Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 mei 2008 over het actieplan Overlast en Verloedering.

De voorzitter:

U weet dat het kerstregime aan de orde is. Dat betekent dat alleen moties kunnen worden ingediend zonder verdere versierselen.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik heb drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat burgemeesters verantwoordelijk zijn voor inzet van de politie tijdens verstoringen van de openbare orde;

overwegende dat een aantal burgemeesters systematisch weigert, de politie in het algemeen en de mobiele eenheid (ME) in het bijzonder meteen in te zetten tijdens ernstige verstoringen van de openbare orde;

constaterende dat deze weigeringen veroorzaakt worden door een verwrongen beeld van de betreffende burgemeesters van de problematiek van het kraken en het beteugelen van ernstige vormen van straatterreur;

tevens constaterende dat, door de verharding van het geweld van de kraakbeweging tegen de politie en de weigering van de betreffende burgemeesters, de openbareordeproblematiek van deze straatterroristen keihard repressief aan te pakken, er vaak potentieel gevaarlijke situaties ontstaan voor de individuele politieman en de burger in het algemeen;Brinkman

verzoekt de regering, landelijke richtlijnen te ontwikkelen, waarbij burgemeesters ernstige verstoringen van de openbare orde door krakers of straatterroristen middels keihard repressief optreden, mogelijk met inzet van de ME, moeten beteugelen en daarbij tevens dienen over te gaan tot aanhouding van alle verdachten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 153(28684).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vele juridische feiten en omstandigheden nodig zijn voor de politie teneinde een verdachte te mogen fouilleren op wapens;

constaterende dat deze barrière voor de politie vaak een onnodig gevaarlijke situatie oplevert;

voorts constaterende dat gemeenten reeds gebieden mogen aanwijzen alwaar de politie preventief mag fouilleren;

verzoekt de regering, te bepalen dat preventief fouilleren voor de politie in geheel Nederland is toegestaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 154(28684).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat politici, in het algemeen, een onjuist beeld hebben van de dagelijkse ervaringen van een politieman;

voorts constaterende dat het voor een parlementariër wel mogelijk is, als reservemilitair binnen Defensie een beeld te vormen van de dagelijkse praktijk van een militair;

overwegende dat het voor een parlementariër niet mogelijk is, zich als reservepolitieman binnen een regiokorps een beeld te vormen van de dagelijkse praktijk van een politieman;

overwegende dat een dergelijke regeling wel in andere democratieën bestaat, bijvoorbeeld in Groot-Brittannië;

verzoekt de regering, een regeling te treffen, waarbij het mogelijk is voor parlementariërs als reservepolitieman werkzaam te zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 155(28684).

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik teken erbij aan dat dit niet voor mij persoonlijk geldt, maar dat ik deze laatste motie met nadruk voor de geïnteresseerde collega's van de Tweede Kamer indien.

De voorzitter:

Kunnen wij ons dan bij u aanmelden, mijnheer Brinkman?

Mevrouw Langkamp (SP):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Mosquito mogelijk gehoorschade oplevert voor kinderen en jongeren;

overwegende dat de Mosquito mogelijk in strijd is met de Grondwet die de "persoonlijke levenssfeer" en "de onaantastbaarheid van het lichaam" garandeert;

overwegende dat België de Mosquito inmiddels heeft verboden;

constaterende dat kinderen en jongeren die geen overlast veroorzaken ook hinder ondervinden van Mosquito's;

verzoekt de regering, een verbod in te voeren op de verkoop en het gebruik van Mosquito's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Langkamp en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 156(28684).

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Çörüz

constaterende dat de officier van justitie thans de hem toekomende bevoegdheid om ondertoezichtstelling (ots) te vorderen (art. 1:254, lid 2, BW) vrijwel onbenut laat;

overwegende dat in het kader van de aanpak van de problematiek van 12-minners, het dringend wenselijk is om de vinger aan de pols te houden;

overwegende dat het strafrechtelijk kader voor 12-minners in dit verband geen mogelijkheden biedt;

overwegende dat ots geen minimumleeftijd kent;

verzoekt de regering om in gevallen van 12-minners die een derde politiecontact hebben, de officier van justitie middels een richtlijn te verplichten om een afweging te maken of een ots gevorderd moet worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Çörüz. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 157(28684).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog te weinig uitvoering wordt gegeven aan taakstraffen door jongeren in de buurt;

overwegende dat er reeds succesvolle experimenten zijn gedaan met taakstraffen die jongeren moeten uitvoeren in de eigen sociale omgeving;

overwegende dat het van belang is om de uitvoering van taakstraffen uit de anonimiteit te halen, zodat de jongere binnen zijn eigen omgeving wordt geconfronteerd met de gevolgen van zijn gedrag;

verzoekt de regering, de uitvoering van taakstraffen door jongeren in de buurt actief te stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Çörüz. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 158(28684).

