Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 40, pagina 3123-3126 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 40, pagina 3123-3126 |
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.
Vragen van het lid Nicolaï aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Financiën over de sterke achteruitgang van de koopkracht dit jaar (€ 13), in tegenstelling tot de belofte van het kabinet.
De heer Nicolaï (VVD):
Voorzitter. Voor kerst heb ik namens de VVD-fractie onze zorg uitgesproken over een verdere verlaging van de koopkracht in dit jaar naar aanleiding van een rapport van het CPB en andere rapporten. Ik heb daar toen vragen over gesteld. Tot vorige week, bij de beantwoording van de vragen, heeft de regering geen enkele reden gezien tot heroverweging of tot zorg. Integendeel, de regering bleef bij de oude verwachting van 0% tot 0,25% verlaging van de koopkracht.
Vandaag blijkt in een doorrekening van het Nibud dat er wel degelijk reden is voor grote zorg. De koopkrachtverlaging zal dit jaar tussen 0,25% en 1% bedragen. Dit geldt voor bijna iedereen. Ondertussen groeit de economie nog steeds. Nederland wordt rijker, maar de mensen die er wonen worden armer. Dan moet er wel een kabinet zitten dat heel slecht beleid voert! In de getallen van het Nibud gaat het inkomen van een gezin met twee ouders en twee kinderen, in het bezit van een leaseauto, van wie de ene ouder een inkomen heeft van € 45.000 en de andere een inkomen van € 20.000, meer dan 1% achteruit. Dit komt neer op ongeveer € 40 per maand. Ook een gezin met twee kinderen en twee ouders, van wie één ouder werkt met een bescheiden modaal inkomen, zo'n € 30.000, gaat meer dan 1% achteruit. Dit komt neer op zo'n € 25 per maand.
Ik heb drie vragen aan de regering. Is de regering het ermee eens dat zij de koopkrachtontwikkeling te rooskleurig heeft voorgesteld tot aan de beantwoording van de vragen vorige week? Is de regering het ermee eens dat deze cijfers ernstig zijn? Wat gaat de regering hieraan doen?
Tot slot heb ik twee bescheiden suggesties om de regering een klein beetje te helpen. Twee maatregelen die leiden tot lastenverzwaring hakken er volgens het Nibud erg in. Daarom moet de verhoging van accijns op brandstoffen en die van de jaarlijkse indexering worden afgeschaft. Ook de vliegtaks moet worden afgeschaft. Daarvan wisten wij toch al dat deze averechts werkt voor economie, werkgelegenheid en milieu.
Minister Donner:
Voorzitter. Ik dank de heer Nicolaï voor zijn vragen. Hij heeft duidelijk gedacht: een nieuw jaar, een nieuw begin, laten wij nog eens een oude discussie ophalen! Deze vragen heb ik namelijk ongeveer in deze vorm al beantwoord bij de behandeling van de begroting in de Tweede Kamer. Eerder hebben wij al gezegd dat de cijfers van het Nibud nog steeds hetzelfde aangeven als wat het kabinet in september heeft duidelijk gemaakt: in het komende jaar zal over de hele linie de koopkracht achteruitgaan. Het kabinet heeft daarbij maatregelen genomen om zoveel mogelijk te voorkomen dat de koopkracht van minima en ouderen achteruit zou gaan. Uit de cijfers van het Nibud blijkt dat deze doelstelling nog steeds wordt gehaald.
Eerder is gevraagd of de cijfers van het Nibud afwijken van de verwachtingen en de cijfers die het kabinet heeft gepresenteerd. In zekere opzichten wijken deze cijfers inderdaad af. Dit komt door verschillende vooronderstellingen die gebruikt worden. Het beeld dat het Nibud nu geeft is wat dat betreft hetzelfde als wat het in september heeft gegeven, behoudens de correctie voor de verwachtingen ten aanzien van de inflatie in december. De heer Nicolaï noemde een aantal categorieën. Als hij de cijfers van het Nibud van september vergelijkt met die van nu, is te zien dat juist de categorie van tweeverdieners met twee kinderen er minder op achteruit gaat dan in september is verwacht. Het beeld is niet dat iedereen er verder op achteruit gaat. Wie de categorieën bekijkt, ziet dat daarvan bij een aantal geen sprake is. Het Nibud heeft nu de tussentijdse verwachting van het CPB van de inflatie verwerkt. Naar verwachting zal de inflatie tot een verslechtering van 0,15% leiden. Wij kunnen niet iedere dag uitgaan van de verwachtingen op dat moment. Natuurlijk zien wij dit beeld. In maart krijgen wij van het CPB nieuwe ramingen van de inflatie in de rest van het jaar. Het jaar is pas vijftien dagen oud. Wij kunnen niet op basis van de verwachting op dit moment stellen dat het beeld voor het gehele jaar al vaststaat. Het kabinet bekijkt de factoren die een rol spelen.
