Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 16 december 2008 over de uitspraken van de Raad van State over de pardonregeling.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Zijlstra van de fractie van de PVV, sorry, van de VVD.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Met uw vergissing is de toon gezet.

Gisteravond bleek dat de staatssecretaris de Kamer niet tijdig heeft ingelicht over de voortzetting van het generaal pardon. Diverse keren is de Kamer gemeld dat de regeling per 1 januari 2008 zou worden gesloten. De staatssecretaris heeft eind 2007 de Kamer echter niet gemeld dat zij de regeling ook na 1 januari wilde handhaven. De Kamer heeft dan ook geen kans gehad om een oordeel te vellen over dit ingrijpende besluit. Wij zijn door de staatssecretaris voor een voldongen feit geplaatst en dat is zeer betreurenswaardig. Een parlement dat zijn controlerende taak serieus neemt, kan zoiets natuurlijk niet laten passeren.

Er zijn opvallend weinig reacties van de linkse partijen, terwijl zij altijd moord en brand schreeuwden als er iets aan de hand was onder de minister die voorheen deze portefeuille had. De PVV laat het ook afweten. Hard schreeuwen, altijd grote woorden, maar als er een spoeddebat geregeld moet worden om deze belangrijke kwestie op te lossen, een kwestie die er echt toe doet, dan is zij er niet.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik word een beetje moe van dit soort hypocriete praatjes. Wat er nu aan de hand is, is niet nieuw. Vorige week was ook al duidelijk wat er aan de hand was. Toen heeft de PVV als eerste een spoeddebat aangevraagd. De fractie van de VVD vond het toen echter niet eens de moeite waard om erover te praten. Vervolgens heb ik namens de PVV een spoed-AO aangevraagd, maar ook dat verzoek kreeg de steun van de VVD niet. Dus, mijnheer Zijlstra, kom nu niet met dit soort praatjes. Als uw partij principes zou hebben, dat had u ons verzoek vorige week al gesteund. U bent zoals gewoonlijk bezig met het serveren van mosterd na de maaltijd.

De heer Zijlstra (VVD):

Misschien was het mosterd voor de maaltijd. Uw partij komt nooit verder dan algemene, leuke schreeuwpartijen, maar dan hebben wij het AO en terwijl u nooit verder komt dan een monoloog, vinden wij in het debat uit dat de staatssecretaris in de fout is gegaan en gaan wij eindelijk een debat voeren over politieke feiten. Maar dan laat u het afweten. Daarmee geeft u perfect aan dat u alleen maar wilt uitdragen dat u het debat helemaal niet wilt aangaan. Als het politiek echt lastig wordt, haakt u af.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Dit is onzin. Nog voordat het spoed-AO van gisteren goed en wel was begonnen, had de heer Zijlstra al aangekondigd dat hij vandaag bij de Regeling actie zou ondernemen. Dat is echt mosterd na de maaltijd. Nogmaals, als zijn partij echt principes had gehad, dan had zij vorige week de urgentie al onderkend en het verzoek van de PVV voor een spoeddebat ondersteund. Mijnheer Zijlstra, u houdt nu goedkope praatjes. U doet waar de VVD altijd goed in is, namelijk in het serveren van mosterd na de maaltijd. Houd toch op met dit soort praatjes en heb het over de inhoud.

De voorzitter:

Ik verzoek de heer Fritsma om via de voorzitter te spreken. Dat verzoek ik ook de heer Zijlstra. Verder vraag ik de heer Zijlstra het over de inhoud te hebben in plaats van over de procedure.

De heer Zijlstra (VVD):

Maar ik wil wel graag op deze interruptie reageren. Nogmaals, voorzitter, wij hebben uitgevonden dat er wat aan de hand was. Voor het eerst hebben wij een keer goed beet. Echter, op het moment waarop de politiek er echt toe doet, op het moment waarop wij het verschil echt duidelijk kunnen maken, laat de heer Fritsma het afweten. Dan hebt u geen enkel politiek gevoel, mijnheer Fritsma, en dan komt u niet verder ...

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Fritsma, ik sta u geen interruptie meer toe. Wij vervallen op deze manier in herhaling. De heer Zijlstra vervolgt zijn betoog.

De heer Zijlstra (VVD):

Dank u, voorzitter. Het gaat nu ergens over. Wat dat betreft hulde voor het CDA, want het CDA heeft bij monde van de heer Van de Camp stevige uitspraken in de pers gedaan. Ook gisteravond was hij buitengewoon duidelijk. Ik denk aan zijn uitspraken als: ik ben nog steeds uiterst ongelukkig; de staatssecretaris heeft zaken weggemoffeld. En: mijn persoonlijke geloofwaardigheid is in het geding.

Deze uitspraken zijn terecht, want het CDA heeft altijd aangegeven dat het dit pardon niet wilde en dat het geen centimeter verder wilde gaan dan de gemaakte afspraken met zich meebrachten. Nu zal moeten blijken hoe stevig het CDA zich werkelijk bij deze kwestie opstelt, want excuses van de staatssecretaris kunnen natuurlijk niet voldoende zijn. Na zulke zware woorden staat inderdaad de geloofwaardigheid van het CDA ter discussie. Daarom dien ik de volgende motie in. Zij is meeondertekend door de heer Van der Staaij en mevrouw Verdonk.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris van Justitie op 25 mei 2007 een bestuursakkoord heeft getekend met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten betreffende de regeling afwikkeling oude vreemdelingenwet (het Generaal Pardon) waar in bijlagen 3 en 4 wordt gemeld dat met ingang van 1 januari 2008 burgemeestersverklaringen die niet van tevoren zijn aangemeld bij de helpdesk, niet meer in behandeling worden genomen;

constaterende dat de staatssecretaris de Kamer op 25 september 2007 per brief heeft laten weten dat burgemeesters tot 31 december 2007 verklaringen kunnen indienen bij de IND;

constaterende dat de staatssecretaris de Kamer tijdens het algemeen overleg van 26 september 2007 heeft meegedeeld dat de pardonregeling niet bedoeld is als openeinderegeling en dat eind 2007 de burgemeestersverklaringen binnen moeten zijn;

overwegende dat de Kamer er dus van uit mocht gaan dat hiermee 31 december 2007 als einddatum voor de regeling zou gelden;

constaterende dat de staatssecretaris de Kamer maanden later in de context van een schriftelijk verslag heeft laten weten dat er een voorziening was getroffen voor de G4, waarbij onlangs voor de Kamer duidelijk werd dat dit impliceerde dat de regeling feitelijk was voortgezet;

constaterende dat de staatssecretaris de Kamer maanden te laat heeft geïnformeerd en daarmee de Kamer eind 2007 belangrijke informatie betreffende de regeling heeft onthouden;

betreurt dat de Kamer daarmee voor een voldongen feit is gesteld;

spreekt uit dat het niet tijdig informeren van de Kamer door de staatssecretaris een kwestie is van eens maar nooit meer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Zijlstra, Van der Staaij en Verdonk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(31018).

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft van de toch al rampzalige pardonregeling een ongelooflijke puinhoop gemaakt. Om te beginnen heeft zij gewoon de regels van het pardon veranderd. De einddatum van de regeling was duidelijk vastgesteld op 1 januari 2008 en daar heeft de staatssecretaris later gewoon een heel jaar aan vast geritseld. Dat is natuurlijk een kwalijke zaak en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris de Kamer bij brief van 26 juni 2007 kenbaar heeft gemaakt dat de einddatum voor het aanleveren van burgemeestersverklaringen in het kader van het generaal pardon is vastgesteld op 1 januari 2008 en dat daar alleen met toestemming van de IND van kan worden afgeweken indien daar vóór die datum een gemotiveerd verzoek toe in is gediend;

constaterende dat dit principe een jaar later door de staatssecretaris is losgelaten en dat de staatssecretaris gelegenheid geeft om tot 1 januari 2009 burgemeestersverklaringen te verstrekken;

van mening dat dit moedwillig veranderen van de regels om meer vreemdelingen te kunnen legaliseren onacceptabel is;

verzoekt de regering, alle na 1 januari 2008 afgegeven burgemeestersverklaringen ongeldig te verklaren en de vreemdelingen die ze hebben ingediend zo spoedig mogelijk uit Nederland te verwijderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(31018).