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Ik reageer op de eerste drie moties. De heer Brinkman verzoekt de regering in zijn eerste motie om een hardere aanpak van krakers. In met name de tweede overweging staat dat zijn uitgangspunt is dat een aantal burgemeesters systematisch weigeren politie in te zetten et cetera. In de eerste plaats hebben burgemeesters naar het oordeel van de regering voldoende bevoegdheden om op te treden tegen krakers. Zij doen dat vaak in goed overleg met het Openbaar Ministerie. Zoals de heer Brinkman weet, kan het van beide kanten worden aangepakt. In de tweede plaats, maar dat is wellicht een verschil in beoordeling, hebben wij niet de indruk dat burgemeesters terughoudend zijn bij de aanpak van krakers; zij doen dat alleen proportioneel. Als het niet nodig is om keihard op te treden, moet dat ook niet gebeuren, gelet op de mogelijke effecten. Ik ontraad de Kamer dus het aannemen van deze motie.

De tweede motie van de heer Brinkman betreft het fouilleren op wapens. Deze motie bevat een onduidelijkheid, want in de tekst wordt uitgegaan van een "verdachte"; in dat geval is het eigenlijk niet meer preventief. Wat de mogelijkheid van de politie om preventief te fouilleren betreft, is het zo dat burgemeesters in de APV kunnen vastleggen dat in bepaalde gebieden preventief gefouilleerd kan worden. De gemeenteraad moet met die bevoegdheid instemmen. Voorts is het aan de burgemeester om te bepalen in welke gebieden het gebeurt. Ik weet niet of dat een volledig antwoord is op de vraag van de heer Brinkman, maar het gaat niet om een verdachte, maar juist om preventief fouilleren. Onze stelling is dat het in feite in Nederland is toegestaan. Een uitbreiding is dus niet noodzakelijk. Daarom ontraad ik aanvaarding van de motie.

De derde motie van de heer Brinkman gaat over de onjuiste opvattingen die er zouden zijn over de dagelijkse ervaring van de politieman. Hij wil een regeling treffen zodat het mogelijk is voor parlementariërs om als reservepolitieman werkzaam te zijn. Het kabinet heeft niets tegen vrijwilligers of reserves bij de politie. Het moet echter aan politici overgelaten worden of die al dan niet bij de politie willen meelopen. Ik ontraad dus ook aanvaarding van deze motie.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik neem de vierde, vijfde en zesde motie voor mijn rekening. De vierde motie gaat over de Mosquito en rept van persoonlijke levenssfeer en onaantastbaarheid van het lichaam en vraagt om een verbod op verkoop en gebruik van Mosquito's. Ik betwijfel echter of dit de goede aanpak is van het punt van zorg van mevrouw Langkamp. Het gaat om de plaatsing van dergelijke apparaten, om te voorkomen dat jongeren op bepaalde plekken blijven hangen. Het geluid is schadelijk als mensen er toch blijven hangen, zonder zich te realiseren dat gehoorschade kan ontstaan. Ik kan niet overzien of die schade ontstaat.

De persoonlijke levenssfeer is niet aan de orde, omdat het gaat om plaatsing in het openbaar. Of de onaantastbaarheid van het lichaam aan de orde is weet ik niet. Dat neemt niet weg dat wij hier serieus naar moeten kijken. Ik verzeker mevrouw Langkamp dat het ook gebeurt. Nog voor de zomer komt er een verkenning van de pro's en contra's van de Mosquito. Het is verstandig om de uitkomst daarvan af te wachten. In het licht hiervan ontraad ik aanvaarding van de motie.

De voorzitter:

Wil mevrouw Langkamp de motie aanhouden?

