. Dat is een goede zaak, want daarmee kunnen wij de zaak nog beter aanpakken.

Worden de gegevens in het meldingsregister beveiligd? Zeker. Het Digitaal verzuimloket is alleen toegankelijk voor geautoriseerde gebruikers. De IB-Groep verstrekt een wachtwoord aan die gebruikers. Zo kan men gebruikmaken van de informatie die erin zit, zoals men de eigen papieren ook altijd kon inzien. De informatie wordt bovendien maar korte tijd bewaard: niet langer dan het schooljaar na het schooljaar waarin het feit plaatsvond. Dat is heel terecht, want op een bepaald moment is het voldoende. Het toevoegen van informatie aan leerlingendossiers in de toekomst leg ik bij minister Rouvoet neer. Hij komt straks met wetgeving hierover. De mogelijkheden en condities daarvoor zullen dan blijken. Overigens beweeg ik mij niet op dit pad, omdat dit de nodige discussie zal opleveren, zeker op het vlak van de privacy, maar natuurlijk ook op het vlak van de vraag wat het ons allemaal kan brengen als dat op een heel goede, verantwoorde manier kan worden gedaan. Tevens betreft het hierbij de wijze waarop wij scholen en leerlingen kunnen helpen. Dit punt laat ik dus graag over aan minister Rouvoet, die met wetgeving hierover zal komen.

Er is gevraagd hoe het zit met de persoonsgegevens "godsdienst", "gezondheid" en "strafrecht". De heer Jasper van Dijk gaf over de punten "gezondheid" en "strafrecht" al aan dat hij zich daarbij iets kan voorstellen. "Godsdienst" is op zichzelf ook relevant. Als immers een bedevaarttocht naar Mekka wordt gemaakt, is het goed om te weten dat het een kind betreft dat de islam aanhangt. In dat kader kan ook worden gedacht aan hindoefeesten. Het is dan handig, te vermelden dat het gaat om een religieuze uiting, zodat de leerplichtambtenaar daarmee rekening kan houden. Mij lijkt dat buitengewoon praktisch, maar het moet duidelijk zijn dat dit alleen wordt gebruikt wanneer het voor de leerplichtambtenaar in de gemeente daadwerkelijk van toegevoegde waarde is. Die moet er immers mee aan de slag. Ik ga er overigens ook van uit dat scholen consciëntieus hiermee omgaan.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik begrijp dat het handig kan zijn. De Raad van State stelt echter dat het alleen toegestaan is indien dat noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang. Het gaat hierbij om een privacyaspect. Vindt de staatssecretaris haar eigen argumenten voldoende om de kritiek van de Raad van State te overrulen?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik denk toch dat dit zo is. Wij hebben namelijk veel meer te maken met activiteiten rondom nieuwe religies, die niet automatisch zijn ingepast in het systeem van de Nederlandse feestdagen, zoals Pasen en Pinksteren. Het is dan goed om dat te registeren, ook om op een hoger abstractieniveau een beeld te krijgen van de vraag in hoeverre dat speelt en of daar iets beleidsmatigs mee moet gebeuren. Ik vind het allerbelangrijkste dat de school moet bepalen of het voor de leerplichtambtenaar relevant is om die informatie te hebben. Als de school dit niet vindt, dan moet deze dat niet doorgeven, en als deze het wel vindt, dan acht ik het de verantwoordelijkheid van de school om dat wel te doen. Hoogstwaarschijnlijk wordt het op dit moment gewoon aangegeven op de formulieren en in de mailtjes die aan de ambtenaar worden gestuurd. Het getuigt eigenlijk alleen van realiteitszin dat dit punt wordt ingebracht. Wij kennen immers de voorbeelden. Er moet evenwel zorgvuldig mee worden omgegaan. Misschien is het goed om tijdens de evaluatie bij de scholen en de gemeenten na te gaan op welke wijze en hoe frequent zij dit hebben gebruikt.

Voorzitter. Ik kom te spreken over de correctiemogelijkheden van het veld. Eigenlijk moet de Kamer het zo zien: dit veld wordt alleen door de docent ingevuld. Hij moet zijn vermoeden noteren waarom hij denkt dat een leerling er niet is. De docent heeft op dat moment een vermoeden; dat is een feit. Belangrijk is dat de leerplichtambtenaar er vervolgens mee aan de slag gaat en de feitelijke situatie beschrijft. Hiermee wordt de eerdere veronderstelling gecorrigeerd of bevestigd. Daarmee ligt de informatie keurig bij elkaar. Daarbij komt dat het dossier niet jaren achter betrokkenen aanloopt. Het dossier vervalt na anderhalf tot hoogstens één en driekwart jaar.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Als een leerling in dat dossier toch onjuist als crimineel wordt bestempeld, kan hij dat dan wijzigen?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik kan aan de IB-Groep vragen of het mogelijk is om dat veld met een kleine technische ingreep aan te passen. Ik denk dat in de praktijk docenten heel goed in beeld hebben wat rondom kinderen speelt en dat zij daar zorgvuldig mee om zullen gaan. Ik zal bij de IB-Groep navragen of dit mogelijk is.