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Alsof dit nog niet genoeg is, zijn wij ook geconfronteerd met het feit dat afgevallen pardonkandidaten kunnen doorprocederen en hun verblijf in Nederland daarmee simpel kunnen rekken. Hierdoor is de belofte van de staatssecretaris om het vertrek van de afvallers snel ter hand te nemen, helemaal niets meer waard. Ook dat is onacceptabel en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Fritsma

constaterende dat de staatssecretaris heeft toegezegd, het vertrek van afgevallen pardonkandidaten snel ter hand te nemen;

overwegende dat dit niet kan, nu bepaald is dat deze afvallers bezwaar- en beroepschriften in kunnen dienen en deze kunnen koppelen aan een verzoek om een voorlopige voorziening waarvan de uitspraak in Nederland mag worden afgewacht;

overwegende dat de Nederlandse samenleving hierdoor tegen de toezegging van de staatssecretaris in, met duizenden afgevallen pardonkandidaten komt te zitten die niet op korte termijn kunnen worden uitgezet;

verzoekt de regering, er met een spoedwet of anderszins zorg voor te dragen dat het niet in aanmerking komen voor het generaal pardon niet kan leiden tot vervolgprocedures en vovo-procedures waarvan de uitspraak in Nederland mag worden afgewacht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(31018).

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Wij zijn als Partij van de Arbeid nog steeds blij met het pardon, omdat het een einde heeft gemaakt aan ontzettend veel onzekerheid en uitzichtloosheid bij een heel grote groep mensen. 27.000 mensen, maximaal 30.000 mensen was van meet af aan de inschatting. De manier waarop het nu wordt uitgevoerd, vinden wij goed. Komen er nu ineens meer mensen voor de regeling in aanmerking? Nee, want de criteria zijn scherp, ze zorgen voor een afbakening van de groep zoals het was bedoeld. Is de uitvoering zorgvuldig? Ja. Het overleg met de gemeentes heeft plaatsgevonden, zij hebben de tijd gekregen hun werk te doen. Het enige element dat verder in het debat aan de orde kwam, was de vraag of het een openeinderegeling is en zo nee, wat de einddatum is. Oorspronkelijk had de pardonregeling geen einddatum, later is daarover wat verwarring ontstaan, en in mei is ons een ander beeld voorgespiegeld. De staatssecretaris heeft daarover iets gezegd in de commissievergadering, wat voor ons afdoende is. Wij hebben namelijk een einde gemaakt aan de onzekerheid van veel mensen die nu in Nederland een nieuw bestaan aan het opbouwen zijn. Wij zijn daar gelukkig mee, wij heten die mensen welkom.

De heer Zijlstra (VVD):

Het gaat er niet om of je voor of tegen de pardonregeling bent, het gaat erom of de staatssecretaris zorgvuldig heeft gehandeld. U vindt van wel, maar hoe zorgvuldig is het dat zij diverse gelegenheden heeft gebruikt om de Kamer mee te delen dat de einddatum 1 januari 2008 zou zijn, vervolgens niet heeft gemeld dat het later is geworden, dat zelfs u in de krant daarover uw verbazing uitspraak, terwijl u nu zegt dat er niets aan de hand is? Als u als PvdA uw controlerende taak serieus neemt, kunt u dit toch niet laten passeren?

De heer Spekman (PvdA):

Ik heb uw vraag begrepen. In de commissie heb ik gisteren al gezegd dat ik in eerste instantie verbaasd was, waarop ik de stukken en de citaten uit mei nog eens heb bekeken. Ik heb toen geconstateerd dat ik daar zelf ook overheen heb gelezen. Mijn verbazing was in die zin daarom onterecht. Ik heb dat gisteren al gemeld, en meld dat nog een keer. Vervolgens heb ik ook gemeld dat wat de staatssecretaris gisteren in de commissie heeft gezegd voor ons voldoende is, zeker in samenhang met het hoofdpunt van het hele pardon, namelijk dat zij geen einddatum heeft en strakke criteria kent. De feitelijke groep waarover wij het nu hebben, is niet groter dan toen ingeschat.

De heer Zijlstra (VVD):

In het bestuursakkoord, een belangrijk onderdeel van het pardon, worden wel degelijk einddata genoemd. Verder hebt u het over mei. U hoorde in mei dat de regeling is voortgezet. Vindt u dat niet een tikje laat, aangezien dat op 1 januari heeft plaatsgevonden? De staatssecretaris heeft de Kamer voor een voldongen feit gesteld.

De heer Spekman (PvdA):

Voor ons is de hoofdzaak van de pardonregeling dat wij een eind wilden maken aan de onzekerheid voor deze heel grote groep mensen. Een deel van deze mensen was echt buiten beeld geraakt. Zij zijn nu allemaal weer bekend, zij krijgen de kans een bestaan op te bouwen in dit land, volgens de criteria die de Kamer had afgesproken. Daar zijn wij gelukkig mee.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De heer Spekman, oud-wethouder, man die altijd met de voeten in de modder heeft gestaan, weet heel goed dat het gaat om mensen die heel veel procedures hebben aangespannen, die al onze wetten en regels aan hun laars hebben gelapt. Kan hij mij vertellen waar in de brief de datum 1 januari 2009 staat?

De heer Spekman (PvdA):

Wij leven in een rechtsstaat en daar ben ik gelukkig mee. Als mensen de kans hebben om een procedure te doorlopen, hebben zij daar recht op. Heel veel van deze mensen lapten de regels dus helemaal niet aan hun laars. Zij maakten gebruik van de rechten die zij hebben en heel veel deden dat terecht, zoals uit de uitspraken van de rechter bleek. Los daarvan gaat het dus niet om de openeindregeling. De Kamer heeft recent een brief gekregen van de staatssecretaris waarin zij de einddatum 1 januari 2009 noemt.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb het natuurlijk over de brief van 13 mei.

De heer Spekman (PvdA):

Dat was geen brief maar een schriftelijk verslag.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat waren schriftelijke antwoorden op vragen die gesteld waren. Er is heel duidelijk gevraagd of de generaal pardonregeling een openeindregeling was en ook naar de datum is heel duidelijk gevraagd. Heeft u in die brief "1 januari 2009" zien staan?

De voorzitter:

Mevrouw Verdonk, wilt u via de voorzitter spreken?

De heer Spekman (PvdA):

Ik heb ook niet beweerd dat dit in die brief staat. Ik heb gezegd dat dit in de laatste brief stond. In het schriftelijk verslag stond gewoon dat er in goed overleg met de grote steden is besloten om de regeling nog even door te laten gaan. Er was namelijk een sterk vermoeden dat er nog mensen rondliepen die volgens de criteria van de pardonregeling nog in aanmerking kwamen daarvoor. Ik ben blij dat het uiteindelijk zo is gegaan. Ik heb er verder alles over gezegd wat erover te zeggen valt, ook gisteren.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Is de heer Spekman het met mij eens dat hij, zelfs als hij die brief van 13 mei met de antwoorden van de staatssecretaris heel scherp leest, niet had kunnen begrijpen dat de einddatum 1 januari 2009 is? Ik heb het dus over de brief van 13 mei waar wij het hier de hele tijd al over hebben, en niet over de brief die gisteren ineens over de schutting is gegooid. Is hij het met mij eens dat dit gewoon een PvdA-onderonsje is geweest in de achterkamertjes?

De heer Spekman (PvdA):

Ik weet dat mevrouw Verdonk bepaald geen voorstander van het generaal pardon is. Haar voorspelling was ooit dat 200.000 mensen hiernaartoe zouden komen door het generaal pardon. Dat is volgens mij niet bewaarheid. Als het gaat over onderonsjes ...

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Afrekenen doen wij aan het eind, hè.