Mevrouw Langkamp (SP):

Nee, ik wil een vraag stellen. De minister gaat niet in op de overweging dat ook mensen die geen overlast veroorzaken hinder ondervinden van de Mosquito. Ik wil graag kort een stukje voorlezen.

De voorzitter:

Nee, u weet dat het kerstregime geldt.

Mevrouw Langkamp (SP):

Ik noem het voorbeeld van een vader met een autistisch zoontje dat op de metro staat te wachten. Dat jongetje loopt gillend en in paniek weg, met zijn handen op zijn horen. Die vader zegt: laten wij ophouden met die dingen.

Minister Hirsch Ballin:

Dit is een relevant punt voor de verkenning van wat wel en niet acceptabel is. Dat zal ik bij de verkenning betrekken. Het gaat onder andere ook om de plaatsen waar het wordt aangebracht. Dat is reden te meer om niet onmiddellijk over te gaan tot een verbod van alle Mosquito's. In de verkenning kunnen zaken als verplaatsing, voorzienbaarheid en de mogelijkheid om op tijd weg te gaan een rol spelen.

Wat betreft de motie van de heer Çörüz over de ondertoezichtstelling van 12-minners het volgende. Er is inderdaad geen mogelijkheid om strafbare feiten te vervolgen in geval van jongeren jonger dan 12 jaar. Het kan wel reden om zijn om andere maatregelen te nemen, zoals de ondertoezichtstelling. Wij zijn bezig met de uitwerking daarvan. In de brief over overlast is aangekondigd dat ik dit punt samen met collega Rouvoet van Jeugd en Gezin ter hand neem. Dat betreft onder andere de vraag of er maatregelen genomen kunnen worden voor het naar huis brengen van 12-minners. Ik hoop daarover op korte termijn verdere mededelingen te kunnen doen. Wij werken een en ander nu uit. Daarbij kunnen wij ook onder ogen zien dat in de motie wordt gevraagd om bij een derde politiecontact de overweging te maken of een ots gevorderd moet worden. De strekking van de motie heeft mijn sympathie en instemming. Inderdaad zou een derde politiecontact van een kind dat de leeftijd van twaalf jaar wel zal hebben bereikt heeft, betekenen dat hij een recidiverende verdachte is. Dat is een alarmbel. Het kan trouwens zijn dat er reden is om dat al eerder dan de derde keer aan te nemen. Wij moeten dus nog nader bekijken of wij dat op deze of een andere manier in een richtlijn moeten neerzetten. Ik zeg echter graag toe dat wij deze mogelijkheid zullen bezien. In dat licht bezien lijkt het mij niet nodig dat op dit moment in een motie tot uitdrukking te brengen. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de motie op dit moment niet in stemming hoeft te worden gebracht. Ik verzeker de heer Çörüz graag dat wij de mogelijkheden langs deze lijn zullen verkennen, gericht op een adequate reactie als het gaat om twaalfminners met herhaalde politiecontacten.

De voorzitter:

Alleen een korte vraag mijnheer Çörüz, geen discussie in het kader van het kerstregime.

De heer Çörüz (CDA):

Ik zou de motie toch wel in stemming willen brengen, juist om de minister te steunen in die verkenning. Dan kan hij in die richting gaan opereren.

Minister Hirsch Ballin:

Dank voor deze uitleg van de bedoeling van deze motie. Ik heb aangegeven hoe ik met haar zal omgaan. Op het moment dat wij met nadere wetgevingsvoorstellen komen, zult u zien wat wij ermee doen. Dan zal ik ook wat wij aan het OM kunnen vragen daarbij betrekken.

Voorzitter. Dan iets over de motie van de heer Çörüz over taakstraffen voor jongeren in de buurt. Ik heb daarover gisteren gesproken met het College van procureurs-generaal. Hierbij is de verdere toepassing van de taakstraffen aan de orde. U weet dat wij daarmee ook bezig zijn in verband met vragen over de omvang van het toepassingsbereik van de taakstraffen. Ik heb aan het Openbaar Ministerie gevraagd bij het verdere beleid op dit terrein te betrekken dat de taakstraffen herkenbaar moeten zijn als straf en hun effect moeten hebben in de omgeving. Als de motie in stemming wordt gebracht en aangenomen wordt, zullen wij dat zien als een aanmoediging om op de ingeslagen weg verder te gaan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemming over de moties vindt volgende week dinsdag plaats.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven