Aan de orde is het spoeddebat over de zogenaamde "Europa-route".

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Justitie van harte welkom. Als eerste is het woord aan de heer Fritsma voor zijn inbreng van drie minuten.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Nederland is de grip op immigratie helemaal kwijt. Vorig jaar is met 140.000 toegelaten vreemdelingen een immigratierecord gebroken. Ook de massa-immigratie van gezinsmigranten uit landen als Marokko gaat gewoon door en loopt jaarlijks in de tienduizenden. Dat zegt natuurlijk heel wat over onze veel te soepele toelatingsvoor­waarden. Nu wil het trieste geval dat de toelatingsvoorwaarden voor gezinsmigranten die wij tenminste nog hebben kinderlijk eenvoudig zijn te omzeilen. Dat gebeurt via de Europa-route. Dit probleem hebben wij te danken aan de Europese Unie. Als je als Europeaan gebruik maakt van het recht op vrij verkeer van personen door bijvoorbeeld van Nederland naar België te verhuizen, heb je een verblijfsstatus als EU-onderdaan. Nu wil het verbazingwekkende geval dat die status van EU-onderdaan ook automatisch geldt voor partners en gezinsleden van EU-onderdanen, ook als die zelf geen nationaliteit van een EU-land hebben. Het verblijfsrecht kan niet gemakkelijker worden verkregen. Op sites als www.buitenlandsepartner.nl is het dan ook feest voor bijvoorbeeld Marokkanen die naar eigen zeggen tijdelijk naar België gaan om partners of gezinsleden uit Marokko van een verblijfsrecht te voorzien. Zij zeggen ook zelf dat zij dit doen om de Nederlandse toelatingsvoorwaarden inzake gezinsmigratie te omzeilen.

De Europa-route werkt natuurlijk ook als je als illegale of uitgeprocedeerde vreemdeling bijvoorbeeld een Belgische of Duitse partner naar Nederland haalt. Een voorbeeld uit de praktijk. Een Turkse man die illegaal in Nederland was en al diverse kansloze verblijfsaanvragen had ingediend, is het land uitgezet, maar kwam naar Nederland terug en meldde zich met een Turkse vrouw met Duits paspoort. Verblijfsrecht geregeld! Voor het legaliseren van uitgeprocedeerden en illegalen heeft de politieke elite straks niet eens meer een generaal pardon nodig. Met de Europa-route vervallen alle gebruikelijke toelatingsvoorwaarden, van de inburgeringseis tot het vereiste om in het bezit te zijn van een paspoort, van het tbc-onderzoek tot de eis om geen misdrijf te hebben gepleegd. Schandalig genoeg hebben criminelen dus ook een groot voordeel bij de Europa-route.

Het drama is duidelijk. De Europa-route is een veel te gemakkelijke sluiproute om een verblijfsstatus te krijgen. De PVV roept de staatssecretaris dan ook op om dit grote immigratielek zo snel mogelijk te dichten. Zorg er met de andere EU-landen voor dat dit gebeurt. Ik vraag de staatssecretaris ook om, voordat de Europa-route helemaal is uitgebannen, alle Nederlandse gevallen apart te registreren en te controleren op fraude. Uit een brief van afgelopen vrijdag bleek dat alleen al in de regio Haaglanden de helft van de geregistreerde Europa-routegevallen verdacht is vanwege schijnrelaties. Doe eindelijk iets, geef ik de staatssecretaris mee.

Ik rond af met de opmerking dat ik geen genoegen neem met de door de staatssecretaris voorgestelde maatregelen in de brief van vandaag, want ook al wil de staatssecretaris bijvoorbeeld een samenwoningseis van zes maanden, dat stelt bitter weinig voor. Wij moeten gewoon van de Europa-route af.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. In de schriftelijke vragen van de heer Fritsma ging het vaak over mensen van Marokkaanse komaf. Ik neem aan dat hij naar de NOVA-uitzending heeft gekeken. Daar kwam de familie De Haan in voor, trouwe Geert Wilders-stemmers, wat op zichzelf prima is. De heer De Haan had de indruk dat wat de heer Fritsma wil, namelijk het veranderen van de regels, wel geldt voor Turken en Marokkanen, maar niet voor hem en zijn Chinese meissie, zoals hij het uitdrukte. Hij probeert hier ook via de Europa-route binnen te komen, met een jongere Chinese vrouw die onze taal niet spreekt. Geldt wat de heer Fritsma wil ook voor de heer De Haan?

De heer Fritsma (PVV):

Mijn antwoord is simpel. Wij vinden het in geen van de gevallen goed dat de toelatingsvoorwaarden worden omzeild. Dat geldt voor iedereen.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Het probleem van de Europa-route is niet nieuw. De VVD-fractie en andere fracties in dit huis hebben al herhaaldelijk gewezen op de noodzaak om dat Europese gat te dichten en hebben daarvoor ook concrete voorstellen gedaan. Hoe langer het namelijk duurt, des te groter is de kans op grootschalig misbruik; wij moeten dat natuurlijk voor zijn. De trend gaat in ieder geval omhoog; dat wordt ook door het kabinet erkend. Wij moeten dus zo snel mogelijk naar een structurele oplossing.

De reactie van het kabinet was tot ongeveer tweeënhalf uur geleden: "Wij wijzen alle voorstellen uit de Kamer af. Er loopt nog een onderzoek. Wij zijn in intensief overleg met de Belgische collega's. Wij wachten op een evaluatie van de gezinsherenigingsrichtlijn. Wij kijken naar verdere voorstellen die in Europa op tafel komen."

Behalve veel gepraat kwam er dus niet zoveel concreets uit. De Kamer vroeg daarom twee weken geleden om een brief over de stand van zaken. De staatssecretaris stuurde vervolgens vorige week een flutbriefje, waar niets in stond. Uiteindelijk volgde vandaag, tweeënhalf uur voor aanvang van dit spoeddebat, een inhoudelijke brief. Ik vind deze gang van zaken tamelijk bizar. Waarom had de staatssecretaris dat niet eerder kunnen doen? Waarom heeft zij zoveel tijd laten passeren? Had zij het eerder gedaan, dan hadden wij wellicht dit spoeddebat vandaag niet hoeven te voeren, maar in een regulier overleg een en ander hebben kunnen afdoen. Mijn fractie constateert dat kennelijk een spoeddebat nodig is om de staatssecretaris een beetje in beweging te krijgen. Jammer, en zonde van de tijd.

Uit de brief van vandaag leid ik af dat de staatssecretaris nu een paar dingen gaat doen. Zij gaat het lopende onderzoek verdiepen en verbreden. Zij wil een systematischer gegevensuitwisseling met andere EU-lidstaten, de ervaringen met de pilot in Den Haag over het land uitrollen, een opname in de Europese richtsnoeren van de Nederlandse praktijk en een nadere invulling geven aan de voorwaarden voor toelating als ongehuwd partner van een EU-onderdaan, in die zin dat sprake moet zijn van een aantoonbaar duurzame relatie.

Wanneer verwacht de staatssecretaris het gat structureel te hebben gedicht en alle in de brief aangekondigde systemen volledig te hebben geplaatst? Als op basis van een onderzoek in individuele gevallen achteraf fraude of misbruik wordt vastgesteld, bijvoorbeeld in de vorm van schijnhuwelijken, dan neem ik aan dat de vergunning alsnog wordt ingetrokken. Welke verdere sanctiemogelijkheden heeft de staatssecretaris en hoe gaat zij deze toepassen? Wordt bij gezinsvorming met een voormalig illegale partner of een partner die buiten het generaal pardon valt, automatisch onderzocht of sprake is van fraude of misbruik? Is de staatssecretaris überhaupt van plan om bepaalde gevallen automatisch altijd te controleren? Hoe gaat zij de nieuwe eis van duurzame relatie precies controleren en welke Deense en Britse voorstellen, waarover zij in het verleden heeft gesproken, liggen in Europa nu op tafel?

Mevrouw de voorzitter. Ik zie aan het lampje dat mijn spreektijd bijna op is.

De conclusie of de door de staatssecretaris aangekondigde acties uiteindelijk voldoende voor de VVD-fractie zijn, hangt natuurlijk af van de effectiviteit. Omdat wij bij deze zaak absoluut de vinger aan de pols willen houden, vraag ik of de staatssecretaris bereid is de Kamer periodiek in te lichten, niet alleen over het aantal gevallen maar ook hoeveel en welke gevallen wel en niet zijn gecontroleerd en welke acties zijn ondernomen.

De voorzitter:

Ik had u net willen vertellen dat het ook een duurzaam lampje is.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Voor de PvdA-fractie was dit spoeddebat niet nodig, omdat de staatssecretaris een onderzoek had aangekondigd. Dat was bepaald niet nieuw. Volgens mij wist iedereen geruime tijd – ik wist het zeker vijf à zes jaar, ook voordat ik in de Kamer kwam – dat daarvan sprake was. Als wij hier iets willen veranderen, vraagt dat ook tijd, want dan moet je dat vooral op Europees niveau doen.

Voor mijn fractie staat ook vast dat je, anders dan in het verleden – in 1900 wellicht kreeg je alleen maar een liefde uit je eigen dorp omdat je verder niet kon reizen – soms wel verliefd kunt worden op iemand uit een ander land. Liefde kent dan immers geen grenzen. Men zoekt een weg om bij elkaar te zijn. Dat zal altijd zo blijven. Ik neem aan dat niemand dat raar vindt.

Er zitten twee kanten aan de zaak. Ten eerste: zorgen wij er wel voor dat schijnrelaties en schijnhuwelijken worden tegengegaan? Doen wij dat goed en adequaat? De staatssecretaris heeft daarover iets geschreven. Mijn indruk is dat dit pas sinds kort het geval is. Dat is prijzenswaardig. Ik hoor graag hoe de staatssecretaris schijnrelaties tegengaat, ook omdat deze vrouwen vaak in een afhankelijke positie van de man brengen. Dat is vrij vreselijk, want regelmatig melden vrouwen uit deze groep zich bij de vrouwenopvang en vluchten zij weg van hun man die ze met bruut geweld probeert vast te houden.

Ten tweede: als wij de Europese regels willen aanpassen, dan moeten wij niet raar opkijken wanneer Europa ons vraagt om onze regels ook aan te passen. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft recentelijk, op 12 januari, een uitspraak gepubliceerd waarin prejudiciële vragen worden gesteld aan het Europese Hof van Justitie over de inkomenseis en de gezinsherenigingsrichtlijn. Hoe denkt de staatssecretaris over deze vragen in het licht van de discussie die wij hier voeren? Wil zij in het onderzoek dat zij uitvoert ook kijken naar de houdbaarheid van de Nederlandse regels in Europees perspectief?

Liefde kent geen grenzen. Wij moeten zorgen dat schijnrelaties worden bestreden en dat met alle macht.

De heer Fritsma (PVV):

Kan ik uw inbreng als volgt samenvatten: de PvdA-fractie wil de Europa-route intact laten en alleen fraude en schijnrelaties tegengaan?

De heer Spekman (PvdA):

Ik heb gezegd dat de staatssecretaris al had aangekondigd dat zij een onderzoek gaat uitvoeren om de precieze aard van de problemen te beoordelen. Daarom had mijn fractie geen behoefte aan een spoeddebat. Tot die tijd neemt mijn fractie genoegen met het feit dat het is zoals het is. Wij vragen de staatssecretaris om vooral op te treden waar dit het meest urgent is: bij schijnrelaties.

De heer Fritsma (PVV):

Ik zal u er twee voorbeelden van geven hoe het op dit moment is. Op dit moment komen mensen via de Europa-route Nederland binnen zonder dat zij hoeven in te burgeren. Mensen komen via de Europa-route Nederland binnen zonder dat zij aan het gangbare openbare-ordebeleid hoeven te voldoen. Het komt voor dat mensen die misdrijven hebben gepleegd langs deze weg verblijfsrecht krijgen. Er komen mensen binnen zonder paspoort. De PvdA-fractie kan het toch niet goed vinden dat mensen op zo'n gemakkelijke manier worden binnengelaten?

De heer Spekman (PvdA):

Ik constateer dat de Europa-route al vele jaren bestaat. Uit de cijfers blijkt dat het hierbij tot nu toe vooral gaat om Nederlanders die tijdens hun vakantie of onder andere omstandigheden verliefd worden op een partner uit het buitenland. Nu wordt onderzocht om welke groep het gaat, op welke manier deze mensen komen en wat het eventueel voor ellende met zich meebrengt. Als dat onderzoek klaar, spreek ik graag met u over eventuele aanpassingen. Die zullen echter vooral in Europees kader moeten plaatsvinden, waarbij beide kanten van de zaak worden bezien.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dit verbaast mij enigszins. Als er sprake is van openbare-ordeproblemen, dan kan dat volgens mij wel degelijk reden zijn om een aanvraag te weigeren op basis van de richtlijn inzake vrij verkeer. De vraag die de heer Fritsma aan de heer Spekman stelt, is een beetje vreemd.

De heer Fritsma (PVV):

Ik leg het uit.

De voorzitter:

Ik kan mij niet herinneren dat ik u het woord gaf, mijnheer Fritsma. Ik zie aan u dat ik gelijk heb.

De heer Fritsma (PVV):

Dank u wel, voorzitter, voor het woord. Het openbare-ordebeleid voor gezinsmigratie is bij nationaal beleid anders dan bij EU-beleid. Bij EU-beleid geldt dat er sprake moet zijn van een actuele bedreiging van de openbare orde. Bij gewone gezinshereniging kun je mensen de toegang ontzeggen als er sprake is van één misdrijf. De lat ligt bij de EU behoorlijk lager.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Er is dus wel een lat, ook op Europees niveau.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De SP-fractie heeft er een- en andermaal op gewezen dat de inkomenseis die wordt gesteld in het kader van gezinsvorming naar haar mening te hoog is. Ook heeft zij er regelmatig op gewezen dat de inburgeringseisen in de praktijk regelmatig voor problemen zorgen. Ik kan mij voorstellen dat de in Nederland gestelde eisen een van de oorzaken zijn van het ontstaan van deze België- of Europa-route. Het is onze mening dat het Nederlandse beleid en de regels die wij voor integratie hebben gesteld, door de gevolgde route worden ontweken. Dat baart mijn fractie zorgen. Daar hebben wij problemen mee. Wat wij nu zien, heeft te maken met de Europese richtlijn en, specifieker, met een recente uitspraak van het Europese Hof, het Metock-arrest, waarin deze route in feite is bevestigd.

Wat moeten wij nu doen? Mijn fractie vindt het verstandig om het resultaat af te wachten van de onderzoeken die nu in opdracht van de staatssecretaris worden verricht. Wij vinden het verder verder verstandig dat zij probeert om in Europa afspraken te maken. Wil je dit probleem aanpakken, dan zul je al die landen op één lijn moeten zien te krijgen. Anders ontstaat wellicht weer een gat waardoor ontwijking toch weer mogelijk is. Wij steunen het voorstel van de staatssecretaris om de onderzoeken te laten plaatsvinden en om te proberen om in Europa notificatie, registratie of melding erdoor te krijgen.

