Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Telecommunicatiewet verband houdende met de instelling van een antenneregister, de uitbreiding van het verbod op het verzenden van ongevraagde elektronische communicatie alsmede regeling van diverse andere onderwerpen (30661).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Ik meen dat wij het kort kunnen houden en hoop dan ook dat wij erin slagen om dit debat vanmiddag af te ronden. Wij hebben immers al vaak over dit onderwerp gesproken.

De voorzitter:

Ik wijs de heer Van Dam erop dat vandaag alleen de Kamer in eerste termijn het woord voert.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat is mij bekend, maar het zou fijn zijn als het lukte om het debat vanmiddag volledig af te ronden.

De voorzitter:

Ik verzoek de heer Van Dam om de planning aan mij over te laten.

De heer Van Dam (PvdA):

Dan laat ik dat maar aan de voorzitter over.

De voorzitter:

Het was fijn geweest als de heer Van Dam wat vrolijker had gekeken toen hij die opmerking maakte.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik had de hoop dat wij het debat over dit onderwerp snel konden afronden, maar blijkbaar moeten wij dat morgen vervolgen.

De voorzitter:

De heer Van Dam heeft de agenda eind vorige week ontvangen. Hij had zijn gedachten telefonisch kunnen uiten en een en ander kunnen regelen. Dat behoort hij niet nu te doen.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. In dit wetsvoorstel wordt een aantal zaken geregeld waarover wij al een paar jaar van gedachten wisselen. Het betreft de open eindjes van de wijziging van de Telecomwet van een aantal jaren geleden. In het voorliggende wetsvoorstel worden enkele zaken geregeld ten aanzien van het antenneregister. Wij hebben over dat onderwerp enkele jaren gediscussieerd en iedereen weet dat de wijzigingen de goedkeuring van mijn fractie kunnen wegdragen.

Ook wordt geregeld dat het niet meer mogelijk is om contracten met telecomaanbieders zomaar stilzwijgend te verlengen. Het is bekend dat ik zou willen dat dat voor alle branches gebeurt, maar dat geldt in het bijzonder voor de telecombranche. In die branche komt het immers regelmatig voor dat mensen er tot hun ergernis te laat achterkomen dat zij weer een jaar vastzitten aan hun contract met een kabelaanbieder, een mobiele provider of een telefonieaanbieder.

Na 4,5 jaar wordt het ongevraagd sturen van e-mailberichten aan bedrijven eindelijk verboden. Naar mijn oordeel moest dat 4,5 jaar geleden al worden geregeld. Ook toen klopten ondernemers immers bij ons aan met de vraag waarom een en ander wel gold voor consumenten en niet voor bedrijven. Ondanks dat het lang heeft geduurd, ben ik er gelukkig mee dat dit is geregeld.

In het wetsvoorstel wordt een aantal zaken geregeld dat betrekking heeft op telemarketing. Ook daarmee ben ik heel tevreden.

Mocht dit wetsvoorstel door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden aangenomen, dan werk ik niet verder aan mijn initiatiefwetsvoorstel. Dat is dan immers achterhaald.

Als wij worden gebeld door een telemarketingbedrijf terwijl wij over dat soort zaken niet gebeld willen worden, moet de telemarketeer ons dan in het bel-me-niet-register opnemen? Mocht dat niet het geval zijn, dan dien ik een amendement in.

Eerder is gezegd dat niet alleen het telemarketingbedrijf onder de strekking van dit wetsvoorstel valt, maar ook de opdrachtgever. Het is dus ook niet toegestaan dat een bank, een verzekeraar of wat voor soort bedrijf dan ook een opdracht geeft aan een telemarketingbedrijf in Zuid-Afrika en dat laatstgenoemde vervolgens Nederlandse consumenten belt. Is het juist dat dat niet een manier is om de toekomstige wet te omzeilen?

Als mijn twee vragen bevredigend zijn beantwoord, staat niets een enthousiaste stem voor dit wetsvoorstel ons in de weg.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Wij vinden het overgrote deel van het wetsvoorstel prima. Wij zijn geneigd niet meer te praten over de instelling van het antenneregister, niet omdat wij dat niet belangrijk vinden, maar omdat wij het erover eens zijn dat zo'n register er moet zijn en dat betrokkenen recht hebben op informatie. Sommigen wakkeren onrust daarover aan, want er is goed onderzoek waaruit blijkt dat die antennes niet schadelijk zijn, maar mensen hebben er recht op te weten wat er in hun buurt aan de hand is. Wij stemmen in met het wat aanpassen van de regels voor het aftappen, een belangrijk instrument voor politie en justitie. Helaas is dat instrument zeker in deze tijd hard nodig.

