Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 40, pagina 3126-3128 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 40, pagina 3126-3128 |
Vragen van het lid Van der Ham aan de minister voor Wonen, Wijken en Integratie over het bericht dat er amper extra geld is voor prachtwijken.
De heer Van der Ham (D66):
Voorzitter. Ik wens u en al mijn collega's in de Kamer een gelukkig nieuwjaar.
Het kabinet wil in acht tot tien jaar van probleemwijken krachtwijken maken. D66 steunt dat streven van harte. Het is een mooi doel en corporaties hebben tot medio februari de tijd om plannen in te leveren om dat werkelijkheid te laten worden. De vraag is of dat gaat lukken in het nieuwe jaar. Twee weken geleden zette onderzoeksbureau Nicis al vraagtekens bij het gebrek aan effectiviteit en concreetheid van de plannen. Het stelde dat een overkoepelende visie ontbreekt, wat zorgt veel kleine projecten in een wijk die elkaar tegenwerken. Vrijdag verscheen het bericht dat corporaties allerlei oude projecten en plannetjes bij de minister aanleveren en ze als nieuw presenteren. Wordt het een opgewarmde prak, oude wijn in nieuwe zakken, pepernotengeld, sierprojectjes?
De minister zei meteen dat zij op haar hoede is, maar bagatelliseerde tegelijkertijd het probleem: zij heeft er nog niets van gezien. Dat is op zichzelf gek, want er zijn steeds meer berichten, onder meer uit Rotterdam, dat er wel degelijk iets aan de hand is en dat er geen nieuw geld komt uit de corporaties. Een woordvoerder van Aedes gaf zelfs toe dat op dit moment inderdaad met corporaties wordt onderhandeld of bepaalde oude projecten wel of niet onder de Vogelaargelden gaan vallen. Daarmee wordt toegegeven dat het oude wijn in nieuwe zakken wordt. Toont dit niet aan dat er een grijs gebied is?
De minister heeft inmiddels wel gesteld dat, mocht er een probleem zijn, zij desnoods dwang zal toepassen om corporaties te bewegen, nieuw geld te investeren in krachtwijken. Dat klinkt natuurlijk heel erg stoer, kordaat en manmoedig. Kan zij die corporaties echter wel dwingen? Welke instrumenten heeft zij daarvoor? Heeft zij die klaarliggen of gaat zij ze pas op 1 februari bedenken? Het is vaag welke sancties zij kan opleggen. Laat zij ze hier noemen, zodat corporaties en gemeenten weten wat er boven hun hoofd hangt. Of is zij misschien gewoon aan het bluffen? Mocht zij sancties gaan inzetten, hoeveel tijd gaat dat kosten? Komen er dan nieuwe plannen? Hoeveel tijd krijgen de corporaties daarvoor? Hoeveel tijd gunt de minister zichzelf nog om tot een definitieve uitkomst te komen?
Wat is het plan b als het allemaal niet gaat lukken? Heeft de minister backing in het kabinet, zodat er financiële dekking is om die mooie plannen toch werkelijkheid te laten worden?
Minister Vogelaar:
Voorzitter. Het is absoluut niet mijn bedoeling geweest om de zaak te bagatelliseren. Ik heb geprobeerd om volstrekt helder te maken wat mijn positie is. Ik ben graag bereid om dat ook in deze Kamer nog een keer te doen. Vrijdag heb ik gesteld, heldere afspraken te hebben gemaakt met de sector. De corporaties investeren per jaar 250 mln. extra in de wijken – wat in tien jaar neerkomt op 2,5 mld. – boven op de afspraken die er al liggen. Ook de gemeenten worden geacht het nodige extra geld te investeren. Verder vloeien er op basis van de investeringsagenda van het kabinet via de departementen van mijn collega-ministers extra middelen naar de gemeenten, die in de wijken kunnen worden ingezet. Er zijn dus drie financieringsstromen.
Op basis van de berichtgeving in een dagblad vraagt de heer Van der Ham zich af of het geld dat de corporaties investeren wel echt extra is. Wat mij betreft, kan daar geen misverstand over bestaan. Op het moment dat die plannen bij mij worden ingediend, zal ik daar dan ook scherp op toezien. Ik ga niet af op geruchten, al dan niet halve berichten en opvattingen van deze en gene in de media. Ik beoordeel dat op grond van de wijkactieplannen en de financiering daarvan die uiterlijk 1 februari bij mij op tafel worden gelegd. Mijn positie daarin is volstrekt helder.
