Vragen van het lid Teeven aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Justitie over geweld tegen de politie en wat wij daaraan doen.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. In een land waarin de minister-president ons vraagt om ons druk te maken over de Olympische Spelen van 2018 en wij allemaal buitengewoon optimistisch moeten zijn, in dit Nederland worden anno 2007-2008 politiemensen op straat in elkaar geslagen. Sterker nog, zij worden zelfs binnen het eigen politiebureau bedreigd met een mes en er wordt op ze ingestoken. Agenten worden op straat geschopt en geslagen; ik denk aan de gebeurtenissen op Kanaleneiland. Zij worden bedreigd in hun persoonlijke leven en zelfs hun gezinnen worden bedreigd. De jaarwisseling van 2007-2008 was al rampzalig, maar daarbij kwamen ook nog eens de gebeurtenissen in de Utrechtse wijk Kanaleneiland en de afgelopen week in Roermond.

Dit kabinet heeft prachtige afspraken gemaakt met tal van organisaties uit de samenleving over de vraag hoe dit geweld tegen de politie moet worden ingedamd. Deze afspraken zijn keurig gemaakt in december 2006. Daarom wil ik de regering enkele vragen stellen, want de VVD-fractie vindt dat politiemensen in dit land onze steun en respect verdienen. Wij moeten met zijn allen vierkant achter ze staan.

Waarom hebben de afspraken geen zoden aan de dijk gezet, is mijn vraag aan de staatssecretaris van Justitie. Waarom blijven mensen die politiemensen bedreigen, die politiemensen schoppen en proberen dood te steken in dit land niet vastzitten? Waarom hebben wij te maken met een minister-president die denkt dat het snelrecht wordt uitgevonden op 13 januari 2008, terwijl het al tientallen jaren bestaat? Kan de staatssecretaris uitleggen waarom dat snelrecht niet ingezet wordt tegen mensen die politiemensen mishandelen? Is de les van het incident in Roermond niet dat er voor rechters meer mogelijkheden moeten komen om dit soort geweldplegers, dit soort malloten vast te houden tot de zitting? Politiemensen worden niet geslagen! Is de staatssecretaris het ermee eens dat dit soort geweldplegers het komende jaar nooit taakstraffen mogen worden opgelegd, omdat ze niet werken?

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. De minister-president heeft terecht in zeer sterke bewoordingen afstand genomen van alle vormen van geweld tegen hulpverleners tijdens de jaarwisseling dan wel op andere momenten. Het is goed om dat hier nog eens aan te halen, want hij deed dat omdat niet alleen hij, maar het gehele kabinet geschokt is door wat er rondom de jaarwisseling allemaal is gebeurd. Ook in de toekomst zal elke vorm van geweld tegen hulpverleners het kabinet schokken. Niet voor niets zijn de afspraken gemaakt die de heer Teeven aanhaalde. Hij verwijst naar een zeer recent incident in Roermond, waarbij een persoon met een mes heeft getracht in te steken op politieagenten. Dit was een bijzonder ernstig incident dat eenieder die er kennis van heeft kunnen nemen, zwaar heeft geschokt. Over het strafrechtelijk optreden inzake dit geval kan ik het volgende zeggen.

De verdachte is naar aanleiding van het incident door de politie aangehouden en op vrijdag 11 januari aan de rechter-commissaris voorgeleid. De rechter-commissaris oordeelde de inverzekeringstelling onrechtmatig en hij heeft de verdachte in vrijheid gesteld. Het Openbaar Ministerie heeft in zijn persbericht gezegd dit onbegrijpelijk te vinden. Er is ook direct hoger beroep aangetekend. Aangezien de zaak op dit moment nog onder de rechter is, kan ik over het vervolg van de behandeling van dit individuele geval niets zeggen. U zult dat als geen ander begrijpen. Wel kan ik meedelen dat het ministerie van Justitie, ik persoonlijk en de minister deze zaak met meer dan gemiddelde interesse volgen.