Ik heb een vraag over de duurzaamheid, genoemd de brief van de staatssecretaris van vanmiddag. Mensen die mijn fractie hebben benaderd hebben een aantal voorbeelden gegeven uit de praktijk. Ik geef een van die voorbeelden. Een stel heeft in het buitenland al heel lang samengewoond. De man is een Nederlander en komt in Nederland wonen. Hij probeert de partner over te laten komen. In dit geval wil de staatssecretaris de eis stellen dat zij recentelijk zes maanden hebben samengewoond. Deze mensen hebben al jarenlang samengewoond in het buitenland. Door praktische problemen heb je echter niet zo maar alles in orde. Toch wil de staatssecretaris dat zij recentelijk zes maanden hebben samengewoond. Hoe wil zij daarmee omgaan? Verder noemt de staatssecretaris nog de eis dat zij gezamenlijk een kind hebben. Ik kan mij daarbij van alles en nog wat voorstellen. Is de eis die de staatssecretaris in haar brief stelt – een recente samenwoning van zes maanden of een gezamenlijk kind – precies datgene waarmee de vreemdelingencirculaire wordt gewijzigd? Of kan meer bewijs geleverd worden om de gevraagde duurzaamheid aan te tonen?

De heer De Krom (VVD):

De heer De Wit zegt dat hij de resultaten van het onderzoek wil afwachten. Wil hij de concrete maatregelen die in de genoemde brief worden aangekondigd, niet laten ingaan? Ik mag toch hopen van niet. Uit een pilot in Den Haag bleek dat in de helft van 65 gevallen aanwijzingen waren voor een schijnhuwelijk. In tien gevallen bleek dat daadwerkelijk zo te zijn. Wij spreken hier dus uitdrukkelijk over een bestaand probleem. Ik zou verwachten dat ook de SP-fractie vindt dat nu gedaan moet worden wat gedaan kan worden, en dus niet eerst wil wachten op de resultaten van een onderzoek.

De heer De Wit (SP):

Dat is juist. Van mij mag alles doorgaan, behalve de voorgenomen wijziging van de Vreemdelingencirculaire op het punt van de duurzaamheid. Daarmee ben ik het namelijk niet eens. Op dat vlak wil ik duidelijkheid van de staatssecretaris. Wat moeten wij daaronder verstaan? Welke criteria wil zij wijzigen in het begrip "duurzaamheid" in de Vreemdelingencirculaire? De wijziging houdt een beperking in, terwijl de praktijk om andere oplossingen vraagt. Voor de rest wil ik alles laten doorgaan wat de staatssecretaris in werking heeft gesteld.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. De heer De Krom zei het al: het onderwerp dat wij hier bespreken is niet nieuw. Toen ik tussen kerst en oud en nieuw de krantenkoppen in de Telegraaf las, dacht ik: dit wisten wij al een tijdje. Het werd gebracht als iets nieuws, maar het blijkt dat verschillende bewindspersonen hier al een aantal jaren mee bezig zijn en dat het een hele klus is om aan de zogenaamde Europa-route een eind te maken.

Het is natuurlijk niet de bedoeling dat het vrije verkeer van personen misbruikt wordt door mensen die niet bereid zijn om zich via de aangewezen route in Nederland te vestigen. Door opeenvolgende bewindspersonen wordt al een aantal jaren gepoogd hieraan paal en perk te stellen, maar dat gaat heel erg moeilijk. Het is gezien de complexiteit en de juridische context ook helemaal niet zo makkelijk. Nederland kan dat helemaal niet alleen. Er moet in Europa één lijn in worden getrokken. Gezien de brief van de staatssecretaris die wij gisteren mochten ontvangen, is die ene lijn niet zo eenvoudig te ontdekken in het Europese beleid. Welk perspectief ziet zij om binnen afzienbare tijd tot een oplossing te komen? Heeft zij binnen Europa steun voor haar voorstellen over registratie en notificatie? En hoe zou die er praktisch moeten gaan uitzien? Wat betekent het wat betreft administratie? Krijgen wij een soort Europese gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens?

De staatssecretaris werkt al langer aan het oplossen van het probleem en zij treft een aantal maatregelen. Daarin heeft zij de steun van de ChristenUnie. Daarnaast wil de staatssecretaris het WODC nader onderzoek laten uitvoeren naar de omvang en samenstelling van de groep gezinsmigranten die toelating verzoekt onder gemeenschapsrecht. Dit onderzoek is nodig om de resultaten van het onderzoek van de IND nader te duiden. Als het WODC-onderzoek nodig is om het probleem helder in kaart te brengen, kan mijn fractie zich er prima in vinden, maar is er dan op dit moment echt niets zinnigs te zeggen over de omvang van het probleem? Er zijn nu immers ook al enkele onderzoeksresultaten waarover iets te zeggen is.

Hoe gaan wij hier nu verder mee om? De heer Spekman kaartte dat ook al even aan. Er bestaan verschillende toelatingseisen binnen Europa. Nederland heeft redelijk zware mvv-vereisten en dat vind ik helemaal niet zo gek. Liefde vindt haar weg, maar als je bereid bent om voor je geliefde te verhuizen, zou je ook kunnen overwegen om voor je geliefde een taal te leren. Ook de inkomenseisen zijn in Nederland een stuk strenger. Hoe wordt hier in Europa mee omgegaan? Wordt erover gesproken of dit soort vereisten Europees kan worden bepaald?

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter. Ik wil niet verhullen dat ik aanvankelijk best een beetje boos was op de heer Fritsma, die weer zo nodig een spoeddebat moest aanvragen. Er lag immers een vrij beperkt briefje – dat zeg ik tegen de heer De Krom – over het feit dat er een onderzoek loopt. De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat de heer Fritsma meer beet heeft dan ik wil toegeven. Ten eerste praten wij namelijk over een oud probleem, want ik geloof dat de CDA-fractie hierover op 27 september 2004 voor de eerste keer Kamervragen heeft gesteld. Ten tweede kregen wij vanmorgen een brief van de staatssecretaris met daarin een aantal maatregelen, die overigens ook door de heer De Wit gesteund worden. Wij hebben dus in de afgelopen veertien dagen wel het een en ander bereikt. Dat zeg ik ook tegen de heer De Wit.

Wij hebben te maken met een vervelend probleem. Aan de ene kant bestaat binnen de Europese Unie vrij verkeer van personen. Aan de andere kant zijn er mensen van buiten de Europese Unie die van die vrijheid gebruikmaken. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dan ook: is er iets te zeggen over de omvang van het probleem? De heer Fritsma wekt in de pers de indruk dat het over duizenden mensen gaat. In een artikel in de Volkskrant spreekt hij over het failliet van het immigratiebeleid; de bekende PVV-demagogie. De staatssecretaris zegt echter in de laatste alinea van haar brief dat de cijfers die zij in november 2008 gaf, toch wel aan de beperkte kant zouden kunnen zijn.

Hoe staat het met de evaluatie van de richtlijn? Het spijt mij dat ik het moet zeggen, maar de Europese Commissie creëert stofwolken over de vraag of de evaluatie eraan komt. Die zou nog niet klaar zijn en de lijsten zouden nog niet zijn afgewerkt. Wat is daarmee aan de hand?

Wat zijn voor Nederland de mogelijkheden om artikel 35, en in het bijzonder artikel 35, lid 3, van de richtlijn 2004/38/EG, strikter toe te passen dan tot nu toe het geval is?

Ik heb nog een vraag over een eventuele bilaterale aanpak met België. De staatssecretaris zegt dat de IND al goed samenwerkt met België en Duitsland, maar als het op Europees niveau allemaal zo lang moet duren – het doet mij pijn om dat te zeggen – heb ik behoefte aan concretere bilaterale samenwerking met België.

Komt iemand die via deze dubieuze weg naar Nederland is gekomen in aanmerking voor sociale voorzieningen? Belandt iemand meteen in onze uitkeringsvoorzieningen als zijn of haar huwelijk of relatie stukloopt? Moeten deze mensen ook inburgeren? Hoe regelen wij dat eigenlijk?

De heer Fritsma (PVV):

In een zeer interessante CDA-notitie las ik laatst dat de CDA-fractie ook vindt dat de België- of Europa-route moet worden aangepakt. Is de CDA-fractie tevreden met de voorstellen van de staatssecretaris of volgt de CDA-fractie meer de PVV-lijn en wil zij ook helemaal van die Europa-route af?

De heer Van de Camp (CDA):

Op de eerste vraag is het antwoord "ja" en op de tweede vraag "nee".

De heer De Krom (VVD):

De heer Van de Camp zegt dat hij vorige week een beetje boos was op de PVV-fractie omdat hij niet op een spoeddebat zat te wachten. Nu ligt er een brief waar de heer Van de Camp tevreden over is, terwijl hij eerst ontevreden was over het gevoerde beleid, zoals ook in de kranten te lezen viel. Dit spoeddebat was voor de staatssecretaris kennelijk toch een aanleiding om inhoudelijke voorstellen op tafel te leggen. Is de heer Van de Camp achteraf gezien niet op de verkeerde persoon boos geweest? Is hij eigenlijk niet boos op de staatssecretaris omdat zij dit niet eerder heeft gedaan?

De heer Van de Camp (CDA):

Ja, ik kan nu wel een enorme boosheidanalyse gaan maken ... Ik vind dat de heer Fritsma met het doorzetten van het spoeddebat en het afdwingen van deze brief meer heeft bereikt dan ik vorige week voor mogelijk hield; dat heb ik ruiterlijk toegegeven, dacht ik. Ik ben nog niet tevreden, want ik kan nog niet tevreden zijn: de staatssecretaris geeft zelf aan dat wij de onderzoeksresultaten moeten afwachten. Ik vind dat heel verstandig.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb die brief drie keer gelezen ...

De heer Van de Camp (CDA):

Hebt u die drie keer gelezen?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ja, want ik zag nergens concrete maatregelen staan. Wat staat er eigenlijk voor nieuws en concreets in die brief? Ik heb het niet kunnen vinden. De heer Van de Camp is heel tevreden over deze brief. Kan hij mij aangeven welke concrete maatregelen er in deze brief staan die concreet uitgevoerd kunnen worden?

De heer Van de Camp (CDA):

Ik heb de brief nu niet bij de hand, maar als ik het goed begrepen heb, wordt op een aantal punten de vreemdelingencirculaire aangescherpt. Dat moet nog worden bekendgemaakt. De heer de Wit heeft daar al vragen over gesteld. Mevrouw Verdonk lokt mij een beetje uit de tent: de staatssecretaris bereikt in deze regeerperiode op dit punt meer dan de vorige minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie naar aanleiding van de Kamervragen heeft bereikt.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Die handschoen neem ik graag op. Ik heb nog eens even wat oude brieven opgezocht. Mij valt op dat er in die tijd, in 2005, een heel goede samenwerking was met België. Er waren al veel gegevens bekend en er was geen onderzoek nodig. Nu is dat wel nodig. Ik herinner de heer Van de Camp nog even aan mijn eerste vraag. Wat zijn de concrete maatregelen behalve dat de vreemdelingencirculaire aangescherpt gaat worden? Wat gaat de staatssecretaris doen? Waarom is de heer Van de Camp zo tevreden?

De heer Van de Camp (CDA):

Wij krijgen twee onderzoeken: een IND- en een WODC-onderzoek. Eerst zou er één onderzoek komen, maar nu krijgen wij er dus twee. In afwachting van de resultaten daarvan neemt de staatssecretaris een aantal maatregelen die onder andere de registratie en de aanpassing van de vreemdelingencirculaire aangaan. Onder de huidige omstandigheden vind ik het vooruitlopen op de uitkomsten van het onderzoek een verstandige zet van de staatssecretaris. Het is nog niet af, maar alles is beter dan de vorige kabinetsperiode.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Zo gemakkelijk komt de heer Van de Camp niet weg. Hij is nog steeds niet verder gekomen dan het noemen van een registratie en de aanscherping van de vreemdelingencirculaire. Wat zijn nu die concrete maatregelen? Zeg het nu gewoon eerlijk. Hij wordt toch niet ineens coulant de laatste maanden van zijn periode hier? Blijf toch lekker kritisch en zeg dat er niets concreets in die brief staat. Dan kunnen wij elkaar weer recht in de ogen kijken.

De heer Van de Camp (CDA):

Ik wil best een flutbrief kwalificeren als een flutbrief, maar deze brief is gewoon geen flutbrief. In het hele debat is dit een heel fatsoenlijke brief. Ik heb de heer Fritsma vanuit mijn optiek al ermee gecomplimenteerd dat hij deze brief heeft weten af te dwingen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik wil nog even ingaan op wat u zei over bilateraal overleg met België. Ik neem aan dat u dan vooral doelt op handhaving, controle, toezicht op misbruik van gemeenschapsrecht, maar niet op het veranderen van gemeenschapsrecht, want dat kan toch alleen op Europees niveau?

De heer Van de Camp (CDA):

Dat klopt, maar bijvoorbeeld in artikel 3 van die richtlijn staat dat het gastland een zorgvuldig onderzoek moet plegen naar degene die binnenkomt en degene die een gezins- of partnerhereniging wil. Ik heb wel eens de indruk – wellicht kan de staatssecretaris daar iets meer over zeggen – dat die gastlanden soms wat relaxed met dat artikel 3 omgaan. Ik pleit er zeker niet voor om alleen voor België en Nederland de hele richtlijn terzijde te schuiven, want het grote goed van het vrije verkeer van personen moeten wij niet in het geding brengen door dit soort vervelende incidenten. Dat mis ik altijd wel in de inbreng van de PVV.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Deze staatssecretaris voert een uitnodigend toelatingsbeleid. Hoezo restrictieve bepalingen? Meer een beleid van "komt u maar binnen allemaal". Het maakt niet uit of je economisch vluchteling bent, het maakt niet uit of je illegaal bent, het maakt niet uit of je meewerkt aan een schijnhuwelijk, binnenkomen mag iedereen in dit land en terugkeren hoeft bijna niemand van deze staatssecretaris van de PvdA. Ik kan niet anders constateren dan dat deze staatssecretaris steeds meer kansarme buitenlanders toelaat, dat deze staatssecretaris de generaalpardonregeling zonder medeweten en toestemming van de Kamer een jaar langer laat duren en dat sinds het generaal pardon door gezinshereniging al bijna net zo veel vreemdelingen ons land binnen zijn gekomen als de 27.500 van het generaal pardon zelf. Steeds meer kansarmen in ons land. De COA-centra puilen uit en door de oplopende kosten wordt een steeds groter beroep gedaan op de beschikbare middelen.

Het probleem van de Europa-route speelt nu al sinds 2005 en er is nog geen oplossing in zicht. Eind 2006 waren toch al zeer veel gegevens beschikbaar? Wat is sindsdien aan concrete maatregelen genomen?