De voorzitter:

U hebt niet het woord, mevrouw Verdonk.

De heer Spekman (PvdA):

In die brief staat duidelijk dat er nog overleg zou zijn met de gemeenten. Het was overigens geen brief, maar een schriftelijk verslag; dat is toch echt iets anders. Er stond in dat er nog een gesprek zou zijn met de gemeenten om te bekijken of er nog mensen rondliepen die voor de regeling in aanmerking kwamen. Dat is vervolgens gebeurd. In de meest recente brief is de einddatum afgesproken van 1 januari 2009.

De heer Fritsma (PVV):

Ik hoor de heer Spekman praten over heldere criteria. Erkent de PvdA-fractie dat een van die heldere criteria juist was dat de burgemeestersverklaring in beginsel voor 1 januari 2008 moest worden ingediend?

De heer Spekman (PvdA):

In beginsel was dat helemaal niet het geval. Bij de eerste pardonregeling was daar geen sprake van. Er was namelijk geen einddatum.

De heer Fritsma (PVV):

Dat is niet waar, want in de brief van 27 juni 2007 van Justitie en de VNG is namelijk wel als criterium gesteld dat voor 1 januari 2008 die burgemeestersverklaringen moeten zijn ontvangen. Erkent de PvdA-fractie dat of niet?

De heer Spekman (PvdA):

Er is een eerste inschatting gemaakt. Aanvankelijk was het idee dat wij dat zouden redden, maar op enig moment is het idee ontstaan dat er meer tijd nodig was om de laatste mensen boven water te krijgen. Het gaat om mensen die hier allang zijn en intussen toch verweesd rondlopen of door mensen worden opgevangen. De gemeenten hebben die tijd nodig. Dat is in goed overleg gegaan en dat vind ik goed. Er zitten alleen mensen bij die onder de criteria van de pardonregeling vallen. Zowel de geest van de pardonregeling als Nederland is daarmee gediend.

De heer Fritsma (PVV):

Daarmee erkent de PvdA-fractie dat de criteria wel degelijk veranderd zijn. Er is namelijk meer tijd gegeven. Juist de communicatie daarover is tekortgeschoten. De heer Spekman spreekt zichzelf tegen door te zeggen dat er heldere criteria zijn gesteld. Dat is zo, maar die criteria zijn veranderd omdat de data zijn veranderd.

De heer Spekman (PvdA):

Een datum is geen criterium. Criteria waren de datum waarvóór je hier moest zijn, dat je geen oorlogsmisdaden hebt gepleegd en dat je niet te veel zware antecedenten op je naam hebt. Dat zijn criteria. Daaraan wordt streng en strak getoetst en daarom zijn er ook heel veel afwijzingen. Dat is voor de betreffende personen zeer beroerd, maar het is wel terecht. Voor al die andere mensen loopt de procedure volgens de regels, ook voor de mensen die via de burgemeestersverklaringen binnenkomen. Dat is uiteindelijk maar een beperkte hoeveelheid gebleken. Er waren grote verwachtingen in de Kamer dat het om heel veel mensen zou gaan. Ook de heer Fritsma had die verwachtingen, want die burgemeesters zouden niet deugen en in het wilde weg verklaringen afgeven. Daar is niets van waar gebleken. Zij zijn er voorzichtig mee omgegaan en voldoen aan de criteria.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter. Een van de medewerkers van de CDA-fractie is zo ijverig geweest om mij in te schrijven. Ik maak van de gelegenheid dan maar gebruik om wat te zeggen. U kent mij. Ik loop niet weg voor mijn verantwoordelijkheid in dit dossier.

In aansluiting op collega Spekman zeg ik het volgende. Wij hebben gisteravond uitgebreid over dit dossier gesproken in de commissie. De verschillende participanten in dat overleg hebben hun positie weergegeven. Ik heb in alle eerlijkheid gezegd dat ik het niet wist dat de datum van 1 januari 2008 niet de einddatum was. De staatssecretaris heeft haar positie aangegeven. Wij hebben daarop afgesproken in het vervolg over dit soort onderwerpen helderder en duidelijker te communiceren.

In de pers heb ik een opmerking gemaakt over het intrekken van de burgemeestersverklaring. Dat blijkt echter niet te kunnen. Het is juridisch onmogelijk. Daar heb ik mij bij neer te leggen. Ik heb wel goede nota genomen van de opmerking van de staatssecretaris dat de generaalpardonregeling geen openeinderegeling is en dat de mogelijkheid van burgemeestersverklaringen in ieder geval per 1 januari 2009 definitief is beëindigd.

Bij mijn fractie blijft een zorg bestaan over de rechterlijke procedures naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State. Ik hoop dat de staatssecretaris gelijk krijgt en dat het allemaal binnen de perken blijft. De zorg is bij ons nog niet weggenomen.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Zijlstra heeft toch nog een vraag voor u.

De heer Zijlstra (VVD):

Het verbaast mij dat de heer Van de Camp al wegloopt van het spreekgestoelte. Na de stevige woorden van gisteravond dacht ik dat er zeker nog iets zou komen. De heer Van de Camp zei gisteren letterlijk: mijn geloofwaardigheid is in het geding. Dat ging over de datum van 1 januari 2008.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Zijlstra (VVD):

Kan de heer Van de Camp aangeven wat hem van mening heeft doen veranderen? De staatssecretaris heeft de Kamer pas in mei geïnformeerd, waarvan de Kamer pas in december de implicaties heeft begrepen. Zij heeft de Kamer dus te laat geïnformeerd over het doorschuiven van de einddatum van het generaal pardon naar 1 januari 2009. Welke consequenties verbindt het CDA daaraan?

De heer Van de Camp (CDA):

Ik ben altijd bereid om het algemeen overleg van gisteravond over te doen. Ik heb toen duidelijk aangegeven hoe de CDA-fractie erin stond en erin staat. Ik vind het nog steeds jammer dat ik in de brief van 13 mei niet gezien heb dat aan de G4-burge­meesters deze mogelijkheid is geboden. De staatssecretaris heeft uitgelegd hoe dat is gekomen en zij heeft haar excuses aangeboden over de communicatie. Ik ga geen motie van treurnis of wantrouwen of welke variant dan ook steunen. Mijn opvatting is precies dezelfde als die van gisteravond en die van vorige week, behoudens het intrekken van de burgemeestersverklaringen.

De heer Zijlstra (VVD):

De heer Van de Camp kan het zeer betreuren dat hij wat gemist heeft in het verslag van 13 mei. Toen was het ook al vijf maanden te laat. Het CDA heeft altijd een ontzettend belangrijk punt gemaakt van het generaal pardon. Het mocht geen centimeter ruimer. Ik constateer aan de hand van de opstelling van de heer Van de Camp vandaag dat die zijn keutel intrekt. Van zijn harde woorden van gisteravond, ook die na de excuses van de staatssecretaris, toen hij zei ongelukkig te zijn, maakt hij helemaal niets waar. Wij weten precies waar het CDA voor staat.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Zijlstra (VVD):

Wanneer trekt het CDA politieke consequenties uit haar harde woorden en wanneer gaat het CDA haar beloftes over het generaal pardon gestand doen?

De heer Van de Camp (CDA):

Dat moment is nog niet aangebroken. Wij gaan daar zelf over. Ik ben nog even ongelukkig als gisteravond en als vorige week. De heer Spekman heeft heel aardig verteld waarom het zo is gelopen. That's it.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik ken de heer Van de Camp van eerdere debatten. In andere tijden heb ik altijd zijn steun gevoeld. Ik was gisteravond onder de indruk van zijn oprechte verontwaardiging en zijn oprechte emotie. Vandaag staat hier een mijnheer Van de Camp die aan de hand loopt van de PvdA, die gesouffleerd wordt door de heer Spekman en die hier diens woorden herhaalt. U bent een heel ervaren Kamerlid. Waar hebt u in de brief van 13 mei de datum 1 januari 2009 kunnen lezen?