Wie de persberichten van september leest, ziet dat de suggestie onjuist is dat het beeld nu afwijkt van het beeld dat toen door het kabinet is gepresenteerd. Het blijkt ook uit de eerdere antwoorden die wij hebben gegeven. De afwijkingen die het Nibud nu presenteert zijn niet anders dan die welke het in september heeft gepresenteerd. In de uitwerking constateert het Nibud dat een aantal categorieën, met name die welke de heer Nicolaï noemde, er minder op achteruitgaan dan in september werd verwacht.
Derhalve denk ik niet dat de koopkracht te rooskleurig is voorgesteld. De nu gepresenteerde cijfers zijn niet anders dan die welke wij in september te horen hebben gekregen. Ik herhaal dat wij conform de gebruikelijke procedure in maart de nieuwe ramingen van het CPB krijgen. Dat is het moment om te bezien wat wij moeten doen.
De heer Nicolaï (VVD):
Voorzitter. Ik geloof dat minister Donner ons probeert uit te leggen dat de 0% à 0,25% die het kabinet verwachtte hetzelfde is als de 0,25% à 1% die het Nibud nu heeft berekend. Ik ben het daar niet mee eens.
Ik constateer dat het kabinet dit wel degelijk niet een verontrustende of zorglijke ontwikkeling acht. Ik constateer dat het kabinet zich in feite rijker rekent dan het is. Het doet mij denken aan de voorstelling van zaken van de economische ontwikkeling die de minister van Financiën en de premier gaven. Van verschillende kanten in de economische hoek werd die getypeerd als potsierlijk en een sprookje. Dit ruikt erg naar het blijven geloven in dat sprookje.
Ik constateer dat het een groot probleem is voor al die gezinnen en ook voor de tweeverdieners die ik net noemde, die er wel degelijk meer dan 1% op achteruitgaan. Ik vind dat onaanvaardbaar, zeker gezien de huidige economische situatie. Er is mijns inziens alle reden om op dit stuk wel degelijk nieuwe maatregelen te overwegen. Nu het kabinet hier niet wil reageren, vraag ik het om in ieder geval voor 1 februari te komen met een brief over de consequenties van deze nieuwe cijfers en over mogelijke maatregelen om iets te doen aan die situatie.
Minister Donner:
Nogmaals, de heer Nicolaï kan niet met reden stellen dat het beeld nu anders en negatiever is. Ik noem nog een keer de categorieën waarop hij doelde. Het Nibud stelde in september dat die er 1,2% op achteruit zouden gaan. Volgens de huidige schatting zal dat 1,1% zijn. Het beeld wijkt nu dus niet af van dat in september. De afwijkingen van het Nibud zitten met name in de inflatie. In november schatte het CPB dat de inflatie minder zou bedragen dan in september werd verwacht. Dat beeld is nu wellicht anders. Dat hangt in hoge mate samen met de wisselkoers van de euro. Dat geeft al aan dat je niet op ieder moment kunt zeggen: nu is de situatie ernstig. Of, nu is de situatie minder ernstig. Uiteraard bekijkt het kabinet de economische situatie steeds met alle aandacht die er nodig is. De heer Nicolaï kan niet met reden zeggen dat het kabinet dit niet doet. Wij kunnen evenwel niet op ieder willekeurig moment op basis van de krantenkoppen van dat moment maatregelen nemen. Dan zouden wij de belangrijkste factor verliezen die wij hebben: stabiliteit in de economie.