De brief die de staatssecretaris vandaag aan de Kamer heeft gezonden, geeft aan dat een begin wordt gemaakt met de aanpak van het probleem door voorstellen richting de EU om strenger toe te zien op de daadwerkelijke vestiging van EU-onderdanen die gebruik willen maken van het gemeenschapsrecht, een betere monitoring door de IND en dergelijke zaken meer. Ook de pilot schijnhuwelijken en nadere eisen aan de duurzaamheid van relaties zijn een aanzet, maar het is allemaal te laat en te weinig, te meer daar de onderzoeken hieromtrent pas in of na de zomer de Kamer zullen bereiken. De staatssecretaris neemt alweer een voorschot op een langere periode. Daarom nog de volgende vragen.

Kan de staatssecretaris aangeven hoe veel tijd zij nog nodig heeft om de problemen rond de Europa-route helder te krijgen en aan te geven welke uiteindelijke oplossingen haar voor ogen staan?

Kan de staatssecretaris de tweede alinea op de laatste pagina van haar brief van vandaag nader toelichten? Dit lijkt toch op een indekken, nu al, van het verkeerd geïnformeerd hebben van de Kamer?

Kan de staatssecretaris toezeggen dat misbruik en schijnhuwelijken zo veel zullen worden voorkomen door zaken, waarbij gebruik wordt gemaakt van het gemeenschapsrecht, per geval te beoordelen?

Kan de staatssecretaris aangeven waarom de goede samenwerking met België is gestopt die reeds is gemeld in de brief van 26 maart 2006?

Kan de staatssecretaris duidelijk maken wanneer zij nu eindelijk eens een keer de toestroom van al die kansarme vreemdelingen gaat indammen?

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik heb de brieven van de afgelopen jaren ook nog eens gelezen en wil mevrouw Verdonk een heel simpele vraag stellen. Wat hebt u nu als minister destijds precies bereikt op dit specifieke punt?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik zou mevrouw Azough willen aanraden om eens naar de cijfers te kijken. Dan zal zij een daling zien van alle instroomcijfers van Nederland tot 2007. Daarna zal zij weer een stijging daarvan zien.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

De cijfers van het ministerie over de België- en Frankrijk-route waren destijds niet helemaal helder.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb een brief van mij met cijfers daar op mijn tafel liggen. Die laat ik graag zien.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Wij spreken vandaag over de België-route, maar er is ook een Frankrijk-route, een Duitsland-route en zelfs een Nederland-route. Er zouden ondertussen ook Duitsers zijn die door zich in Nederland te vestigen de Duitse inburgeringseisen proberen te omzeilen.

De Europa-route is de logische consequentie van de strenge huwelijksmigratie-eisen in Nederland. Bij het debat hierover destijds heeft de GroenLinks-fractie al gewezen op de discriminatie van de eigen Nederlandse burgers. Iedere Belg, Fransmans of Pool kan namelijk een buitenlandse partner bij zich laten wonen zonder te hoeven voldoen aan allerlei eisen, maar dit geldt niet voor de eigen onderdanen. Toen werd er gezegd dat daar nu eenmaal niets aan te doen viel vanwege het Europese gemeenschapsrecht. Nederlandse onderdanen, allochtoon en autochtoon, hebben dit recht dus ook ontdekt.

Voorzitter, dit is geen misbruik, dit is geen fraude, maar gebruik van dezelfde rechten die die Fransman, Italiaan of Pool in Nederland heeft: het vrije verkeer van personen of in dit geval het vrije verkeer van liefde. Als er sprake is van bedrog, bijvoorbeeld als er niet wordt gewoond in België of als er schijnhuwelijken worden gesloten, dán is er sprake van misbruik. In dat geval moet er ook worden opgetreden. Dat geldt ook voor openbare-ordeproblemen. Ik hoor graag meer van de staatssecretaris over hoe de controle en het toezicht daarop is geregeld. Dat is een specifiek punt.

In haar brief schrijft de staatssecretaris dat het gaat "om oneigenlijk gebruik van een op zichzelf legale route". Is het nu wel of geen misbruik? Hoe typeert de staatssecretaris het? Er zijn argumenten om dit te zien als legaal, dus niet per se "oneigenlijk". Waarom ziet de staatssecretaris het wel als "oneigenlijk"? Hierbij gaat het om de richtlijn over het vrije verkeer van personen en het arrest-Metock waarover de SP-fractie al sprak. De GroenLinks-fractie vindt niet dat er sprake is van misbruik. Dit gebruik is de logische consequentie van onze eigen regels. Er is pas sprake van misbruik in nadere omstandigheden.

De staatssecretaris doet een aantal voorstellen die mij op zichzelf zinnig lijken. Een betere registratie door de IND is van groot belang, want het is nog steeds niet duidelijk om hoeveel mensen het gaat. In haar schriftelijke antwoorden op de vragen van de heer Fritsma lijken de cijfers heel helder. Vreemdelingen van buiten de EU die op basis van gemeenschapsrecht Nederland binnen zijn gekomen: in 2005 350, in 2006 240, in 2007 490. Kloppen die cijfers wel of niet? Ik krijg daarop graag een concreet antwoord. Als die cijfers niet kloppen, waarom heeft de staatssecretaris ze dan toch genoemd? Daarmee lijkt de staatssecretaris te impliceren dat het helder is.

De staatssecretaris wil extra bewijzen vragen van de duurzaamheid van de relatie, zoals samenwonen gedurende ten minste zes maanden of de aanwezigheid van een kind. In hoeverre gaat het om een betere controle en handhaving? Waarom kiest de staatssecretaris voor een vlucht vooruit met het stellen van extra eisen?

Een zekere harmonisering van immigratie-eisen binnen Europa is van groot belang. Dat hoeft echter niet te leiden tot het overnemen van de Nederlandse eisen in Europa; het kan ook leiden tot andere eisen in Nederland. Wil de staatssecretaris daarop reageren? Ik hoor verder graag van haar wanneer het kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek naar de gevolgen van de verhoging van de gezinsmigratie-eisen verschijnt. GroenLinks heeft daarom gevraagd en de Kamer heeft dit overgenomen. Dit onderzoek had al beschikbaar moeten zijn.

Nog één laatste zin. Ik krijg veel mailtjes over deze kwestie. Een zekere Mirjam mailde mij dit weekend nog dat zij de heer Fritsma en de PVV zeer dankbaar is, omdat zij zo van de route te weten kwam. Misschien moeten wij deze route daarom maar de "Fritsma-route" gaan noemen. Zij sloot haar mailtje af met: Sietse, bedankt.

De heer Fritsma (PVV):

Ik ben bang dat dit toch wat te veel eer is. De vreemdelingenindustrie weet zelf ook wel van het bestaan van deze route en adviseert de cliënten daar allang over.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Uit de mailtjes die ik kreeg, spreekt toch een ander verhaal.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik vrees dat wij er niet achter komen hoe het zit.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ook de SGP-fractie is er ongelukkig mee dat regels van het toelatingsbeleid worden omzeild door via een ander land met soepelere regels voor gezinsmigratie uiteindelijk naar Nederland te komen. Het is niet altijd illegaal, maar het is steeds ongewenst dat migratie via een ander land loopt met soepelere regels als men de intentie heeft om naar Nederland te komen. Dat vind ik beleidsmatig ongewenst ontduiken van bewust gestelde regels voor gezinsmigratie. Dat moet dan ook zo veel mogelijk worden aangepakt, want het ondergraaft het Nederlandse toelatingsbeleid.

Het is opvallend dat wij het hier niet voor het eerst over hebben. Overigens hebben diverse collega's daar al naar verwezen. Dit oneigenlijk gebruik van gemeen­schapsrecht staat al lang in de belangstelling. Al in 2004-2005 is hierover gesproken. Waarom duurt het zo lang om dit oneigenlijk gebruik aan te pakken? Waarom wordt er al jaren over gesproken en zien wij zo weinig resultaten? In de eerste brief hierover kwam ik ook tegen dat het allemaal ingewikkeld en moeilijk is om daar op korte termijn paal en perk aan te stellen. Is dat alleen een kwestie van complexiteit, omdat het de samenwerking van verschillende landen betreft, of speelt hierbij ook een rol dat het probleem enigszins wordt gerelativeerd? Ik lees ook in de eerste brief al opmerkingen als: het is niet zo omvangrijk als in de media wordt voorgesteld. Zijn wij in de achterliggende jaren zo weinig opgeschoten vanwege een gebrek aan urgentiegevoel? Dat wil ik gezien onze controlerende rol uitdrukkelijk aan de orde stellen.

De staatssecretaris komt nu met een aantal maatregelen. Ik hou er niet van om daadkracht te ontmoedigen, maar waarom konden die niet eerder worden genomen? Wat nu op papier is gezet, komt heel logisch en voor de hand liggend over. Waarom heeft het dan zo lang moeten duren voordat deze stappen werden genomen? Hoe kan het dat de omvang van het probleem na een aantal jaren nog steeds zo schimmig is? Waarom zijn er nu weer aanvullende onderzoeksopdrachten nodig? In hoeverre wordt er ook proactief bezien of misbruik, oneigenlijk gebruik, plaatsvindt? Bij strengere regels, zoals wij die in het verleden hebben gesteld, ligt voor de hand dat mensen kijken of zij de regels kunnen omzeilen en of zij eronderuit kunnen komen. Wordt daar dan ook gelijk proactief op toegezien of wachten wij tot het probleem eerst in de media of hoe dan ook wordt gesignaleerd?

Over de maatregelen die de minister nu op papier zet, zijn wij op zichzelf positief. Opsporing van schijnrelaties is ook heel belangrijk. Wanneer wordt de pilot Haaglanden uitgerold naar andere vestigingen? Zijn nog strengere eisen mogelijk aan de zogenaamde de facto-partners dan de zes maanden die nu worden voorgesteld? Wat is de maximale ruimte binnen de Europese kaders? Je hoeft niet eens getrouwd of zelfs maar geregistreerd te zijn om voor de gezinsmigratie in aanmerking te komen. Heeft die verruiming inzake die de facto-partners deze kwestie niet een stuk lastiger en onbeheersbaarder gemaakt?

Tot slot: wanneer kunnen wij daadwerkelijk stappen in Europese context verwachten? Waarom draaien daar ook de molens zo langzaam?

De vergadering wordt van 16.20 uur tot 16.25 uur geschorst.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Als je dit debat hoort, dan zou je bijna vergeten dat dit debat gaat over het vrije verkeer van personen in Europa en het recht daarop. Zo'n debat kun je eigenlijk niet voeren zonder dat je even teruggaat naar het begin en stilstaat bij het feit dat Nederland een van de grondleggers van de Europese Unie is. Nederland heeft destijds zeer bewust en willens en wetens ervoor gepleit dat in Europa sprake moest zijn van een vrij verkeer van personen. Nederland heeft dit ook voor elkaar gekregen.

Een Europa, zonder dat wij Nederlanders kunnen gaan en staan waar wij willen, zonder dat wij werken en ons vestigen waar wij willen, is gewoonweg niet meer denkbaar. Hiervoor is een richtlijn gemaakt, waarin wordt geregeld op welke wijze en onder welke voorwaarden mensen in andere Europese landen mogen gaan wonen. Dit is een heldere richtlijn, die niet alleen betrekking heeft op de rechten van mensen, maar uitdrukkelijk ook op het bestrijden van fraude en misbruik. In de richtlijn wordt "rechtsmisbruik" genoemd als een van de zaken die zouden moeten worden bestreden.

De mogelijkheden zijn er dus op zichzelf gezien wel. Ik hecht er echter aan om het begin te markeren, omdat ik vind dat het vrije verkeer van personen in Europa niet mag worden aangetast door de zoektocht naar een betere handhaving tegen fraude en misbruik. Wij zien het vrije verkeer immers terecht als een verworvenheid. Dit betekent dat Europeanen die in een ander land mogen gaan wonen, dat niet alleen zelf mogen doen, maar ook hun gezin mogen meenemen. Dit geldt niet alleen voor gezinsleden uit datzelfde land, maar ook voor een partner die of een gezinslid dat ergens anders vandaan komt. Dat is ook een wezenlijk onderdeel van het vrije verkeer van personen in Europa en een verworvenheid die wij graag willen behouden.

Wij praten vandaag uitdrukkelijk over onbedoelde neveneffecten van de richtlijn, die wij eigenlijk geen van allen voor onze rekening willen nemen. Van links tot rechts heeft de Kamer gezegd, niet blij te zijn met een gebruik van het vrije verkeer van personen, waarbij het uitdrukkelijk de bedoeling is om de nationale immigratieregels te omzeilen. Daar zoeken wij naar. Hoe groot is dat probleem en hoe kunnen wij het bestrijden? Wat hebben de laatste jaren ons geleerd? Waarom beginnen wij nu pas met concrete maatregelen, niet alleen in Nederland, maar ook in Europa?

In het kader van de richtlijn kunnen wij drie groepen onderscheiden. In de eerste plaats de groep die volstrekt legitiem gebruikmaakt van de regels zoals deze bedoeld zijn, zoals een Fransman die bij Europol in Den Haag komt werken en zijn Ghanese vrouw meeneemt. Voor deze gevallen zijn de regels gemaakt.

Dan is er een tweede groep mensen, bij wie duidelijk sprake is van oneigenlijk gebruik van de regels die wij met elkaar hebben afgesproken, omdat wij daar achterstaan. Dit zijn mensen die vinden dat de regels in Nederland te strak en te moeilijk zijn. Zij denken dat zij zich in een ander Europees land, gebruik makend van de regels van de EU, makkelijker kunnen herenigen met een partner. Daar is deze richtlijn niet voor bedoeld. Dat is misbruik. Het is oneigenlijk gebruik, maar het is een onderdeel van de praktijk die in de laatste jaren is ontstaan. Niet alleen ik, maar naar ik begrijp de hele Kamer wil dit bestrijden.

Voor de derde categorie heeft tot mijn verbazing geen van u allen nadrukkelijk aandacht gevraagd. Ik doe dat wel, omdat dit voor mij de meest ernstige categorie is. Het is de categorie mensen die fraudeert. Zij gebruiken dus niet alleen legale regels, maar plegen daadwerkelijk en concreet fraude door bijvoorbeeld tegen betaling een schijnhuwelijk aan te gaan, met het enkele doel, een illegaal of een vreemdeling die nog niet in de EU is, legaal te maken hier. Dat is de eerste categorie waar ik mijn pijlen op richt, samen met alle andere maatregelen die ik al heb genomen en nog zal nemen.

Die drie categorieën moeten wij onderscheiden. In essentie werkt de richtlijn zoals bedoeld. De richtlijn bewerkstelligt dat u en ik overal in Europa kunnen gaan wonen en werken en dat wij onze partners mee kunnen nemen, ongeacht welke nationaliteit die partners hebben. Zo is de richtlijn bedoeld. Het komt echter ook voor dat die regels worden gebruikt om de nationale regels te ontduiken. Dat brengen wij in beeld. Dat zijn wij aan het bestrijden en dat blijven wij bestrijden.