De heer Van de Camp (CDA):

Die staat er niet in.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik doe een volgende poging. U bent eigenlijk gewoon voor de gek gehouden door de staatssecretaris. U bent voor de gek gehouden door de PvdA. Dat weet u heel goed, want het CDA was hierover heel duidelijk: 1 januari 2008 moest het afgelopen zijn. U bent voor de gek gehouden. Wat nu als dit een volgende keer gaat gebeuren? Wat voor garanties hebt u aan de staatssecretaris gevraagd?

De heer Van de Camp (CDA):

Iedereen doet wel alsof het generaal pardon klaar is, maar het generaal pardon is niet klaar. Wij zitten met de werkgelegenheid. Wij zitten met de huisvesting. Wij zitten met de centrale opvang. Ik ga ervan uit dat zowel de staatssecretaris als de CDA-fractie de les hebben geleerd dat wij elkaar op het punt van de data nog kritischer moeten bejegenen.

De heer Fritsma (PVV):

Is de CDA-fractie van mening dat met de datum van 1 januari 2008 de vreemdelingen gewoon genoeg tijd hadden om met de burgemeestersverklaring te komen?

De heer Van de Camp (CDA):

Ja.

De heer Fritsma (PVV):

Wat is er dan logischer dan, conform het PVV-voorstel, al die verklaringen die na 1 januari 2008 zijn binnengekomen, gewoon ongeldig te verklaren?

De heer Van de Camp (CDA):

Daar is dit tegen, dat het juridisch niet kan. Het verschil tussen uw en mijn partij is, dat u lawaai maakt en ik toch probeer om het reëel en juridisch verantwoord te regelen.

De heer Fritsma (PVV):

Het verschil tussen mijn partij en de partij van de heer Van de Camp is juist, dat wij van mening zijn dat je problemen kunt oplossen als je dat wilt. De heer Van de Camp zegt nu weer heel simpel: ik heb mij laten piepelen door de PvdA, maar er is niets meer aan te doen. Waarom zegt de heer Van de Camp niet: zorg ervoor dat dit juridisch in orde komt, zodat er wel iets aan te doen is, en wij de verklaringen wel ongeldig kunnen verklaren? Waar een wil is, is een weg.

De heer Van de Camp (CDA):

Ik laat mij helemaal niet piepelen door de PvdA. Waar een wil is, is een weg? Ja, dat hebben wij gemerkt! Dat hebben wij gezien met de uitspraak van de Raad van State. Als het juridisch niet klopt wat je politiek wilt, trekt de politiek aan het kortste eind. Dat moeten wij zien te voorkomen.

De heer Fritsma (PVV):

Het probleem is dat het CDA er zijn best niet voor heeft gedaan om te zorgen dat de juridische principes desnoods zo worden aangepast dat de PvdA en deze staatssecretaris niet wegkomen met het verlengen van de einddatum. Maar u hebt niet eens de moeite gedaan om ervoor te zorgen dat wordt tegengegaan dat de bizarre einddatum van 1 januari 2009 blijft staan.

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, ik heb geen vraag gehoord.

De heer Fritsma (PVV):

De vraag is, waarom het CDA dat niet is tegengegaan.

De voorzitter:

Volgens mij heeft de heer Van de Camp al op die vraag antwoord gegeven.

De heer Van de Camp (CDA):

Nog één opmerking: ik denk dat het verstandig is, om aan iedere onduidelijkheid een einde te maken, dat de staatssecretaris nu bewust een datum heeft gekozen. Wij weten dit nu allemaal en daarmee is de zaak wat de burgemeesterverklaringen betreft ten einde.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Wat hebben wij vanavond weer een lesje achterkamertjespolitiek gekregen! Ik heb de brief van 13 mei nog maar eens heel goed gelezen. Op pagina 10 staat: de einddatum voor het aanleveren van de burgemeestersverklaring is 1 januari 2008. Als gemeenten gemotiveerd konden aangeven dat zij een verklaring wilden nazenden, dan kon dat. In dat verband verwachtte de staatssecretaris "nog enkele" burgemeestersverklaringen. Vreemd. Op pagina 11 staat dat vreemdelingen die behoren tot de doelgroep van de regeling zich konden melden tot 31 december 2007. Ik heb vandaag gekeken op de site van de IND. En wat staat daarop? "In principe zijn de loketten voor aanmelding bij de gemeenten gesloten. Aanmeldingen die voor 1 januari 2008 bij de gemeenten zijn binnengekomen, worden door de gemeenten nog behandeld." Dat was vandaag. Het is glasheldere en duidelijke informatie. Ergens had ik moeten begrijpen dat die datum 1 januari 2009 is geworden. Waar staat dat nu expliciet?

Ik krijg graag de garantie van de staatssecretaris dat de laatste vergunning in het kader van het generaal pardon op 31 december 2008 wordt verleend. Zij gaf gisteren aan transparant te willen zijn. Ik geef haar bij dezen graag de gelegenheid. Gisteren hadden wij het over ononderbroken en onderbroken verblijf. De staatssecretaris zei dat deze termen nooit tot interpretatie­verschillen kunnen leiden. Ik hoor graag haar uitleg over het begrip "intentie".

Op de peildatum 6 mei had de staatssecretaris haar discretionaire bevoegdheid gebruikt voor minder dan tien personen. Op 29 oktober waren dat er 342. Ik hoor hier graag een reactie op. Ik hoor ook graag het precieze aantal van vandaag, 17 december 2008.

In de regeling staat ook dat gezinsleden van de vreemdeling die op grond van de regeling een verblijfsvergunning krijgt, onder voorwaarden ook een vergunning kunnen krijgen. Zij moeten dan uiterlijk op 13 december 2006 in Nederland zijn aangekomen en de gezinsband moest al bestaan voor de komst naar Nederland. Ik krijg graag de garantie van de staatssecretaris dat er op grond van de regeling geen enkele verblijfsvergunning voor gezinsleden is afgegeven die niet voldoet aan deze beide criteria.

Ik stel voor dat wij de volgende keer de PvdA-burgemeesters van de grote steden uitnodigen, want die maken uiteindelijk het beleid.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ik wil niet het debat herhalen en de argumenten die ik daarin heb gegeven. Ik zal ook de antwoorden niet herhalen op de vragen, waarvan een aantal vandaag door de woordvoerders zijn herhaald. Ik wil nogmaals onderstrepen dat het pardon geen louter politiek besluit was. Het was een wens van de bevolking van Nederland, dwars door alle partijen heen, als een antwoord op een maatschappelijk en humanitair probleem dat door de jaren heen was gegroeid en dat uiteindelijk door de vele en langslepende discussies ook een politiek probleem was geworden. Het was niet in de laatste plaats een uitvoeringstechnisch probleem waar de IND de last van ondervond bij de uitvoering van de nieuwe Vreemdelingenwet. Dat probleem is weg.

Ik heb steeds gezegd dat het aantal mensen dat onder dit pardon zou vallen, tussen de 25.000 en 30.000 zou liggen. Met alle gesprekken die wij hier vandaag voeren, zal het aantal mensen dat onder het pardon valt nog steeds tussen 25.000 en 30.000 liggen. Wij hebben criteria vastgesteld, allereerst in het coalitieakkoord. Die criteria zijn vervolgens nader ingevuld. Dat waren heldere criteria die golden toen de regeling halverwege 2007 definitief werd en die op dit moment nog steeds gelden. Die criteria zijn niet veranderd. Iemand die er halverwege 2007 onder viel, maar pas in de loop van 2008 in beeld is gekomen, heeft inderdaad een vergunning gekregen. Dat vind ik een zorgvuldige invulling en uitvoering van de regeling zoals wij die hebben afgesproken. Over de einddatum van de regeling zal ik natuurlijk wat zeggen in reactie op de vele vragen die daarover zijn gesteld en de moties die zijn ingediend.

De heer Zijlstra (VVD):

De staatssecretaris zegt dat die mensen allemaal aan de criteria voldoen en dat er helemaal niets aan de hand is. Waarom beëindigt zij de regeling dan per 1 januari 2009? In haar visie zou immers elke vreemdeling die aan de criteria voldoet onder het generaal pardon vallen, al was dat in 2020. Is een einddatum niet bedoeld om een grens aan te geven en heeft de staatssecretaris niet bewust opgeschoven?