In het oorspronkelijke wetsvoorstel stond iets waarmee wij als VVD ongelukkig waren, namelijk dat tweejarige contracten voor mobiele telefonie in feite onmogelijk werden gemaakt. Je mocht een tweejarig contract afsluiten, maar je kon dat na één jaar gewoon opzeggen. De VVD vindt dat er contractvrijheid moet zijn voor consumenten en bedrijven. Als zij liever een tweejarig contract willen, moet dat mogelijk zijn. Ik begrijp dat het tweejarig contract mogelijk blijft door de tweede nota van wijziging. De staatssecretaris knikt bevestigend, dus dat is het geval.

Wij zijn het niet eens met het laten vervallen van artikel 1.3, vierde lid. De strekking van dat artikel is dat de Opta, indien deze een besluit neemt dat aanzienlijke gevolgen heeft voor een specifieke markt, dit moet onderbouwen. Het artikel blijkt wel te werken, want het college van beroep voor het bedrijfsleven heeft al een maatregel van de Opta teruggehaald, omdat die niet voldoende was onderbouwd. Wij vinden het heel gek dat, als het artikel werkt en mensen op basis van dat artikel hun recht halen, de regering dan voorstelt om het artikel in te trekken, aangezien de Opta dan makkelijker kan handelen. Wij vinden die onderbouwingsplicht essentieel. Als je een maatregel neemt die specifiek is gericht op een beperkt aantal bedrijven, moet die maatregel goed worden onderbouwd. Ik heb daarover een amendement ingediend.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik heb dat amendement gezien. Aan de ene kant is het prettig dat de Opta met een goede onderbouwing moet komen. Maar als die onderbouwing er aan de andere kant voor zorgt dat de Opta haar werk niet meer naar behoren kan doen, zitten wij in een ander dilemma. Hoe wilt u dat oplossen?

De heer Aptroot (VVD):

De Opta moet inderdaad haar werk kunnen doen, en dat kan heel makkelijk, door het goed onderbouwen van maatregelen. Dat mag je toch verwachten van een overheid die iets dwingend oplegt? Het is geen algemene maatregel voor het Nederlandse bedrijfsleven, maar voor een klein groepje bedrijven. Als de Opta dat in één keer goed doet, kan niemand de voorgenomen maatregel onderuit halen. Het is aan de Opta om het werk goed te doen.

Mevrouw Gerkens (SP):

U zegt dat de kwaliteit van de onderbouwing niet goed is, terwijl volgens mij de onderbouwing mogelijkheden geeft om juridische procedures te beginnen. Dat moeten wij toch niet willen? Ik vind uw amendement sympathiek, maar worstel met dit probleem.

De heer Aptroot (VVD):

Ik ben blij met uw sympathie voor mijn amendement. De onderbouwing moet goed zijn, anders zal er altijd discussie blijven. Wij hebben het bewust in de wet opgenomen. Er was een Kamermeerderheid voor. De VVD-fractie vindt dat het zo door moet gaan. Het feit dat de Opta een keer onderuit is gegaan, betekent niet dat die onderbouwingsplicht moet vervallen. Wel is het van belang dat de Opta er een les uit trekt.

De heer Van Dam (PvdA):

Dit debat begint nu te lijken op dat wat ik een aantal jaren geleden met de heer Blok van de VVD-fractie voerde. Hij was de indiener van het amendement waardoor die onderbouwingsplicht in de wet werd opgenomen. Omdat het nagenoeg onmogelijk was aan de in het amendement gevraagde onderbouwingsplicht te voldoen, hebben zowel de heer Brinkhorst, toenmalig minister van EZ, als de linkse Kamerfracties toen tegen de heer Blok gezegd dat als hij dat amendement zou indienen, hij dan niet over een paar jaar moest komen zeuren dat de Opta haar zaken verliest, bijvoorbeeld tegen de kabelbedrijven die te hoge tarieven rekenen.

Wij hebben nu meegemaakt dat de Opta werd teruggefloten door de rechter, niet omdat zij haar werk niet goed had gedaan maar omdat er een onverstandig amendement in de wet was opgenomen. Het dwong de Opta een onderbouwing te geven die bijna niet te leveren valt. Wij hebben daarvan geleerd en daarover hebben wij onlangs in een debat met elkaar gesproken. Als de heer Aptroot het nu in de wet wil laten staan, dan accepteert hij dus weer dat de Opta er volgend jaar evenmin in zal slagen de kabelbedrijven, die hun tarieven willen verhogen, aan te pakken. Daar gaat het over en die consequentie zou hij dan moeten aanvaarden.