De laatstgenoemde categorie, die van fraude en misbruik tegen betaling, van illegale praktijken dus, vind ik het ernstigst. Die categorie is mijn hoogste prioriteit en ik heb de bestrijding hiervan ter hand genomen.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. De staatssecretaris begint zelf over het recht op vrij verkeer van personen dat wij binnen de EU hebben. Is het niet hartstikke logisch om dat recht alleen te laten gelden voor mensen die een EU-nationaliteit hebben? Waarom wil zij het recht van vrij verkeer van personen dat wij in de EU hebben, laten gelden voor een Marokkaan, een Irakees of een Japanner of een Amerikaan? Het is toch niet logisch om een EU-recht van vrije vestiging in de EU te laten gelden voor mensen die niet eens de nationaliteit hebben van een EU-lidstaat? Dat is nu juist de kern van het probleem waar wij het over hebben.

Staatssecretaris Albayrak:

Het vrije verkeer van personen heeft Europa niet alleen stabiliteit gebracht, maar ook economische vooruitgang. Als je zegt dat dit komt omdat mensen vrij gebruik kunnen maken van hun rechten om te gaan en staan in Europa waar zij willen, mag je dat niet van drempels voorzien. Als je zegt dat je alleen vrij bent om in Europa te bewegen als je dat met een partner doet die uit hetzelfde land komt en dezelfde nationaliteit heeft, dan zou dat een ernstige beperking betekenen van het recht van vrij verkeer. Ik vind het wel logisch dat wij dat recht hebben verbreed naar alle partners, dus ook partners die niet de nationaliteit van dat land hebben. Daarmee heb je echter ook de verantwoordelijkheid op je genomen om misbruik en fraude te bestrijden. Het staan voor dat vrije verkeer van personen valt of staat met de mate waarin je in staat bent om misbruik van die goedbedoelde regels daadwerkelijk te voorkomen.

De heer Fritsma (PVV):

U leidt de aandacht echt af van het werkelijke probleem. Met het aanpakken van misbruik of oneigenlijk gebruik los je het probleem natuurlijk niet op. U wilt het vrije verkeer van personen dat wij in de EU hebben, laten gelden voor niet alleen EU-onderdanen, maar ook voor mensen uit Irak, Japan, Afghanistan, Marokko en Turkije. Die mensen hoeven niet eens een paspoort te hebben, zij kunnen hier rustig binnenlopen. Ook al zijn zij illegaal in Nederland, dan nog kunnen zij hun verblijfstitel zo in ontvangst nemen. U ondermijnt daarmee uw eigen vreemdelingenbeleid.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik zei het al: het is het recht van onderdanen van Europese landen om in een ander Europees land te gaan wonen en werken. Op het moment dat je hun dat recht geeft, zeg je niet: u mag wel komen, maar dat moet u dan wel alleen doen. Dan zeg je: u mag komen en uw partner en kinderen mogen mee. Dan zeg ik dat er geen gerechtvaardigde reden is om onderscheid te maken tussen partners die uit het land zelf komen of partners die uit een ander land afkomstig zijn. Mijnheer Fritsma, leg mij dan eens uit waarom u de Fransman die bij Europol gaat werken niet wilt toestaan om zijn Ghanese vrouw mee te nemen?

De heer Fritsma (PVV):

De staatssecretaris snapt het punt niet. Ik wil dat die gezinsmigranten moeten voldoen aan de voorwaarden van het Nederlandse toelatingsbeleid. Als een Fransman hier in Nederland werkt en zijn partner over wil laten komen, kan dat via het Nederlandse toelatingsbeleid en niet via de sluiproute van de EU. Daar gaat het om.

Staatssecretaris Albayrak:

Als alle EU-landen dezelfde toelatingsregels zouden hebben, zou dit probleem vanzelf zijn opgelost. Nederland behoort in Europa tot de strengste landen waar het gaat om de toelatingsregels voor huwelijksmigratie. Het voorstel zou betekenen dat Nederland voor Europeanen die hier willen komen werken een minder aantrekkelijk land wordt dan andere EU-landen. Dat schaadt allereerst de economische belangen van Nederland. Nederland moet als grondlegger van Europa en als grondlegger van het vrije verkeer van personen niet nu eigenstandig het vrije verkeer van personen weer ter discussie stellen. Daarvoor is het een te grote verworvenheid.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Volgens mij gooit de staatssecretaris hier alle groepen op één hoop. Zij verwart arbeidsmigranten met gezinsherenigers. Daar zit een heel groot verschil tussen. Ik heb een andere vraag. Ik herken de drie geschetste categorieën. Wat betreft de categorie die fraude pleegt, zei de staatssecretaris dat zij daar een aantal maatregelen voor heeft genomen. Ik sloeg dus weer de brief op en dacht: nu staan zij erin, misschien heb ik er overheen gelezen. Er staat alleen maar in: ik ga het effectiever bestrijden. Wat gaat de staatssecretaris nu doen?

Staatssecretaris Albayrak:

Niet zo ongeduldig, mevrouw Verdonk. Wij hebben niet alleen die brief geschreven, maar wij hebben ook nog tig debatten gehad in de Kamer en er zijn heel veel schriftelijke vragen gesteld, door de heer Fritsma en anderen. Het is in 2004 al begonnen met schriftelijke vragen van de CDA-fractie over dit onderwerp. Sindsdien voeren wij dit debat. Het is nu voor het eerst dat er concrete maatregelen worden genomen. Tel uit uw winst.

Ik heb de maatregelen opgesomd, dus ik zal ze voorlezen. Dit kabinet is in februari 2007 aangetreden. In maart 2007 zijn schriftelijke vragen van de heer Fritsma over deze route beantwoord. Wij hebben naar aanleiding daarvan gekeken of er een registratie was, of wij in beeld konden brengen hoeveel mensen verblijf vragen in Nederland op basis van die EU-regels. Het gaat dus om vreemdelingen die verblijf vragen bij Nederlanders of Europeanen die hier wonen. Dat bleek niet mogelijk te zijn. Die registratie was er niet en die cijfers konden wij op dat moment, toen dit kabinet aantrad, niet geven.

In november 2008, anderhalf jaar verder, heb ik de Kamer de eerste cijfers gegeven. Dat was het eerste moment waarop ik vond dat wij met enig houvast cijfers konden geven uit die IND-systemen. De Kamer heeft die cijferreeks ontvangen. Mevrouw Azough noemde die cijfers nog. Deze cijfers betroffen het aantal mensen dat een aanvraag heeft ingediend om een EU-vergunning te krijgen, dus een vergunning op basis van die Europese regels. Wij hebben naar die cijfers gekeken. Ik zag in die cijfers, ook gelet op het feit dat het een beperkt aantal mensen betrof, aanleiding om te kijken of mensen niet op andere manieren komen. Het kan zijn dat mensen geen beroep op doen op de EU-vergunning, maar bijvoorbeeld een reguliere vergunning aanvragen en dat achteraf blijkt dat zij onder het gemeenschapsrecht vallen. In die cijfers heb ik dus aanleiding gezien om het onderzoek waarmee wij sinds november 2008 bezig zijn, te verbreden. Ik bekijk nu van alle aanvragen of zij hebben geleid tot een EU-vergunning.

Ook hier heb ik niet mee volstaan. De IND onderzoekt dit op basis van registratie van aanvragen. Ik heb het WODC gevraagd om een wetenschappelijke analyse te maken van die cijfers. Ik ben benieuwd wat er aan de hand is. Er ligt hier, ook in dit debat, de suggestie van vrij massaal misbruik van en fraude met deze route. Ik moet weten wie de mensen zijn die komen en wat hun nationaliteiten zijn. Ik wil weten wie een aanvraag indienen voor het toelaten van een partner: zijn dat veel Nederlanders, zijn dat niet-autochtone Nederlanders of zijn dat EU-onderdanen die in Nederland werken? Dat is de handicap van dit debat. Ik ben altijd en op elk moment bereid om met de Kamer in debat te gaan. Dit debat komt echter op een moment dat dit onderzoek nog wordt uitgevoerd. Het betreft de analyse die ons al die inzichten gaat geven over de wijze waarop de drie groepen gebruik, misbruik en harde fraude zich tot elkaar verhouden en hoe je vervolgens nog meer maatregelen moet nemen indien er op grote schaal fraude en misbruik wordt aangetoond om deze daadwerkelijk en effectief te bestrijden. Die cijfers waren van november 2008. Dat onderzoek hebben wij inmiddels verbreed en verdiept, dat leest u in de brief van vandaag.

Ik ga nog even door met het lijstje met concrete maatregelen waarom mevrouw Verdonk heeft gevraagd. Sinds mei 2008 monitort de IND alle mogelijke Europa-routegevallen, om het even in simpele taal te zeggen. Dat betekent dus niet alleen België, want België is maar één voorbeeld. Het betekent ook de Duitsland-route en de Spanje-route, die Nederlanders wellicht ook gebruiken. Wat gebeurt daar? Aan IND-loketten wordt aan alle mensen die vragen om toelating in Nederland als vreemdeling bij een Nederlander gevraagd om een vragenlijst in te vullen. Daarbij wordt gevraagd naar de aard van de relatie, de duur van de relatie, hoe lang zij in een ander Europees land hebben gewoond et cetera. Als die antwoorden aanleiding geven tot het vermoeden van fraude, komt er nader onderzoek, in elk individueel dossier waar die aanleiding te vinden is. De heer De Krom vroeg specifiek naar sanctiemogelijkheden. Indien fraude wordt aangetoond, kunnen wij een verblijfsvergunning weigeren, maar ook niet verlengen of intrekken. Dat zijn de mogelijkheden die ik heb.

Vervolgens zijn wij in februari 2007, kort na het aantreden van dit kabinet, gestart met de pilot schijnrelaties, om schijnrelaties in Nederland in beeld te brengen en te bestrijden. Daar hebben wij vorige week tijdens het vragenuur naar aanleiding van vragen van de heer Fritsma ook over gesproken. Die resultaten waren zo goed dat wij hebben besloten om die pilot voor het aanpakken van schijnrelaties landelijk toe te passen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Is dat de pilot Haaglanden?

Staatssecretaris Albayrak:

Nee, dat is de landelijke pilot schijnrelaties, gericht op alle schijnrelaties in Nederland. Ik ga nog steeds door met het lijstje concrete maatregelen waarom mevrouw Verdonk vroeg.

Dan zijn wij in juli 2008 de pilot Haaglanden gestart, die zich richt op Europeanen die in Nederland zijn komen wonen en die ons vragen om een partner van buiten de EU toe te laten. Daarvan hebben wij inderdaad zo'n 65 aanvragen bekeken. In 35 gevallen, iets meer dan de helft, was er het vermoeden van misbruik, dan wel fraude. Tot nu toe hebben wij in tien gevallen de verblijfsvergunning geweigerd. Dat is ook een aanwijzing waarvan ik zeg dat wij er vooral mee moeten doorgaan. Dat betekent dat wij op alle IND-locaties – niet alleen Haaglanden – ook deze pilot, waarvan de resultaten zo goed zijn gebleken in zes maanden, zullen voortzetten.

Vervolgens hebben wij zeer recent de Vreemdelingencirculaire aangepast, omdat dit kabinet het een raar fenomeen vond dat je niet alleen als je getrouwd bent of een duurzame relatie hebt je partner hiernaartoe kunt halen, maar dat eigenlijk nooit echt werd gevraagd naar het aantonen van de duurzaamheid van die relatie als je niet getrouwd was. Dus iemand kon hiernaartoe komen en de Europeaan hier of de Nederlander kon zeggen "wij wonen samen". Dat was voldoende om een verblijfsvergunning te krijgen. Daaraan maken wij een einde. Op het moment dat je zegt dat je partner bent van een Europeaan of een Nederlander en je vraagt verblijf op basis van de Europese regels zeggen wij: toont u dan maar eens aan dat u een duurzame relatie hebt.

De heer De Wit heeft concreet gevraagd hoe mensen dat dan moeten doen, of zij dit kunnen doen met alle middelen of alleen als zij zes maanden hebben samengewoond of als zij een kind hebben. Wij hebben de tekst van de Vreemdelingencirculaire zo aangepast – die is nu voor publicatie aangeboden – dat de zorg van de heer De Wit daarmee in principe is weggenomen. Wij zeggen dat de duurzame relatie in ieder geval zal worden aangenomen indien met deugdelijk bewijs kan worden aangetoond dat de ongehuwde partner zes maanden met de Europeaan of Nederlander heeft samengewoond. Je kunt dat met meer middelen aantonen. De formulering "in ieder geval zal worden aangenomen" betekent niet dat voorafgaande aan de aanvrage zes maanden moet zijn samengewoond. Dat kan ook eerder zijn. Als iemand al 20 jaar heeft samengewoond en als dat kan worden aangetoond, lijkt mij dat een stuk sterker. De tekst spreekt van het overleggen van een bewijs van inschrijving in een gemeentelijke administratie in het land, huurcontracten, of afschriften van rekeningen op beider naam. Je kunt dus met veel meer middelen aantonen dat je duurzaam hebt samengewoond dan alleen zes maanden voorafgaand aan de aanvrage. Als het duidelijk is dat het een relatie is met één of meerdere kinderen, nemen wij op grond daarvan ook duurzaamheid van de relatie aan.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik moet de staatssecretaris teleurstellen. Al in 2005 waren er genoeg gegevens. Er zijn toen ook al concrete maatregelen genomen

Staatssecretaris Albayrak:

Welke dan?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De staatssecretaris stelt dat zij begin 2007 ...

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter ...

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter, nu ben ik even aan het woord, als u het niet erg vindt. U hebt zojuist de staatssecretaris tien minuten de gelegenheid gegeven om concrete maatregelen te noemen, maar ik heb er niet één gehoord.

De pilot over schijnhuwelijken die de staatssecretaris noemt, is volgens haar in februari 2007 gestart. Dat is erg snel na haar aantreden. Wat zijn de concrete cijfers over deze pilot?

Staatssecretaris Albayrak:

Het debat over de schijnhuwelijken hebben wij vorige week met de heer Fritsma in de Kamer gevoerd. Ik heb deze cijfers nu niet in mijn voorbereiding meegenomen, maar noem ze met alle plezier nog eens. De heer Fritsma heeft gevraagd om een brief waarin de aantallen adrescontroles worden genoemd die worden gedaan door de Vreemdelingenpolitie. Die brief heeft de Kamer vorige week ontvangen. Ik zeg tegen de heer De Krom, als ik dat even langs mevrouw Verdonk om mag doen ...

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Nee, liever niet, want ik krijg graag een antwoord op mijn vraag.

De voorzitter:

Dat antwoord komt, mevrouw Verdonk. Wij laten de staatssecretaris even uitspreken.

Staatssecretaris Albayrak:

Dit is het antwoord, voorzitter. Deze brief gaat over schijnrelaties. Daarnaar verwijs ik kortheidshalve. Dit is geen flutbrief met informatie over de Europa-route. Daarover bestond verwarring bij de heer De Krom. De brief van vorige week ging over schijnrelaties en is geschreven op verzoek van de heer Fritsma.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ja, die brief heb ik gelezen. Ik kan daarin geen concrete cijfers ontdekken. Daarom concludeer ik dat de staatssecretaris in februari 2007 een pilot is gestart en dat die niet tussendoor wordt gemonitord. Over deze pilot zijn geen tussentijdse cijfers beschikbaar.