Voorzitter. Er is het nodige gezegd over de termijnen voor het melden van verzuim, maar er is ook de nodige verwarring over. Ik regel in dit wetsvoorstel immers geen termijnen. In dit wetsvoorstel wordt uitgegaan van de huidige termijnen. In mijn brief, die de Kamer 24 juni in een AO behandelt, gaat het zeker over termijnen. Daarin stel ik voor dat voortaan maximaal 16 uur in vier weken tijd mag worden gespijbeld zonder dat daarvan melding moet worden gemaakt. Ik stel daarin ook voor dat er melding van moet worden gemaakt als een leerling zestien aaneengesloten uren heeft gespijbeld. Laat één ding helder zijn: het legitimeert geen uur spijbelen dat eraan voorafgaat. Het geeft de school echter wel de mogelijkheid om eerst zelf aan de slag te gaan voordat er allerlei gemeenteambtenaren op moeten draven die vervolgens met elk uur spijbelen aan de slag moeten. Een school moet zelf actief zijn op de eerste uren. Een school moet zelf na een, twee uur spijbelen laten weten: hé, je bent er niet, waar ben je? Een mooi voorbeeld is ROC Flevoland, dat direct een sms naar de ouders stuurt met de opmerking "uw kind is niet op school" en een sms naar het kind stuurt met de opmerking "wij hebben zojuist aan je ouders gemeld dat je er niet bent". Een ander mooi voorbeeld is Amsterdam. Bij de eerste de beste dag "luxe verzuim" staat men bij de poortjes van Schiphol met de vraag waarom de leerling daar is en niet in de klas. De plicht om uiterlijk binnen 16 uur te melden, wil niet zeggen dat de school niet actief aan de slag moet met de uren ervoor. Wij zien – en daarvoor is de verzuimregistratie zeer relevant – dat steeds meer scholen in het kader van de vsv-convenanten de slag maken om bij het eerste verzuimuur al scherp en alert te reageren. Het kind wordt gelijk in zijn nekvel gegrepen. Men voorkomt daarmee dat het uit de hand loopt. Ik vind het wel verstandig dat scholen 2 x 8 uur de tijd krijgen om zelf corrigerend op te treden voordat de bureaucratie van de gemeente op gang wordt gebracht. Dat kost een hoop centen en dat ontneemt de school de mogelijkheid van een eigen persoonlijke aanpak richting het kind. Voor een periode van 2 x 8 uur vind ik dat een goede zaak.

De heer Biskop (CDA):

De staatssecretaris zegt dat het melden na 16 uur geen legitimatie is om weg te blijven op school. Ik heb niet gezegd dat ik na een uur spijbelen een bureaucratische organisatie op gang wil brengen, maar als een leerling een schooldag verzuimt, wat is er dan mis mee om dat te melden? Er staat nergens dat na een melding het hele circus op gang moet komen, maar de leerplichtambtenaar weet het dan wel.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik vind dat een melding moet leiden tot een volgende stap. De school moet ervoor zorgen dat het kind of de ouder daadwerkelijk eerder wordt aangesproken. Een school is overigens niet verplicht om de melding achterwege te laten. Voor het verplicht melden geldt de termijn van 16 uur. De school kan er dus voor kiezen om eerder te melden. Ik vind wel dat iedereen zijn taak moet kunnen uitoefenen. Ik wil dan ook de school de verantwoordelijkheid geven voor de eerste 16 uur. Ik wil de gemeente inschakelen zodra het aantal van 16 uur hetzij achtereenvolgens hetzij geknipt binnen vier weken is bereikt. Dat is ongeveer hetzelfde als een achtste van vier weken. Niemand wordt overigens vrolijk van de huidige formulering en daarom verander ik dat ook. Op dat moment moet de gemeente geïnformeerd zijn. Er mag dus eerder worden gemeld. Ik vind het een goede zaak dat de school de eerste verzuimuren zelf oppakt. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid ten opzichte van de leerlingen.

Ik ben het buitengewoon eens met de opmerking van de heer Biskop dat regionalisering van de leerplicht een goede zaak is. Ik zie veel goede voorbeelden van regionalisering. Ik zie ook dat individuele gemeenten het steeds lastiger krijgen om een goed verzuimbeleid en een goede leerplichtcontrole toe te passen, simpelweg omdat jongeren niet meer gebonden zijn aan de grenzen en alle kanten opgaan. Ik zie goede voorbeelden, zoals rondom Gorkum, maar ook in regio's zoals Apeldoorn, van regionale samenwerking. Om die reden stimuleer ik die. Ik heb dat ook geschreven in mijn brief die de Kamer de 24ste juni zal behandelen. Ook in de regio's is men er blij mee. Men vindt het eenduidig. De gegevens kunnen zo worden aangeleverd, waardoor zij deze goed op een rij hebben.

Over het systeem zijn veel vragen gesteld, die ik alle zal beantwoorden. De SP-fractie heeft gevraagd of de IBG het aankan. Dat dit het geval is, blijkt ook uit het feit dat wij al een aardig eindje zijn. Inderdaad, dat gebeurt zonder wettelijke basis, maar ik heb dit al vaak in VSV-debatten besproken. De Kamer was altijd buitengewoon enthousiast over het feit dat ik voortvarend bezig was met het digitale loket, omdat daarmee drempels voor het melden worden geslecht. Tot op heden heeft dit bij de IBG niet tot problemen geleid. Het gaat gewoon goed. Men heeft de zaak goed op orde. Overigens heb ik heel goede ervaringen met de IBG. Ik durf het hier bijna niet te zeggen, maar het uitkeren van de € 316 is mede dankzij de IBG buitengewoon goed verlopen. Wij zetten er wel extra menskracht voor in. Dit loopt op van 3 fte naar 7 fte en weer terug naar 4,5 fte. Het budget van zes tot acht ton is daarvoor voldoende, inclusief een aantal kosten die gemaakt worden in verband met het systeem. De IBG kan het aan. Dat zullen wij ook over een jaar kunnen constateren. Ik zal er scherp op letten, maar ik heb op dit moment geen aanleiding om te veronderstellen dat dit niet het geval zal zijn.

De heer Depla heeft gevraagd hoeveel scholen nu al met het digitaal loket werken. Op dit moment zijn 477 scholen aangesloten en 106 scholen gebruiken het systeem. Er zijn 440 gemeenten bij betrokken, deels via de regio. Er wordt al in behoorlijke mate gebruikgemaakt van het systeem. Dat is natuurlijk heel goed.

Scholen bepalen zelf hoe zij van het systeem gebruik willen maken. Het kan via de portal, maar zij mogen ook het eigen systeem aanpassen. Scholen krijgen behoorlijk wat geld voor het vsv-beleid, namelijk € 2000 voor elk leerling die een school weet vast te houden plus nog een aantal mogelijkheden voor basissubsidie. Ik ben ervan overtuigd dat men dit geld in dat kader heel goed kan benutten.