De heer Aptroot (VVD):

U draait het om. De Opta moet gewoon het besluit goed onderbouwen waarom zij op een specifieke markt specifieke maatregelen neemt. Dat moet toch mogelijk zijn. Als je een besluit niet kunt onderbouwen, dan ben je eigenlijk geen knip voor de neus waard. U hoort mij dus niet klagen over dat wetsartikel. U hebt dus toen gezegd dat de VVD-fractie er over een jaar niet op terug moest komen. Ik kom er niet op terug. Het is de regering die zegt dat de Opta een probleem heeft gehad en een keer onderuit is gegaan bij de beroepsinstantie. Ik zeg dan dat dat jammer is en dat de Opta daar dan maar van moet leren. U zegt dat een overheidsorganisatie een probleem heeft met de onderbouwingsplicht en dat die verplichting dus maar moet komen te vervallen. Qua rechtszekerheid is dat voor ondernemingen een uiterst zwakke situatie.

De heer Van Dam (PvdA):

U moet het dan wel juist uitleggen. De Opta hééft een onderbouwingsplicht, ook zonder dit wetsartikel. Zij is namelijk gewoon een bestuursorgaan dat valt onder de Algemene wet bestuursrecht. Zij is dus verplicht een besluit te onderbouwen. Die verplichting was er al. Dankzij de VVD-fractie heeft de Kamer destijds een verzwaarde onderbouwingsplicht in de wet laten opnemen. Het amendement werd aangedragen door KPN. Dat bedrijf vond namelijk dat het met die wetswijziging beter in staat zou zijn de Opta-besluiten aan te vechten bij de rechter. Het is dus een verzwaarde onderbouwingsplicht. Als u vindt dat de Opta haar besluiten gewoon moet onderbouwen, dan kunt u het regeringsvoorstel steunen. Met uw amendement introduceert u opnieuw de verzwaarde onderbouwingsplicht, die daarbij zo is geformuleerd dat het voor de Opta ongelooflijk ingewikkeld wordt haar besluiten overeind te houden bij de rechter.

De heer Aptroot (VVD):

Ik begrijp er niks van.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat was mij wel helder.

De heer Aptroot (VVD):

Ik introduceer geen verzwaarde onderbouwingsplicht, maar ik wil deze slechts handhaven. Dat de Opta één keer de mist is ingegaan, is jammer. Daar leert zij van. Eerst hebt u het over de kabelbedrijven en dan over KPN. Ik denk dat het hele bedrijfsleven het heel fijn vindt dat wanneer een toezichthouder zomaar in de markt kan ingrijpen, deze een stevige onderbouwingsplicht heeft. Die onderbouwingsplicht moet inderdaad zwaarder zijn dan de algemene belastingmaatregel die voor alles en iedereen gelijkelijk geldt. Als u dat niet nodig vindt, dan past dat bij uw lijn van de almachtige overheid die maar doet. De VVD-fractie vindt dat de rechtszekerheid van derden, waaronder bedrijven, gewoon gewaarborgd moet worden.

Voorzitter. Ongevraagde telefonische communicatie, ongeacht of het voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden is, wordt verboden tenzij deze past in de bestaande relatie van het bedrijf of de organisatie enerzijds en de telefoonabonnee anderzijds. De VVD-fractie heeft best geaarzeld, maar kan toch instemmen van het bel-me-niet-register. In principe loopt dat register al goed voor de aangesloten bedrijven, maar zijn het de niet-aangesloten bedrijven die de sfeer verzieken. Wij vinden het prima om dat toch maar door te voeren. Gelet op de wens van consumenten is dit noodzakelijk, maar op twee onderdelen vinden wij de huidige voorstellen niet effectief. De uitzonderingssituatie voor buitenlandse bedrijven lokt vestiging elders uit. In het verleden ging RTL vanuit Luxemburg werken; dat bleek contraproductief en concurrentievervalsend. De VVD-fractie vindt ook de verplichting om in elk gesprek aan te geven dat verzet mogelijk is, te ver gaan. Dit levert juist irritaties bij de consumenten op. Bovendien maakt dit het gesprek langer en is het kostenverhogend. Die twee zaken moeten eruit. Verder gaan wij akkoord. Ik heb twee amendementen ingediend om deze twee onderdelen eruit te halen. Daarmee blijft het verplichte karakter van het register intact, maar zal het in de praktijk beter werken.

Het uiteindelijke standpunt van mijn fractie over het wetsvoorstel hangt af van dit debat en van de vraag in hoeverre de amendementen verwerkt kunnen worden in het wetsvoorstel.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ook de SP-fractie is blij met een groot gedeelte van de voorgestelde wetswijziging. Veel van deze voorstellen betekenen echt een verbetering van de positie van de consument. Gezien het grote aantal telecom-gerelateerde klachten dat nog altijd bij de SP-fractie binnenkomt, is dit een absolute noodzaak.