Over de strafrechtelijke aanpak van geweld tegen werknemers met publieke taken en in het bijzonder tegen de politie kan ik het volgende zeggen. Per 1 december 2006 is de strafvorderingsrichtlijn van het Openbaar Ministerie aangepast en fors verruimd. De richtlijn is van toepassing op geweld gepleegd tegen beroepsbeoefenaren, dus tegen elke persoon in de rechtmatige uitoefening van zijn beroep. De richtlijn is dus ook van toepassing bij bijvoorbeeld geweld tegen winkeliers, advocaten, huisartsen en onderwijzend personeel. Door deze wijziging vallen naast politieambtenaren in ieder geval ook brandweerlieden en ambulancepersoneel onder de doelgroep. Ook is de richtlijn van toepassing als het gaat om burgers die burgermoed tonen en die een geweldsincident proberen te voorkomen of die slachtoffers te hulp schieten. De richtlijn is verder van toepassing bij situaties waarbij sprake is van slachtoffers en benadeelden die zich in een afhankelijke situatie ten opzichte van de verdachte bevinden.

Op grond van deze richtlijn is de strafeis van het Openbaar Ministerie als sprake is van geweld verdubbeld. Ook dat heeft de minister-president een welkome ontwikkeling genoemd. Vanaf 1 december 2006 wordt het aantal zaken van geweld tegen de verschillende categorieën slachtoffers van de strafvorderingsrichtlijn in het registratiesysteem van het Openbaar Ministerie bijgehouden. Dat is niet onbelangrijk, want dit stelt onder anderen ons, specifiek het WODC, in staat om de toepassing van deze richtlijn en de toepassing van de specifieke aanpassing die wij allen zeer belangrijk vinden, te evalueren. In het registratiesysteem staat dus wat er sinds 1 december 2006 is gebeurd en hoe deze afspraak heeft gewerkt, een afspraak die wat mij betreft niet een papieren afspraak mag zijn, want papier is geduldig. De afspraak moet juist in de praktijk werken. Zij moet het effect hebben waarop u en ik zitten te wachten. Wij willen weten of dat effect er is en waarom dat er eventueel niet is in de mate waarin wij dat graag willen. Dat moet allemaal duidelijk worden met de evaluatie die het WODC uitvoert. De uitkomsten daarvan verwachten wij medio september 2008.

Het WODC heeft de opdracht gekregen onderzoek te verrichten naar het opsporings- en vervolgingsproces van geweld tegen de politie. Ook de resultaten van dit onderzoek worden omstreeks september verwacht. Uw Kamer zal uiteraard worden geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek.

De heer Teeven (VVD):

Ik hoor de staatssecretaris spreken over allerlei richtlijnen van het Openbaar Ministerie en over afspraken over de politie, maar de discussie gaat over de constatering dat daders niet worden vastgehouden. Dat heeft een heel andere reden. Het heeft ermee te maken dat bijvoorbeeld de rechter in Roermond zegt dat er geen redenen zijn om deze verdachte vast te houden. De politiemensen in het land willen graag van de regering horen dat wordt bekeken of de wet kan worden aangepast, zodat rechters ruimere mogelijkheden hebben om dergelijke verdachten vast te houden en niet vanwege het ontbreken van onderzoeksbelangen naar huis moeten sturen. De hele rechtsorde is geschokt en u komt met allerlei richtlijnen voor de politie en voor het OM. Die kennen wij wel, maar het gaat om de vraag hoe u de wet aanpast zodat de rechters de urgentie van dit probleem ook zien.

Staatssecretaris Albayrak:

Daarvoor hebben wij dat hoger beroep nodig, want ik weet nog helemaal niet wat de reden is geweest van de rechter-commissaris om deze verdachte te laten lopen. Ik weet nog helemaal niet of dat te maken had met de strafmaat voor deze verdachte. Daarop moeten wij eerst een antwoord hebben voordat wij kunnen zeggen wat wij nog meer kunnen verbeteren aan alles wat wij al hebben ingezet.

Het snelrecht is geen onbelangrijk instrument. Rotterdam is een goed voorbeeld dat navolging verdient. Dat zeg ik samen met de minister-president en de minister van Justitie. Het betekent dat er lokale afspraken moeten komen opdat op zo veel mogelijk plekken in zoveel mogelijk regio's en arrondissementsparketten rechters zo'n verdachte snel voor zich zien en recht kunnen spreken. Daarover zullen wij zeer binnenkort spreken met de Raad voor de Rechtspraak.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. De heer Kamp gebruikte het woord "onacceptabel". Wij vinden het geweld dat tegen politiemensen wordt gepleegd inderdaad volstrekt onacceptabel. U hebt groot gelijk dat mensen die in deze moeilijke functies werken respect verdienen. Dat wil het kabinet ook uitstralen en ik wil dat nogmaals onderstrepen.

