Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2008 (31200 VII).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Het is al weer enkele jaren geleden dat wij een brandbrief ontvingen van de burgemeesters van de vier grote steden in de Randstad en van de vier commissarissen van de Koningin uit de Randstad. Zij noemden zich "de Holland Acht" en wezen ons op de in internationaal perspectief teruglopende positie van de Randstad. Men concludeerde dat er iets moest gebeuren aan het openbaar bestuur. Te veel bestuurslagen en te veel bestuurders zijn verantwoordelijk. Als het er echt op aan komt, is de echte verantwoordelijke bovendien niet te vinden. Na dit signaal volgde een rapport van de commissie-Burgmans. Om het echt zeker te weten volgde daarna nog een advies van de commissie-Kok. Alle analyses leidden tot eenzelfde conclusie. De duiding van de oplossingsrichting was bovendien hetzelfde.

Het kabinet heeft de aanbevelingen inhoudelijk overgenomen en de minister van Verkeer en Waterstaat gevraagd om projectminister te worden voor de Randstad. Ik mis hierbij echter de bestuurlijke component. De VVD-fractie zou gaarne zien dat de minister van BZK zich al de adviezen aantrekt en opnieuw gaat spreken met de Holland Acht. Volgens de VVD-fractie zoekt deze groep een stuurvrouw die met de leden opnieuw wil nadenken over de bestuurlijke toekomst van de Randstad. Rijk, provincies en gemeenten zouden gezamenlijk aan de slag kunnen, niet omdat het moet of is bepaald, maar omdat zij dit zelf willen. Bij het afscheid van de heer Deetman van de VNG deed de heer Cohen nog eens een duidelijke oproep om de Randstad een kans te geven. De VVD-fractie heeft zich in haar verkiezingsprogramma uitgesproken voor het opschalen van de Randstad, het verkleinen van gemeenteraden en het opheffen van deelraden en van de Wgr-plus. Verder heeft zij zich uitgesproken voor provinciale herindeling. Wij vragen de minister van BZK om haar visie te geven op het bestuur van de Randstad. Op het moment dat er beweging komt in de Randstad, zal er een onbalans ontstaan in provincieland. Om hieraan wat te doen, zullen daarna ongetwijfeld initiatieven in de andere provincies ontstaan. Dit zal een organisch proces worden van onderaf om het middenbestuur op te schalen. Wij verwachten dat men dan in het noorden, het oosten en het zuiden van ons land zelf zal doen wat nodig is. Wij verzoeken de minister van BZK om eens te gaan praten en om de vacature van stuurvrouw van de Holland Acht te aanvaarden.

In het coalitieakkoord is afgesproken dat de bestuurlijke drukte wordt verminderd door het aantal bestuurs­lagen te verminderen dat zich met een onderwerp bemoeit. De VVD-fractie is hiervan een groot voorstander. Hoe denkt het kabinet dit aan te pakken? Er zijn de afgelopen jaren veel adviezen gegeven over allerlei zaken die te maken hebben met het openbaar bestuur. Ik denk hierbij aan de Nationale Conventie, het Burgerforum Kiesstelsel, het rapport van de VNG-commissie-Bovens en het rapport van de VNG-commissie-Van Aartsen. Over wat er met de resultaten van al deze rapporten gaat gebeuren, worden wij wat in het duister gelaten. De VVD-fractie zou gaarne zien dat alle voorstellen worden voorzien van een opvatting van de regering, opdat wij weten aan welke onderwerpen aandacht zal worden besteed.

Wij zijn geen voorstander van staatsrechtelijke differentiatie, zoals de commissie-Bovens voorstelt. Alle in het rapport van deze commissie genoemde onderwerpen kunnen in discussie komen, maar ze moet worden afgesloten met een voor alle gemeenten eensluidende conclusie, zo is onze opvatting. Onze fractie is wel een voorstander van taakdifferentiatie, waarvoor in het rapport-Van Aartsen een lans wordt gebroken. Niet alle gemeenten zouden hetzelfde takenpakket behoeven te krijgen, het aanbrengen van een relatie tussen de schaal van een gemeente en haar takenpakket is een interessante gedachte. Gaarne zouden wij ook hierover de opvatting van de regering vernemen.

Dat ons land alleen nog uit gemeenten zou moeten bestaan en dat hun positie als eerste overheid in de Grondwet en in andere wetten zou moeten worden vastgelegd, vinden wij op z'n zachtst gezegd wat overdreven en ook onnodig. Dit laat onverlet dat ook onze fractie een voorstander van sterke gemeenten is. Hoe denkt de regering over dit alles?

Het is erg belangrijk om met behulp van ICT de informatievoorziening te verbeteren en de regeldruk te verminderen. Wel vragen wij de regering, ervoor te zorgen dat overheidsinformatie voor alle groepen, dus ook visueel gehandicapten, ouderen en ongeletterden, toegankelijk blijft. Zij moeten ook alle transacties kunnen verrichten. Kan de regering toezeggen dat er voor deze groepen steeds een multichannelbenadering gevolgd zal worden, opdat zij zich aan het loket kunnen blijven melden of met de telefoon contact kunnen blijven opnemen met de overheid?