Ik ben het van harte met de heer Van der Vlies eens dat gemeenten niet overspoeld moeten worden met meldingen. Nu hanteren scholen verschillende methoden. De een stuurt een formuliertje en de ander meldt telefonisch. Ik denk dat de gemeenten blij zijn met dit systeem. Men kan er wel voor kiezen om aan het eind het van de dag alle formulieren te laten uitdraaien. Dan krijgt men alle gegevens in één keer. Wij kunnen niet de informatie door de IB-Groep vast laten houden, want de gemeenten moet daarover kunnen beschikken. De IB-Groep is eigenlijk alleen maar een doorgeefluik en dat wil ik graag zo houden. Gemeenten mogen er wel praktisch mee omgaan door een keer per dag een uitdraai te maken. Dan heeft men alles op een rijtje en kan het zo in de administratie worden opgenomen. Ik zou mij haast met de uitvoering willen bemoeien, maar het lijkt mij dat dit wel beheersbaar is voor de gemeenten. Ik heb er in ieder geval geen klachten over gehoord.

Wat te doen bij storingen bij de IB-Groep. Het is een robuust systeem waarbij zich tot op heden nog geen storingen hebben voorgedaan. Er worden back-ups gemaakt die tot een jaar na afloop van het schooljaar behouden blijven. Daarna worden de gegevens vernietigd.

Bij de leerlingen in het niet bekostigd onderwijs stuiten wij op het probleem van het onderwijsnummer. Daar hebben wij het al eerder over gehad. Er is nog altijd een klein lek in ons vsv-beleid. Op dit moment zijn wij bezig om ook deze leerlingen een onderwijsnummer te geven zodat zij in beeld kunnen blijven. Wij hopen de Kamer in september 2009 hierover meer informatie te kunnen verschaffen. Dan kunnen wij in dit verband ook iets meer zeggen over de buitenlandse studenten. Er loopt een onderzoekje naar aanleiding van eerdere vragen en van mijn eigen wens om deze jongeren in beeld te brengen. Op die manier kan een bijdrage worden geleverd aan het verlagen van het aantal voortijdige schoolverlaters. Deze jongeren – in totaal 48.800 – komen in dit verband nu onterecht in beeld.

Ik heb al toegezegd dat er na een jaar wordt geëvalueerd. Formeel klopt het dat er is gestart zonder wettelijke basis. Het is echter van groot belang dat zo snel mogelijk alle drempels worden geslecht. In feite blijft het een melding aan de gemeente via het loket van de IBG. De bestaande verhoudingen blijven overeind. In diverse vsv-bijeenkomsten heb ik gemeld dat ik dit zou doen.

De heer Biskop heeft terecht gevraagd naar het leerplichttoezicht op het niet bekostigd onderwijs. Voor het AO op 24 juni aanstaande ontvangt hij daarop antwoord van mij. Hij heeft deze vraag eerder gesteld en deze is nog niet beantwoord. Ik ga in dat kader ook na hoeveel leerplichtige kinderen zich in het buitenland bevinden en hoe op dit moment de afstemming plaatsvindt. Dan hebben wij ook zicht op de omvang van de problematiek en weten wij in hoeverre leerlingen in andere landen goed worden opgevangen. Overigens zijn die kinderen daar als gevolg van de keus van de ouders die daar dan ook zelf een belangrijke verantwoordelijkheid voor hebben.

Mevrouw Dezentjé Hamming vroeg of er perverse prikkels in het systeem zitten. Het is mij niet bekend dat scholen een leerling later melden omdat een leerling dan in aanmerking komt voor plaatsing in het programma Herstart. De procedure geeft daar ook geen aanleiding toe. Weliswaar kan een leerling het programma Herstart volgen wanneer deze meer dan vier weken thuis zit zonder uitzicht op plaatsing op een school, maar de leerling moet daarvoor wel bekend zijn bij de leerplichtambtenaar. Ook tijdige melding van het verzuim door de school aan de gemeente is een voorwaarde voor het volgen van het programma Herstart. Het programma heeft gewoon zijn eigen criteria en ingangen. Het kan niet zomaar worden afgedwongen door het langer thuis laten van een kind.

Mevrouw Dezentjé Hamming vroeg ten slotte of een school die het verzuim niet meldde, wordt vervolgd. Daarover heb ik al het nodige gezegd. Vroeger was het een strafrechtelijk verhaal. Het was nauwelijks toe te passen, want de gemeente kwam in een heel vreemde positie tegenover een directeur. Het werd dan heel persoonlijk. Wij gaan het gewoon doen zoals wij elk deficit in het onderwijs, als daarvan sprake is, aanpakken, namelijk gewoon via de inspectie en met het instrumentarium dat de inspectie ter beschikking staat. In dit geval is dat de bestuurlijke boete.

Voorzitter. Volgens mij was dit het, maar ik sluit niet uit dat ik wat heb laten liggen.

De heer Depla (PvdA):

De staatssecretaris heeft een paar punten laten liggen. Dat kan gebeuren.

De bestuurlijke boete geldt dus voor iedereen? Die gaat de staatssecretaris voor het mbo gelijktrekken?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ja. Dat klopt. Dat staat ook in de brief die op 24 juni wordt behandeld.

De heer Depla (PvdA):

Dan zijn er nog een paar kleine puntjes. Wat vindt de staatssecretaris van het amendement?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat is het amendement over een achtste?

De heer Depla (PvdA):

Ja, over het uniformeren.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik heb daarover al gezegd dat ik in de brief die in juni wordt behandeld, voorstel om voor jongeren in bve en vo dezelfde restricties te laten gelden. Dat houdt in dat zij bij zestien uur achtereenvolgend de klos zijn en gemeld worden bij de gemeente, als zij zelf al niet in hun nekvel zijn gegrepen door de school – dat zou ik namelijk doen als ik de school was – of bij zestien uur verspreid in vier weken. Dat lijkt veel, maar het is alleen een veel simpeler formulering. Dat wil ik doen voor vo en bve. Ik wilde dat netjes via het traject van een AO met de Kamer bespreken en vervolgens in wetgeving regelen. Wij moeten namelijk ook nog een paar andere wetten regelen, zoals de RMC-wetgeving. Wij moeten ook in de WVO regelen dat de inspectie toezicht houdt. In de WOT moeten een aantal zaken worden geregeld. Er zijn dus een aantal aspecten. Op zichzelf is het punt echter helder in relatie tot deze wet.