De SP-fractie blijft van mening dat een antenneregister van groot belang is om duidelijkheid te verschaffen over de locaties en de specificaties van alle antennes in Nederland. Bovendien willen wij helderheid van de staatssecretaris over eventuele nieuwe onderzoeken naar de gevolgen van blootstelling aan de straling die deze antennes veroorzaken. Zulk onderzoek is eerder al beloofd. Er moet hierbij meer aandacht worden geschonken aan de langetermijneffecten en niet zozeer aan de effecten na drie kwartier, zoals dat gebeurde in voorgaande onderzoeken. Die tijdspanne is veel te kort in gevallen waar mensen een antenne bij hun huis hebben staan. Zij zijn regelmatig langer dan die drie kwartier in huis aanwezig. Er moeten daarom meer langetermijnonderzoeken plaatsvinden. Er bestaat veel ongerustheid over de gezondheidsgevolgen op lange termijn. Tientallen gemeenten zijn daarom terughoudend met het verlenen van vergunningen voor het plaatsen van antennes. Komt hierdoor de doelstelling van de landelijke dekking in gevaar?

De SP-fractie heeft ook moeite met de instemmingsprocedure voor bewoners bij geplande plaatsing van antennes. Dit was zo geregeld dat bewoners bezwaar moesten aantekenen. Als zij dit niet deden, gingen zij automatisch akkoord met plaatsing. Deze instemmingsprocedure vond mijn fractie en andere fracties in de Kamer oneerlijk. Ook voormalig staatssecretaris Van Geel onderkende dit in 2005. Hij beloofde toen om dit recht te zetten door een systeem in te voeren waarbij een provider pas over mag gaan tot plaatsing van de antenne wanneer een meerderheid van alle bewoners, zijnde 50 + 1, een verklaring van geen bezwaar heeft ingediend. Toenmalig staatssecretaris Van Geel heeft dit echter nooit geregeld. Is de huidige staatssecretaris van Economische Zaken van plan dit alsnog zo spoedig mogelijk te gaan regelen, eventueel in samenspraak met de huidige minister van VROM?

Mijn volgende punt betreft ongevraagde telefonische communicatie oftewel de zo ergerniswekkende telemarketing. Het is de hoogste tijd de bescherming van de consument op het gebied van telemarketing te versterken. De enorme ergernis van consumenten over het feit dat zij ongevraagd en praktisch onbeperkt gebeld kunnen worden, vraagt om verregaande actie. Een huidig, vrijblijvend bel-me-niet-register blijkt ook volgens het kabinet niet een adequaat middel om de irritatie van de consument over telemarketing afdoende terug te dringen. De SP-fractie blijft van mening dat de beste oplossing voor dit probleem het instellen van een bel-me-wel-register is. In dat geval hoeven telefoonabonnees niet zelf in actie te komen als zij niet langer ongevraagd gebeld willen worden. Deze mening wordt helaas niet gedeeld door de rest van de Kamer. De keuze voor een wettelijk verplicht bel-me-niet-register lijkt daarom het hoogst haalbare. Daarbij is het van essentieel belang dat bij de keuze van een bel-me-niet-register aan een aantal strikte eisen wordt voldaan. Het register moet zeer laagdrempelig zijn en op zo'n wijze worden georganiseerd dat het een sluitende bescherming biedt van de abonnee, voor onbepaalde tijd. De consument en de adverteerders zijn immers gebaat bij zo weinig mogelijk irritatie van de consumenten. Daarom stellen wij zeven eisen aan het bel-me-niet-register.

Het moet mogelijk blijven om via internet, post en telefoon in te schrijven, zoals dat nu ook is geregeld via het Infofilter. Ook tijdens ieder telefoongesprek door een bedrijf of callcenter moet de ontvanger de mogelijkheid krijgen om zich direct in te schrijven bij het Infofilter. Bij het afsluiten van ieder telefoonabonnement zal de consument de mogelijkheid worden gegeven om zich direct in te schrijven in het bel-me-niet-register. De staatssecretaris vond dit een interessante suggestie. Ik zie dit niet meer terug in zijn wetsvoorstel.