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Het is heel Nederland duidelijk, behalve het kabinet, dat er een forse belastingverlaging nodig is. Het is gewoonweg niet uit te leggen dat veel mensen erop achteruit blijven gaan, zelfs als het economisch meezit. Mijn vraag aan het kabinet is dus simpel: waarom kiest het niet voor de hardwerkende burger, maar wel voor allerlei vreselijke en dure linkse hobby's, zoals het generaal pardon?
Minister Donner:
Die discussie hebben we gehad bij de algemene politieke beschouwingen, bij de algemene financiële beschouwingen, bij de begroting van Financiën en bij de begroting van Sociale Zaken. Het kabinet heeft er inderdaad, in de huidige economische situatie met groei, voor gekozen om noodzakelijke lastenverzwaringen vóór in de kabinetsperiode aan te brengen. In de gehele kabinetsperiode zal de koopkrachtontwikkeling substantieel verbeteren, voor vrijwel alle groepen – nee, voor alle groepen. En wederom lijkt het me noch meetkundig, noch rekenkundig juist om vanuit één punt die lijn te trekken.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Het lijkt erop dat minister Donner hier staat als kampioen bagatelliseren, terwijl hij van dit kabinet de chef koopkracht is. Ik maak mij niet zulke grote zorgen over de hoge inkomens, maar wel over de lage en middeninkomens, de chronisch zieken, de gehandicapten en de ouderen. Over die groepen moeten wij ons zorgen maken, die zakken door de nullijn heen; ze worden er slechter van en gaan in koopkracht niet vooruit. Is de minister bereid om voor deze groepen de koopkracht te repareren? Hij zou kunnen denken aan de reparatie van de huurtoeslag, naar de eigen bijdrage van € 150 in de zorg of naar de aardgasbaten, waar voldoende binnenkomt; of hij kan de koopkrachtenveloppe van 2009 alvast in 2008 uitgeven. In mijn ogen is dit keihard nodig, voornamelijk voor de groepen die ik net noemde.
Minister Donner:
Mevrouw Van Gent, ik probeer hier niet te bagatelliseren, ik gebruik gewoon de cijfers die het Nibud heeft uitgebracht. In het huidige beeld geldt nog steeds wat het kabinet vanaf het begin heeft gezegd: over de hele linie gaan we er eerst op achteruit, maar groepen als de sociale minima zullen wij ontzien. In het voorbeeld wordt berekend dat alleenstaanden in de bijstand er mogelijk € 7 op achteruitgaan. Een echtpaar dat vooral op AOW is aangewezen, gaat er daarentegen € 5 op vooruit. Het toenmalige beeld geldt dus nog steeds. Dit is het beleid dat het kabinet vanaf het begin heeft aangegeven: in de totale kabinetsperiode zal de koopkracht zich gunstig ontwikkelen, maar er is bewust voor gekozen om de lasten in 2008 eventueel te verzwaren en om daarbij de minima en ouderen die alleen op AOW zijn aangewezen, te ontzien. Die keuze is nog steeds verantwoord.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Het kabinet maakt zich zo natuurlijk volstrekt ongeloofwaardig: eerst belooft het dat mensen in het land er niet nóg meer op achteruitgaan – en iedereen gaat erop achteruit – en nu ontkent het dat uit de recente cijfers van het Nibud, toch niet het minste, blijkt dat zij er tot 1% op achteruitgaan in plaats van 0,25%. De minister maakt zich nog ongeloofwaardiger als hij daaraan niets doet. Mijn vraag richt ik vooral aan de minister van Financiën: wat gaat hij doen voor al die hardwerkende Nederlanders, aan wie hij in 2006 nog beloofde dat hij hen wilde belonen en dat zij er de komende tijd op vooruit zouden gaan? En aan de PvdA-fractie vraag ik het volgende. De heer Tichelaar zei bij de algemene beschouwingen dat hij het kwart procent inkomensverlies van de middeninkomens ging compenseren. Dit blijkt nu 1% koopkrachtverlies. Met welke plannen komt de heer Tichelaar?
