Vragen van het lid Van der Ham aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over problemen met private fondsen voor kunst.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Een paar weken geleden debatteerde de Tweede Kamer over de cultuurbegroting. Daarbij werd door vrijwel de gehele Kamer geconstateerd dat de kunst- en cultuurfondsen het lastig hebben onder het huidige klimaat op de aandelenmarkten. De beurs heeft direct effect op de bühne. De Kamer en ook de minister constateerden dat bijvoorbeeld het VSBfonds behoorlijk was gekrompen, maar ook het Prins Bernhard Cultuurfonds, het Oranje Fonds en het SNS REAAL Fonds kunnen op middellange termijn problemen krijgen.

Kunstinstellingen stellen dat sponsors weglopen en dat er vrijwel geen nieuwe bijkomen. Dat is een probleem, want de minister wil dat kunstinstellingen meer geld uit de markt halen, bijvoorbeeld bij private fondsen. De minister wil dat zelfs belonen met matchinggelden. In normale taal: voor elke euro die een kunstinstelling uit de markt haalt, legt de minister er een euro bij. D66 is het daar op zichzelf mee eens. Dat is heel mooi. Het is echter wel erg voorbarig om nu te bezuinigen op deze instellingen vooruitlopend op dat mogelijke succes, zeker nu de financiële problemen in de markt zo groot zijn.

De minister zei twee weken geleden dat het wel los zou lopen en dat het VSBfonds zich waarschijnlijk wel aan de geplande uitkeringen zou houden. Dat bleek gisteren anders te zijn. Het VSBfonds heeft volgend jaar nog maar 30 mln. beschikbaar voor donaties, vergeleken met 62 mln. in 2008. Dat levert een onmiddellijk en groot probleem op. Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister.

Heeft de minister al zicht op de omvang van de tekorten bij de instellingen? Is hij nog steeds van plan om op de geplande wijze vooruitlopend op de inkomsten uit private bronnen producerende instellingen te korten op budgetten? Hoe zal de minister omgaan met dreigende tekorten voor onze culturele infrastructuur wanneer het VSBfonds of andere fondsen minder middelen zullen toekennen? Tijdens de behandeling van de cultuurbegroting heeft een deel van de Kamer – de fracties van de SP en GroenLinks onder aanvoering van de D66-fractie – ervoor gepleit om in ieder geval de korting van 5 mln. voor volgend jaar nog even uit te stellen. De minister vond onze wijzigingsvoorstellen voorbarig, maar wil hij daarop terugkomen? Wil hij misschien een deel van die bezuiniging teniet doen?

De minister zei bij de begrotingsbehandeling dat hij mogelijk, als er een probleem zou ontstaan met het wegvallen van fondsen, de instellingen die eronder zouden lijden coulant zou benaderen. Ik wil graag weten hoe de minister dit wil doen. Is hij al verder met zijn gedachten daarover? Kan hij een en ander volgend jaar afgerond hebben?

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik stel voorop dat de conclusie die ik gisteren ook in de krant las, namelijk dat de donaties voor kunst uit het VSBfonds zullen halveren, voorbarig is. Het VSBfonds heeft aangegeven, de totale uitgaven te zullen halveren. Ik heb vanmorgen de heer Van Lanschot, de directeur van het VSBfonds, gebeld. Hij heeft mij verteld dat de verdeling van de uitgaven over de verschillende posten bij het VSBfonds – sport, mens en maatschappij, wetenschap, natuur en milieu en overig – nog niet vaststaat. Ik wil daar zeker niet op vooruitlopen en ik wil niet op voorhand aannemen dat ook het deel voor kunst zal halveren. Dat hangt nog af van de besluitvorming binnen het fonds.

Niettemin ligt het in de rede om aan te nemen dat een deel van de donaties uit dat fonds en wellicht ook uit andere fondsen zal afnemen als gevolg van de kredietcrisis. Dat betreuren wij natuurlijk allemaal, ook ik.