Abonnees die ingeschreven staan bij het Infofilter moeten automatisch worden overgeschreven naar het nieuwe bel-me-niet-register, ook al zou dit register door een andere organisatie worden beheerd. Een absolute voorwaarde voor het goed functioneren van een bel-me-niet-register is een minimale incubatietijd. Dit is de tijd tussen het inschrijven bij het Infofilter en het effectueren, de datum waarop de consument niet meer kan worden gebeld. Bij een lange incubatietijd stijgt de irritatie en gaat de geloofwaardigheid van het bel-me-niet-register weg. Met de huidige ICT-oplossingen moet je dit binnen een dag kunnen regelen. Een maximum van een dag lijkt ons daarom zeer wenselijk.

De inschrijving in het bel-me-niet-register zal geen termijn moeten kennen. Het is onaanvaardbaar als een abonnee na een aantal jaren opeens weer gebeld kan worden, omdat er sprake zou zijn van een verlopen termijn. Dit is ook volstrekt onlogisch. Als een abonnee immers weer de behoefte zou krijgen om toch weer voor marketingdoeleinden gebeld te worden, kan hij zich eenvoudig uitschrijven uit het bel-me-niet-register.

Er zou geen verschil moeten worden gemaakt tussen warme en koude contacten. Een abonnee die in het bel-me-niet-register is ingeschreven mag alleen worden benaderd als hij hiervoor duidelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven.

Deze voorwaarden zijn voor ons van essentieel belang voor het functioneren van een dergelijk register. Door deze voorwaarden op te nemen in de wet wordt een inefficiënt en ontoegankelijk bel-me-niet-register voorkomen, die de irritatie van de abonnee nauwelijks zou terugdringen. Ik wil dat de staatssecretaris toezegt dat hij deze zeven punten in de wet meeneemt en niet in lagere regelgeving regelt. Een ander gevaar is de verplaatsing van de activiteiten van callcenters naar het buitenland. Daar kunnen zij wellicht het wettelijk verplichte bel-me-niet-register omzeilen.

De heer Aptroot (VVD):

Mevrouw Gerkens wil zeven voorwaarden in de wet opnemen, waaronder een incubatietijd. Dit is natuurlijk niet mogelijk. Wij praten nu over het wetsvoorstel. Mevrouw Gerkens moet daarom ofwel met amendementen komen, ofwel de toezegging vragen dat in lagere regelgeving wordt gekeken naar de voorwaarden. Wij kunnen de staatssecretaris natuurlijk niet een soort volmacht geven om na de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer het wetsvoorstel aan te passen, nog afgezien van mijn standpunt als liberaal dat mevrouw Gerkens niet alles tot in detail in de wet zou moeten willen regelen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Die laatste opmerking had ik zeker van de heer Aptroot verwacht. Daarmee verbaast hij mij niet. Ik zou graag van de staatssecretaris de gevraagde toezegging hebben. Hij kan natuurlijk altijd nog met een nota van wijziging komen. Als hij dit niet wil doen en de zaken in lagere regelgeving wil regelen, hebben wij de amendementen klaarliggen. Ik vond het wel zo chic om de staatssecretaris eerst de kans te geven om zelf te zeggen wat hij wel of niet wil regelen.

Ik sprak over het gevaar dat bedrijven uitwijken naar het buitenland. Welke stappen kan de staatssecretaris nemen om dit te voorkomen? De heer Van Dam deed de interessante suggestie om deze wetgeving ook voor de opdrachtgever te laten gelden, zodat wij dit probleem zouden kunnen voorkomen. Dekt dit het voldoende af?

De SP kan zich goed vinden in de voorstellen om de mogelijkheden van stilzwijgende verlenging van contracten te beperken. Vooral het verkorten van de opzegtermijn na verstrijken van het contract van één tot maximaal twee jaar leidt tot een aanzienlijke verbetering van de positie van de consument. De SP-fractie juicht dit daarom toe.

Wij vinden het spijtig dat de staatssecretaris heeft nagelaten om duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop hij de wachttijden van de 0900-nummers wil aanpakken. Deze wetswijziging was een goede mogelijkheid geweest om dit probleem aan te pakken. Zegt de staatssecretaris toe dat hij op korte termijn met oplossingen komt?

De heer Graus (PVV):

Mevrouw de voorzitter. De PVV-fractie kan zich aardig vinden in het wetsvoorstel waarin de ongewenste e-mail zal worden aangepakt en een beroep wordt gedaan op het gebruik van een afwijkende frequentieruimte om misdrijven te voorkomen, op te sporen en te beëindigen. Voorts heeft mijn fractie keer op keer zelf gepleit voor consumentenbescherming betreffende opzegtermijnen, spam, belkosten en dergelijke. Ook hieromtrent wordt in het voorstel het een en ander voor de consument gewijzigd. De opzegtermijn wordt bijvoorbeeld verkort. Niet alleen wij, maar eenieder in deze Kamer zal zich hierin kunnen vinden.