Staatssecretaris Albayrak:

Jawel.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Nee, want ik heb u vorige week, tijdens hetzelfde vragenuur gevraagd: weet u cijfers over 2008. Toen zei u: nee, jammer, maar die heb ik nog niet. Dat betekent dat het hierbij gaat om een project waarop niet wordt gestuurd.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter, ik wil hierop graag antwoorden.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter, ik heb geen vraag gesteld, maar alleen iets geconstateerd.

De voorzitter:

U spreekt niet door elkaar.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik kom nog even terug op de fraude waarover de staatssecretaris sprak. Hoeveel fraudezaken zijn opgelost, behalve de tien gevallen van de pilot in de regio Haaglanden? Hoeveel mensen hebben een straf gehad en hoeveel verblijfsvergunningen zijn ingetrokken vanwege fraude? Hoeveel?

Staatssecretaris Albayrak:

Bij de pilot in de regio Haaglanden is in tien gevallen een vergunning geweigerd dan wel ingetrokken. Wij hebben nog een groot aantal zaken in onderzoek, dus het aantal zal toenemen.

Op de opmerking waarop ik volgens mevrouw Verdonk niet hoef te reageren omdat het antwoord heel simpel is, wil ik toch reageren. Ik heb tijdens het debat over schijnhuwelijken gezegd dat de gegevens over 2007 zijn zoals ze in het debat met de Kamer zijn gedeeld. De gegevens over 2008 kon ik op dat moment niet geven en kan ik ook nu niet geven, omdat wij nu bezig zijn om dit in beeld te brengen. Zo simpel is het.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, mevrouw Verdonk, echt niet.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter, ik heb slechts twee vragen mogen stellen. Bovendien daagt de staatssecretaris mij uit. Als zij de pilot goed zou begeleiden, dan stuurde zij ons ieder kwartaal cijfers.

De voorzitter:

Mevrouw Verdonk, u hebt het woord niet gekregen. Het woord is aan de heer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Hoe wil de staatssecretaris oorlogsmisdadigers, terroristen en zware criminelen uit de Europa-route filteren? Wij weten dat het paspoortvereiste, dat normaal geldt, bij deze route niet gesteld kan worden. Dit blijkt onder andere uit jurisprudentie. Er kunnen zich dus allerlei figuren melden van wie wij niet weten, en zelfs de staatssecretaris niet weet wie het zijn en wat zij precies komen doen. Dat kan toch niet?

Staatssecretaris Albayrak:

Als ik de JBZ-Raden bijwoon, jeuken mijn handen vaak, mijnheer Fritsma. Bij de samenwerking met andere Europese landen is op dit punt nog erg veel winst te boeken. Er is een enorm gebrek aan uitwisseling van informatie. Met die uitwisseling zouden wij de informatie waarover u het nu hebt, boven tafel kunnen krijgen. Dat is precies de reden waarom ik in het debat over de Europa-route tijdens de Europese vergaderingen heb gevraagd om registratie van de mensen die verblijf vragen op basis van de Europese regels. Als andere landen registreren, moeten zij volgens mij ons op de hoogte stellen van de trends die zorgen baren. Registratie en notificatie staan op mijn lijstje van concrete maatregelen die volgens een aantal woordvoerders nog niet concreet genoeg zijn. Als zij dat vinden, weet ik het echter ook niet meer.

Europa zal moeten registreren. Als wij immers met z'n allen artikel 35 van richtlijn 2004/38 onderschrijven, waarin staat dat je een verblijfsvergunning mag weigeren, dan moeten wij weten of er sprake is van fraude en moeten wij registreren. Wij hebben de mogelijkheid om zo'n vergunning te weigeren. Zo'n registratie is eigenlijk heel simpel. Europeanen die naar Nederland komen, hoeven zich niet eens te melden, want die vallen onder de vrijheid van verkeer. Op het moment dat zij de Nederlandse regering vragen om een partner uit een niet-EU-land toe te laten, vind ik echter dat je mag vragen om informatie. Op dat moment moet een land ook registreren.

België is een van de landen waarmee wij het meest optrekken. De samenwerking met België is op dit punt gecompliceerd, omdat er in dat land geen landelijke registratie bestaat op het punt van het vreemdelingenbeleid en de aantallen.

De voorzitter:

Mevrouw de staatssecretaris, kunt u iets beknopter antwoorden?

Staatssecretaris Albayrak:

Zeker. Dit is echter een erg belangrijk punt. Steeds als ik hierover met België spreek, stuit ik op het feit dat er in België op gemeentelijk niveau wordt geregistreerd. Het is zeer bewerkelijk om alle informatie bij elkaar te krijgen en daaruit conclusies te trekken. Toch doen wij dat wel en laten wij dat niet.

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb het woord "registratie" inmiddels al honderd keer gehoord. Dat is leuk en aardig, maar op dit moment zitten wij dus met de situatie dat Europa-routemigranten niet hoeven aan te tonen wie zij zijn, omdat het paspoortvereiste, zo ongeveer het belangrijkste vereiste dat wij hebben, voor hen niet geldt. Het is zorglijk dat op deze manier oorlogsmisdadigers, terroristen en zware criminelen hiernaartoe kunnen komen, omdat wij niet weten wie het zijn.

De voorzitter:

Dat punt is al besproken en bevestigd door de staatssecretaris. U moet wel luisteren naar het antwoord. Dit kost extra tijd. Dat is niet nodig. Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Nog even over het begrip "duurzaamheid", duurzame relatie, duurzame betrekking. In de brief van vanmiddag van de staatssecretaris wordt gesproken over een recente periode van zes maanden. Begrijp ik nu uit de beantwoording dat de staatssecretaris het woord "recent" in de circulaire die zij gaat wijzigen, recentelijk heeft laten vallen? Als zij dat niet doet, heeft zij een probleem, omdat dan nooit gezinsvorming mogelijk is. Iemand van buiten de EU mag hier geen zes maanden zijn, hooguit drie maanden, en moet dan weer terug. Heeft zij het woord "recent" dus laten vallen en betekent de periode van zes maanden dat een en ander over een langere periode kan worden aangetoond, uiteraard door betrokkene zelf?

Staatssecretaris Albayrak:

"Recent" betekent ook dat mensen in een ander land mogen hebben samengewoond. Dat mogen zij dan aantonen. Men hoeft niet in Nederland te hebben samengewoond. "Recent" betekent ook niet direct voorafgaand aan de aanvraag. Dat staat nu zwart op wit. Ik zal bezien of de interpretatie van de tekst die wij reeds aan de Staatscourant hebben aangeboden, te beperkt is. Dit is in ieder geval de bedoeling.

Dan nog iets in de richting van de heer Fritsma. Ik wil de suggestie wegnemen dat vreemdelingen die bij een EU-onderdaan of een Nederlander komen, zich niet hoeven te legitimeren en dat wij dus niet weten wie het zijn. Mensen moeten hun identiteit aantonen. De heer Fritsma had het over het paspoortvereiste, maar mensen moeten hun identiteit aantonen. Er zijn meer criteria. Je kunt hier niet zomaar komen. Je moet ook de gezinsband of de relatie aantonen.

Zeer recentelijk ben ik mij nog meer zorgen gaan maken dan ik mij al maakte over deze route en het eventuele misbruik ervan. Dat is gebeurd naar aanleiding van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie, het Metock-arrest, inmiddels bij iedereen bekend. Dat is voor mij de reden geweest deze kwestie wederom op de agenda van de Europese raden te zetten en om te vragen om Europese maatregelen. Die gelegenheid komt snel, want men is in Europa bezig met het evalueren van de richtlijn vrij verkeer van personen. Wij trekken nauw op met België in het debat, maar ook met Ierland en Denemarken, want ook zij ondervinden hier de negatieve consequenties van. Die landen wachten echter de evaluatie af. Wij zijn inmiddels veel concreter geweest. Ik heb concrete voorstellen aan de Commissie gedaan om mee te nemen in de evaluatieronde. Dat betreft onder andere het voorstel over het registreren van derde­landers en het elkaar op de hoogte stellen van rare trends die mogelijk wijzen op fraude en misbruik. Ik heb inmiddels een behoorlijke lijst genoemd van concrete maatregelen die dit kabinet heeft genomen. Het betreft dan de aanpak niet alleen van fraude als eerste prioriteit, maar ook die van het oneigenlijk gebruik van een op zichzelf legale route.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Sprak de staatssecretaris zojuist over de vele registratieproblemen in België, omdat ze daar op gemeentelijk niveau registreren?

Staatssecretaris Albayrak:

Het probleem in België is dat, als wij informatie willen uitwisselen, in de gemeentelijke administraties moet worden gekeken naar wat er aan verzoeken van vreemdelingen is ingenomen. Die complicatie zorgt ervoor dat er meer tijd nodig is dan wanneer sprake zou zijn van centrale registratie, de ketenregistratie die wij in Nederland kennen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Over wat voor verzoeken heeft de staatssecretaris het dan?

Staatssecretaris Albayrak:

Wij vragen dan om aanvragen van derdelanders bij Nederlanders die in België wonen inzichtelijk te maken voor Nederland, zodat wij kunnen analyseren wie het zijn en om welke nationaliteiten het gaat.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Volgens mij waren die gegevens er landelijk al in 2005. Antwerpen wist toen al hoe het zat met de cijfers. Die gemeente wist ook al dat een onderzoek naar de naam en de geboorteplaats van die Nederlanders had uitgewezen dat een zeer groot deel van de mensen oorspronkelijk van niet-Nederlandse afkomst was. In een brief uit 2006 stond dat er concrete maatregelen waren getroffen. Ik heb toch heel erg het gevoel dat er behalve het verrichten van een onderzoek twee jaar lang gewoon niets is gebeurd.

Staatssecretaris Albayrak:

Maar over welke concrete maatregelen hebt u het? Het waren beperkte gegevens die inderdaad uit sommige Belgische gemeenten kwamen. Dat bevestigt mijn verhaal: in België bestond geen landelijk beeld. Ik spreek daar nu nog over met mijn Belgische collega Annemie Turtelboom.

De voorzitter:

Wij gaan nu toch echt over naar een volgend punt.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. In het AO van 12 november zei de staatssecretaris dat in Europees verband wel degelijk concrete Britse en Deense voorstellen op tafel lagen. Nu zegt zij echter dat deze voorstellen er niet zijn, want dat de Britten eerst de evaluatie afwachten. Hoe zit het nu?

Staatssecretaris Albayrak:

Die voorstellen zijn er, maar het zijn voorstellen in heel algemene zin. Ze zijn niet zo concreet als onze voorstellen. Het is een algemene wens om de regels aan te scherpen. De Commissie is gevraagd om misbruik van de Europese regels te bestrijden en bij de evaluatie met een interpretatie van de richtlijn die maakt dat het Metock-arrest eigenlijk gewoon wordt teruggedraaid, te komen.

De voorzitter:

De staatssecretaris rondt nu haar betoog af. Dan kan eventueel aan het eind nog een ronde interrupties volgen.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ik zal heel snel door een aantal concrete vragen gaan. Ik heb hier een groot stapeltje liggen, maar het meeste daarvan heb ik zo-even bij interruptie al beantwoord.

De heer Fritsma verzocht om registratie en controle op fraude mogelijk te maken. Dat maakt dus al onderdeel uit van mijn plannen. Wij proberen dat op Europees niveau voor elkaar te krijgen, omdat je dan het gewenste effect bereikt.

De heer Fritsma stelde vervolgens dat eigenlijk de helft van alle gevallen in de pilot in Den Haag een schijnrelatie betrof. Dat was dus niet zo. Op basis van een vermoeden hebben wij de helft bekeken; in tien gevallen is een schijnrelatie aangetoond.

De heer De Krom vroeg naar voorstellen die de Denen en de Britten hebben gedaan om het probleem op te lossen. Eigenlijk heb ik daar zojuist al antwoord op gegeven, maar ik kan wel zeggen dat wij in de zomer van 2009 de richtsnoeren voor interpretatie van de Commissie verwachten. Deze worden gebaseerd op onze inbreng en op die van de andere lidstaten.

De heer De Krom vindt dit zo'n belangrijk dossier dat de Kamer dit blijvend moet monitoren en in de gaten moet houden; hij vraagt daarom om de Kamer periodiek te informeren. Natuurlijk ben ik daartoe bereid. Op het moment dat het gezamenlijk onderzoek van de IND en het WODC uitwijst wat hierachter zit en hoe groot het probleem is, kun je concreet kijken welke maatregelen je wilt en hoe hard de Kamer daarop wil sturen. Dat zal het eerste moment zijn waarop wij met elkaar spreken over de informatievoorziening. Op zichzelf komt het allemaal snel genoeg.

De heer De Krom vroeg wanneer het gat zal zijn gedicht. Eigenlijk heb ik daar al zeer veel over gezegd. AlbayrakJe zou het gat pas echt kunnen dichten als je in Europa afspraken zou kunnen maken over uniforme toelatingsregels. Wij werken daar in Europees verband hard aan. Dat gaat het hardst bij de regels voor toelating op basis van een asielvraag. Bij gezinsmigratie en -hereniging gaat het allemaal wat trager, omdat daar de nationale protectiemechanismen spelen; Nederland stelt bijvoorbeeld strengere eisen en wij laten niet zo snel los, omdat dat voor ons zou betekenen dat het Europese gemiddelde daaronder zou uitkomen.

De heer De Krom vroeg vervolgens naar de registratie door de IND. Ik heb al iets gezegd over het verloop sinds maart 2007. Sinds vorig jaar kijken wij ook concreet naar de aantallen, naar aanleiding van die paar honderd gevallen die op dat moment boven tafel kwamen en waarvan ik vond dat wij daar dieper in moesten duiken. Ik heb de IND gevraagd de registratie zo snel mogelijk op orde te maken, zodat wij een eenduidig registratiepunt hebben van alle mensen die op basis van de Europese regels verblijf aanvragen bij EU-onderdanen, zijnde Nederlanders.

De heer Van de Camp vroeg naar de evaluatie van de richtlijn. Over artikel 35 heb ik al uitgebreid gezegd dat het belangrijk is om te kijken naar de vraag waarom wij zo gebrekkig gebruik kunnen maken van de bestaande mogelijkheid om misbruik en fraude tegen te gaan. Ik denk dat wij met de registratie en de notificatie, dus elkaar vertellen wat er gebeurt in je land, daaraan een bijdrage kunnen leveren. Dat hebben wij ingebracht in de evaluatie.

De Europese Commissie heeft vorig jaar een verslag gepubliceerd over de implementatie van de richtlijn waarover wij aldoor spreken. Daarin staat een soort stand van zaken van hoe de Europese landen de richtlijn hebben geïmplementeerd. Daarna is het Metock-arrest gekomen en heeft de EC het terecht nodig gevonden om nog een vragenlijst aan de lidstaten te sturen. In welke gevallen komt men deze richtlijn negatief tegen? Welke negatieve consequenties en onbedoelde bijeffecten ziet men? Die vragen komen aan de orde. In dat proces zitten wij. Ik verwacht de uitkomst van dit onderzoek in de zomer. De richtsnoeren voor interpretatie, daar is de EC mee bezig.