Staatssecretaris Albayrak:

De groep is niet oneindig. Ik ben er echt van overtuigd dat wij de groep die onder de regeling valt, die aan de criteria voldoet, inmiddels in beeld hebben. Wij zien de regeling de laatste maanden al uitfaseren. Wij werkten dus al op een natuurlijke manier toe naar een einddatum. Er is overigens sprake van een misverstand. Er is nooit een einddatum voor de regeling afgesproken. De formele regeling, zoals die op 13 juni 2007 in de Staatscourant is gepubliceerd, kent geen einddatum. Dat is de regeling waarmee wij de Vreemdelingencirculaire met een wijzigingsbesluit hebben gewijzigd. Het beëindigen van de regeling zal wederom met een wijzigingsbesluit moeten gebeuren. Dat besluit zullen wij in de Staatscourant moeten publiceren. Dat dit de formeel juridische route is van de regeling die wij met elkaar hebben afgesproken – de Kamer kon er kennis van nemen dat de regeling, zoals die is gepubliceerd, geen einddatum kent – blijkt uit de aanwijzingen voor de regelgeving en specifiek aanwijzing nr. 223. Een dergelijk besluit tot wijziging was dus niet voorzien of voorbereid voor 1 januari, want dat hebben wij nooit met elkaar afgesproken. De formele regeling, de pardonregeling, kent dus geen einddatum.

Ik heb wel een datum genoemd in relatie tot de afspraak die ik met de burgemeesters heb gemaakt. Dat was een werkafspraak. Ik heb de regeling gemaakt en vervolgens hebben wij de uitvoering daarvan deels aan de burgemeesters overgelaten, omdat een deel van de doelgroep die daaronder zou vallen, niet meer bij de IND bekend was. Dat deel zou met onbekende bestemming vertrokken zijn. Gelet op de discussie over de pardonregeling en de 26.000 personen, was bekend dat een deel daarvan nog in de noodopvang van de gemeenten zat. Die mensen moesten ook onder deze regeling vallen. Daarvoor is die immers bedoeld. Wij hebben toen gezegd dat de burgemeesters moeten meehelpen met de uitvoering daarvan. Zij moeten bewijs zoeken om aan te tonen dat die mensen al die tijd daadwerkelijk in Nederland zijn geweest. Gedurende het jaar 2006 was het criterium daar. Toen hebben wij de afspraak gemaakt dat de burgemeesters in beginsel, tot 1 januari 2008, de burgemeestersverklaringen bij de IND konden indienen. Dat gebeurde mede op verzoek van de burgemeesters. Zij zeiden namelijk dat een en ander voor hen uitvoeringstechnisch ook overzichtelijk moest zijn. Zij wilden die loketten openen en mensen een kans geven. Daarvoor meenden zij een bepaalde tijd nodig te hebben. Toen hebben wij samen 1 januari 2008 als datum genoemd, als werkafspraak. Er was dus geen formeel juridische einddatum voor de regeling.

Voordat die datum genoemd werd, kwamen de burgemeesters met ervaringen uit de praktijk. Zij zeiden dat zij verzoeken kregen en dat zij op verzoek van de staatssecretaris zorgvuldig moesten nagaan of mensen de boel niet bedonderden. Zij moesten nagaan of mensen daadwerkelijk aan de criteria voldeden. De burgemeesters zeiden dat zij meer tijd nodig hadden om het onderzoek te doen inzake die gevallen die bij hen bekend waren. Gaandeweg zijn die werkafspraken dus aangepast. Op 13 mei 2008 heb ik op vragen van de Kamer geantwoord dat wij zouden blijven werken met de regeling die geen einddatum kent en dat de burgemeestersloketten open bleven. Ik heb gezegd dat wij die inmiddels hadden teruggebracht tot de vier grote gemeenten. Andere burgemeesters konden hun verklaringen naar die gemeenten sturen. Het werkte dus als een soort postbus. Het werd dus wel wat strakker, omdat de aantallen ook overzichtelijker werden.

Op 13 mei liet ik de Kamer weten dat wij met die burgemeestersverklaringen zouden doorgaan. Dat was wederom een werkafspraak. Zowel in de schriftelijke communicatie met de Kamer als in de mondelinge communicatie, namelijk alle debatten over de pardonregeling die wij hebben gevoerd, ben ik ervan uitgegaan dat ik in de veronderstelling mocht verkeren dat het de Kamer voldoende duidelijk was dat werd doorgegaan met toepassing van de regeling voor diegenen die daarvoor in aanmerking kwamen. Ik dacht dat ik in die veronderstelling kon verkeren, omdat ik de Kamer schriftelijk had geantwoord op haar vragen. Op dat moment stelde zij mij geen nadere vragen. Zij vroeg dus ook niet of dit betekende dat de regeling formeel niet beëindigd was. Op grond daarvan heb ik gedacht dat voldoende duidelijk was dat wij praktisch met de uitvoering doorgaan. Ik zeg de Kamer dat dit op verzoek was van de burgemeesters en dat dit ook nadrukkelijk een keuze van mij was. Ik vind namelijk dat de pardonregeling als oplossing voor een levensgroot probleem moet betekenen dat eenieder die aan de criteria voldoet, daarop een beroep moet kunnen doen. Dat heeft ertoe geleid dat ik vorige week in mijn brief in het kader van die uitfasering heb gemeld dat wij alles overziend – ik doel dan op datgene wat de IND heeft gedaan en wat de burgemeesters hebben gedaan, ook in 2008 – kunnen zeggen dat de regeling per 1 januari 2009 formeel "gesloten" wordt. Dat geldt ook voor de burgemeestersloketten. Dat zeg ik tegen mevrouw Verdonk.

De voorzitter:

Ik verzoek de staatssecretaris om niet mevrouw Verdonk aan te spreken maar de voorzitter.

Staatssecretaris Albayrak:

Natuurlijk, voorzitter.

De voorzitter:

Verder verzoek ik de staatssecretaris én de leden om het debat van gisteren niet over te doen. Dat debat heeft drie uur geduurd. Ik vraag de staatssecretaris om nu in te gaan op de moties. Daarbij kunnen de leden nog korte vragen ter verheldering stellen. Ik sta echter geen interrupties meer toe. Wij hebben nog twee VAO's op de agenda staan. Dit wordt een herhaling van het debat dat gisteren heeft plaatsgevonden. De leden mogen straks bij de behandeling van de moties nog interrupties plaatsen, maar ik wil eerst de staatssecretaris het woord geven.

De heer Fritsma (PVV):

U hebt al één interruptie toegestaan. Ik vind dat nu ook de andere leden een interruptie moet worden toegestaan.

De voorzitter:

Soms is het leven onrechtvaardig. Deze ene interruptie heeft vijf minuten beantwoording gekost.

De heer Fritsma (PVV):

Eerlijk is eerlijk, iedereen één interruptie. Dan kunnen wij daarna verder praten.

De voorzitter:

Ik ben de voorzitter en ik bepaal dit. U hebt gisteren dit debat drie uur lang gevoerd. Ik heb niet het idee dat u iets gaat inbrengen wat tot nieuwe inzichten zal leiden. Ik verzoek de staatssecretaris dus om haar betoog te vervolgen.

De heer Zijlstra (VVD):

Het gaat om de vraag of de staatssecretaris de Kamer tijdig heeft ingelicht. Dat is politiek een vrij zwaar feit. Ik vind het echt niet kunnen dat wij dit procedureel zo gaan wegwuiven.