Wat zijn mijn dwangmiddelen in het geval dat corporaties geen nieuw geld investeren in de wijken? Ik ga ervan uit dat dit wel het geval zal zijn. Mocht dat toch niet zo zijn, dan zal ik heel kort de tijd geven om dat te corrigeren: het feestje heeft nu lang genoeg geduurd. Op grond van het BBSH is er een dwangmiddel. Als minister kan ik corporaties een aanwijzing geven. In dit geval kan ik tegen hen zeggen: ik heb een afspraak met uw koepel, u bent voor dit bedrag aangeslagen en dat gaat u uitvoeren. Dat is geen blufpoker, maar een mogelijkheid die ik op grond van mijn bevoegdheden heb. Hoeveel tijd gaat het kosten? Ik heb al gezegd wat mij daarbij voor ogen staat: zeer weinig tijd. Heb ik een terugvaloptie? Ja, die heb ik. Naar mijn idee is mijn terugvaloptie dat ik de bevoegdheid heb tot het geven van een aanwijzing. Verder kan ik terugvallen op mijn afspraak met Aedes dat het nog een kans heeft om het investeringsfonds verantwoord en overeenkomstig de afspraken in te vullen. Ik voer daar deze week de eerste gesprekken over. Voor 1 februari aanstaande moet het geregeld zijn. Als dat onverhoopt niet lukt, kan ik terugvallen op de optie om gewoon te heffen. Daar heb ik zeer concrete mogelijkheden voor binnen het BBSH en het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting. Er bestaat namelijk een projectensteunregeling. Die kan ik daarvoor aanwenden. Ik kan u verzekeren dat ik voorbereidende maatregelen heb getroffen om het eventueel via wetgeving te doen.
De heer Van der Ham (D66):
De minister zegt dat de afspraken heel helder zijn. Vandaag stond er in het opinieartikel van de heer Priemus in de Volkskrant dat eigenlijk was afgesproken dat de plannen elkaar een beetje of zelfs wel zeer sterk zouden overlappen. Heeft de minister niet in september al weggegeven en zodoende bereikt wat zij niet wilde: dat er nieuwe projecten worden aangeleverd die eigenlijk oud zijn? Deelt zij de lezing van de heer Priemus dat het handelen van de woningcorporaties volkomen terecht is omdat zij hen daartoe de ruimte heeft gegeven, en dat zij eigenlijk haar verlies moet nemen in de zin dat die woningcorporaties straks allerlei oude projecten kunnen indienen zonder dat zij kan zeggen: dit was niet de bedoeling, dit is niet extra?
Wij zien het resultaat van de rare manier waarop de minister het onderhandelingsproces is ingegaan. Zij heeft aan de ene kant gezegd dat zij vrijwillig afspraken wilde maken met woningcorporaties en aan de andere kant dat zij belasting zou gaan heffen. Is die dubbelhartige tactiek van de regering niet contraproductief in het proces met de woningcorporaties?
Minister Vogelaar:
Ik val in herhaling. Wat mij betreft is er geen misverstand over de projecten mogelijk. Het is glashelder dat oude projecten daar niet onder vallen. Wij hebben gezegd dat woningcorporaties en gemeenten afspraken over aanvullende investeringen moesten maken. Die moeten voornamelijk op het sociale vlak liggen. Er moet dus worden geïnvesteerd in die wijken. Het kan zijn dat er onrendabele toppen in zitten, maar de afspraken zijn gemaakt in aanvulling op afspraken die al waren gemaakt op het moment dat ik mijn beleidsplannen bekend heb gemaakt, dus vlak voor de zomer. Toen heb ik mijn Actieplan Krachtwijken in de Kamer gepresenteerd. U vraagt of er twee sporen in de financiering van de wijken zitten. Dat klopt. Dat is wel de uitkomst van overleg met in de eerste plaats de corporaties zelf en daarnaast binnen het kabinet. Het kabinet wilde dat er een heffing kwam. Daar waren grote bezwaren tegen. Toen ben ik bereid geweest om te zeggen dat het mij niet om het spel, maar om de knikkers ging en dat ik wilde dat er gezamenlijk in de wijken werd geïnvesteerd. Daarmee heb ik souplesse getoond. Met de sector waren wij het daarover eens. Vanaf het begin van die stap hebben wij in alle openheid tegen elkaar gezegd dat er nog een ander traject lag, dat van de vennootschapsbelasting en dat wij die twee dossiers niet met elkaar zouden vermengen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb toch nog een paar vragen. Ik ben het met de minister eens dat het feestje voorbij is. Je krijgt namelijk het idee dat hier en daar de hakken in het zand worden gezet, terwijl de schop in de grond moet. Wij hebben lang genoeg plannen gemaakt. Het komt nu aan op concreet handelen. De minister zegt dat zij maatregelen heeft getroffen ingeval blijkt dat er niet voldoende nieuw geld bij komt. Betekent dit dat, wanneer de corporaties onverhoopt met onvoldoende over de brug komen, de minister snel met een wetsvoorstel voor het heffen bij corporaties naar de Kamer zal komen? Dat heeft de minister mij eerder toegezegd. Zal de minister bovendien de plannen die door de gemeenten en corporaties worden gepresenteerd, "effe checken" op wat nieuw en oud is, opdat de Kamer dit adequaat kan beoordelen?