De heer Van de Camp vraagt naar de voorwaarden voor gezinsherenigers op basis van de Europese regels. Moeten zij inburgeren? Het vrij verkeer van personen bepaalt dat een EU-onderdaan zich vrij mag vestigen. Hij mag daarbij zijn partner meenemen. Als men via de Europese regels komt, gelden de nationale toelatingsregels niet. In het geval van Nederland betekent dit: geen mvv- en inburgeringsplicht. Natuurlijk worden wel voorwaarden gesteld. Men mag geen beroep doen op de openbare kas. Men moet dus zelf voldoende middelen van bestaan meenemen of een baan hebben hier.

De heer Van de Camp en mevrouw Verdonk vragen naar de samenwerking met België. Daar ben ik al op ingegaan. De contacten zijn goed. Er zijn bilaterale contacten om te proberen de cijfers boven tafel te krijgen en te analyseren. Belangrijker is dat ik en Annemie Turtelboom, mijn collega in België, samen optrekken als het gaat om de Europese Raden en de agenda daar, want dit is een gezamenlijk belang. Dat doen wij onder andere door op Benelux-ontbijten de Europese vergaderingen voor te bereiden, zodat wij in Europa met één standpunt en één stem krachtig pleiten voor wat wij vinden dat moet gebeuren.

De inleiding van mevrouw Verdonk stond bol stond van de onjuistheden. Zij is iemand die zeer deskundig is op dit terrein, dus dat heeft mij ietwat bevreemd. Zij was behoorlijk stellig over een aantal onwaarheden. Het aantal huwelijksmigranten dat naar Nederland komt, neemt nog steeds af. Als dat in haar ogen kansarme mensen zijn, dan is die stelling niet waar. Het CBS constateert een stijging van een groep waarvan wij juist willen dat die stijgt, namelijk de arbeidsmigranten. Dat is een belangrijk gegeven. Wij stimuleren de komst van mensen met hoogwaardige kennis, van studenten. Daar is uitnodigend beleid voor, met instemming van een overgroot deel van de Kamer. Verder is het pardon niet uit de hand gelopen. Mevrouw Verdonk zegt dat steeds weer, maar het pardon kost geen 6 mld. Zij kan dat blijkbaar niet vaak genoeg herhalen, maar ik zal nooit stoppen met dit te weerspreken. Haar inleiding was dus zeer suggestief en ik werp haar beweringen verre van mij.

Over de concrete maatregelen waarvan mevrouw Verdonk vond dat zij ze niet in de brief las, heb ik voldoende gezegd. Het waren er zo veel dat ik daar inderdaad even wat spreektijd voor nodig had.

De heer Van der Staaij vraagt wanneer de pilot Haaglanden wordt uitgebreid. De IND streeft ernaar deze gezamenlijke aanpak stapsgewijs uit te breiden naar alle locaties waar zij zit, te beginnen met de locaties waar zij en de vreemdelingenpolitie samen zijn gehuisvest. Dat levert de snelste en de meeste resultaten op.

De heer Van der Staaij vraagt waarom er nu pas maatregelen komen en waarom nu pas de Vreemdelin­gencirculaire wordt aangepast. Ik denk dat ik dat proces aan het begin van mijn betoog voldoende heb toegelicht als het gaat om het beter in beeld krijgen. Dat heeft ook te maken met de politieke aandacht die ervoor is. Ik had dat vermoeden al. Ik had al zorgen. Dat kwam samen met vragen uit de Kamer. Dat versterkte en versnelde elkaar en maakt dat wij nu kunnen spreken van een redelijk adequate aanpak om in beeld te brengen hoe groot het probleem is en hoe wij daartegen kunnen optreden.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag gesteld over het kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek naar de gevolgen van de hogere eisen voor gezinsmigratie. Het resultaat zou eind 2008 al naar de Kamer worden gestuurd, maar wij hebben het nog niet gezien. Wanneer komt dit?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb dat antwoord niet paraat. Mag ik dat in tweede termijn geven?

De heer Fritsma (PVV):

Wij hebben in Nederland een gigantisch inburgeringsprobleem. Een half miljoen allochtonen spreekt niet of nauwelijks Nederlands. Via de Europa-route kunnen mensen uit Afghanistan, Irak, Marokko of Turkije naar Nederland komen. Zij hoeven niet in te burgeren. Sommigen zullen dat fijn vinden, maar dat is het natuurlijk niet. Wat vindt de staatssecretaris ervan dat al die migranten van buiten de EU niet eens hoeven in te burgeren? Dat hoeven zij noch in het buitenland, noch in Nederland te doen.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik denk dat uit het onderzoek dat nu wordt verricht, zal blijken hoe ernstig het is dat deze mensen niet hoeven in te burgeren. Amerikanen en Brazilianen zitten ook in de top van die lijst. Als deze mensen in Nederland komen wonen of gaan wonen bij een onderdaan van een ander EU-land, dan zullen zij waarschijnlijk al snel inburgeren, als het al de bedoeling is dat deze mensen permanent in Nederland blijven. De Europeanen die hier tijdelijk komen werken voor een Europese instelling of die hier een tijdelijke baan hebben, komen hier helemaal niet om zich te vestigen. Het eerste vereiste voor de plicht tot inburgering is dat je je in Nederland vestigt. Als wij iets meer weten over de achtergronden, kunnen wij ook bezien of dit werkelijk een probleem is.

De heer De Krom (VVD):

Ik heb een feitelijk vraag waarop ik een zeer precies antwoord wil hebben. Voor wie geldt het recht op gezinshereniging en gezinsvorming? Geldt dat alleen voor mensen met een EU-paspoort, voor EU-onderdanen? Geldt dat niet voor mensen die tijdelijk in de EU kunnen rondreizen, bijvoorbeeld in het kader van Schengen, maar geen EU-paspoort hebben? Volgens mij doelde de heer Fritsma eerder ook op deze situatie. Daar is de staatssecretaris niet precies genoeg over.

Staatssecretaris Albayrak:

Degene die ons vraagt om de partner toe te laten, moet Nederlander zijn en een Nederlands paspoort hebben of een paspoort hebben van een van de andere Europese landen. Alleen dan mag gebruik worden gemaakt van deze regels van de Europese Unie.

De heer De Wit (SP):

Ik moet nog even terugkomen op het begrip "duurzaamheid" en de zes maanden. Houdt de staatssecretaris vast aan de zes maanden, of is het ook denkbaar dat de regeling geldt voor mensen die in het buitenland geen zes maanden hebben samengewoond, maar elkaar wel regelmatig hebben bezocht, bijvoorbeeld in Nederland? Daar heb ik zelf voorbeelden van. Ik zie dat de staatssecretaris nu lacht, maar zij eist dat deze mensen zes maanden hebben samengewoond in Nederland, wat niet kan, of in een ander EU-land. Dat laatste kan misschien wel, maar niet altijd. Houdt zij daaraan vast of zegt zij dat je in staat moet zijn om de duurzaamheid aan te tonen, waarbij zes maanden samenwonen een voorbeeld is? Het is ook mogelijk dat mensen op grond van religie niet mogen samenwonen voordat zij trouwen. Voor hen is die eis van zes maanden een heel groot probleem.

Staatssecretaris Albayrak:

Wij spreken hier over het toelaten van mensen die de bedoeling hebben om met elkaar te gaan samenwonen. De mensen over wie de heer De Wit spreekt, zullen waarschijnlijk met elkaar trouwen. Als samenwonen een drempel is en als dat in het buitenland niet mag, dan mogen zij dat waarschijnlijk in Nederland ook niet. De route via het huwelijk blijft. Deze aanscherping betreft de eis dat je moet aantonen dat je minimaal zes maanden hebt samengewoond. Dat kan in Nederland zijn en dat kan in het land van herkomst zijn. Het gaat erom dat wij in regels vastleggen wanneer wij vinden dat aangetoond is dat een relatie duurzaam is. Nu was het wel al te makkelijk. Als je zei dat je bij iemand ging wonen, kreeg je al een recht op verblijf op basis van de EU-regels.

De heer De Wit (SP):

Het is mogelijk dat mensen kunnen bewijzen dat er wel degelijk een relatie is en dat zij willen trouwen. Daar gaat het om. Er is dus nog geen bewijs van zes maanden samenwoning, maar toch bestaat er een relatie en die mensen willen in Nederland komen wonen. Houdt de staatssecretaris nu vast aan zes maanden of mag, als je die zes maanden niet kunt aantonen, ook anders worden aangetoond dat sprake is van een duurzame relatie?

Staatssecretaris Albayrak:

Nee. Je moet ergens een grens trekken. In dit geval moet met de zes maanden samenwonen worden aangetoond dat de relatie duurzaam is.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb het in mijn inbreng niet gehad over gezinsmigranten als aparte groep, zoals de staatssecretaris opmerkte. Ik heb het gehad over gezinsmigranten die komen naar aanleiding van het generaal pardon. Ik heb "6 mld." helemaal niet in de mond genomen. Ik weet niet welk citaat de staatssecretaris net aanhaalde, maar het was niet van mij.

Ik heb een vraag gesteld over de tweede alinea van de brief van de staatssecretaris. Ik heb daarop geen antwoord gekregen en ik wil graag weten wat daar staat. Zij zegt dat de onderzoeksopdracht is uitgebreid en dat de IND op uiteenlopende wijze registreert. Kan zij dat toelichten?

Staatssecretaris Albayrak:

Dat heb ik eigenlijk al twee keer gedaan, maar ik doe het graag nog een keer, want het luistert nogal nauw. De cijfers die de Kamer eerder heeft gekregen, waren de cijfers die kwamen uit de IND-registratie van aanvragen voor EU-vergunningen. Het waren de cijfers die op dat moment te geven waren. Ik vroeg mij echter af of er misschien andere categorieën waren waar mensen die uiteindelijk een EU-vergunning kregen, ook binnen vallen. Die mensen hebben een ander poortje gebruikt. Zij komen binnen met een aanvraag om verlening van een reguliere verblijfsvergunning. Dat was voor mij de reden om naar veel meer bestanden te willen kijken dan alleen naar de registratie van aanvragen van EU-vergunningen. Dat is de verbreding van het onderzoek. Wij hebben het onderzoek verdiept door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum te vragen om een analyse te maken.

De voorzitter:

Mevrouw Verdonk, tot slot.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De IND registreert dus A en B. Daar komt nu C bij. Dan kun je altijd nog duidelijk zeggen wat A en B waren en wat geregistreerd is onder C. Wat betekent dan de zin: Omdat de onderzoeksopdracht is uitgebreid, verwacht ik dat de onderzoeksresultaten zullen uitwijzen dat het uiteindelijke aantal hoger is dan ik op 4 november 2008 aan uw Kamer heb gemeld?

Staatssecretaris Albayrak:

Daarmee bedoel ik precies wat ik zojuist zei. Als ik niet het vermoeden had dat ook bij de andere poortjes mensen hebben gestaan die om een verblijfsvergunning regulier vroegen, maar die uiteindelijk een EU-onderdaan bleken die een verblijfsvergunning voor een partner aanvroegen, had ik het onderzoek natuurlijk nooit verbreed. Zo simpel is het. De aantallen die de Kamer heeft gekregen, betreffen alleen de groep mensen die een aanvraag voor een EU-vergunning hebben ingediend. Dat is de titel waarop zij geregistreerd zijn. Als je daarnaast in andere bestanden kijkt, is het toch logisch dat het uiteindelijke aantal hoger blijkt?

De voorzitter:

Nee, mevrouw Verdonk, niet meer.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Mag ik nog één ding vragen? Ik krijg graag van de staatssecretaris een heel duidelijk onderscheid tussen de cijfers die zij op 4 november 2008 heeft gepresenteerd en de nieuwe cijfers die daarbij komen.

De voorzitter:

Maar niet nu, à la minute, neem ik aan.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat is zo simpel.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat overzicht ontvang ik graag schriftelijk.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat is zo ongelooflijk simpel. Mevrouw Verdonk heeft de cijfers die de Kamer heeft. Als het onderzoek in de zomer klaar is en ik haar de nieuwe cijfers geef, pakt zij de brief van november en de nieuwste brief en dan heeft zij de vergelijking.

De voorzitter:

Dat gaan wij hier nu niet allemaal bespreken. Dat zien wij tegen die tijd wel.

Is er bij de leden behoefte aan een tweede termijn? Die is er. Dan gaan wij die nu houden.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Het is onbegrijpelijk dat dit kabinet en de meeste partijen, zoals PvdA en CDA, de Europa-route intact willen laten, want alleen met het tegengaan van oneigenlijk gebruik, van misbruik, kom je er natuurlijk niet. Ook met het gewone gebruik van de Europa-route vervallen alle gangbare toelatingsvoorwaarden en dat is een slechte zaak. De PVV wil natuurlijk wel van de Europa-route af en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het recht op vrij verkeer en verblijf binnen de Europese Unie, dat alle burgers van de Europese Unie hebben, ook geldt voor partners en familieleden van EU-onderdanen;

constaterende dat de nationaliteit van de partners en familieleden daarbij niet van belang is;

overwegende dat dit principe, dat is aan te duiden als de "Europa-route", het nationale toelatingsbeleid ernstig ondermijnt omdat een gezinsmigrant die van deze route gebruikmaakt om verblijfsrecht te krijgen, niet hoeft te voldoen aan alle gebruikelijke vereisten van het Nederlandse vreemdelingenbeleid als het inburgeringsvereiste, het samenwoningsvereiste en het inkomensvereiste;

overwegende dat de mogelijkheid om genoemde vereisten te omzeilen voorts ernstig misbruik in de hand kan werken, te meer daar gezinsmigranten bij het verkrijgen van verblijfsrecht op grond van de Europa-route niet eens gehouden zijn aan een samenwoningsvereiste;

verzoekt de regering om op Europees niveau alles in het werk te stellen om het recht op vrij verkeer en verblijf in de Europese Unie niet automatisch te laten gelden voor partners en familieleden van EU-onderdanen die zelf geen EU-nationaliteit hebben, en deze partners of familieleden onder het nationale toelatingsbeleid inzake gezinsmigratie te laten vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Fritsma en Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1248(19637).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gestelde partners en gezinsleden van EU-onderdanen zonder EU-nationaliteit, die naar Nederland wensen te komen middels de zogenaamde Europa-route, niet aan de gebruikelijke toelatingsvoorwaarden hoeven te voldoen;

overwegende dat misbruik van de Europa-route hierdoor voor de hand ligt, omdat bijvoorbeeld ook niet aan het samenwoningsvereiste zoals het in het nationale beleid geldt, hoeft te worden voldaan;

verzoekt de regering, alle verblijfsaanvragen van partners en gezinsleden van EU-onderdanen zonder EU-nationaliteit apart te registreren en op fraude te controleren, waarbij in ieder geval naar het procedureverleden en naar feitelijke vestiging in Nederland gekeken moet worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Fritsma en Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1249(19637).