De voorzitter:

Daarin zou u gelijk hebben, mijnheer Zijlstra, als u dit gisteren niet al uitgebreid aan de orde had gesteld. U had misschien een derde termijn moeten aanvragen in plaats van een verslag van een algemeen overleg. Ik verzoek de staatssecretaris om nu in te gaan op de moties en ik sta u toe om bij de behandeling van die moties nog interrupties te plaatsen, maar ik wil echt niet het debat van gisteravond overdoen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik sluit mij toch aan bij collega Fritsma. Eén partij een interruptie, dan andere partijen ook een interruptie. Zo hoort dat. Onrechtvaardigheid gebeurt overal in de wereld, maar juist niet in de Tweede Kamer, lijkt mij.

De voorzitter:

Ik heb uw opmerking gehoord, maar ik sta geen verdere interrupties toe.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik wil graag een punt van orde maken.

De voorzitter:

Doet u dat.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik maak een punt van orde. Nogmaals, als één partij een interruptie heeft gehad, dient u als voorzitter iedere partij gelijk te behandelen en dus iedere partij die dat wil een interruptie toe te staan.

De voorzitter:

Ik heb dat gehoord, mevrouw Verdonk en mijnheer Fritsma. Ik heb u beiden gezegd dat u straks bij de reactie op de moties opnieuw interrupties mag plaatsen.

De heer Fritsma (PVV):

Dan had u niet net een interruptie moeten toestaan aan het lid van de VVD-fractie.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat de staatssecretaris zo lang van stof is, mag zeker niet de reden zijn dat u tegen ons zegt: u mag geen vragen meer stellen. Ik kan een heel korte vraag stellen. Daar kan een heel kort antwoord op komen. Hetzelfde geldt voor de heer Fritsma.

De voorzitter:

Ik geef gewoon geen interrupties meer. De staatssecretaris is aan het woord.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik ga natuurlijk ook nog reageren op de moties. Daarmee zal, naar ik hoop, een aantal van de nog levende vragen worden beantwoord. Ik begin met de motie van de heer Zijlstra, waarin in het dictum wordt uitgesproken dat de Kamer het betreurt dat zij voor een voldongen feit is gesteld. Met al mijn antwoorden heb ik proberen te zeggen dat ik de Kamer niet voor voldongen feiten heb gesteld en dat dit in ieder geval niet mijn bedoeling is geweest. Vervolgens vraagt de heer Zijlstra de Kamer, uit te spreken dat het door mij niet tijdig informeren van de Kamer een kwestie is van eens maar nooit weer. Ik vind dat charmant gevonden, mijnheer Zijlstra. Het punt dat ik heb proberen neer te zetten, is echter dat het niet tijdig met elkaar spreken over de einddatum van de regeling op zijn minst een gedeelde verantwoordelijkheid is van de staatssecretaris en de Kamerleden. De leden hebben in de reactie op het verslag kunnen lezen dat de toepassing van de regeling door de burgemeesters doorging. Ook uw fractie, mijnheer Zijlstra, heeft daar niet op gereageerd. Ik ga ervan uit dat de Kamer, als zij vragen stelt in een verslag, vervolgens ook geïnteresseerd is in de antwoorden.

De heer Zijlstra (VVD):

Nu breekt echt mijn klomp. De regeling is op 1 januari 2008 verlengd, niet op 13 mei 2008, toen u een reactie gaf op het verslag. Ga ons nu niet verwijten dat wij te laat waren. U hebt dit nooit aan de Kamer gemeld. Als u tijdens debatten in dit huis uitspraken doet, mag de Kamer er toch van uitgaan dat die enig gehalte hebben? Als u zegt, zoals in de motie is geciteerd, dat de pardonregeling geen openeinderegeling is en dat de einddatum 31 december 2007 is, mogen wij daarvan uitgaan. Dan moet u niet zeggen dat de Kamer hierin een gedeelde verantwoordelijkheid heeft. Als u besluit om te verlengen, moet u dat actief aan de Kamer melden. U hebt dus wel degelijk niet tijdig aan de Kamer gemeld dat u de regeling hebt verlengd. Ja, vijf maanden en dertien dagen later. Daarmee was het een voldongen feit. U hebt dus wel degelijk te laat geïnformeerd.

Staatssecretaris Albayrak:

De regeling is niet verlengd. De regeling is nooit stopgezet. Daar heeft de Kamer, inclusief u en uw fractie, ook niet om gevraagd. De regeling kent formeel geen einddatum. Over de communicatie over het werken met de burgemeesters heb ik inmiddels voldoende gezegd, denk ik. Stapsgewijs, vanaf half 2007, lang voor de einddatum dus, heb ik de Kamer erover geïnformeerd dat er voor de burgemeesters een mogelijkheid was om ook na 1 januari 2008 nog een beoordeling bij de IND te krijgen.

De heer Zijlstra (VVD):

De staatssecretaris zegt dus het volgende: als zij in de Kamer zegt dat de regeling ophoudt per 31 december 2007, moet de Kamer nauwgezet checken of zij dit nakomt. Zij meldt het namelijk niet actief als zij een ander besluit heeft genomen. Dit doet zich nu voor. De staatssecretaris heeft de Kamer niet tijdig geïnformeerd. Met dit geeft debat geeft de staatssecretaris duidelijk aan dat dit een zeer bewuste daad is geweest.

Staatssecretaris Albayrak:

Het spijt mij dat ik de heer Zijlstra niet kan overtuigen, maar andere argumenten heb ik niet. Ik houd hier een dijk van een verhaal over zowel de formeel-juridische regeling als de praktijk van het werken met de burgemeesters. Dit dient één doel: aan elke individuele vreemdeling die in aanmerking komt voor een pardonvergunning omdat hij aan de criteria voldoet, een vergunning te geven. Dat heb ik gedaan. De doelgroep van de regeling is niet breder geworden. Mijn schatting dat het tussen 25.000 en 30.000 mensen betreft, is nog steeds accuraat. Ook met dit debat verandert daaraan niets.

De voorzitter:

Ik hecht eraan, voordat ik mevrouw Verdonk het woord geef, te zeggen dat de interrupties van de heer Zijlstra, de heer Fritsma en mevrouw Verdonk ongeveer gelijk op gaan. Er is dus nog geen sprake van ongelijkwaardigheid in dezen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Als u het niet erg vindt, reageer ik hier even niet op. Dat doe ik wel in ander verband.

De staatssecretaris heeft heel veel woorden nodig om zichzelf vrij te pleiten. Zij legt de verantwoordelijkheid bij de Kamer, terwijl de Kamer deze niet heeft. Het is de plicht van de staatssecretaris om de Kamer goed te informeren. Dat is in dit geval niet gebeurd. Als je een regeling verandert, vertel je dit van tevoren heel erg duidelijk, voordat de einddatum is afgesproken. De staatssecretaris zegt dat er geen einddatum is. Ik citeer uit de brief van de staatssecretaris van 13 mei: "Conform de richtlijn die op 26 juni 2007 met de gemeenten is gecommuniceerd," – er staat niet "overlegd" – "is de einddatum voor het aanleveren van de burgemeestersverklaring vastgesteld op 1 januari 2008." Er staat heel duidelijk 1 januari 2008 in de brief, niet één keer, maar wel vijf keer.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik communiceer met de gemeenten naar aanleiding van bestuurlijk overleg dat ik met de gemeenten heb. Daarin spreken wij dingen af. Ik weet niet wat u verstaat onder bestuurlijk overleg, maar in zulk overleg komen wij samen op iets uit, wat vervolgens met elkaar gecommuniceerd wordt. Zo hebben wij het gedaan. Wij moeten de semantiek van dit debat maar even terzijde schuiven. Ik heb gisteren in het debat ook gezegd dat als de Kamerleden fair zijn, zij citaten uit brieven volgtijdelijk moeten opsommen. Na de vermelding van de einddatum, 1 januari 2008, is in het schriftelijk overleg van 13 mei 2008 de informatie gekomen waarin klip-en-klaar, zwart op wit de route via de G4 staat. Mensen die niet of niet tijdig een pardonvergunning hadden kunnen krijgen via de burgemeesters, konden dit alsnog doen. Dit staat op pagina 11 van het schriftelijk overleg van 13 mei 2008.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Daarin staat de volgende cryptische zin: "met vertegenwoordigers van de VNG en de G4 (is) een voorziening getroffen voor die vreemdelingen die menen in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning op grond van de Regeling en nog niets hebben vernomen van de IND dan wel zich niet (tijdig) hebben gemeld bij het gemeenteloket". Je hoeft je kennelijk niet eens tijdig te melden voor die regeling. Uit deze zin had iemand moeten afleiden dat de einddatum niet 1 januari 2008 is, maar 1 januari 2009. Schei toch uit! Dit is toch gewoon verkeerd voorlichten van de Kamer?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik zou u bijna vragen om die zin nog eens voor te lezen en mij uit te leggen wat daar nou cryptisch aan is.