Ik wijs erop dat wij in de Kamer hebben gesproken over het programma Veilige publieke taak. De VVD was toen heel enthousiast over de afspraken die in de afgelopen tijd zijn gemaakt. Dat is onlangs gebeurd, op 13 december jongstleden. Soms heb je tijd nodig om een aantal dingen te doen. Ik wil dit toch nadrukkelijk onder uw aandacht brengen.

Wij vinden dat het snelrecht uitgebreid moet worden. BZK zal politiekorpsen oproepen om in meerdere parketten dezelfde afspraken te maken als in Rotterdam. Wij zullen hen uitnodigen om dat voorbeeld te volgen, omdat wij dat van groot belang vinden. Ik ben net zo ongeduldig als de heer Teeven. Wij hebben net een aantal afspraken gemaakt. Wat mij betreft, leidt het WODC-onderzoek ook tot een aantal eenduidige landelijke afspraken, zodat wij niet steeds dit soort discussies hoeven te voeren omdat wij het allemaal volstrekt onacceptabel vinden wat er gebeurt.

De heer Kamp (VVD):

De heer Teeven gaf twee voorbeelden. Een voorbeeld ging over twee agenten die in de wijk Kanaleneiland hun werk deden. Zij zijn op een kruispunt om een eind te maken aan een misstand en worden daar geschopt en geslagen. Degenen die dat hebben gedaan, zijn diezelfde avond weer op vrije voeten en lopen met hun uitgestreken smoelen weer door die wijk. Hoe kan dat? Hoe kunnen wij hier spreken over respect voor agenten en over WODC-onderzoeken die wij afwachten, terwijl die agenten geschopt en geslagen worden en de daders dezelfde avond weer op straat lopen? Hoe is dat toch in vredesnaam mogelijk?

Staatssecretaris Albayrak:

Het is niet de bedoeling om wat de mate van verontwaardiging betreft tegen elkaar op te bieden. Het is goed voor te stellen dat wij allemaal verontwaardigd zijn en dat iedereen zich irriteert aan de vrijlating van de betreffende verdachte. De heer Kamp moet echter niet doen alsof hij meer verontwaardigd is dan de regering.

Ik heb gezegd dat wij ons sinds een jaar bezighouden met het opstellen van een strafvorderingsrichtlijn met de bedoeling om de strafeisen te verdubbelen. Met die richtlijn zullen er veel meer mogelijkheden zijn om mensen die zich schuldig maken aan een strafbaar feit, de straf te geven die hen toekomt. Daaruit kan de Kamer opmaken dat wij het niet dulden en dat wij het hebben gehad met dit soort geweld tegen hulpverlenend personeel.

Het snelrecht is heel belangrijk om ervoor te zorgen dat ook rechters zich binnen de eerste drie dagen van de inverzekeringstelling of binnen de eerste veertien dagen van de voorlopige hechtenis kunnen buigen over die verdachte en dat zij de straf meteen kunnen toemeten. Die afspraken worden gemaakt. Ik heb gezegd dat ik het belangrijk vind dat wij met de Raad voor de Rechtspraak spreken over de vraag op welke wijze die afspraken tussen politie, het OM en rechtbanken in alle regio's kunnen worden gemaakt. Een en ander heeft immers ook te maken met de capaciteit van rechtbanken. Het is evident dat die op orde moet zijn. Wij werken er inmiddels een jaar mee. Uw ongeduld is ook mijn ongeduld. Wij zullen zeker niet nalaten om de toepassing te verbeteren als dat mogelijk is. Alles wordt geregistreerd en als er mogelijkheden zijn, zullen wij die benutten.

De heer De Roon (PVV):

De staatssecretaris heeft een ritueel riedeltje afgedraaid waaruit blijkt dat de regering bijzonder verontwaardigd is over het gepleegde geweld. Ik ben verontwaardigd over het gebrek aan daadkracht van deze regering op dat punt. Aan alleen afspraken hebben wij niets. Het gaat om daadkracht. Ik geef de staatssecretaris dan ook een aantal suggesties ter overweging en verneem graag of zij dat overneemt.

