Vragen van het lid Teeven aan de minister van Justitie over het ten onrechte vrijkomen van een voortvluchtige jeugd-tbs'er.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Een 22-jarige tbs'er komt niet terug van proefverlof. Hij wordt vervolgens gearresteerd omdat hij met iemand een overval zou hebben gepleegd. De collega-dader en -verdachte slaat en passant een politieagent in de boeien en berooft hem van zijn dienstwapen. De verdachte niet-teruggekeerde tbs'er van 22 jaar wordt voorgeleid bij de rechter-commissaris. Er zijn echter onvoldoende aanwijzingen voor de overval. Daarom stelt de rechter-commissaris de man in vrijheid. De rechter-commissaris wist niet dat de verdachte niet was teruggekeerd van een tbs-proefverlof en dat hij had moeten worden teruggebracht naar de tbs-inrichting.

Dit lijkt geen doorsnee casus te zijn. Van zaken waarbij iemand betrokken is bij een overval en een collega-betrokkene een agent berooft van een dienstwapen, heeft men er op het parket in Amsterdam geen honderden per jaar. Wij weten dat er in het verleden bij het parket en bij justitie in Amsterdam dossiers zijn kwijtgeraakt. Wij weten ook van problemen aldaar met hoger beroep. Bovendien hebben wij vorige week tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Justitie gesproken over het aanzien van de rechtspleging. De minister heeft daarbij gezegd dat wij niet moeten oordelen op basis van incidenten. De VVD-fractie zegt echter: driemaal is scheepsrecht. De vraag bij dit onderwerp is, zoals mevrouw Gerkens die ook stelde: heeft de minister van Justitie de zaken wel in de hand?

Ik heb drie vragen aan de minister. De eerste vraag: kloppen de feiten die in het persbericht zijn vermeld? De tweede vraag: waarom weet de rechter-commissaris niet van het Openbaar Ministerie dat een ontsnapte tbs'er wordt voorgeleid voor een ander feit? De derde vraag: wordt het aanzien van de rechtspleging niet opnieuw binnen korte tijd geschonden?

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw de voorzitter. Er is geen twijfel over dat dit een ergerlijke zaak is en dat dit niet had mogen gebeuren. Het gaat om iemand die zich onttrokken had aan de PIJ, zoals wij het noemen. Die persoon had dus proefverlof, is daar niet van teruggekomen en heeft zich niet aan de voorwaarden gehouden. Hij was ook gesignaleerd ter opsporing en hij had moeten worden teruggebracht. Het was bij de politie ook bekend dat hij weer moest worden ingesloten.

Het punt waar het is fout gegaan, is niet dat de politie niet op de hoogte was. Het is ook niet fout gegaan bij de rechter-commissaris. De rechter-commissaris had te beoordelen wat er moest worden gedaan in deze zaak. De betrokkene was aangehouden voor diefstal van een scooter en voor het plegen van voorbereidingshandelingen voor een gewapende overval. De rechter-commissaris heeft alleen de vordering toegewezen voor de diefstal van de scooter en niet voor de voorbereidingshandelingen voor een gewapende overval. De voorlopige hechtenis van de persoon werd toen geschorst.

Deze persoon moest echter worden aangehouden om daarna teruggebracht te worden naar de gesloten justitiële jeugdinrichting, waar hij behoorde te worden opgesloten. Er is absoluut geen twijfel over dat de politie had moeten weten dat hij dus niet op vrije voeten mocht worden gesteld op het moment dat de voorlopige hechtenis werd opgeheven. Bij het invullen van een formulier werd echter een menselijke fout gemaakt van de soort waarvan je zegt dat het ellendig is dat dit soort fouten wordt gemaakt. Het gaat om een formulier waarop afkortingen worden gebruikt voor "opsporing, aanhouding en DNA" en voor "opsporing, aanhouding en terugbrengen". Het eerste vakje werd aangekruist in plaats van het tweede: terugbrengen. Dit scheelt maar één letter. Er is geen twijfel over dat deze communicatiestoornis bij de politie niet had mogen plaatsvinden. Men liet de betrokkene gaan, omdat niet op het goede moment de juiste, vereiste handeling werd verricht. Uiteraard wordt er nu aan gewerkt om deze persoon alsnog te brengen op de plek waar hij moet zijn: achter slot en grendel.