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. In haar antwoord maakt de staatssecretaris duidelijk dat de activiteiten van de IND die zij in gang heeft gezet en de pilot in Den Haag uitsluitend over gevallen van fraude gaan. Het gaat niet over de aanpak van misbruik. Als ik dat verkeerd heb verstaan, mag zij mij uiteraard in tweede termijn corrigeren. Het aanpakken van misbruik is een stuk ingewikkelder. Zoals de staatssecretaris weet, heeft de heer Van de Camp daar eerder moties over ingediend. Wij hebben daar voorstellen voor gedaan en de staatssecretaris heeft die helaas afgewezen. Dat neemt niet weg dat wij nu wel resultaten verwachten van de staatssecretaris, ook snel in Europees verband.

De staatssecretaris zegt dat ik in eerste termijn gevraagd heb om heel goed in de gaten te houden hoeveel gevallen er zijn en om die te onderzoeken. Zij wil de uitkomsten van dat onderzoek eerst afwachten. Het gaat mij met name om de nieuwe gevallen die vanaf nu binnenkomen. De Kamer wil dat goed in de gaten houden. Ik verzoek de staatssecretaris om een toezegging op dit punt.

Ik heb een vraag gesteld over sancties. Uiteraard trek je de verblijfsvergunning in als iemand hier onder valse voorwendselen komt. Wat gebeurt er echter met degene die de partner meeneemt? Die maakt zich ook ergens schuldig aan. Wat gebeurt er met diegene?

Waarom is voor de duurzame relatie een termijn van zes maanden gekozen? Mensen moeten kunnen aantonen dat zij in het buitenland ook een duurzame relatie hebben gehad. Ik heb zelf een tijd in het buitenland gewoond en ik weet dat in een aantal landen ongeveer alles te koop is. Hoe gaat de staatssecretaris dit checken?

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Er blijft onduidelijkheid over de periode van duurzaamheid van zes maanden en over de toepassing daarvan in de praktijk. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris van Justitie voornemens is om de regels voor toelating als ongehuwd partner van een EU-onderdaan in die zin te wijzigen dat het bestaan van een "duurzame en exclusieve relatie" slechts kan worden aangetoond door het overleggen van bewijs van recente samenwoning gedurende ten minste zes maanden of het hebben van een gezamenlijk kind;

van mening dat er situaties denkbaar zijn waarin niet voldaan wordt aan deze criteria maar wel aantoonbaar sprake is van een "duurzame en exclusieve relatie";

van mening dat ook in deze gevallen toelating als ongehuwd partner van een EU-onderdaan mogelijk moet zijn;

verzoekt de regering, de regels voor toelating als ongehuwd partner van een EU-onderdaan in die zin te wijzigen dat het bestaan van een "duurzame en exclusieve relatie" in voorkomende gevallen, behalve door het overleggen van bewijs van recente samenwoning gedurende ten minste zes maanden of het hebben van een gezamenlijk kind, ook op andere wijze kan worden aangetoond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1250(19637).

De heer Van de Camp (CDA):

Ik heb de heer De Wit dit thema vanmiddag misschien wel vijf keer horen bespreken.

De heer De Wit (SP):

Twee keer.

De heer Van de Camp (CDA):

Bij interruptie? Het kwam op mij veel intensiever over.

De heer De Wit (SP):

Ik kan mij voorstellen dat u denkt dat het vijf keer was.

De heer Van de Camp (CDA):

U was inderdaad vrij vasthoudend. Aan welke andere bewijsmiddelen denkt u?

De heer De Wit (SP):

Het kan zijn dat partners elkaar regelmatig bezocht hebben in een van beide landen. Dan zijn er bijvoorbeeld vliegtickets op naam of bewijzen van verblijf in hotels. Dat soort bewijzen bedoel ik. Ik verwijs naar wat er in het kader van de pardonregeling aan bewijsmateriaal voorhanden was. Aan dat soort bewijzen van verblijf zul je moeten denken aan de hand van redelijk objectieve bewijsmiddelen.

De heer Van de Camp (CDA):

Waarom kiest u niet voor een eenvoudige en heldere aanduiding van wat duurzaam is? Met deze motie breekt u het ontzettend open. Wij krijgen allerlei toch vrij subjectieve wegingen van wat duurzaam is. Dat kan fraude en ook administratieve lasten vergroten. Wat is uw doel eigenlijk? Moeten wij voor iedere uitzondering nog weer een aparte duurzaamheidstoets invoeren?

De heer De Wit (SP):

Het hanteren van die zes maanden zou ertoe kunnen leiden dat mensen die de beste bedoelingen hebben en die al heel lang een relatie hebben maar die zes maanden niet kunnen aantonen tussen de wal en het schip vallen. Ik zoek met andere woorden naar een verbreding van dat begrip duurzaam als het gaat om de wijze waarop dat moet worden aangetoond, zodat meer mogelijk is dan alleen die zes maanden en een kind.

De voorzitter:

De heer Anker heeft zich bij mij verontschuldigd vanwege andere verplichtingen.

De heer Van de Camp (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ook namens de CDA-fractie hartelijk dank voor de antwoorden. Waarschijnlijk zullen wij na het zomerreces 2009 hier nog wel uitgebreid op terugkomen. Ik heb nog een drietal punten.

Het eerste zal het dossier misschien nog complexer maken. De EU heeft een richtlijn "langdurig verblijvers derdelanden". Het gaat om mensen van buiten de EU die na langdurig verblijf binnen de EU – zo'n vijf jaar – dezelfde rechten kunnen krijgen als EU-burgers. Onze vraag is of deze groep ook meeloopt in dit dossier en welke rechten deze mensen opbouwen.

Ik zou nog even de aandacht van de staatssecretaris willen vragen voor de aangenomen motie van de leden Van Toorenburg en Dijsselbloem, begrotingsjaar 2008-2009, 31700-VIII, nr. 19, waarin wordt gepleit voor een integrale benadering van de problematiek rond de huwelijksmigranten. Gezien het onderwerp dat wij vandaag bespreken, lijkt het verstandig om ook een relatie te leggen met deze motie.

Voorzitter. Als wij gaan registreren, dan vind ik dat inburgeren ook onderwerp van onderzoek moet zijn. Ik heb er moeite mee dat straks een duizend of vijftienhonderd mensen per jaar hier binnenkomen die op voorhand vrijgesteld zijn van inburgering. Ik wil dit element toch nog graag aan de staatssecretaris meegeven.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Het CDA neemt nu genoegen met de benadering van de staatssecretaris die erop neerkomt dat oneigenlijk gebruik of misbruik van de Europa-route moet worden aangepakt, maar dat gebruik geen enkel probleem is. Waarom heeft het CDA dan vorig jaar voor een motie gestemd die ertoe strekte dat ook het gebruik moet worden tegengegaan?

De heer Van de Camp (CDA):

Zou ik even mogen weten welke motie dat is, welk nummer en wat er precies in staat?

De voorzitter:

Ik denk vooral dat laatste!

De heer Fritsma (PVV):

Deze motie is ingediend door de heer Kamp en er is over gestemd op 16 december 2008. Het nummer is 30573 en het deel van het dictum waarom het gaat is: verzoekt de regering, zich in te zetten voor een oplossing op zo kort mogelijke termijn voor deze Europa-route door op Europees niveau afspraken te maken dat partners en familieleden van inwoners van een EU-land die zelf niet de nationaliteit van een EU-land hebben, vallen onder het toelatingsbeleid inzake huwelijks- en gezinsmigratie van het EU-land waar men ten tijde van de migratie verblijft. Met andere woorden, als gezinsmigranten binnenkomen, moet niet de Europa-route gelden, kan de Europa-route niet gelden, maar moet het nationale beleid gelden. Dat is iets heel anders dan wat de staatssecretaris nu zegt, maar waar u nu plotseling wel genoegen mee neemt.

De heer Van de Camp (CDA):

Het spijt mij zeer, maar ik zie echt geen spanning tussen (het dictum van) de motie-Kamp en het gebruik van de Europa-route.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter, het is duidelijk ...

De voorzitter:

Nee, het is zo niet meer te volgen.

De heer Van de Camp (CDA):

Ik blijf bij mijn standpunt. Het gebruik van de Europa-route vloeit voort uit het Europese recht. Daaraan wil de CDA-fractie zich houden. Als het tot misbruik leidt, vindt de heer Fritsma ons aan zijn zijde. Wij doen echter niet mee aan het alles over één kam scheren.

De heer Fritsma (PVV):

Dit is duidelijk anders dan wat de CDA-fractie eerder heeft gezegd.

De voorzitter:

U hebt het woord niet. Ik geef het woord aan mevrouw Verdonk.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Bij deze staatssecretaris bespeur ik geen enkel gevoel van urgentie. Dat blijkt wel heel duidelijk uit de nietszeggende brief die zij pas vanmorgen heeft gestuurd voor het debat van vanmiddag. Er staat niets concreets in, terwijl zij al zo'n tien dagen weet dat er zo'n brief moest komen.

Meer onderzoeken, verdieping van onderzoeken en de pilot schijnhuwelijken die al heel 2008 loopt terwijl er nog geen cijfer beschikbaar is. De pilot is begonnen in 2007, begrijp ik uit het gefluister van de staatssecretaris. In 2008 liep die door en nu is het 2009, maar over 2008 kan zij nog steeds geen cijfers presenteren. En toch vindt zij dat zij een gevoel van urgentie heeft. Als zij dat had, zat zij erbovenop en wist de gegevens.

Mijn vraag over de samenwerking met de Belgen ging natuurlijk niet over het gezellige, nietszeggende ontbijt voor de JBZ-Raad, maar over concrete maatregelen om fraude tegen te gaan. Hoe verloopt de samenwerking? Welke concrete maatregelen zijn er in dat kader genomen?

Bij het presenteren van de onderzoeksresultaten – ik hoop dat het nog in de termijn van deze staatssecretaris zal zijn – ontvang ik graag een differentiatie van de getallen. Wat was er geregistreerd op 4 november 2008 en wat zijn de bijbehorende categorieën en aantallen? Ik krijg daarover graag een toezegging van de staatssecretaris.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor haar antwoorden. De GroenLinks-fractie steunt haar niet in de redenering dat ook het oneigenlijk gebruik van gemeenschapsrecht misbruik is. Wij hebben al betoogd dat alleen bij fraude, zoals schijnhuwelijken, sprake is van fraude. Ik ben daarover heel duidelijk geweest, in tegenstelling tot wat de staatssecretaris daarover zei. Het gebruik is het logische gevolg van de veel strengere gezinsmigratieregels in Nederland. Daarover zou je niet verbaasd moeten zijn; wij zijn dat in ieder geval niet.

Wat zijn precies de juridische gevolgen van het voorstel om het begrip "rechtsmisbruik" anders te interpreteren. De staatssecretaris stelde in haar eerste termijn dat "oneigenlijk gebruik" hetzelfde is als "misbruik". Kan zij bij iemand die voldoet aan alle voorwaarden van het gemeenschapsrecht en een duurzame relatie heeft, het verblijf weigeren of de vergunning intrekken? Nee, dat kan niet. Kan zij handhaven dat het misbruik is, ook als dat juridische consequenties zou hebben?

De enige oplossing is het harmoniseren van de eisen in Europees verband. In hoeverre denkt de staatssecretaris dat heel Europa de strenge eisen van Nederland zal overnemen?

Tot slot het onderzoek naar de gevolgen van de verhoging van de gezinsmigratie-eisen waarnaar mijn fractie heeft gevraagd. Ik krijg graag een concreet antwoord op mijn vraag.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris graag voor de beantwoording. Het is een belangrijk onderwerp. Het ondergraven van nationale toelatingsregels moet voortvarend en krachtig worden aangepakt. In het licht van onze toelatingsregels moet je niet verbaasd zijn dat er naar alternatieve routes wordt gezocht, maar daar hoef je niet gelukkig mee te zijn. Het is beleidsmatig ongewenst, ook al gaat het voor een deel om legale gedragingen.

De maatregelen die de staatssecretaris uiteen heeft gezet, hebben onze steun, al is het niet het laatste woord hierover. Het Europese traject loopt nog en in het licht van het onderzoek zullen aanvullende maatregelen nodig zijn.

Ik heb nog één vraag over de toelating als ongehuwde partner van een EU-onderdaan. Er is nu uitgebreid gesproken over de aanscherping van de zesmaandeneis. Waarom is voor deze termijn gekozen? Is hiermee de maximale EU-ruimte benut? Het nadeel van zo'n concrete termijn is dat er veel discussie over kan ontstaan en dat die weer veel juridisering kan teweegbrengen. Zou je ook simpelweg de eis kunnen stellen dat er al sprake moet zijn van een juridisch geregistreerde relatie en dat je dus helemaal niet in die de facto-samenwoning treedt? Is dat Europeesrechtelijk mogelijk?

De voorzitter:

Wij gaan luisteren naar de staatssecretaris. Er is alleen nog de mogelijkheid om haar een nadere vraag te stellen aan het eind van haar betoog.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ik begin met de twee moties van de heer Fritsma en mevrouw Verdonk. Allereerst wordt in hun eerste motie verzocht om het vrije verkeer en verblijf in de Europese Unie niet automatisch te laten gelden voor partners en familieleden die zelf geen EU-nationaliteit hebben. Ik meen dat ik in het debat zo uitvoerig heb gereageerd op dat verzoek dat het geen verbazing zal wekken dat ik aanneming van deze motie moet ontraden. Het belangrijkste argument herhaal ik nu wel, namelijk dat dit rechtstreeks in strijd is met het vrije verkeer van personen in de Europese Unie. Het zou dus een belemmering vormen voor het vrije verkeer van onderdanen in de Europese Unie, onder wie Nederlanders.

De tweede motie is uitdrukkelijk overbodig, ook na alles wat ik heb gezegd. Daarin wordt de regering namelijk verzocht om alle verblijfsaanvragen van partners en gezinsleden zonder EU-nationaliteit apart te registreren en op fraude te controleren. Ik heb uitgebreid verteld op welke wijze wij dat doen en hoe wij met de nieuwste maatregelen, waaronder de vragenlijst van de IND, niet alleen een en ander registreren, maar ook in beeld krijgen of er aanwijzing is van fraude. In die gevallen vindt altijd onderzoek plaats. Die motie is dus overbodig.

De motie-De Wit gaat over het kunnen aantonen van de duurzaamheid van een relatie. Ik vind zijn idee sympathiek. Hij vraagt zich af waarom je een en ander zou willen beperken tot de criteria die ik in de brief en de Vreemdelingencirculaire heb genoemd, als het zo evident is dat mensen kunnen aantonen dat zij een duurzame relatie hebben. Dat is zo, omdat je ergens een grens moet trekken die je objectief kunt toetsen. Alle voorbeelden die de heer De Wit gaf in zijn spreektijd zijn weliswaar aanwijzingen dat mensen hebben samengewoond, maar zijn niet objectief te toetsen. Hij heeft het over: als zij heen en weer gaan, elkaar opzoeken et cetera. Dat controleren wordt uitvoeringstechnisch zo lastig dat ik ook aanneming van deze motie moet ontraden, hoewel ik het een sympathieke gedachte vind dat mensen een en ander met meer feiten moeten kunnen aantonen. Ik wijs hierbij ook op het feit dat er andere routes zijn. Men kan iemand bijvoorbeeld via een huwelijk laten komen. Dit geldt alleen voor het laten overkomen van iemand met het doel om met die persoon te gaan samenwonen.