Terwijl ik probeer, de consequenties daarvan te overzien, zal ik enkele punten langslopen. Laten wij vooropstellen dat de kunstensector met de voorstellen die in principe zijn vastgesteld, op voorwaarde van de uiteindelijke besluitvorming door de Kamer in december aanstaande, voor vier jaar subsidie heeft. Dat ligt voor vier jaar vast. Niet elke sector kan dit zeggen. Bovendien heb ik berekend dat dit voor de cultuurproducerende instellingen betekent dat zij er voor het overgrote deel, met alle plussen en minnen op een rij, de komende vier jaar op vooruitgaan. Driekwart van de producerende instellingen gaat er volgend jaar op vooruit. Daarin zijn alle kortingen en extra's meegenomen.

De heer Van der Ham heeft specifiek gevraagd hoe wij in het licht van het wegvallen of gedeeltelijk wegvallen van de donaties van het VSBfonds zullen omgaan met het programma voor het Cultuurprofijt. Allereerst bestaat het programma Cultuurprofijt uit het wegnemen van 10 mln. en het toevoegen van 15 mln. Netto is het dus een investeringsprogramma, met een wortel en een stok, waarbij de wortel groter is dan de stok. Het saldo is dus plus 5 mln. Het is ook goed om te benadrukken dat het gaat om een verdelingsproblematiek. Met dit budget kunnen wij hooguit de een meer en de ander minder geven, maar het totaal kunnen wij niet beïnvloeden. Dat wordt ook niet betwist door de heer Van der Ham.

Stel nu dat er minder geld is te halen bij sponsors. Is dat dan een reden om een programma, gericht op het genereren van meer eigen inkomsten, niet uit te voeren of uit te stellen? Ik ben van mening dat dit juist de reden is om dit programma op een verantwoorde manier door te zetten. Als de fondsensubsidies wegvallen, wordt het des te belangrijker voor instellingen om eigen inkomsten te genereren. Voor de overheid wordt het belangrijker om de prikkels zo in te zetten dat zij hen daarbij ondersteunt. In het debat dat wij eerder hebben gevoerd, heb ik aangegeven dat ik wel van plan ben om ongewenste effecten van het wegvallen van die subsidie in ogenschouw te nemen. Stelt u zich een cultuurproducerende instelling voor die succesvol is en om die reden vorig jaar van het VSBfonds een behoorlijke donatie heeft ontvangen. Iedereen krijgt een generieke korting van 3,5%, waartegenover een matchingsregeling staat. Als men meer eigen inkomsten ontvangt, worden die verdubbeld.

Stel nu dat die VSB-donatie wegvalt. Dan zouden juist de instellingen die goed waren en deze donatie hadden gekregen, moeite hebben om zelfs die alweer terug te verdienen. Om die reden denk ik dat het verstandig is om bij het meten van de huidige situatie de sponsorbedragen buiten beschouwing te laten. Ik wil nu doorrekenen wat daarvan de gevolgen zullen zijn. Anders zou de situatie kunnen ontstaan dat iemand een sponsorbedrag verdient, waarop de overheid zegt: wat genereert u weinig eigen inkomsten. Vervolgens wordt men daarvoor dubbel gepakt. Die exercitie wil ik dus verrichten.

Ik wil er één ding aan toevoegen. De bedoeling van die matchingsregeling is om die achteraf uit te voeren. Dit betekent dat wij over 2009 zullen bekijken hoeveel eigen inkomsten men heeft gegenereerd. In 2010 zullen wij terugkijkend bezien hoe wij die gaan matchen. Bij die exercitie hebben wij dus nog alle tijd. Wij kunnen volgend jaar bekijken hoe het eventueel wegvallen van een deel van die donaties uitpakt. Dat kunnen wij meenemen in de uiteindelijke beoordeling in 2010 hoe wij terugwerkend in 2009 die matchingsregeling invullen. Daarbij is de Kamer dan ten volle aanwezig.

De heer Van der Ham (D66):

Het is ook een probleem voor de minister, want die heeft een goede doelstelling, maar opeens zit de markt niet mee. Ik vraag mij echter af of dat mogelijk achteraf corrigeren wel voldoende zekerheid biedt aan die kunstinstellingen. Die moeten dan maar gaan begroten en hopen dat zij in 2010 alsnog worden gecompenseerd. Dat geeft heel weinig zekerheid. Hoe wil de minister die zekerheid geven? Hij heeft in het notaoverleg over de begroting van de cultuur toegezegd dat hij die regeling zal bekijken. Kan hij die voor het eind van het jaar hebben uitgewerkt en klaar hebben liggen? Kan hij daarbij ook de financiële consequenties aangeven? Het door mij ingediende amendement kan daarbij misschien dienstig zijn. Ik vind de richting van de minister op zichzelf goed, maar hij moet wel enige zekerheid aan de kunstinstellingen geven. Zij moeten weten waar zij op kunnen rekenen. Kan hij dat toezeggen?

Minister Plasterk:

Over zekerheid twee dingen. De toegezegde VSB-subsidies worden gestand gedaan. Niemand kan zich rijk rekenen aan een VSB-donatie die voor de komende jaren nog niet is toegezegd. Daarover kan ook geen onzekerheid zijn. Dat neemt niet weg dat men nu het perspectief heeft dat men een VSB-subsidie die men gehoopt had voor iets te krijgen, niet krijgt. Daar kunnen wij hier niets aan doen.

De matchingsregeling is wel ons eigen programma. Wortel en stok: de korting van 10 mln. hebben wij ingevuld in de begroting. Overigens staat daar mede dankzij de aangenomen motie-Hamer een intensivering tegenover waardoor de korting voor de instellingen voor een groot deel al weer is gecompenseerd. Wij spreken over de vraag op welke wijze de uitgave van 15 mln. wordt ingevuld. Ik heb aangegeven dat wij dit in 2010 gaan doen. Wij kunnen altijd nog nagaan of, en zo ja, hoe zwaar de effecten van die VSB-korting de sector zullen raken op het moment waarop wij besluiten op welke wijze wij werkelijk de matchingsproblematiek invullen. Ik wil met alle plezier een voorstel voorleggen, maar het lijkt mij niet verstandig om dat nu in een vloek en een zucht te doen. Het is veel beter om af te wachten wat er in 2009 gebeurt. Immers, wij nemen toch pas in 2010 een besluit.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Het is elegant dat in de beantwoording van de minister een korting een programma ter versterking van het cultureel ondernemerschap wordt genoemd. Maar het blijft een korting en een bezuiniging. Mag ik vaststellen dat de minister geen enkele andere toezegging heeft gedaan ter compensatie van instellingen dan hij al tijdens het algemeen overleg heeft gedaan? Wat hij nu brengt in reactie op nieuwe gegevens over de kredietcrisis is exact hetzelfde als hij al in een recent overleg heeft gezegd. Laat ik dan maar, concluderend, wel degelijk vragen om een voorstel. Omdat de regering zich geen rekenschap geeft van de effecten van de kredietcrisis, kan een voorstel van de minister in ieder geval de Kamer in de gelegenheid stellen om wel aanvullende maatregelen te nemen. Dus wel een voorstel graag.

Minister Plasterk:

Voorzitter. De reden dat ik de korting als een pakket aanduid, is dat het een samenhangend pakket is van zowel een korting als een uitgave. Ik houd dat overeind. De instellingen ondergaan een zekere korting op hun subsidie, waartegenover een pakket staat dat in totaliteit groter is en dat men door het genereren van eigen inkomsten kan bemachtigen. Dat is de reden voor mijn woordkeuze.

Ik heb al aangegeven dat ik denk dat het niet wijs is om zonder enig zicht te hebben op het effect van de kredietcrisis op de begroting van volgend jaar, nu een besluit te nemen of zelfs maar een voorstel te doen, dat uiteindelijk pas in 2010 genomen hoeft te worden, omdat wij immers hebben besloten om de matching achteraf aan te brengen. Ik zie het nut er niet van in. Ik zeg als het even kan graag dingen toe, maar hier zie ik werkelijk niet wie ik ermee zou helpen.