De heer Depla (PvdA):

Dat is duidelijk. Dan kunnen wij het amendement met een gerust hart in stemming brengen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Maar niet met deze formulering. U gebruikt een oude formulering, die ik juist ga aanpassen nadat ik met iedereen in het veld overleg heb gevoerd. Dat is namelijk zestien uur binnen vier weken en niet een achtste en drie dagen. Nee, het is zestien uur. Als een kind twee keer acht uur heeft gehad op een dag, moet het ook gemeld worden. Met die aanpassing door de heer Depla wordt het ineens een dag later gemeld. Ik zou het erg jammer vinden als wij het overleg dat wij zo breed hebben gevoerd en waarover wij overeenstemming hebben, met voeten treden. Als de Kamer het AO terzijde wil laten en het via een amendement doet, zeg ik netjes dat het niet zo netjes is. Dat is echter de verantwoordelijkheid van de Kamer, maar laat zij het dan doen op de manier die ik heb voorgesteld.

De heer Depla (PvdA):

Dat was ook onze bedoeling. Ik heb echter een rekenfout gemaakt. Ik dacht dat een achtste van veertig zes is.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Daarom is die zestien uur in vier weken zo lekker simpel.

De heer Depla (PvdA):

Precies. Dan zie je ook waarom het goed is.

Voorzitter. Ik kan in tweede termijn de vragen die ik nog heb, stellen. Misschien is dat handig. Anders heb ik er nu drie. Dat is misschien wat onhandig voor een interruptie.

De voorzitter:

Als u geen tweede termijn wilt, wat ook mogelijk is, moet u het nu doen. Zo rondkijkend zie ik echter dat er behoefte is aan een tweede termijn. Dan kunt u uw vragen in tweede termijn stellen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wat mij betreft zou het nog één interruptie kunnen zijn. Mijn vraag aan de staatssecretaris was of zij een integrale evaluatie zal doen, inclusief de Informatie Beheer Groep.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik val dan wel in herhaling. Ik heb echter al toegezegd dat de IB-Groep erbij betrokken wordt. Ik heb toegezegd dat gekeken wordt of scholen dat op een goede manier kunnen doen. Ik neem alle relevante punten in die evaluatie mee. Dat lijkt mij het makkelijkst. Als je toch evalueert, moet je het ook goed doen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dan ben ik helemaal gelukkig, voorzitter.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Oóh, voorzitter, het is een heel mooie dag voor mij. Dank u wel, mijnheer Van Dijk.

De voorzitter:

Er staat niet bij hoe lang u helemaal gelukkig bent.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Het is toch een momentje. Ik tel mijn zegeningen.

De heer Biskop (CDA):

Voorzitter. De staatssecretaris verwijst naar het algemeen overleg van 24 juni aanstaande waarin wij nog een keer uitgebreider over verzuim gaan spreken. Ik neem aan dat ik voor dat overleg kan beschikken over de antwoorden op de schriftelijke vragen die ik enige tijd geleden over het spijbelen gesteld heb. Die antwoorden geven namelijk inzicht in de stand van zaken. Ik zeg dit naar aanleiding van een bericht over het toenemen van het aantal spijbelaars en het slechter melden. Ik heb er behoefte aan om over recentere gegevens te beschikken. Spijbelen is minder onschuldig dan het lijkt en de regelgeving omtrent spijbelen is juist complexer dan zij lijkt.

In een eerder debat over verzuim heb ik de staatssecretaris al eens gevraagd of de Leerplichtwet 1969 niet grondig herzien moet worden. De staatssecretaris geeft in haar brief een aantal elementen aan waarmee in ieder geval vorderingen gemaakt worden. Ik houd toch nog even het plan in de lucht om de staatssecretaris nog verder aan te sporen om tot die grondiger herziening te komen. Dat is echt nodig, want wij zien dat er zowel aan de kant van de ouders als aan de kant van de scholen nog veel gedaan moet worden. Ik was afgelopen vrijdag op het Hooghuis Lyceum in Oss en hoorde dat het verzuim daar aanzienlijk gedaald is sinds de mentoren iedere verzuimmelding krijgen. Het werkt wanneer een school de eigen verantwoordelijkheid neemt en ouders daarbij betrekt.

Ik had een amendement ingediend om de verzuimtermijn wat in te korten. Ik moet zeggen dat de staatssecretaris mij ervan overtuigd heeft dat het werken met één termijn beter is. Ik ben altijd degene die het woord "vertrouwen" in de mond neemt als het gaat om scholen en ik wil scholen het vertrouwen geven om er deze keer wat van te maken. Ik zeg "deze keer wat van te maken" want de cijfers spreken tot nu toe in het nadeel van de scholen: ze melden echt slecht. Ik wil ze deze kans toch niet ontnemen en wens het door mij ingediende amendement in te trekken.

De voorzitter:

Het amendement-Biskop (stuk nr. 10) is ingetrokken.

De heer Biskop (CDA):

Voorzitter. De staatssecretaris legt een relatie met het beleidsterrein van minister Rouvoet als het gaat om de verwijsindex in combinatie met de verzuimregistratie. Wij willen dat natuurlijk graag bij elk debat met de heer Rouvoet aankaarten, maar mevrouw Van Bijsterveldt zit ook regelmatig met de heer Rouvoet aan tafel. Want vindt zij eigenlijk zelf dat er moet gebeuren in de relatie tussen verwijsindex en verzuimregistratie?