Wij zijn van mening dat het ook eens afgelopen moet zijn met de stilzwijgende verlengingen die veel gezinnen in financiële problemen hebben gebracht, zoals ik weet uit persoonlijke gesprekken en zeer trieste e-mailtjes. Je sluit een contract af en dat mag niet zomaar stilzwijgend worden verlengd, want daardoor komen echt heel veel mensen in ernstige problemen. Daarvoor moeten wij waken. De staatssecretaris heeft die plicht ook. Mijn fractie acht een opzegtermijn van vier weken acceptabel.

De fractie van de Partij voor de Vrijheid pleit voor contractvrijheid voor consumenten en bedrijven. De heer Aptroot van de VVD noemde dit punt ook. Wij bemoeien ons vanuit Den Haag al met meer dan genoeg zaken. Hiermee moeten wij ons niet bemoeien, want het afsluiten van een meerjarig abonnement moet tot de mogelijkheden blijven behoren onder de volledige verantwoording van de consument zelf. Bovendien zijn er mensen die het goed kunnen betalen en dan het voordeel hebben van een telefoon of korting. Die mensen moeten van dat soort contracten gebruik kunnen blijven maken.

Ongevraagde telefonische communicatie moet als een bijzondere vorm van stalking, want zo zien wij dat, veel harder worden aangepakt. Ik weet wel wat er momenteel gebeurt, maar ik wil graag van de staatssecretaris weten wat daaraan gaat veranderen. Komt er een harder optreden en komen er betere strafmaatregelen en hogere straffen?

Tot slot ben ik van mening dat er een totaal verbod moet komen op het ongewenst doorspelen van gegevens van consumenten en bedrijven. Dat moet gewoon niet kunnen. Ook zouden wij het heel fijn vinden als er ter bescherming van onze burgers en bedrijven nationaal, maar liefst internationaal meer samenwerking kwam tegen spam. Wat ligt er nog op de schappen om spam aan te pakken? Ook op dit punt krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Opmerkelijk is dat wij de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet al hebben voorbereid in een algemeen overleg. Dat is niet gebruikelijk bij een wetsvoorstel, maar het werkt wel, want wij zien nu hoe snel wij klaar zijn of helemaal klaar hadden kunnen zijn. Dit laatste zeg ik aan het adres van de heer Van Dam.

In het algemeen overleg hebben wij het onder andere gehad over de problemen van de wachttijden bij de 0900-nummers. Nu hebben wij het daar niet over, al heeft mevrouw Gerkens het reeds aangehaald. Ook de CDA-fractie heeft er veel aandacht aan besteed en vindt dat 0900-nummers in principe gratis moeten zijn. Wij hebben er samen met de staatssecretaris een bepaalde modus voor gevonden waarin wij ons waarschijnlijk kunnen vinden. Mevrouw Gerkens wijs ik erop dat wij van de staatssecretaris al de toezegging hebben gekregen dat hij heel snel met een voorstel zal komen, maar het is inderdaad nooit verkeerd om er nog eens naar te vragen. Die vraag van mevrouw Gerkens steun ik dus.

Wij hebben het nu wel over het bel-me-niet-register. De CDA-fractie ondersteunt de voorstellen van de staatssecretaris. Er bestaat een goed systeem, maar enkele notoire consumentenhaters weigeren zich hierbij aan te sluiten. Het is beter om het door het bonafide brancheleden uitgewerkte systeem wettelijk verplicht te stellen dan om het wiel opnieuw uit te vinden.

Een ander onderdeel van de nota van wijziging is de gewijzigde regelgeving over opzegtermijnen. Ook hier hebben wij een belangrijke consumentenergernis te pakken. De CDA-fractie kan ook op dit punt de voorstellen van de staatssecretaris onderschrijven. In het algemeen overleg over dit onderwerp spraken wij ook al over de mogelijkheid om de regels te omzeilen door niet de prijs van het abonnement te verhogen, maar de korting op dat tarief te verlagen. De staatssecretaris heeft in het AO al gezegd dat deze truc, die voornamelijk voorkomt bij zogenaamde "sim only"-contracten, onrechtmatig is en dat bij verlaging van de korting het contract direct opzegbaar is, evenals bij een tariefverhoging. Omwille van de rechtsgeschiedenis wil ik voor de Handelingen hier uit de mond van de staatssecretaris horen of hij het met mij eens is dat een consument van elke verhoging van zijn netto tarief, dus de daadwerkelijke rekening, door de provider in kennis moet worden gesteld en dat daarbij het contract onmiddellijk en kosteloos kan worden beëindigd.