Daarmee heb ik de moties behandeld. Er is nog een aantal concrete vragen. De heer De Krom vraagt om de nieuwe gevallen in de gaten te houden. Hij vroeg of ik, in afwachting van het onderzoek, alle mensen die een aanvraag voor verblijf indienen in de gaten kan houden, totdat wij na de zomer het debat voeren. Dat doen wij uitdrukkelijk. Ik vermeldde daarnet al dat wij al vanaf enig moment personen die van buiten de EU komen en die verblijf aanvragen bij een EU-onderdaan of een Nederlander, de vragenlijst laten invullen. Wij houden het dus in de gaten. Ik vraag mij af of de Kamerleden het moeten willen dat zij hiervan wekelijks, maandelijks of tweemaandelijks een overzicht van krijgen. Dat lijkt mij wat ingewikkeld en ik zou niet weten wat de Kamer met die brieven moet. Ik houd het voor de Kamer in de gaten. Het onderzoek vindt plaats. In de zomer krijgt de Kamer alle gegevens bij elkaar. Na de zomer voeren wij dat debat met de Kamer. Daar wilde ik het wat dit betreft graag bij laten.

Dan is er gevraagd naar sancties. Dat zijn in eerste instantie het niet-verlenen van een vergunning, het intrekken van een bestaande vergunning of het niet-verlengen daarvan. Indien evident sprake is van fraude, kan er ook strafrechtelijk worden opgetreden tegen EU-onderdanen die gefraudeerd hebben. Die mogelijkheid staat ook open. Dan de zes maanden. Hoe gaan wij verifiëren dat mensen niet bijvoorbeeld een papiertje hebben gekocht waaruit zogenaamd blijkt dat er een GBA-achtige registratie is geweest? Dat doen wij langs de geëigende wegen. Wij hebben inmiddels met alle ambassades wel een netwerk en redelijk goed zicht op wat de risicolanden zijn met betrekking tot de echtheid van documenten. U kent de apostille. Wij hebben meerdere manieren om de echtheid van overlegde documenten aan te tonen, en die zullen wij in dit geval uiteraard ook gebruiken.

De heer De Wit heeft zijn motie ingediend, maar had verder geen vragen meer.

De heer Van de Camp vraagt naar de relatie met de motie-Dijsselbloem over de integrale aanpak van huwelijksmigratie. De evaluatie van het aangescherpte gezinsmigratiebeleid loopt op dit moment en wordt betrokken bij de motie-Dijsselbloem. Het lijkt mij niet heel erg goed om nu alle evaluaties en onderzoeken op elkaar te laten wachten. Dan gaat er automatisch meer tijd in zitten en dat maakt de toch al gecompliceerde problematiek nog ingewikkelder. Ik denk dat wij het traject over de Europa-route en alles wat hier gebeurt met Europeanen en Nederlanders, die gebruikmaken van EU-regels, apart moeten behandelen en bewaken, en niet in samenhang met andere zaken bekijken. Dit ook gelet op de urgentie die ik zelf in het debat leg en waar de Kamer om vraagt.

Er is nogmaals gevraagd naar de inburgering en of het niet toch mogelijk is om mensen die langs deze route komen eveneens onder de Inburgeringswet te laten vallen. Mijn collega Van der Laan gaat over inburgering, zoals u weet. Ik zit een beetje hardop te denken wat wij met dat verzoek zouden kunnen doen. Ik zei net in antwoord op andere vragen dat het oogmerk van de vestiging wel heel belangrijk is. Wellicht zou het goed zijn om te kijken of op het moment dat een Europeaan naar Nederland komt en zijn niet-Europese partner meeneemt met het oogmerk van vestiging, vormen van vrijwillige inburgering mogelijk zouden kunnen zijn. Wij weten dat wij de inburgeringsplicht in Nederland ook niet aan iedereen kunnen opleggen, bijvoorbeeld niet aan mensen met de Nederlandse nationaliteit. Dat zou betekenen dat je de Europeanen langs die route een aanbod zou kunnen doen. Ik zeg dit heel voorzichtig, omdat ik niet de bewindspersoon ben die hierover gaat, maar ik zal het met mijn collega uiteraard graag opnemen.

Met mevrouw Azough zal ik het inderdaad niet eens worden over de vraag of er sprake is van misbruik als je oneigenlijk gebruik maakt van de regels. Er is sprake van enige begripsverwarring, maar het is hoe dan ook een ongewenst fenomeen. Het lijkt mij goed om nationaal een interpretatie te geven van artikel 35 van de Europese richtlijn, die spreekt van rechtsmisbruik. Alles wat wij bedoelen met onbedoelde effecten en omzeilen van nationale immigratieregels valt onder mijn definitie, zoals ik de richtlijn lees, onder rechtsmisbruik. Het is een recht dat mensen hebben en dat bedoeld is om het vrije verkeer van personen mogelijk te maken. Als dat recht echter duidelijk wordt gebruikt met het doel om de nationale regels te omzeilen, dan is dat oneigenlijk gebruik en dus rechtsmisbruik.

U had nog een antwoord te goed over het EU-gezinsmigratiebeleid. Er vindt op dit moment een WODC-onderzoek plaats naar de aanscherping van de eisen van het gezinsmigratiebeleid. Het gaat om de evaluatie van de 120%-eis op het gebied van het inkomen en de verhoogde leeftijdsgrens. Dat onderzoek was inderdaad voor eind vorig jaar toegezegd. Ik heb u in oktober 2008 al gezegd dat dit niet zou lukken. Ik heb toen ook al toegezegd dat het onderzoek begin 2009 aan de Kamer zou worden aangeboden. Ik heb de stand van zaken op dit moment niet paraat, maar "begin 2009" betekent in ieder geval in het eerste kwartaal.

Mevrouw Verdonk had eigenlijk geen heel concrete nieuwe vragen. Op de vragen die zij had, heb ik in mijn eerste termijn al geantwoord. Als ik de resultaten van het onderzoek van de IND en het WODC bekend maak, zal ook het aantal mensen dat gebruik heeft gemaakt van de EU-route zichtbaar worden. Dat zal een betrouwbaarder cijfer zijn dan ik in november 2008 kon geven of nu kan geven. De cijfers van november 2008 heeft de Kamer zwart op wit. Bij een vergelijking van de cijfers in deze brieven, zal men niet alleen de aantallen, maar ook de achtergronden te weten komen.

De heer Van der Staaij vroeg ook naar de zesmaandeneis en waarom daarvoor gekozen is. Ik heb in antwoord op de heer De Wit al gezegd dat wij een keuze hebben moeten maken voor een objectief toetsbaar criterium waarmee mensen de duurzaamheid van hun relatie moeten aantonen. Indien met duidelijk aantoonbare andere gegevens een individu bij een aanvraag aantoont dat er sprake is van een meer dan duurzame relatie, zal in het individuele geval worden bekeken of er reden is voor afwijking van de Vreemdelingencirculaire. De ruimte om in incidentele gevallen af te wijken van het beleid is inherent aan het beleid, zoals bekend.

De heer Fritsma (PVV):

Mijn eerste motie strekt ertoe om het systeem van de Europa-route gewoon uit te bannen. De staatssecretaris wil daar niet aan. Zij wil het gebruik van de Europa-route gewoon blijven toestaan. Vindt zij het echt geen probleem dat alle gangbare toelatingsvoorwaarden, van het inburgeringsvereiste tot de inkomenseis en van de eis tot medewerking aan een tbc-onderzoek tot de paspoorteis, niets meer waard zijn? Begrijpt de staatssecretaris niet dat deze mogelijkheid mensen er altijd toe zal aanzetten om van deze sluiproute gebruik of misbruik te maken?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik ben mijn beantwoording in eerste termijn begonnen dat de opmerking dat Nederland willens en wetens vanwege de interne markt en het vrije verkeer van personen ervoor heeft gepleit en voor elkaar heeft gekregen dat deze verworvenheid er is gekomen, namelijk dat Europeanen binnen Europa mogen gaan en staan waar zij willen. Nederlanders willen niet anders en zijn niet meer anders gewend. Dat betekent dat mensen ook hun partner mogen meenemen. Voor deze regels, waarmee Europeanen eigenlijk een betere positie wordt gegeven dan de nationale positie die onder het nationale beleid valt, hebben wij willens en wetens gekozen. Dat uitgangspunt van de EU wil ik inderdaad handhaven.

De heer De Krom (VVD):

Het gat in de Europa-route moet zo snel mogelijk worden gedicht. De staatssecretaris zegt: ik voer effectief beleid en laat het nu maar een beetje aan mij over, wat moet u met alle cijfers over nieuwe gevallen. Ik echter wil graag weten of haar beleid effectief is. Daarom persisteer ik in mijn verzoek om in elk geval eens per kwartaal een overzicht te sturen van alle nieuwe gevallen en wat daarmee gebeurt.

Staatssecretaris Albayrak:

Wij registeren op het moment dat mensen een EU-aanvraag indienen. Als Albayrakzij dat doen, krijgen zij een vragenlijst waarin onder andere de vraag is opgenomen hoe lang mensen hebben samengewoond in het andere EU-land voor zij naar Nederland kwamen en wat de aard van de relatie is. Dat is een onderdeel van een veel groter plaatje dat ik ook in beeld aan het brengen ben. Ik kan die aantallen wel geven, maar die zeggen op zichzelf niet zo veel. Ik ben veel meer geïnteresseerd in wat dat brede onderzoek in alle bestanden gaat opleveren. Vervolgens kunnen wij bijvoorbeeld bezien welke nationaliteiten er op deze wijze binnen komen en of de aanvragers autochtone of allochtone Nederlanders zijn. Die gegevens zijn zo veel relevanter voor de conclusies die wij moeten trekken dat ik de Kamer er volgens mij geen dienst mee bewijs als ik een onderdeel van een onderzoek dat loopt gaande dat onderzoek aan haar verstrek.

De heer De Krom (VVD):

Volgens mij moeten wij even twee dingen uit elkaar houden. Dat onderzoek dat nu loopt, gaat over geregistreerde gevallen. Er zijn echter toch ook vanaf vandaag nieuwe gevallen die binnenkomen? Mijn fractie zou per kwartaal een overzicht willen hebben over welke gevallen dat kwartaal zijn binnen gekomen volgens deze route en wat daarmee gebeurt. Dat is wat ik vraag.

Staatssecretaris Albayrak:

De Kamer ontvangt enkele keren per jaar de Rapportage vreemdelingenketen. Daar staan alle gegevens in. Ik kan kijken of daar een link mee te leggen is. Ik wil de Kamer niet laten overstromen met allemaal brieven met details van een veel groter geheel. U moet het geheel kunnen overzien om erop te kunnen sturen. Dat betekent dat ik u die gegevens kan geven op het moment dat ik dat brede overzicht heb.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik vraag toch nog even naar de juridische gevolgen van het gebruik van de term "rechtsmisbruik". Volgens mij is het een lege huls. Zolang iemand voldoet aan alle voorwaarden van het gemeen­schapsrecht en een duurzame relatie kan aantonen, heeft hij recht op verblijf in Nederland. Dus u kunt wel zeggen dat u het rechtsmisbruik anders wilt interpreteren, maar zolang dat niet op Europees niveau geregeld is, kunt u iemand toch niet een verblijfsvergunning weigeren?

Staatssecretaris Albayrak:

Dat is onderdeel van het Europese recht, dat spreekt van het kunnen weigeren van een verblijfsvergunning als er sprake is van rechtsmisbruik. Wat ik zeg, is dat Europa daarover nooit duidelijk is geweest, dat landen het vaak ook niet eens toepassen en dat ik vind dat wij dat begrip moeten invullen. Daar hebben wij nu de gelegenheid voor met de evaluatie van deze richtlijn. Ik zal ervoor ijveren dat in ieder geval ook het oneigenlijk gebruik van de Europa-route, met het enkele doel om de nationale regels te omzeilen, zal worden gerekend tot rechtsmisbruik. De Europese Commissie is nu bezig die interpretatie op orde te krijgen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Nog even over de zesmaandeneis voor duurzaam samenwonen. In hoeverre is dit nu echt nodig om Europeesrechtelijk ook deze mogelijkheid te bieden? Of zou u ook kunnen zeggen: je moet getrouwd zijn of je moet geregistreerd zijn als samenwonenden in een ander land? Ik stel deze vraag omdat deze regeling uitvoeringstechnisch heel wat discussie zal gaan oproepen.

Staatssecretaris Albayrak:

Getrouwd zijn is een hoofdstuk apart, dat is evident, daar gelden regels voor. Niet alle landen kennen het geregistreerd partnerschap, dat zou een beperking zijn van wat ik nu voorstel. Dus daar ben ik niet voor.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik verzoek de staatssecretaris toch vriendelijk om de cijfers, zowel de cijfers die genoemd zijn op 4 november 2008 als de cijfers van de nieuwe registraties, in één rapportage aan de Kamer mee te delen.

Staatssecretaris Albayrak:

Prima, er is niets mis mee als u die cijfers in één brief wilt. U kunt die brieven ook naast elkaar leggen, maar ik zal ze met alle liefde voor u in één brief zetten.

De heer Van de Camp (CDA):

Ik had ook gedacht dat wij eerder klaar zouden zijn, maar het is zo breed geworden. Ik had nog een vraag gesteld over derdelanders met langdurig verblijf binnen de Europese Unie. Wordt dat een nieuwe kwetsbare groep? Ik ben het zeer met u eens als het aspect van vestigen in Nederland zou kunnen worden meegenomen in het al of niet inburgeren. U sprak zelf over Japanners en Amerikanen die tijdelijk hiernaartoe komen. Ik begrijp dat je hen niet kunt laten inburgeren, maar als iemand bewust via de Europa-route naar Nederland komt en zich hier wil vestigen, vind ik het toch wel een aspect om te bekijken of hij al dan niet vrijwillig zou kunnen inburgeren.

Staatssecretaris Albayrak:

Dwingen kan waarschijnlijk niet. Van de vrijwillige route zal ik met mijn collega Van der Laan, de minister voor Integratie, graag bespreken of dit een mogelijkheid is en of daar ruimte en geld voor is. U kent die discussie wel, die veel breder is.

Derdelanders die hier langer dan vijf jaar wonen, hebben min of meer dezelfde rechten als EU-onder­danen. Dat geldt niet voor de rechten van het vrij verkeer en het kunnen meenemen van de partner. Ik heb dit daarnet ook al beantwoord door te zeggen dat je de nationaliteit moet hebben van Nederland of van een van de andere Europese landen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. De stemming over de moties zal volgende week dinsdag plaatsvinden.

Sluiting 17.49 uur

Naar boven