De staatssecretaris zegt dat zij in kaart gaat brengen hoe het precies zit met de leerplicht in andere landen en welke mogelijkheden er zijn. Dat is heel mooi, maar ten aanzien van de relatie tussen Nederland en België wil ik, mede in het licht van het bezoek dat wij hier van de gemeente Baarle-Nassau hebben gehad, de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een groot aantal Nederlandse leerlingen, woonachtig in Nederland, in België onderwijs geniet;

overwegende dat de leerplicht voor deze kinderen in België niet wordt nageleefd;

overwegende dat de (Belgische of Nederlandse) leerplichtambtenaar geen zicht heeft op het verzuim;

verzoekt de regering om het toezicht op naleving van de leerplicht voor Nederlandse leerlingen die in België onderwijs genieten te regelen, zodat verzuim gemeld wordt;

verzoekt de regering om de Kamer voor de begrotingsbehandeling Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2010 te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Biskop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(31829).

De heer Biskop (CDA):

Het is goed om in ieder geval in de relatie tussen Nederland en België de zaken te regelen. Ik geef de staatssecretaris ruimschoots de gelegenheid, tot aan de begrotingsbehandeling, om daar actie op te ondernemen.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie is er nog niet van overtuigd dat de bureaucratische implicaties van dit wetsvoorstel beter zullen zijn dan wat wij hadden. In de titel staat "vereenvoudiging", maar ik krijg het gevoel dat het alleen maar ingewikkelder wordt. Er blijft een extra schakel in de meldketen voor schoolverzuim en de directe contacten tussen gemeente en school worden weggehaald. Ook de Raad van State zegt toch echt dat het loket bij de IB-Groep overbodig lijkt. Bovendien is door de heer Biskop al aangeroerd: als scholen zelf niet melden, waar dan ook, dan wordt het niet gemeld.

De staatssecretaris zegt dat hier doelmatigheidswinst wordt behaald. Ik heb nog gevraagd of er iets te zeggen valt over wat het financiële voordeel op macroniveau wordt.

De heer Biskop (CDA):

U zegt dat het er niet eenvoudiger op wordt. Hoe kijkt u er dan tegenaan dat scholen het nu heel vaak moeten uitzoeken? U hebt regelmatig te maken met roc's waar leerlingen uit heel veel verschillende gemeenten op zitten. Dan moet eerst worden uitgezocht waar een leerling moet worden gemeld. Via dit systeem komt de melding in een oogwenk op de juiste plek.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

U hebt gelijk, maar er zijn al heel veel regionale initiatieven voor meldloketten, dus waarom zou je die niet houden? Ik vind het een beetje raar om het daar weg te halen en om dat op een ander niveau te regelen, voor een bedrag in de orde van grootte van 5 mln. Ik ben nog niet overtuigd van het nut van deze wetswijziging.

De heer Depla (PvdA):

U ziet het nut er niet van in, maar als professionals in het onderwijs, zoals leerplichtambtenaren, aangeven dat zij dit wel nuttig achten, waar baseert u dan de gedachte op dat het vooral meer bureaucratie zou zijn? Daar zitten de professionals meestal zelf niet op te wachten.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Ik moet zeggen dat de meningen verdeeld zijn. De VNG, de PO-Raad en de VO-raad hebben zich er enthousiast over uitgesproken, maar ik hoor ook van scholen dat zij het zo wel goed vinden, dus de meningen zijn niet unaniem, stel ik vast. Ik ben tot nog toe niet overtuigd.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik kan kort zijn. Ik wil graag de staatssecretaris dankzeggen voor haar beantwoording. In eerste termijn heb ik al gezegd dat de SGP-fractie dit wetsvoorstel steunt, omdat daarin hoogstwaarschijnlijk een forse vereenvoudiging wordt geregeld van de procedure voor de verzuimmelding. De staatssecretaris gaf als voorbeeld dat het bij een bve-onderwijsinstituut, met een groot voedingsgebied, kan gaan om 25 tot 40 gemeenten, en dat kan ik mij voorstellen. Zo'n school heeft met al die gemeenten van doen. Leerling A woont daar, dus dan moet je die gemeente hebben, en voor leerling B moet je weer ergens anders naartoe. Nu is het één loket, één doorsluissysteem via de de IB-Groep. Het kan haast niet anders dan dat daar een vereenvoudigingsslag in zit.

Ik heb nog een vraag over het melden van de godsdienst, de gezondheid en het strafrecht. Bij de laatste twee kun je je gemakkelijk wat voorstellen, want deze liggen voor de hand, maar godsdienst is een zaak waar wij nog even zorgvuldig naar moeten kijken, dat erken ik. Ik begrijp de voorbeelden van de staatssecretaris. Ik heb toch goed begrepen dat het alleen kan en hoeft te worden doorgegeven als het relevant is voor de interpretatie van het verzuim en de slagkracht om de leerling weer in het onderwijssysteem te brengen? Het is een soort kanbepaling. Het is geen plicht maar het kan en je doet het alleen als het relevant is. Zo heb ik het begrepen en ik zou hiervan graag een bevestiging krijgen.

Op initiatief van collega Van Dijk wordt er een evaluatie ingesteld na één volledig gedraaid jaar. Ik vind dat een zinvolle gedachte. Dan kunnen wij de zaak nog even tegen het licht houden om te bezien of het beter loopt en waar er eventueel wat smeerolie nodig is.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Dijk, een gelukkig mens.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Dit wordt mijn kortste bijdrage ooit. Er zijn vragen over dit wetsvoorstel. Het kan twee kanten op. Het kan problemen opleveren, maar het kan ook tot een versoepeling en een verbetering leiden. Het wordt geëvalueerd. Misschien spreken wij elkaar te zijner tijd weer en dan zullen wij zien.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor de antwoorden. Volgens mij zitten wij op dezelfde lijn. Wij vinden het heel belangrijk dat kinderen een kans krijgen om een diploma te halen en een toekomst op te bouwen. Dat begint natuurlijk met goed onderwijs, maar minstens zo belangrijk is het dat de verzuimmelding op orde is. Als het misgaat, moet je erachteraan gaan. Je moet thuis aanbellen en mensen aanspreken, zodat kinderen zo snel mogelijk weer naar school gaan.

Ik heb nog een paar punten. Ik begin met het amendement. Het was mijn bedoeling om het te uniformeren op zestien uur in vier weken, maar ik zie dat ik de fout in ben gegaan. Ik neem de staatssecretaris misschien wat werk uit handen door het amendement te verbeteren, dan hoeft zij daar geen apart wetsvoorstel voor te maken. Dat passen wij aan en dan kan het dinsdag wat ons betreft in stemming komen.