Voorzitter. Ik kom op het punt van de nummerherkenning; dat staat helaas niet in de tweede nota van wijziging. De CDA-fractie heeft herhaaldelijk gevraagd om in de wet de verplichting op te nemen dat telemarketingbedrijven een nummer meesturen zodat degene die een klacht wil indienen over de wijze, het tijdstip of de inhoud van het gesprek kan aangeven wie hem gebeld heeft. In het algemeen overleg is hierover uitgebreid gesproken. Ik krijg de staatssecretaris niet zo ver dat hij die consumentenbescherming in de wet opneemt. Ik had een amendement klaarliggen om dit kleine, maar in de klachtenprocedure essentiële, punt in de wet te regelen. Op enkele meters van de eindstreep blijkt echter dat het recht op nummerblokkering is vervat in Europese regelgeving. De CDA-fractie vindt dat een vreemde interpretatie van het recht op privacy; juist de privacy van de gebelde wordt geschonden. Het heeft echter geen zin om een amendement in te dienen dat juridisch onhoudbaar is. Dat zou onzorgvuldig zijn. Ik zet daarom noodgedwongen mijn voorgenomen amendement om in een verzoek aan de staatssecretaris om met de branche in overleg te treden over een mededeling over de opdrachtgever – de opdrachtgever wordt er dus bij betrokken – aan het begin van het gesprek. Dit moet worden opgenomen in de gedragscode voor de telemarketeers. Iemand wordt in een gesprek dan niet overvallen met de vraag of hij een goed pensioen heeft. In plaats daarvan wordt gezegd: ik bel in opdracht van pensioenfonds x, ik heb een aantal vragen en ik wil daar graag met u over praten. Op die manier wordt het consumenten in elk geval duidelijk door wie zij worden gebeld. Ik hoor hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Ik kom ten slotte op het onderwerp roaming. Het staat een beetje in de zijlijn van dit debat, maar ik stel het toch graag aan de orde. Het betreft de hoge tarieven voor internationaal bellen. Naar aanleiding van een discussie in de plenaire vergadering van het Beneluxparlement van afgelopen december schenk ik graag aandacht aan een bredere visie op roaming binnen de EU. De afstand tussen Milaan en Palermo is vijf keer groter dan tussen Groningen en Luxemburg. Bellen van Groningen naar Luxemburg is echter vijf keer duurder dan bellen van Milaan naar Palermo, alleen maar omdat er twee grenzen tussen de eerste twee steden liggen. Dat is te gek voor woorden. Grensoverschrijdend bellen in de EU moet naar de mening van mijn fractie afhankelijk zijn van afstand, niet van de aanwezigheid van een staatsgrens. Er bestaan particuliere initiatieven om dit op te lossen – het Franse bedrijf Transatel is daarin een unicum – maar die leveren geen grenzeloze oplossing op. De CDA-fractie wil daarom dat er binnen de Beneluxéén nationaal tarief voor mobiel bellen komt. De Benelux kan dan als proefregio voor de hele Europese Unie dienen. In grensregio's zoals aan de Nederlands-Belgische grens, bestaat een specifiek probleem. Grensbewoners moeten soms bellen tegen een duur internationaal tarief van een buitenlandse gsm-aanbieder omdat hun eigen aanbieder geen antenne in de buurt heeft staan of de buitenlandse antenne veel sterker is dan de Nederlandse. Ook dat probleem wordt opgelost als er in de hele Benelux één lokaal tarief voor mobiel bellen komt.

Ook op dit punt lijkt Europese regelgeving een snelle proef in de weg te staan, ofschoon vanuit Brussel met positieve belangstelling gereageerd is op de voorstellen in het Beneluxparlement. Is de staatssecretaris bereid om actief mee te werken aan een proef op korte termijn met bellen tegen nationaal tarief in de gehele Benelux en hiertoe zowel in Nederland als binnen de Europese Unie de noodzakelijke maatregelen te nemen dan wel te bevorderen?

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. De voorliggende wetswijziging van de Telecommunicatiewet kan op de steun van de SGP-fractie rekenen. Het voorstel zet de belangen van de burger, in dit geval terecht, voorop. De irritante marketingtelefoontjes onder het avondeten zijn binnenkort desgewenst verleden tijd, evenals e-mails van bedrijven waarvoor iemand zich helemaal niet heeft opgegeven. Daarnaast wordt de positie van de consument versterkt doordat stilzwijgende contractverlenging wordt aangepakt. Ten slotte wordt een openbaar antenneregister ingesteld zodat het voor alle belanghebbenden mogelijk wordt om actuele informatie op te vragen over de antennes in de omgeving. De SGP-fractie vindt deze drie onderdelen van de wetswijziging stuk voor stuk winst, maar heeft nog wel enkele opmerkingen.