De voorzitter:

U wordt uitgedaagd, mevrouw Verdonk.

Staatssecretaris Albayrak:

De hele zin graag.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Goed, ik lees de hele zin. Ik zal zelfs nog een zin eerder beginnen. "In een zogeheten expertgroep waarin IND, een gemeentelijke vertegenwoordiging en een aantal belangenorganisaties zitting hebben, is door gemeenten aangegeven dat burgemeesters in een aantal gevallen nog enige tijd nodig hebben gehad om gegevens te beoordelen inzake het feitelijk verblijf in 2006, op basis waarvan een burgemeestersverklaring kan worden opgesteld. In dit verband verwacht ik nog enkele burgemeestersverklaringen te ontvangen. Daarnaast heeft de IND in samenspraak met vertegenwoordigers van de VNG en de G4 een voorziening getroffen voor die vreemdelingen die menen in aanmerking te komen ..." Ik lees dezelfde zin weer voor. Waar had ik moeten zien dat de regeling doorloopt na 1 januari 2008? Waar had ik moeten zien dat uitstel is verleend tot 1 januari 2009?

De voorzitter:

Mevrouw de staatssecretaris, waar staat het in de brief?

Staatssecretaris Albayrak:

Mevrouw Verdonk. Hoe concreet wilt u het hebben? Wilt u het nog een keer voorlezen?

De voorzitter:

Dat lijkt mij niet verstandig.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Een datum misschien?

Staatssecretaris Albayrak:

In de brief staat dat wij in 2008 doorgaan met de loketten van de vier grote gemeenten, met het in behandeling nemen door de burgemeesters van aanvragen van vreemdelingen om een verklaring richting de staatssecretaris. Als ik de Kamer op 13 mei die informatie verstrek, dan is het toch duidelijk dat wij dat op 13 mei nog doen? Hoe concreet wilt u het hebben?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat zal ik u precies vertellen. Ik had graag voor 1 januari 2008 willen weten dat het op deze manier doorliep en niet op 13 mei. Dan pas zou de Kamer fatsoenlijk geïnformeerd zijn.

Staatssecretaris Albayrak:

Die informatie heeft de Kamer medio 2007 al gekregen, maar u wilt niet accepteren dat dit zo is.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Waarom erkent de staatssecretaris niet gewoon dat de regels zijn veranderd? In de brief van 26 juni 2007 van Justitie en de VNG aan de Kamer staat duidelijk: "De einddatum voor het aanleveren van de burgemeestersverklaring is vastgelegd op 1 januari 2008." De staatssecretaris heeft dit net proberen te verkopen als een werkafspraak, maar zo staat het toch echt niet in de brief. Deze zin staat onder het kopje "Tijdpad en fasering" en niet onder het kopje "Werkafspraken".

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Fritsma (PVV):

Waarom heeft de staatssecretaris dit verkocht als een werkafspraak, terwijl dat toentertijd niet zo is gesteld, maar daarentegen wel degelijk als een harde datum?

Staatssecretaris Albayrak:

Omdat het geen criterium was om onder de pardonregeling te vallen, maar een werkafspraak met de burgemeesters.

Voorzitter. Volgens mij behoeft het geen betoog dat ik aanvaarding van de motie-Zijlstra c.s. op stuk nr. 44 ontraad.

De motie-Fritsma op stuk nr. 45 verzoekt om "alle na 1 januari 2008 afgegeven burgemeestersverklaringen ongeldig te verklaren en de vreemdelingen die ze hebben ingediend zo spoedig mogelijk uit Nederland te verwijderen". Gelet op het debat van zojuist is het volgens mij duidelijk dat ik vind dat eenieder die aan de criteria van de pardonregeling voldoet en die in 2008 een vergunning heeft gekregen, deze terecht heeft gekregen. Ik ben dus niet van plan om vergunningen in te trekken. Dat staat nog los van de vraag of dat zou kunnen, want het zou een uiting van onbehoorlijk bestuur zijn als mensen, gelet op de criteria, recht hebben op een vergunning en deze krijgen, maar dat deze vervolgens weer wordt ingetrokken. De Kamer weet dat een staatssecretaris dat niet voor zijn of haar rekening mag nemen.

Intrekking van afgegeven vergunningen zou bovendien ongetwijfeld leiden tot langslepende juridische geschillen, met mensen die zouden gaan betogen dat zij wel recht hadden op een vergunning, deze hebben gekregen, maar dat deze vervolgens is ingetrokken. Daar moeten de uitvoerders zich niet mee bezig hoeven te houden.

Aanvaarding van de tweede motie-Fritsma, op stuk nr. 46, moet ik eveneens ontraden. Hij verzoekt – in een vrije vertaling – om met een spoedwet zorg te dragen dat de uitspraak van de Raad van State niet kan leiden tot vervolgprocedures en procedures voor voorlopige voorzieningen, waarvan de uitspraak in Nederland mag worden afgewacht. De Raad van State heeft uitgesproken dat door een dossier te beoordelen en te zeggen dat iemand geen vergunning kreeg, er een rechtens relevante handeling is geweest voor de vreemdeling, waartegen bezwaar mag worden ingediend. Dat betekent dus dat die route openstaat volgens artikel 72, lid 3 van de Vreemdelingenwet. Dat artikel is bewust opgenomen in de wet, om ervoor te zorgen dat de bestuursrechter als enige rechter kijkt naar asielzaken. Als wij dat niet zouden doen – als wij de wet zouden wijzigen – dan zou in de rechtstaat Nederland de route naar de civiele rechter openstaan. Dat vind ik onwenselijk. Asielzaken moeten door de bestuursrechter worden bekeken; er mag geen route zijn naar de civiele rechter.

De heer Fritsma (PVV):

Bij de laatste motie gaat het erom dat u hebt toegezegd dat het vertrek van de afvallers van de pardonregeling snel ter hand wordt genomen. Die belofte is nu niets meer waard, omdat al deze duizenden mensen gewoon kunnen doorprocederen en met vovo-verzoeken hun vertrek uit Nederland kunnen tegenwerken. Mijn vraag is simpel: hoe zorgt u ervoor dat u zich aan uw belofte houdt door deze mensen wel snel uit te zetten, hetgeen nu dus niet mogelijk is?

Staatssecretaris Albayrak:

Door in te zetten op de vertrekhandelingen waar de Dienst Terugkeer en Vertrek jegens deze groep mensen al mee bezig is. Ik heb gezegd dat het feit dat mensen in bezwaar en beroep gaan, geen recht op opvang, op rechtmatig verblijf of op verblijf in Nederland geeft.

De heer Fritsma (PVV):

Een verzoek tot voorlopige voorziening wel. Daar gaat het juist om. Al deze mensen kunnen hun vertrek uit Nederland tegengaan met een verzoek om een voorlopige voorziening, gekoppeld aan hun bezwaar- en beroepschriften. Dat weet de staatssecretaris toch?

Staatssecretaris Albayrak:

De Raad van State heeft in het arrest dat nu als basis voor deze motie en dit gesprek dient, niet geoordeeld over de inhoud van de regeling en heeft niet de criteria van de regeling ter discussie gesteld. Ik ga ervan uit dat op het moment dat iemand een voorlopige voorziening bij de rechter aanvraagt, gelet op het feit dat iemand niet aan de criteria voldoet, het voor de rechter duidelijk zal zijn dat er ook na bezwaar en beroep geen recht op een pardonvergunning is en dat voorlopige voorzieningen, naar ik hoop, niet zullen worden toegewezen.