Dit was dus een van die dingen die behoren tot de categorie menselijke fouten. Er is geen twijfel over dat dit vervelend en ergerlijk is, maar dit is niet iets wat in de procedures of de systemen verkeerd zit. Ik deel ieders ergernis dat het dus niet had mogen gebeuren, maar het verwijt betreft een menselijke fout die in elke organisatie voorkomt. Ellendig, maar wel de realiteit. Deze conclusies moeten hieraan verbonden worden.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Dit geeft mij aanleiding een vraag te stellen die ik zojuist ook al heb gesteld. Heeft de minister dit wel in de hand? Dit was een bijzondere casus. De mededader beroofde een agent van zijn dienstpistool en hij sloeg de agent in de boeien. Dat zijn toch bijzondere dingen. Vorige week tijdens de begrotingsbehandeling Justitie hebben wij uitgebreid gesproken over dit soort onderwerpen. Wij moeten politie en justitie niet beoordelen op dit soort incidenten. Dat zijn wij met de minister eens, maar denkt hij dat er op het parket Amsterdam voldoende aandacht voor dit soort incidenten is? Het mag namelijk niet gebeuren, maar het is justitie in Amsterdam al drie keer overkomen. De hoofdofficier zei de afgelopen week in interviews dat de stad veel veiliger is geworden. Burgers zullen zich misschien afvragen of dat wel zo is.

Minister Hirsch Ballin:

Ja, dat is zo. Daarover bestaat geen twijfel, maar dat betekent niet dat wij zijn waar wij willen komen. Dat heb ik vorige week bij de behandeling van de Justitiebegroting ook gezegd. Wij hebben als het gaat om het opsporen van mensen die zich onttrekken aan de opgelegde straf, als het gaat om preventie en als het gaat om het snel en adequaat reageren op de eerste tekenen van criminaliteit, veel verder reikende ambities. Wat de hoofdofficier van justitie, de heer De Wit, die binnenkort afscheid neemt, heeft gezegd, is waar. Hem en alle mensen bij het parket en bij de politie in Amsterdam komt daarvoor waardering toe, want het is knap lastig om dit soort taken in Amsterdam te vervullen. Ik heb er van mijn kant echter absoluut geen twijfel over laten bestaan dat er nog meer moet gebeuren, op onderdelen veel meer. Daar hoort dit ook bij.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Wij horen wel vaker dat jongeren zich onttrekken aan jeugd-tbs en de PIJ-maatregel. Tijdens het laatste debat over Glenn Mills was het onduidelijk waar die jongeren gebleven waren. Ik wil graag van de minister weten hoeveel van deze jongeren de benen hebben genomen en nog niet teruggevonden zijn. Heeft hij daar een overzicht van?

Minister Hirsch Ballin:

Bij de Justitiebegroting is dit onderwerp aan de orde geweest. Ik heb toen toegezegd dat wij met een brief daarover komen waarin wij uitdrukkelijk zullen ingaan op de maatregelen die wij nemen op het punt van de opsporing. Er is trouwens in dat kader een Groep Opsporing Onttrekkingen gevormd die uitdrukkelijk als taak heeft gekregen om een onderzoek in te stellen naar aanknopingspunten die de aanhouding in dat soort situaties mogelijk maken, en die expertise bijeenbrengt over deze specifieke, buitengewoon lastige groep. Dat is gebeurd. De Groep Opsporing Onttrekkingen heeft ook in dit geval een onderzoek ingesteld naar de verblijfplaats van de betrokkene. Ten aanzien van de vraag wat er nog meer moet gebeuren om te komen tot opsporing heb ik een paar elementen genoemd bij de behandeling van de Justitiebegroting. Daarop zal ik binnenkort nader terugkomen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik vroeg alleen om een getal. De minister gebruikt een hele hoop woorden. Ik vroeg om hoeveel jongeren het ging. Kan de minister een antwoord geven waar een getal in voorkomt?

Minister Hirsch Ballin:

Voor zover wij nadere cijfers hebben, zullen wij die in de brief verwerken. Het is heel moeilijk om een uitsplitsing op dit punt te geven. Wij zullen dit in de brief verwerken.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Ik ben blij dat de minister de ernst van deze situatie erkent en snel actie onderneemt. Ik wil twee korte vragen stellen. Allereerst dacht ik te weten dat voordat iemand wordt voorgeleid, een officier van justitie de zaken checkt, namelijk de documentatie. Is dat in dit geval niet gebeurd? Dat had de rechter-commissaris moeten zien. Ten tweede nodig ik de minister ertoe uit om in te gaan op het volgende. In het persbericht staat dat deze persoon voor de tweede keer in korte tijd is ontsnapt of is ontkomen aan de jeugdinrichting. Dat is dus niet één keer gebeurd maar twee keer. Wat zijn de feiten die hieronder liggen?

