Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 5 juni 2008 over schaalvergroting op de energiemarkt.

De voorzitter:

Ik sta geen interrupties toe. Het algemeen overleg is net gehouden. Wij kunnen volstaan met het oplezen van de moties.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Ik denk inderdaad dat de argumentatie bij iedereen nog helder in het geheugen ligt. Ik beperk mij dus tot het voorlezen van mijn motie.

De JansenKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de vier publieke energiebedrijven, waaronder Essent, van nationaal belang zijn;

  • - de aandeelhouders van Essent op 28 juni 2008 een besluit willen nemen over opschaling gevolgd door privatisering van het bedrijf;

  • - de commissie Publiek Aandeelhouderschap Energiebedrijven naar verwachting begin juli pas haar advies uitbrengt;

van mening dat een eventueel verkoopbesluit pas dient plaats te vinden na zorgvuldige afweging van alle alternatieven, kennisneming van het advies van de commissie-Kist en een volwaardig publiek debat;

verzoekt de regering om:

  • - al het mogelijke in het werk te stellen om overhaaste besluitvorming door de publieke aandeelhouders te voorkomen;

  • - afspraken te maken met betrokken provincies en gemeenten over een zorgvuldig besluitvormingstraject, met inbegrip van een tijdpad en de te onderzoeken alternatieven;

  • - de Kamer op zo kort mogelijke termijn te informeren over uitkomsten van bovengenoemde acties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59(31200-XIII).

De heer Samsom (PvdA):

De motie is dermate onduidelijk dat ik er een verhelderende vraag over wil stellen.

De voorzitter:

U kunt een toelichtende vraag stellen, maar ik wil geen debat.

De heer Samsom (PvdA):

De regering wordt verzocht al het mogelijke te doen. Hoort daarbij het maken van een wet? Hoort daarbij het stopzetten van het Provinciefonds?

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk. U wilt weten wat er wordt bedoeld.

De heer Jansen (SP):

Ik heb tijdens het debat een aantal zaken genoemd dat de regering zou kunnen doen. Dit geldt voor zowel de minister van Economische Zaken als de minister van Financiën. Ik heb dus aangegeven in welke richting ik denk. "Al het mogelijke" geeft enige ruimte. Ik wil meer inzet dan nu wordt getoond.

De voorzitter:

Dat lijkt mij een duidelijk antwoord. De staatssecretaris kan direct antwoorden zodra zij beschikt over de motie. Ach, ik bedoel de minister, hoe kan ik dat nu zeggen. U ziet er ook echt uit als een minister.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Wij hebben hierover uitvoerig van gedachten gewisseld in het debat dat net is afgerond. Ik ontraad het aannemen van deze motie. Op de eerste plaats omdat een verzoek wordt gedaan dat ik niet kan waarmaken, namelijk om al het mogelijke te doen om overhaaste besluitvorming door de publieke aandeelhouders te voorkomen. Ik heb die machtspositie niet. Ik heb aangegeven wat ik wel zal doen. Ik zal op 19 juni aanstaande overleggen met de aandeelhouders van zowel Essent als Nuon.

Bij de Kamer ligt de ministeriële regeling over de splitsingsplannen voor. In de splitsingsplannen moet worden aangegeven hoe het netbeheer wordt gewaarborgd. Daarover moet ik een besluit nemen. Dat gebeurt. Verder heb ik aangegeven dat ik het advies van de commissie-Kist afwacht en vervolgens de Kamer zal informeren wat het standpunt van de regering is over onder andere het element publiek aandeelhouderschap. Ook heb ik aangegeven dat ik na 19 juni aanstaande de Kamer zal informeren over de uitkomsten van het debat.

De motie is inderdaad erg onduidelijk. Er staat een aantal aannamen in die de heer Jansen ook in het debat aan de orde heeft gesteld en waarvan ik heb aangegeven dat ik ze niet overneem. Om die reden kan ik niet anders doen dan het aannemen van de motie ontraden.

De voorzitter:

U staat helemaal niet ingeschreven, mijnheer Vendrik. Heel kort dan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat had ik misschien moeten doen, mijn excuses daarvoor. Ik heb wel deelgenomen aan het debat.

De voorzitter:

Ik probeer een beetje te plannen wie er allemaal zijn. Gaat uw gang.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het politiek advies van de minister verbaast mij een beetje. Ik had vanochtend begrepen dat ook het kabinet het niet handig, niet wenselijk acht dat provincies of gemeenten op dit moment overgaan tot overhaaste verkoop van aandelen. Daarover zijn wij het eens. Wij zijn allemaal van mening dat er een ordelijke procedure moet worden gevolgd; dat geldt ook voor de heer Jansen. Dan zou toch het politiek oordeel moeten luiden dat de motie overbodig is?

Minister Van der Hoeven:

Dat oordeel zou ik ook liever gegeven hebben, maar er staat een aantal zaken in de motie die wij vanochtend niet hebben afgesproken. Daarom geef ik dit advies. De strekking van de motie – en dan kom ik bij de heer Vendrik – is dat publiek aandeelhouderschap van belang is. Dus: bezint, eer ge begint en neem pas een besluit als je alles hebt overwogen en er een democratisch besluit in de provincie is genomen. Natuurlijk deel ik dat, maar dat staat niet in de motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de motie is bij aanvang van de middagvergadering.

Naar boven