Maak van geweldpleging tegen de politie een aparte grond voor de toepassing van voorlopige hechtenis opdat een rechter altijd voorlopige hechtenis toepast, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Voer minimumstraffen in voor geweldpleging tegen de politie.

Als mensen met een dubbele nationaliteit zich schuldig maken aan geweldpleging tegen de politie, raden wij de staatssecretaris aan om hen de Nederlandse nationaliteit te ontnemen en die personen uit te zetten naar het land van herkomst.

Mocht er sprake zijn van geweldpleging tegen de politie in probleemwijken en recidive, dan raden wij aan om administratieve detentie in te voeren opdat betrokkenen zonder een vorm van proces kunnen worden vastgezet. Zij kunnen zich dan alleen nog bij de rechter verzetten.

Staatssecretaris Albayrak:

Bij de aanscherping van de richtlijn staan de gronden voor voorlopige hechtenis centraal, evenals de vraag of dit type geweld daaronder kan vallen. Daarin wordt dus voorzien.

Wij hebben veelvuldig met de heer De Roon gesproken over minimumstraffen. Tevens hebben wij over dat onderwerp schriftelijk van gedachten gewisseld. Nederland kiest op dit moment niet voor introductie van een stelsel van bijzondere minimumstraffen. Daarnaar is Europees onderzoek gedaan en daaruit blijkt niet dat een dergelijk stelsel bovenop dat van Nederland toegevoegde waarde heeft.

De kwestie van de dubbele nationaliteit en het ontnemen van de Nederlandse, is een ander type debat. Daarover heeft de Kamer in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap gedebatteerd met de minister van Justitie. Naar dat debat verwijs ik kortheidshalve.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat wij in dit land niet pas wakker worden als er zich vreselijke incidenten voordoen, is goed. Het is een goede zaak dat wij al voordat dat gebeurt een beleid voeren om hulpverleners tegen dat soort geweld te beschermen. Ik was dan ook gelukkig met het uitvoerige, grondige debat over dit onderwerp dat vier weken geleden plaatsvond. Mijn fractie was op dat moment tevreden over de aanpak van het kabinet. Dat gold ook voor de VVD-fractie. Na een dergelijk voorval lijkt het alsof alles mogelijk is. Het effect van het debat van vier weken geleden is dan opeens verdwenen. Het lijkt mij dan ook goed om, los van het algemene beleid, naar aanleiding van dit soort beeldbepalende incidenten in een voortgangsrapportage aan te geven wat er fout is gegaan. Hoe moeten wij ons beleid in dergelijke gevallen snel actualiseren?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

In reactie op de heer Teeven heb ik inderdaad verwezen naar dat debat op 13 december, omdat ik vond dat er toen goed over is gesproken. Ik heb zelf opgemerkt dat de VVD toen de lijn van het kabinet nadrukkelijk steunde. Het is goed dat dat nog eens wordt opgemerkt. Ik ben het geheel met u eens dat het om de breedte gaat, en om het feit dat wij er daadwerkelijk iets aan doen. Dat doen wij ook. Daarom is het goed om dat in voortgangsrapportages te vermelden.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Ik refereer eveneens aan het debat van een paar weken voor de jaarwisseling, waarbij ook het onderwerp snelrecht aan de orde is geweest. Een bezwaar van snelrecht is – ik hoop dat het kabinet met spoed daar andere suggesties voor doet – dat de strafmaat in dit soort ernstige delicten niet toereikend is. Daar moeten wij zeker iets aan doen. De andere suggestie die ik graag doe, is om de plegers die kennelijk niet onder de indruk zijn van strafrechtelijke maatregelen op een andere manier in te tang te nemen, waarbij ik verwijs naar de situatie in Leusden. Daar is een wijkagent minimaal twee maanden buiten dienst vanwege letsel dat hij heeft opgelopen, en die maatschappelijke schade wordt verhaald op de daders.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Op het eerste punt is de staatssecretaris van Justitie net ingegaan. Ik ben blij dat u verwijst naar het debat van vorig jaar, waarin in de breedte over dit onderwerp is gediscussieerd. Aan het aspect van schade in brede zin zal aandacht worden besteed in het kader van het programma dat nu loopt. Daar kunt u het kabinet op volgen.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. In het Limburgs Dagblad van gisteren stond een interview met professor Buruma, die precies uitlegde wat er fout is in Roermond: de officier van justitie heeft het verkeerde ten laste gelegd en heeft geen voorlopige hechtenis gevraagd. Dat zal ongetwijfeld uit het onderzoek naar voren komen.