Minister Hirsch Ballin:

Wat het tweede punt betreft, was de gang van zaken als volgt. Wat het Openbaar Ministerie in Amsterdam heeft gemeld, is dat bij het overbrengen van de verdachte naar het kabinet van de rechter-commissaris aan de parketpolitie was meegedeeld dat de verdachte terug moest naar de politie. De reden was dat hij gesignaleerd stond omdat hij niet was teruggekeerd van proefverlof. Volgens deze mededelingen van het Openbaar Ministerie was het punt op zichzelf dus niet aan de aandacht ontsnapt, maar is tussen de betrokken politiefunctionarissen onderling de fout gemaakt die ik zonet al in antwoord op de vraag van de heer Teeven meldde. Dat is de verklaring waarom dit zo is gegaan.

De geschiedenis van deze 22-jarige is deze. In 2005 is hij tot achttien maanden jeugddetentie en de PIJ-maatregel veroordeeld. In november 2007 is zijn PIJ-maatregel met negen maanden verlengd. Onder verantwoordelijkheid van de Glenn Mills-school nam hij sinds september 2007 deel aan een proefverlof. In januari 2008 was er overleg tussen de reclassering en de trajectbegeleider van Glenn Mills, waarbij is afgesproken dat Glenn Mills betrokkene per brief zou wijzen op wat hij moest doen, namelijk ofwel de voorwaarden nakomen ofwel andere consequenties onder ogen zien. In januari 2008 kwam een negatief bericht van de reclassering aan het Openbaar Ministerie. De onttrekking aan het toezicht is in februari 2008 gemeld. Daarna is, in dezelfde maand, verzocht om hem te plaatsen in een gesloten JJI. Dat is in dezelfde maand ook geëffectueerd, maar aan die oproep heeft hij geen gehoor gegeven. Dat betekent dat er een onttrekking was en een niet gehoor geven aan een oproep. Dat zijn waarschijnlijk de twee momenten waarop de heer Çörüz doelt. Dat is de context van de geschiedenis van deze man.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Voorzitter. Als een tbs'er of een jeugd-tbs'er ontsnapt, is dat ernstig en het kan gevaarlijk zijn. Dat zijn de minister en ik met elkaar eens. Wij hebben afgesproken dat er een zwaar opsporingsregime zou moeten gelden. Die jongen zat vast. Als hij vrijkomt nadat één kruisje in een fout hokje was gezet, zoals ik de minister hoorde zeggen, dan vraag ik mij echt af of de procedure wel voldoet.

Minister Hirsch Ballin:

Het is overduidelijk dat hierbij een minieme fout, als je het bekijkt uit het oogpunt van de handelingen, veel te grote consequenties heeft gehad. Dat deel ik uiteraard volledig met mevrouw Bouwmeester. Dat had dus niet mogen gebeuren. Je kunt eruit afleiden dat de enkele schriftelijke communicatie niet altijd voldoende is. In ieder geval was er deze communicatiestoornis tussen de betrokken politieambtenaren. Dat heeft de politie uiteraard intussen ook onder ogen gezien. Dat wij niet zwaar zouden tillen aan onttrekkingen, is natuurlijk absoluut niet het geval. Integendeel. Dat is ook niet gezegd. In februari 2008 is er een nieuwe regeling voor de melding van ongeoorloofde afwezigheid in werking getreden en alle PIJ'ers die zich onttrekken, moeten worden gemeld bij het landelijk meldpunt van de Groep Opsporing Onttrekkingen dat daartoe is ingericht. Dat is ook gebeurd in het geval van deze man.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Wat niemand in dit land begrijpt, is hoe het mogelijk is dat een 22-jarige jeugd-tbs krijgt. Dat begrijpt niemand. Dat kan ook niemand uitleggen. De minister herhaalt net de geschiedenis van deze persoon, maar deze heeft dus op 18- of 19-jarige leeftijd ruim anderhalf jaar Glen Mills gekregen. Dat is in mijn beleving vijf of zes jaar te laat. Is de minister het met mij eens dat een keer een opvoedtehuis op jeugdige leeftijd misschien zou helpen en dat wij daarna moeten ophouden met tbs en weet ik veel wat? Gewoon een aantal jaartjes in de lik, daar leer je wel om van andermans spullen af te blijven.