Een ander punt is de leerplicht in Amsterdam. Het wordt nu per school gemeld. Is dat dadelijk nog zo of wordt het een verzameling per bestuur? Dan is het namelijk een achteruitgang.

Het absolute verzuim is een ander punt. Waarom kan het pas na vier weken gemeld worden als iemand uitgeschreven wordt? Kan dat niet sneller?

Een andere vraag die nog openstaat, gaat over het primair onderwijs. Met het oog op de verhouding administratieve lasten, bureaucratie en opbrengst kan ik mij voorstellen dat het primaire onderwijs het laatst interessant is. Hoe ziet het primair onderwijs dat? Doen wij dat in één keer of doen we dat pas na de evaluatie?

Ik werd overvallen door het verhaal van de heer Van Dijk over de godsdienst. Ik vind het een plausibel verhaal, maar je kunt het ook anders zien. Godsdienst is een reden om vanwege feestdagen afwezig te zijn, maar er kunnen tegenwoordig ook andere omstandigheden bepalend zijn. Gescheiden ouders die niet in dezelfde stad wonen, kunnen soms ook een reden voor afwezigheid zijn. Waar begint en eindigt dit? Moeten wij dat registreren of moeten wij concluderen dat er niets aan de hand is? Als wij dit echt serieus nemen, moeten wij misschien meer variabelen opnemen. Wij kunnen er wellicht vaker begrip voor opbrengen als iemand er een dag niet is.

Dan heb ik nog het punt van de Wajong genoemd. Als de staatssecretaris het antwoord op dit moment niet weet, vind ik het ook goed als zij ons daarover informeert voor het AO van 24 juni.

Tot slot zal ik nog een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kinderen die zich ernstig misdragen hebben op school een tweede kans verdienen;

overwegende dat in sommige situaties ouders van kinderen die zich ernstig hebben misdragen op school niet meewerken aan het overplaatsen van hun kind naar een andere school;

overwegende dat dit tot gevolg kan hebben dat in situaties het slachtoffer van pesten of geweld de school moet verlaten in plaats van de dader;

verzoekt de regering, de mogelijkheid te creëren om in situaties van ernstig pesten of geweld de dader zonder toestemming van ouders op een andere school te plaatsen en de controle hierop neer te leggen bij de inspectie, zodat misbruik voorkomen wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla en Biskop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(31829).

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Wat heeft dit te maken met dit wetsvoorstel? Ik vind het niet bij dit wetsvoorstel passen. Dit komt voor mij totaal uit de lucht vallen. U hebt het over "gehoord de beraadslaging". Hier is geen beraadslaging over geweest.

De heer Depla (PvdA):

Jawel, ik heb hier in eerste termijn aandacht voor gevraagd. Er is dus over beraadslaagd.

Wij hebben het over schoolverzuim. Soms zitten de slachtoffers van geweld thuis in plaats van de mensen die het veroorzaakt hebben. Ik wil dat deze leerlingen geen van beiden thuis zitten. Elke leerling verdient een tweede kans. Je moet dit oplossen om dat te voorkomen.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Het wetsvoorstel gaat over een vereenvoudiging van de procedure en u hebt het over een onderwerp dat op 24 juni aan de orde is. Maar goed, u kunt blijkbaar een motie indienen wanneer u dat wilt.

De heer Depla (PvdA):

Als ik u gunstig kan stemmen met het aanhouden van mijn motie tot de 24ste, wil ik dat graag doen, maar ik vind dit erg belangrijk, zeker in relatie tot schoolverzuim. En het is net aan de orde geweest.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik onderken het punt dat collega Depla belegt met deze motie, maar hij zal moeten erkennen dat deze motie van verstrekkende betekenis kan zijn in een onverhoopt voorkomend geval: dat een kind zonder toestemming van de ouders van de ene school naar de andere wordt verwezen. Dat gaat natuurlijk ver. De aanleiding is dat het kind zich stevig heeft misdragen ...

De heer Depla (PvdA):

Ik had het over geweld.

De heer Van der Vlies (SGP):

... maar wat is dat precies, waar begint dat en waar houdt dat op? Nogmaals, ik onderken het punt dat hij wil beleggen, maar het gaat nu om de fine tuning: in welke gevallen moet dit mogelijk zijn en in welke liever niet?

De heer Depla (PvdA):

Uw punt is helder en ik heb er twee dingen over te zeggen. Ten eerste is dit nog niet de wettekst, maar een motie; met een invulling zullen we dus heel voorzichtig moeten zijn. Ten tweede stelt de motie nadrukkelijk dat vreemde ogen moeten meekijken bij de toepassing. Vandaar ook dat in de motie wordt verwezen naar de inspectie, die in zo'n situatie akkoord moet gaan. Ouders moeten in ieder geval niet machteloos komen te staan tegenover een school met een eigen verhaal. Bij een hoorzitting hebben we eens het verhaal gehoord over die school in IJsselstein, die te maken had gehad met een kind dat een ander een messteek had toegebracht. Natuurlijk verdiende dat kind ook een tweede kans op een andere school, maar de ouders weigerden medewerking, met als gevolg dat het slachtoffer thuiszat in plaats van de dader.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Voorzitter, we komen nu in een heel andere discussie terecht. Ik denk dat het bij de orde van deze vergadering zou horen als wij ons hielden aan de behandeling van het wetsvoorstel dat op de agenda staat. We openen nu een heel nieuwe discussie en ik vind dat niet op zijn plaats.

De voorzitter:

Ik vind het heerlijk dat u mij helpt, u hebt uw punt gemaakt. De heer Depla heeft mijn oproep om deze twee debatten uit elkaar te houden niet meegemaakt, want hij was er toen niet. Hij heeft er in eerste termijn melding van gemaakt, dus hij heeft gelijk dat het daarmee behoort tot de beraadslaging. Mij dunkt dat we maar snel moeten gaan luisteren naar het antwoord van de staatssecretaris.