Minister Donner:
Ik meen nog steeds dat het kabinet op de lijn zit die het vanaf het begin zei te gaan bewandelen: het kabinet streeft naar een evenwichtig koopkrachtbeleid, in 2008 zullen een aantal groepen hun koopkracht licht zien dalen en het kabinet neemt maatregelen om met name de minima, ouderen en mensen met kinderen zo veel mogelijk te ontzien. Ik zie niet dat deze cijfers van het Nibud op enige wijze afwijken van die voorspelling. Uit het persbericht van het Nibud van september blijkt juist dat met name ouders met kinderen erop vooruitgaan ten opzichte van de verwachting van destijds. En in antwoord op de heer Nicolaï zeg ik nog: ik weet niet of we de sociale minima met name helpen door de luchtvaarttaks af te schaffen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Ik vind het boeiend dat de SP-fractie ook "hardwerkend Nederland" heeft ontdekt. Ik stel graag de volgende vraag. Dit kabinet heeft gekozen voor lastenverzwaring. Het is in dat licht niet raar dat de koopkracht naar beneden keldert. Waarom heeft het kabinet niet gekozen voor hervorming van de arbeidsmarkt? Daarmee zou wel wat aan de koopkracht gedaan zijn. D66 heeft een tegenbegroting ingediend; dat is een mooie handleiding om ideeën uit te putten voor het laten stijgen van de koopkracht.
Minister Donner:
Het kabinet heeft voor beide gekozen. Enerzijds heeft het onder de gegeven economische omstandigheden ervoor gekozen om de belastingen te verhogen teneinde de investeringen die nodig zijn in de samenleving te bekostigen. Dat is gecompenseerd met lastenverlichtingen. In die zin is er evenwicht. Anderzijds investeert het kabinet in het wijzigen van de arbeidsmarkt, zowel structureel als op het punt van de lasten van arbeid. Om die reden doet het kabinet voorstellen tot het afschaffen van het werknemersdeel van de WW-premie.
De voorzitter:
Ik begrijp dat ook een antwoord wordt verwacht van de minister van Financiën?
Minister Donner:
Binnen het kabinet ga ik over het koopkrachtbeleid.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut stelde ook een vraag aan de minister van Financiën.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ja, dat klopt.
Minister Bos:
De minister van Financiën sluit zich volgaarne aan bij de woorden van de minister van Sociale Zaken.
Mevrouw Karabulut (SP):
De minister van Financiën doet dus niets aan het compenseren van het koopkrachtverlies van al die hardwerkende mensen?
Minister Donner:
Dat is een vraag voor de minister van Sociale Zaken.
De voorzitter:
De heer Tang geeft antwoord op de vraag die aan de heer Tichelaar werd gesteld.
De heer Tang (PvdA):
Ik koppel dat antwoord aan een vraag. Voor de PvdA-fractie is het beeld nog niet geheel duidelijk. Het jaar 2008 is een goed moment voor het verzwaren van de lasten omdat veel mensen aan het werk zijn. Mijn fractie vindt het cijfer van de koopkracht in 2009 veel belangrijker dan dat van 2008. Het beeld is niet duidelijk omdat het CPB in december heeft gezegd dat de koopkracht nul zal zijn terwijl het Nibud twee weken later stelde dat de koopkracht negatief zal zijn. Deze organisaties zijn uitgegaan van dezelfde cijfers: 3,25% loonstijging, 2,25% inflatie. Kan de minister mij dit uitleggen?
Minister Donner:
Het CPB heeft in december de verwachtingen voor de koopkracht aangegeven. Het Nibud gaat ten aanzien van de koopkracht uit van dezelfde cijfers maar houdt ook rekening met een tussentijdse schatting van de inflatie in het komende jaar. Dat leidt tot een compensatie. Een tweede reden is dat het Nibud uitgaat van andere vooronderstellingen; in de schatting zijn bijvoorbeeld de cijfers met betrekking tot aanvullende ziektekostenverzekeringen verwerkt. In de CPB-verwachting is er niet van uitgegaan dat iedereen aanvullende ziektekostenverzekeringen neemt, wat verschillende effecten heeft met betrekking tot bepaalde groepen. De verschillen zijn nu niet anders dan in september. Ik heb toen ook een toelichting daarop gegeven. Het enige verschil is dat nieuwe cijfers ten aanzien van de aanvullende ziektekostenverzekeringen en een tussentijdse schatting ten aanzien van de inflatie-effecten zijn verwerkt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20072008-3123-3126.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.