Minister Hirsch Ballin:

Als iemand nog valt onder het jeugdstrafrecht op het moment dat de straf wordt opgelegd, kan de straf in de justitiële inrichting doorlopen, ook nadat de betrokkene meerderjarig is geworden.

Wij weten dat een flink deel van de criminaliteit in Nederland teruggaat tot een te groot maar desalniettemin beperkt aantal jongens en jongemannen. Een groot deel van de criminaliteit gaat tot hen terug. Daarom hebben staatssecretaris Albayrak en ik in onze brief van 29 augustus aan de Kamer aangegeven, dat het voorkomen van recidive cruciaal en centraal in ons beleid staat: het tijdig, veel vroeger reageren op de eerste tekenen, de eerste aanwijzing dat een situatie uit de hand loopt met een opgroeiende jongeman. Dat is precies de kern van ons beleid. Ik verwijs naar deze brief. Ik geloof niet dat ik dit nu allemaal hier moet herhalen, maar uiteraard is het beleid dat wij in deze kabinetsperiode hebben uitgezet maatgevend voor de manier waarop wij dat willen aanpakken. Dat er te veel jongens en jongemannen zijn bij wie in het verleden is gere­ageerd met alleen een korte straf, een taakstraf of justitiële interventies die wel werden herhaald maar niet werden versterkt, is ook precies de reden dat ik samen met collega Albayrak dit beleid heb geformuleerd en dat wij dit in uitvoering hebben genomen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Wij zijn heel benieuwd naar die resultaten, maar ik wil nog even terug naar deze casus. Je ziet het voor je op zo'n politiebureau: hartstikke druk en de ene na de andere arrestant komt langs. Er zijn veel te weinig agenten om het werk te doen en dan gaat het fout. Dan wordt er een kruisje in een verkeerd vakje geplaatst met alle gevolgen van dien. Er had net zo goed weer een heel groot misdrijf gepleegd kunnen worden door iemand die door deze menselijke fout is vrijgelaten. Is de minister met mij van mening dat het aantal mensen dat je hebt om het werk te doen ook zeer cruciaal is voor het aantal menselijke fouten dat er gemaakt wordt?

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Verdonk voor haar inleving in de situaties, waarin inderdaad een beperkt aantal mensen heel veel en zwaar werk moet doen. Gisteravond is ook de sterkte van de politie besproken in het wetgevingsoverleg over de politiebegroting. Mevrouw Verdonk heeft dat misschien ook van haar collega's gehoord. Ik ben daar op ingegaan bij de behandeling van de Justitiebegroting. Voor ons, voor de rechtshandhaving is het cruciaal dat de vacatures bij de politie worden vervuld. Mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werkt daar hard aan, zoals zij gisteren in het wetgevingsoverleg over de politiebegroting ook heeft uiteengezet. Dat betreft zowel de recherche als andere politiefuncties, inclusief de basiszorg.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Voorlopig wil de minister van Binnenlandse Zaken 100 mln. bezuinigen! Hoe moet ik dat dan rijmen?

De voorzitter:

Mevrouw Verdonk, u weet hoe het hier werkt! Dank u wel.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Met uw goedvinden, reageer ik daar toch op. Dat is gisteravond in het wetgevingsoverleg aan de orde geweest. Mevrouw Verdonk was daar niet bij, maar ik geef het hier graag weer. Mijn collega heeft duidelijk uiteengezet dat de bezuiniging moet worden gevonden in de bureaucratie, in de overhead en niet afdoet aan onze gezamenlijke taken op het punt van de versterkingspositie.

De heer Van der Ham (D66):

Een menselijke fout kan voorkomen. Ik denk echter dat er in de structuur iets moet veranderen waardoor die menselijke fout kan worden opgevangen. Er zou een soort herkansing moeten zijn voordat het helemaal de verkeerde kant opgaat.

Minister Hirsch Ballin:

Op het moment dat een fout tot gevolg heeft dat de betrokkene de benen neemt, kan je alleen tot opsporing overgaan. Voor iedereen die ermee moet werken, is het duidelijk dat in dat soort situaties, naast het schriftelijk overdragen van in ernstige gevallen, het ook een goede taakvervulling van de politiemensen is om elkaar erop te attenderen dat een betrokkene geboeid moet worden om naar de plaats van bestemming te worden gebracht. In dit geval was dit de justitiële jeugdinrichting waar hij zich aan de uitvoering van de straf had onttrokken.

De voorzitter:

Ik dank de minister van Justitie voor de beantwoording van de vragen en ik heet de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap welkom.

Naar boven