Terecht wordt met verontwaardiging gesproken over wat er gebeurt tegen openbare gezagsdragers. Ook de SP-fractie heeft daar grote bezwaren tegen, en is daar zeer verontrust over. Wij zijn geneigd om in dit soort gevallen nieuwe maatregelen te bedenken. Daar is niets mis mee, maar ik vraag aan de bewindslieden of wij niet meer preventief bezig moeten zijn. Wij hebben immers een reeks aan maatregelen in de wetgeving: een meldplicht voor relschoppers, gebiedsontzegging en bestuurlijke ophouding, nog nooit in Nederland toegepast. Dit zijn maatregelen bedoeld om toe te passen bij dreiging van ernstige verstoring van de openbare orde, via preventief optreden. Denkt het kabinet eraan om ook aan dit soort maatregelen inhoud te geven?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

De preventieve kant is inderdaad ook van belang. Daarvoor hebben wij projecten en programma's lopen. Het is van belang dat wij de uitvoerders in brede zin wijzen op de bevoegdheden die er zijn. Dat zullen wij zeker doen, ook naar aanleiding van wat hier is gebeurd.

Staatssecretaris Albayrak:

De heer De Wit heeft deels met instemming kennis genomen van het project Veiligheid begint bij voorkomen. Ik wijs op het forse accent dat door dit kabinet wordt gelegd op alles wat met preventie te maken heeft. Ik wijs op de gedragsbeïnvloedende maatregel die wij aan het invoeren zijn om juist te proberen, daders zoveel mogelijk maatwerk te bieden om ervoor te zorgen dat zij niet de fout ingaan. Als dat wel gebeurt, wordt de oplossing gezocht in nazorg en begeleiding.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik denk dat er niemand is in dit huis die niet onderschrijft dat geweld tegen politie en andere hulpverleners echt niet kan. Ik ben overtuigd dat de regering dat met ons deelt. Oud en nieuw was weer een bron van veel ergernis, veel geweld en veel zaken die niet konden. Ik vraag het kabinet dan ook bij het onderzoek van het WODC te kijken naar ervaringen met oud en nieuw. Op veel plaatsen is getracht snelrecht toe te passen, maar dat is niet altijd gelukt. Ik vraag het kabinet ook die ervaringen mee te nemen, zodat wij daarvan kunnen leren. In aanvulling op wat onder anderen de heer De Wit vroeg, wil ik nog een nadere specificatie. Als wij weten dat een feest als oud en nieuw eraan komt en wij te maken hebben met notoire relschoppers en raddraaiers, is het dan niet mogelijk deze personen op dat moment thuis te houden om te voorkomen dat zij dan op straat zijn om rotzooi te schoppen?

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. De strafvorderingsrichtlijn die dus per 1 december 2006 in werking is getreden, moet niet alleen op papier een aanscherping blijken. Deze moet evenzeer in de toepassing ervan ertoe leiden dat de mensen op wie mevrouw Kuiken en ik doelen echt worden aangepakt; dat zijn de mensen die beroepsbeoefenaren belemmeren in de uitoefening van hun functie, hen aanvallen en geweld tegen hen gebruiken. Daar hebben wij nu maatregelen voor. Ik sprak over een strafverdubbeling; dat is een forse maatregel. Je kunt mensen sneller berechten en langer van de straat houden. De mogelijkheid van een preventief optreden door deze richtlijn zal onderdeel uitmaken van het onderzoek waaraan ik al refereerde.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van de derde serie vragen. Het is inmiddels over drieën. Wij hebben vandaag geen stemmingen, maar nog wel enkele beëdigingen. Ik vind het niet hoffelijk om staatssecretaris De Jager nu, omdat de tijd voor het vragenuur al voorbij is, niet te bevragen. Ik sta echter geen aanvullende vragen toe.

Naar boven