Minister Vogelaar:
Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen enerzijds de beoordeling of het echt extra geld is dat wordt geïnvesteerd. Als daarvan geen sprake is, zal ik als ultiem middel gebruik maken van mijn aanwijzingsbevoegdheid om de corporatie te dwingen om er alsnog voor te zorgen dat het extra geld wordt. Anderzijds er is de route als ik het niet eens ben met de invulling die Aedes geeft aan het investeringsfonds. Als wij het daarover niet eens zouden worden, heb ik twee instrumenten ter beschikking: projectensteun door het inzetten van een vorm van heffen via het centraal fonds of de lijn van een heffingswet. Dit zijn twee verschillende aspecten die hierbij een rol spelen.
Aan "effe checken" hoeft mevrouw Van Gent niet te twijfelen
De heer Poppe (SP):
Het is niet zo interessant of het oude of nieuwe plannen zijn. De vraag is of het goede plannen zijn waarbij de bewoners en vooral de huurders uit deze wijken daadwerkelijk zijn betrokken. Wij zien de laatste maanden een dans om grote zakken met geld. Daar zit miljarden in. Dat geld is afkomstig uit de huursector. Het is opgebracht door de huurders. De huurders zien dat er allerlei plannen op tafel komen, dat er gevochten wordt om hun geld, maar dat zij er geen pest in te vertellen hebben. In deze plannen worden hun betaalbare huurwoningen echter massaal gesloopt. Er komen dure huurwoningen voor terug waarvoor zij niet in aanmerking komen. Zal de minister ervoor zorgen dat er in de plannen – of het nu oude of nieuwe plannen zijn – met het geld van de huurders ook daadwerkelijk wordt gebouwd voor de bewoners en voor de huurders en dat de huurders niet de wijk worden uitgejaagd naar een nieuwe sloopwijk?
Minister Vogelaar:
Er kan geen misverstand over bestaan dat ik, naast de vraag of het extra geld is dat wordt geïnvesteerd, twee belangrijke toetsstenen hanteer bij de beoordeling van de plannen. Dat heb ik van het begin af aan en verschillende keren gezegd. De eerste vraag is of bewoners in voldoende mate zijn betrokken bij de totstandkoming van de plannen. De tweede vraag is of geld wordt uitgetrokken voor eigenstandige bewonersinitiatieven om de wijken te verbeteren. Ook daarop zal ik "effe checken" toepassen.
De heer Poppe (SP):
Dat zullen we dan zien.
De heer Madlener (PVV):
Het is een nieuw jaar. Ik ga het nog een keer proberen met minister Vogelaar. Het interesseert de fractie van de Partij voor de Vrijheid absoluut niet of het oude of nieuwe plannen zijn. De belangrijkste vraag is of de plannen de kern van het probleem aanpakken. Naar onze mening is dat het integratie- en vooral immigratieprobleem. Het is in de eerste plaats een veiligheidsprobleem. Oudejaarsavond heeft opnieuw laten zien dat het juist in deze wijken uit de hand is gelopen. Is de minister bereid om, op basis van de nieuwe inzichten die zij op oudejaarsavond heeft kunnen verkrijgen, de kern van het probleem aan te pakken en de plannen te toetsen op een harde aanpak van het tuig dat in die wijken zit, op het terugsturen van dat tuig naar het land van herkomst en aan het direct toeroepen van een halt aan de nieuwe instroom van probleemgevallen?