Met deze wetswijziging wordt de informatie over antennes voor iedereen toegankelijk via internet. Dat is belangrijk, omdat sommige burgers denken dat antennes schadelijk zijn voor de gezondheid en deze dus de nodige onrust en onzekerheid opleveren. Hoewel de gezondheidsrisico's tot op heden niet zijn bewezen, kan een verbeterde informatievoorziening burgers, lokale overheden en overige belanghebbenden helpen om een eerste beeld te verkrijgen van de vast opgestelde zendantennes in hun omgeving. Daarnaast vindt mijn fractie het wettelijk instellen van een openbaar register een goede stap, omdat de afspraken in de convenanten te weinig flexibel en te beperkt waren met het oog op de snelle technologische ontwikkelingen.

Mijn volgende punt betreft de versterking van de positie van de consument bij langdurige contracten. Nu is gebleken dat de marktpartijen niet uit zichzelf van plan waren om stilzwijgende verlenging van contracten tegen te gaan, vindt mijn fractie het positief dat deze problematiek in dit wetsvoorstel wordt opgelost. Stilzwijgende verlenging van het contract voor een langere periode is volgens mijn fractie een onnodige en eigenlijk ook onredelijke beperking van de keuzevrijheid van de abonnee. Daarom vindt mijn fractie het positief dat de consument nu zelf kan kiezen of een abonnement voor bepaalde of onbepaalde tijd wordt aangegaan en dat de opzegtermijn van abonnementen wordt ingekort. Een bijkomend voordeel is volgens mijn fractie dat met deze regeling de innovatie en concurrentie van telecombedrijven worden bevorderd. Wel zou mijn fractie graag een meldingsplicht zien bij afloop van het contract voor onbepaalde tijd, in combinatie met het tegengaan van de stilzwijgende verlenging. Het argument van de regering dat dit voor bedrijven een mogelijk extra administratieve last zou kunnen betekenen, betwijfelen wij toch. Het zou voor hen juist een kans kunnen zijn om een consument een aanbieding te doen voor een vervolgabonnement. Je kunt het dus ook positief ombuigen. Daarnaast zou de SGP-fractie tegen het einde van een overeenkomst voor bepaalde tijd graag een actieve informatieplicht willen zien. Wij zien niet in hoe regelgeving mogelijk innovaties op dit gebied zou kunnen tegengaan, zoals de regering ergens aangeeft.

Ik kom bij de uitbreiding van het verbod op ongevraagde elektronische marketingcommunicatie. Mijn fractie is blij met de voorgestelde wettelijke regeling dat bedrijven van tevoren moeten controleren of consumenten door telemarketingbedrijven gebeld willen worden. Het is duidelijk dat veel te veel bedrijven het tot op heden nalieten om bij de Stichting Infofilter te controleren of consumenten wel gediend waren van die telemarketing. Op dit punt wil mijn fractie nog enkele aanscherpingen in overweging geven, namelijk inzake het bel-me-niet-register. In de eerste plaats moet het niet alleen voor de abonnee zelf maar ook voor de meerderjarige inwonende huisgenoten van de abonnee mogelijk worden om het telefoonnummer af te melden voor marketingactiviteiten. Daarnaast is ons nog onduidelijk waar de uitzondering van artikel 11.7, lid 11, uit de tweede nota van wijziging de dato 27 november jongstleden op doelt. Er wordt gesproken over de verkoop van "eigen gelijksoortige producten". Hoelang na de verkoop van zo'n product kunnen de contactgegevens voor marketingdoeleinden worden gebruikt door het desbetreffende bedrijf? Ten slotte vindt mijn fractie het wenselijk om alsnog in een bepaling op te nemen dat iemand zich tijdens een verkoopgesprek kan laten inschrijven in het bel-me-niet-register, zoals ook in het initiatiefwetsvoorstel van collega-Kamerlid Van Dam werd voorgesteld.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de inbreng van de Kamer. Ik realiseer me dat het veel sneller is gegaan dan de woordvoerders zelf hadden verwacht. De aangegeven spreektijd was gemiddeld tien minuten. Bij acht sprekers houd ik dan rekening met 80 minuten. Bovendien interrumperen Kamerleden in de regel graag, maar deze keer blijkbaar niet. Ik kan niet anders dan nu schorsen tot 19.30 uur. Wellicht zijn er leden die met reden niet bij deze eerste termijn konden zijn maar morgen wel willen deelnemen. Die kans kan ik hun niet ontnemen. Morgen zullen wij luisteren naar het antwoord in eerste termijn en het debat vervolgens afmaken.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 17.01 uur tot 19.30 uur geschorst.

Naar boven