De heer Depla (PvdA):

Precies, en de boodschap is gehoord.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in tweede termijn. Aan het adres van de heer Biskop: het plan blijft nog even in de lucht. Ik ga natuurlijk heel graag met hem het debat aan op 24 juni. Hij gaf een mooi voorbeeld van de mentoren die leerlingen begeleiden, en dat dit helpt. Dat vind ik typisch een aanpak die op de school moet worden bepaald. Hij is het vast met mij eens dat dit niet in een wet moet worden vastgelegd, maar laat hij van mij aannemen dat dit soort zaken wel gebeuren, juist vanwege de convenanten en omdat we veel scherper zijn op het verzuim en de vsv-aantallen willen terugdringen. Er is dus veel gaande, maar ik ga graag met hem het debat aan over alle mooie dingen die er nog aan kunnen worden toegevoegd, wetende dat juist zijn partij veel ruimte en vertrouwen wil geven aan scholen om zelf dingen te doen. Als het nodig is, zullen wij hierover het debat voeren. Inderdaad moeten de scholen er wat van maken. Ik denk dat er echt slagen worden gemaakt en dat dit, met de versterkte aanpak van het voortijdige schoolverlaten, nog nooit zo scherp op de agenda heeft gestaan als in de afgelopen twee jaar. Ik ben blij dat het amendement dienaangaande wordt ingetrokken; scholen moeten dit direct doen en niet wachten totdat de meldtermijn voorbij is.

Wat vind ik van de verwijsindex? Ik vind dat iets wat belangrijk is voor gemeenten en scholen zelf. Voor mij blijft overeind dat deze informatie, gemeld aan de IBG, een duurzaamheidsbeperking kent, namelijk tot en met een jaar na afloop van de melding. Daarmee moet zorgvuldig worden omgegaan. Ik zal dit punt met mijn collega Rouvoet bespreken en bezien hoe wij op een verantwoorde manier informatie bij elkaar kunnen brengen, zonder dat wij de privacy onnodig schenden.

De heer Biskop vraagt mij om het punt van de naleving van de leerplicht in België te regelen en hij geeft mij een ruime termijn: voor de begrotingsbehandeling. Misschien moet ik echter wel veel dingen wettelijk gaan regelen, wat helemaal niet kan voor de begrotingsbehandeling. Ik laat het oordeel over de motie over aan de Kamer, als ik haar als volgt mag opvatten. Ik kan niet toezeggen dat ik het regel, maar ik wil de problematiek wel onderzoeken en bekijken wat we wel en niet kunnen. Ik kan mij voorstellen dat er letterlijk grenzen zijn aan mijn mogelijkheden als mensen ervoor kiezen om hun kind in het buitenland naar school te laten gaan. Wanneer een jongere een jaar high school volgt, kan ik ook niet constateren hoe het zit met de aanwezigheid bij de lessen. Ik ga er echter van uit dat elk land zijn eigen systeem daarvoor heeft. Zeker in België let men daar scherp op. Ik heb niet de indruk dat wij ooit tot een harmonisatie zullen komen. In mijn eigen overleg in dit kleine kikkerland kom ik veel mensen tegen die er iets van vinden, en anderen die er weer iets anders van vinden. Ik vond het al mooi dat ik tot een brief ben gekomen met een heel breed draagvlak. Ik lees de motie in ieder geval zo dat ik zaken zal nagaan en dat ik eraan zal doen wat ik kan doen. De Kamer informeer ik daarover voor de begrotingsbehandeling; dat spreken wij af.

Ik kom bij mevrouw Dezentjé. Zij zegt: er komt meer bureaucratie. Ik ben het volstrekt eens met de heer Depla: de inzet is juist om die te verminderen. De bve-instellingen hebben nu met heel veel gemeenten te maken. Ze moeten Pietje bellen in Rotterdam, Jantje in Barendrecht en dan ook nog iemand in de Albrandswaard. Zij komen aan veel zaken niet toe, omdat zij veel moeten uitzoeken: wanneer is dat loket open en wanneer is die ambtenaar er? Straks gaat het prachtig lopen via het IBG-loket. Laten wij onze zegeningen tellen! Het lijkt mij dat de VVD-fractie dit zou moeten willen ondersteunen. Ook Actal betoogt dat het een vooruitgang is; het levert 4,5 mln. op. Dat lijkt mij een prima zaak. Laat de VVD-fractie dit mooie voorstel dus steunen, dan kan zij delen in de eer. Dat gun ik mevrouw Dezentjé natuurlijk van ganser harte.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Ik zal dit met mijn fractie bespreken bij het behandelen van de stemmingslijst, maar ik wil nog even terugkomen op de motie van de heer Biskop. Daarin staat niet dat er iets wordt onderzocht, maar " verzoekt de regering om" het "te regelen". De staatssecretaris zegt dat zij het wil gaan onderzoeken. Gaat zij het nu onderzoeken of regelen? In de motie staat echt een opdracht aan de staatssecretaris om het te regelen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik heb de heer Biskop net uitgelegd dat het wettelijk regelen van zaken sowieso meer tijd vraagt. Verder is er letterlijk een begrenzing aan wat wij kunnen doen. Ik kan in kaart brengen hoe de situatie in elkaar zit, waar leerlingen die onderwijs volgen in een ander land tussen wal schip vallen en wat wij daaraan kunnen doen. Aan de overkant van de grens heeft men echter wel een eigen regime. Ik heb niet de macht om in de Benelux, laat staan in Duitsland, overal de wetgeving te bepalen. Ik zal alles in beeld brengen wat ik kan en als ik dingen kan regelen, zal ik dat zeker niet nalaten. Ik informeer de Kamer daarover en uit de non-verbale communicatie van de heer Biskop begreep ik dat hij daarmee behoorlijk uit de voeten kan.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

De staatssecretaris signaleert terecht dat het geen gemakkelijke opgave is; dat zie ik ook wel. In de motie staat echter gewoon "regelen". Als de staatssecretaris een opdracht van de Kamer krijgt, moet dat echter gebeuren. Dat wil ik wel even duidelijk stellen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik geef aan hoe ik de motie uitleg.