De heer Fritsma (PVV):

Dat is irrelevant, want voordat die uitspraak er is, zijn wij al een paar maanden verder en zijn al deze vreemdelingen maandenlang uit de vertrekprocedures gehouden omdat zij juist die uitspraak van die rechter op dat verzoek tot voorlopige voorziening wel in Nederland mogen afwachten.

Staatssecretaris Albayrak:

De heer Fritsma weet dat voorlopige voorzieningen geen maanden nemen.

De voorzitter:

Laatste keer, mijnheer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Hoelang neemt het dan wel? Hoelang wordt het vertrek van al deze mensen wel op de lange baan geschoven? Kan de staatssecretaris daarover duidelijkheid geven?

Staatssecretaris Albayrak:

Dat kan ik als wij zicht hebben op de hoeveelheid mensen die daadwerkelijk een voorlopige voorziening aanvraagt. Het doorgaan met de vertrekhandelingen voor mensen die geen pardonvergunning hebben gekregen, ligt bij mij. Dat zal verder gaan langs de weg waarmee wij nu bezig zijn. Als een uitzetting wordt gestuit door een voorlopige voorziening, is dat een vorm van rechtsbescherming zoals wij die in Nederland hebben afgesproken. Totdat er een definitief oordeel is, kan de voorlopige voorziening de uitzetting stuiten. Dat zal in individuele gevallen zo zijn; het is geen groepsbeschikking van de rechter.

De heer Fritsma (PVV):

Het zal om duizenden individuele gevallen gaan. Nogmaals, daardoor kan de staatssecretaris zich niet aan haar belofte houden dat het vertrek van deze mensen snel ter hand wordt genomen.

Staatssecretaris Albayrak:

De heer Fritsma en ik kunnen op dit moment niet weten om hoeveel mensen het uiteindelijk zal gaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij gekomen ... Ik zie dat mevrouw Verdonk nog een vraag heeft.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Mevrouw Verdonk heeft vier vragen gesteld, maar nog op geen enkele antwoord gekregen.

Staatssecretaris Albayrak:

Sorry! Ik ging uit van de moties. Mevrouw Verdonk heeft in haar termijn geen moties ingediend, maar wel vragen gesteld.

Mevrouw Verdonk vraagt mij om de garantie dat er na 31 december geen enkele pardonvergunning meer zal worden uitgegeven. Die garantie kan ik haar niet geven. Ik heb haar gezegd dat mijn regeling en het loket bij de burgemeesters op 31 december 2008 gesloten zullen worden. De vergunningverlening kan daarna zijn. Ik heb gezegd dat alle zaken die op dit moment bij de burgemeesters zijn binnengekomen, dus in de laatste weken van 2008, nog in behandeling zullen worden genomen, mits deze uiterlijk 31 december 2008 bij de IND worden gemeld. Dus alle zaken die bij de IND bekend zijn gemaakt door de burgemeesters zullen nog door de IND in behandeling worden genomen, ook na 31 december 2008. Dit betekent dat deze zaken gecheckt worden op contra-indicaties. Als er vervolgens een reden is om vergunning te verlenen, zullen ook na 31 december 2008 de vergunningen feitelijk gegeven worden.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb een vraag ter verduidelijking. Het gaat dus om zaken die 31 december 2008 op het bureau van de IND liggen? Zijn dus vanaf 1 januari 2009 de burgemeestersloketten gesloten?

Staatssecretaris Albayrak:

De verklaringen hoeven nog niet bij mij te liggen. Dat heeft weer te maken met de zorgvuldigheid, maar de namen van de mensen die zich hebben gemeld, moeten aan de IND zijn doorgegeven.

Dan kom ik op het ononderbroken verblijf. Ik aarzel of wij nu het gehele pardondebat over moeten doen. Ik weet dat mevrouw Verdonk niet aan deze debatten heeft meegedaan noch deze heeft gevolgd. Er is al uitvoerig gesproken over de vraag waarom onderbroken verblijf geen recht geeft op een pardonvergunning. Daarna is er nog een aantal debatten gevoerd waarbij mevrouw Verdonk ook niet aanwezig was en waarin nader is gesproken over het ononderbroken verblijf.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik wil hier even op interrumperen, voorzitter. Ik refereer aan het debat van gisteren. Daarin heeft de staatssecretaris uitlatingen gedaan. Daar gaat het om.

Staatssecretaris Albayrak:

Zeker. In het debat van gisteren heb ik verwezen naar de uitvoerige pardondebatten die wij eerder hebben gevoerd, waarin is gesproken over het ononderbroken verblijf. Wij hebben gezegd dat mensen die zijn weggegaan uit Nederland geen vergunning op grond van het generaal pardon kunnen krijgen. In nadere debatten is daar in de afgelopen maanden ook in de Kamer over gesproken. Er was een voorbeeld van iemand die voor een paar dagen naar Duitsland is gegaan voor een orgaantransplantatie voor een familielid dat op sterven lag. Die persoon is teruggekomen na de medische ingreep. Ik heb geconstateerd dat betrokkene niet de intentie had om uit Nederland te vertrekken en hij heeft een verblijfsvergunning gekregen. Vervolgens hebben wij gezegd dat de zaak geobjectiveerd moest worden. Dit is gedaan door de termijn op twee weken te maximeren. Als je langer dan twee weken uit Nederland weg bent geweest, wordt verondersteld dat je de intentie had om uit Nederland te vertrekken. Wij moeten die debatten niet overdoen. De verslagen daarvan zijn na te lezen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wij wachten alle discussies over het begrip "intentie" af.

Staatssecretaris Albayrak:

Die discussie hebben wij al met de Kamer gevoerd.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik had nog twee andere vragen.

Staatssecretaris Albayrak:

Kunt u mij met een enkel woord helpen?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De discretionaire bevoegdheid. Op 6 mei ging het nog om minder dan 10 personen, maar op 29 oktober waren dat er 342. Hoe komt dat en hoeveel zijn het er op 17 december?

Staatssecretaris Albayrak:

Betreft dat de algemene discretionaire bevoegdheid? Kunt u de vraag wat specifieker maken?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Naast het pardon had u op 6 mei voor minder dan 10 personen gebruikgemaakt van uw discretionaire bevoegd. Op 29 oktober waren dat er 342. Hoe komt dat?

De voorzitter:

Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris de precieze cijfers niet paraat heeft.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik weet wel hoe ik gebruik heb gemaakt van de discretionaire bevoegdheid voor de afvallers van het pardon. Ik heb de criteria van de regeling nooit aangepast. Als er sprake was van onderbroken verblijf – zoals degene die voor de genoemde medische ingreep naar Duitsland ging – is dat via de discretionaire bevoegdheid geregeld. De criteria van de algemene regeling heb ik niet verruimd.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Er zijn dus ongeveer 330 mensen voor een orgaantransplantatie naar een ander landen vertrokken.

Staatssecretaris Albayrak:

Er waren meerdere redenen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Maar goed, ik heb ook nog een vraag gesteld over gezinsleden.

Staatssecretaris Albayrak:

En die vraag was?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Gezinsleden kunnen ook onder de regeling vallen op grond van het feit dat zij voor 13 december 2006 in Nederland waren en er al in het land van herkomst sprake was van gezinsverband. Kunt u mij de garantie geven dat er geen enkele vergunning voor gezinsleden is verleend als niet aan beide criteria is voldaan?

Staatssecretaris Albayrak:

Als mevrouw Verdonk aanwijzigingen heeft dat hier iets verkeerd is gegaan, dan hoor ik dat graag van haar. Zij weet als geen ander dat in dit dossier nooit keiharde garanties zijn te geven. Het blijft altijd mensenwerk. Ik wil wel zeggen dat ik het volste vertrouwen heb in de IND en in alle IND'ers die uitvoering geven aan de toepassing van dit pardon.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Morgen wordt over de moties gestemd.

Naar boven