De voorzitter:
Ik wijs erop dat dit buiten de orde van de door de eerste vragensteller gestelde vraag valt. Ik stel de minister niettemin in staat te antwoorden.
Minister Vogelaar:
Ik kan er kort over zijn. Wij hebben al eerder vastgesteld dat wij in ieder geval gedeeltelijk verschillen over onze analyse van de kern van het probleem. Ik deel de opvatting van de heer Madlener dat deze ook veiligheid en het immigratie- en integratievraagstuk omvat. Het gaat daarnaast ook om het verbeteren van de woningkwaliteit, om werk en om leren. Vijf punten spelen een rol, niet de twee die de heer Madlener alleen maar benadrukt. Er moet een juiste samenhang tussen deze aspecten bestaan. De heer Madlener wekt de suggestie dat de oudejaarsproblemen zich alleen maar in deze veertig weken zouden voordoen. Ik roep hem op de kranten nog eens goed te lezen. Ik meen dat de problemen zich meer buiten deze veertig wijken hebben voorgedaan, en vooral onder autochtone Nederlanders en niet onder allochtone Nederlanders. Dat wil ik graag gezegd hebben.
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Mijn vraag is van een heel andere orde. De minister heeft verklaard dat zij zo nodig gebruik zal gaan maken van haar aanwijzingsbevoegdheid. Betekent het niet het faillissement van de door haar gewenste aanpak als zij dat moet doen? Is deze aanwijzingsbevoegdheid ooit eerder in de historie toegepast op het punt van investeringszin voor corporaties? Mocht het verder nodig zijn om deze bevoegdheid te gebruiken, hoe lang duurt het dan voordat de minister daarvan daadwerkelijk resultaat ziet?
Minister Vogelaar:
De Kamer vraagt mij of ik over middelen beschik. Ik heb daarop een helder antwoord gegeven. Laat er geen misverstand over bestaan dat ik er zelf nog steeds van uit ga dat ik de aanwijzingsbevoegdheid niet zal hoeven gebruiken. Van een failliet van mijn aanpak is dus absoluut geen sprake. Ik heb de Kamer echter wel het antwoord gegeven op de vraag of ik iets op de plank heb liggen voor als dat nodig is. In die situatie kan ik dus op drie manieren iets uit de kast halen en die heb ik geschetst. Wat mij betreft zal het verder niet lang duren voordat het inzetten van de bevoegdheid tot resultaat leidt. Het is nog nooit eerder voorgekomen dat een minister van de aanwijzingsbevoegdheid gebruik heeft gemaakt, maar eens moet het de eerste keer zijn. Ik zal mij op dit punt als een daadkrachtige minister manifesteren.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Volgens mij is een minister voor Integratie een minister voor zowel allochtone als autochtone mensen. Ik heb twee vraagjes. In de eerste plaats gaat het wat mij betreft niet zozeer om nieuwe projecten, als wel om nieuw geld. Wanneer is geld nieuw? Na welke datum moet het ter beschikking zijn gekomen? In de tweede plaats heeft de minister het over een heel korte tijd die zij ter beschikking stelt aan de corporaties. Ik wil graag dat zij zich hierover wat exacter uitlaat. Hoe lang is een heel korte tijd?
Minister Vogelaar:
Volgens mij heb ik al helder aangegeven dat het bij nieuw geld om extra geld gaat; om geld dat nodig is voor de plannen die zijn gemaakt na de datum waarop ik in de Kamer mijn Actieplan Krachtwijken heb ingediend. Dat was rond 26 juni 2007, maar in ieder geval voor het zomerreces van de Kamer. Ik noemde die datum al in mijn antwoord aan de heer Van der Ham. Dit is dus het ijkmoment dat ik hiervoor zal hanteren. Op de vraag hoe lang een heel korte tijd is, kan ik nu niet zo maar even zeggen of het daarbij om een, twee of drie weken gaat. Op 1 februari moeten de plannen zijn ingediend en 1 maart is een andere datum die een rol speelt. Ik zal even tijd nodig hebben om de plannen te beoordelen. Ik ga ervan uit dat vóór 1 maart helder moet zijn of reparatie wel of niet is gebeurd als dat nodig is. Daarna zal ik dus eventueel mijn aanwijzingsbevoegdheid gebruiken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20072008-3126-3128.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.