De voorzitter:

Laten wij eens gaan luisteren naar de indiener van de motie.

De heer Biskop (CDA):

Ik voel er niet zo veel voor om de motie aan te passen, in de zin dat erin komt te staan dat wij dingen gaan onderzoeken. Wij onderzoeken hier al heel erg veel. Ik wil het echt graag geregeld hebben. Daarom heb ik het bewust beperkt tot België, juist omdat wij in het kader van de Benelux verdragen hebben gesloten om dingen met elkaar af te spreken. Er ligt een ruime termijn. Ik begrijp het probleem van de staatssecretaris wel. De motie is geen oproep om van hieruit wetten in bijvoorbeeld België aan te passen. Er zijn inderdaad grenzen; dat heb ik goed verstaan. Daar waar er een mogelijkheid is om het regelen, krijgt de staatssecretaris in de motie de opdracht om dat ook te doen. Zij laat het oordeel daarover aan de Kamer. Zo heb ik haar verstaan.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ja, voorzitter.

De voorzitter:

Ik kan de staatssecretaris heel goed verstaan. De staatssecretaris vervolgt haar betoog. Ik constateer echter dat de heer Biskop zijn motie voor de zekerheid toch in stemming brengt.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dan kom ik op de vraag van de heer Van der Vlies. Hij heeft gelijk dat het registreren van de religie alleen kan wanneer het nodig is. Ik denk overigens dat van veel kinderen niet bekend is welke religie zij aanhangen en dat docenten daar ook geen beeld van hebben, waardoor zij het ook niet kunnen registreren. Soms is het echter evident in relatie tot een verzuimkwestie. Dan is het nuttig om het te doen. Dan kan namelijk vanuit een zeker respect voor de religie worden opgetreden door een leerplichtambtenaar, om maar een voorbeeld te noemen, zo zeg ik tegen de heer Depla.

Tegen de heer Van Dijk zeg ik: dank. Dan kom ik bij de opmerkingen van de heer Depla. Op zijn opmerkingen over leerplicht per vestiging, zeg ik: "ja". Dat is inmiddels aangepast naar aanleiding van de pilotperiode. Er is mogelijk gemaakt dat ook het nummer van de vestiging wordt ingevoerd. Daarmee weet de gemeente direct over welke locatie het gaat.

In het po zal een en ander pas later in werking treden, want in het po heeft men het onderwijsnummer op dit moment nog niet. Het kan dus ook nog niet. Op het moment dat men het echter gaat doen, kan men op een heel eenvoudige manier de portal gebruiken. In het primair onderwijs gebeurt het ook vele malen minder dan in het voortgezet onderwijs. Dat is dan ook een heel kleine moeite. Dan krijgt de gemeente alle data keurig uniform binnen. Dat is ook voor de gemeente heel plezierig.

Het lijkt mij goed dat ik de opmerkingen over de Wajong nader onderzoek en dat ik en minister Donner de Kamer daarover voor 24 juni nader informeren.

Ik snap de achtergrond van de motie-Depla/Biskop. Waar de motie betrekking op heeft, is verstrekkend. Ik zit op dit punt een beetje op dezelfde lijn als mevrouw Dezentjé en de heer Van der Vlies. Het onderwerp van de motie ligt wel wat van dit onderwerp af. Ik kan mij voorstellen dat wij dit onderwerp nog bespreken en toevoegen aan de agenda van 24 juni. Zo kunnen wij dat nog even rustig nader in beeld brengen, kan ik mij een mening vormen en kan de Kamer op dat moment de motie alsnog indienen, desnoods via een VAO of iets dergelijks.

De voorzitter:

Dat hoeft niet, want zij is al ingediend. De heer Depla kan haar aanhouden als hij dat wil. Dat staat hem echter vrij.

De heer Depla (PvdA):

Mede gezien de gevoelens in de Kamer kan ik de motie beter aanhouden. Zo kunnen wij het debat rustig voeren en kan ik haar daarna in stemming brengen. De heer Biskop en ik vinden dan immers nog steeds datgene waar wij in de motie om verzoeken.

Eén vraag van mij is nog onbeantwoord, namelijk over het absoluut verzuim. Dat gaat over de situatie dat iemand is uitgeschreven. Kan de staatssecretaris vragen of dat sneller kan worden geregeld?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Het absoluut verzuim wordt al sneller geregeld. Nu vindt de melding nog één keer per maand plaats. Dit wordt één keer per twee weken en eind 2009 zal het één keer per week zijn.

Voorzitter. Dan kom ik ten slotte op het amendement, waarvan beoogd wordt om het aan te passen zoals ik in de brief heb aangegeven. Ik hoor eigenlijk te zeggen dat ik zoiets netjes via de officiële route moet laten verlopen. In dat opzicht lijkt het mij correct om het oordeel over het amendement aan de Kamer over te laten. Het gaat om wetgeving die ik eigenlijk netjes zijn beslag had willen laten hebben, maar als de Kamer het de komende dagen wil regelen, dan waardeer ik natuurlijk ook de "drive" om dat te doen. Correctheidshalve laat ik dus het oordeel aan de Kamer over.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De staatssecretaris heeft de volgende toezeggingen gedaan.

  • - Zij zegt een integrale evaluatie toe van de uitwerking van de wet na één jaar, waarin aandacht zal worden besteed aan de rol van scholen, IBG en Inspectie.

  • - Zij belooft dat zij vóór het algemeen overleg van 24 juni aanstaande de Kamer informatie zendt over het toezicht op het niet-bekostigde onderwijs. Ook zal informatie worden verschaft over de naleving van de leerplicht door leerlingen op scholen in het buitenland en over de relatie met de Wajong.

  • - In september 2009 wordt de Kamer geïnformeerd over een onderzoek naar het in beeld brengen van leerlingen in het niet-bekostigde onderwijs via het onderwijsnummer.

Dit zijn toezeggingen die schriftelijke reacties gaan opleveren.

Stemmingen over de moties en het wetsvoorstel vinden volgende week dinsdag plaats.

Sluiting 21.43 uur

Naar boven