De voorzitter:

Ik doe een dringend beroep op u om kort te antwoorden, want er komt nog een vragenronde van de heer Cramer.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. De VVD is voor het profijtbeginsel, net zoals de minister, maar tegen die rare broekzak-vestzakregeling. Het blijkt nu ook wel dat zij niet goed uitpakt. Ik heb echter een vraag aan de heer Van der Ham. De afgelopen zeven jaar zijn de overheidssubsidies op cultuur met 50% gestegen. Van de 4,5 mld. die daar nu in omgaat, komt slechts een vijfde rechtstreeks van de burgers en een vijftigste van fondsen zoals VSB. Het is aardig om nu alweer te pleiten voor extra geld, maar mij lijkt dat in voor- en in tegenspoed zou moeten gelden dat de cultuursector moet leren, meer de eigen broek en minder de eigen hand op te houden. Is de heer Van der Ham dat met ons eens?

De voorzitter:

Dat lijkt mij een ja/nee-vraag, maar dat is het vast niet.

De heer Van der Ham (D66):

Ik vind het heel belangrijk dat kunstinstellingen hun eigen geld proberen te verdienen, meer dan in het verleden. Maar u weet ook dat investeringen en stabiliteit van groot belang zijn voor een kunstinstelling. Daarom vraag ik de minister om voor de kerst met een plan te komen, dan kunnen wij het daarover hebben.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Ham, u had uw ronde al gehad! Dank u wel mijnheer Ten Broeke, dank u wel mijnheer Van der Ham. Het woord is aan de heer Van Leeuwen.

De heer Van Leeuwen (SP):

Voorzitter. De SP heeft het altijd een raar model gevonden om maatschappelijk draagvlak een op een te vertalen in het rinkelen van de kassa. Zeker in tijden van economische crisis is dat een onbegonnen zaak. De minister heeft ontzettend veel woorden nodig om uit te leggen wat hij precies wil. Het wordt razend ingewikkeld om dat allemaal te doen. Hij zegt, geen noodzaak te zien om dit nu te veranderen, want het speelt pas in 2010. Je zou het ook om kunnen draaien: nu de korting afschaffen en in 2010 bezien, afhankelijk van de omstandigheden, of dan überhaupt aan zo iets onzaligs als een profijtbeginsel moet worden gedacht. Dat haalt veel kou uit de lucht, werkt veel enthousiasmerender en je bent de zaken voor als het echt mis gaat lopen.

Minister Plasterk:

Als je, zoals de heer Van Leeuwen, tegenstander bent van een programma gericht op het profijtbeginsel, dan kun je dat inderdaad zo stellen. Ik ben dat niet, daarin verschillen wij van mening. Wij voeren het beleid op een rustige en verantwoorde manier uit om iets meer eigen verdienvermogen te creëren. Tegen een sector waarin sommige instellingen maar een achtste van de toegangskaartjes door de bezoeker laten betalen en zeven achtste door de belastingbetaler vind ik het redelijk om te zeggen: kan van die een achtste niet een zesde worden gemaakt?

De heer Leerdam (PvdA):

Wij steunen het beleid dat de minister heeft uitgestippeld bij de begrotingsbehandeling en in zijn brief over het profijtbeginsel. Tegelijkertijd gaat het niet alleen om de grotere instellingen. Dat heeft de minister in het debat ook aangegeven. Zoals gisteren in de kranten stond, gaat het ook om kleinere instellingen zoals sociaal-maatschappelijke culturele instellingen. Die instellingen mogen van ons niet door het ijs zakken. Kan de minister de Raad voor Cultuur of het Fonds Voor Podiumkunsten vragen om tussentijds te evalueren en niet pas in 2010, zodat wij kunnen nagaan welke instellingen gedupeerd worden door de kredietcrisis?

Minister Plasterk:

Voor de komende vier jaar is bekend wat wij zelf hebben beschikt over subsidies voor de grote en kleine instellingen. De evaluatie moet met name betrekking hebben op de gevolgen voor de uitkeringen door de fondsen. Ik zeg met alle plezier toe dat ik in de loop van het jaar de informatie over de gevolgen van de kredietcrisis voor de donaties door de fondsen boven water zal krijgen en die met de Kamer zal delen, zodra die beschikbaar is.

Naar boven