Ten slotte de burgemeestersbenoemingen. Op 12 september jongstleden hield de minister de jaarlijkse Burgemeesterslezing. Dit was op zichzelf een interessante lezing, maar ze roept wel een aantal vragen op. De minister stelt dat zij geen heil ziet in een door de raad benoemde burgemeester: "Een door de raad benoemde burgemeester zou betekenen dat de burgemeester afhankelijk wordt van de partijpolitieke verhoudingen in de raad. Dit zou het einde betekenen van zijn eigenstandige positie. De burgemeester verandert in een dergelijk stelsel tot partijpolitiek leider van de uitvoerende macht die zijn positie ontleent aan een raadsmeerderheid. Hij wordt getransformeerd tot eerste wethouder. Dit zal de magie van het ambt niet ten goede komen." Het is de vraag hoe deze visie zich tot het coalitieakkoord verhoudt. Is de benoeming door de Kroon op basis van een bindende enkelvoudige voordracht van de gemeenteraad de facto niet gelijk aan benoeming van de burgemeester door de raad, een figuur die de minister in haar lezing afwijst? Staat zij wel achter het coalitieakkoord op dit punt?

Onze fractie wijst de enkelvoudige voordracht aan de Kroon om principiële redenen van de hand; wij achten een dergelijke voordracht in strijd met de Grondwet. De Kroon wordt hiermee een stempelmachine en dit lijkt ons staatsrechtelijk onjuist. Er moet een duidelijke keuze tussen een gekozen en een benoemde burgemeester gemaakt worden, maar het coalitieakkoord bevat een ongewenste mengvorm.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Ik zal vijf onderwerpen aan de orde stellen, ten eerste de bevoegdheden van de burgemeester in het kader van de veiligheid. In de afgelopen jaren is de zeggenschap van de burgemeester op het gebied van openbare orde en veiligheid flink uitgebreid. Er is sprake van een duidelijke verschuiving van taken met een strafrechtelijk oogmerk naar de burgemeester. Denk aan preventief fouilleren, bestuurlijke ophouding, het geven van een gedragsaanwijzing en een tijdelijk huisverbod. De minister is een voorstander van een nog verdergaand takenpakket; zie ook haar inmiddels ingetrokken voorstel om de burgemeester de bevoegdheid te geven, zonder tussenkomst van de rechter probleemjongeren uit huis te plaatsen.

Er leven bij onze fractie veel vragen over de samenhang van de voorstellen en de bevoegdheden die de burgemeester er in de afgelopen jaren bij heeft gekregen. Laat het duidelijk zijn, de VVD-fractie vindt dat de burgemeester in staat moet worden gesteld, zijn taken in het kader van openbare orde en veiligheid adequaat uit te voeren. Maar waar liggen de grenzen? Zeker bij de grondwettelijke waarborgen, zoals de aantasting van de persoonlijke levenssfeer moeten wij nagaan wat wij strafrechtelijk en bestuursrechterlijk geregeld willen hebben. Is het voor een burgemeester voldoende duidelijk over welke instrumenten hij kan beschikken en in welke situaties? De VVD-fractie wil graag een debat met de minister over deze vragen en verzoekt om een kabinetsnota waarin onder meer de samenhang tussen bestaande bevoegdheden en de grenzen aan de orde komen.

Een belangrijk rapport is verschenen over de informatie-inwinning, genaamd Data voor daadkracht. De informatieverzameling door politie- en inlichtingendiensten – AIVD en RID – loopt rommelig. Er zit geen systematiek in het vergaren van informatie bij bijvoorbeeld bedrijven, banken, telecombedrijven en verzekeraars. Er is geen goede strategie, waardoor de opsporing niet optimaal verloopt. Ook wordt er ongericht informatie verzameld. Onduidelijk is waarvoor de informatie wordt opgevraagd en waartoe die leidt. Deze wijze van dataverzameling werkt demotiverend en ondergraaft het draagvlak bij banken en bedrijven. De VVD-fractie is van mening dat de dataverzameling bij politie- en inlichtingendiensten effectiever en goedkoper kan. Wij betreuren het dan ook dan de minister het op dit belangrijke punt laat afweten. Ik vraag de minister om met een strategie te komen waarbij wordt aangegeven op welke wijze politie- en inlichtingendiensten gerichter informatie kunnen verzamelen.

De aanpak van agressie en geweld tegen onder andere politie, ambulancepersoneel en medewerkers van de sociale dienst verdient blijvende aandacht van het kabinet. Ik vraag een reactie van de minister op de scholierenactie, waarbij er geweld is gebruikt door scholieren. Vindt de minister het gooien van vuurwerk, eieren en volle blikken frisdrank toelaatbaar en proportioneel? Er ligt op dit moment een actieprogramma Aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met publieke taken. Mijn fractie heeft destijds verzocht om een zwarte lijst van daders van dit soort geweldsdelicten. De minister spreekt over een registratie van dadergegevens, maar niet over een zwarte lijst. De registratie vindt echter niet structureel plaats. Een beperkt aantal sectoren, zoals ziekenhuizen en NS, registreert voor zichzelf en er vindt geen uitwisseling van deze dadergegevens plaats. Dat is natuurlijk nooit de bedoeling van de regeling geweest. Wanneer worden voornoemde zaken aangepakt?

De minister geeft aan dat zij wil komen tot een dadergericht programma voor gedragstraining. Mijn fractie steunt dat initiatief en zij juicht het zeer toe als bij de strafoplegging zo'n bijkomende maatregel wordt geëist en opgelegd. Graag een reactie van de minister.

Artikel 23 van de nieuwe Politiewet brengt verandering in de benoeming van de korpsbeheerder. Voorheen was dat automatisch de burgemeester in de centrumgemeente, maar per 1 januari aanstaande zal de benoeming bij KB geschieden op voordracht van de minister, na onder andere de commissaris van de Koningin gehoord te hebben. Binnenkort is de benoeming van de korpsbeheerder van het regiokorps Flevoland aan de orde. De VVD-fractie vindt dat deze procedure transparant moet zijn en geen doorgestoken kaart. Kan de minister uiteenzetten welke procedure zij voor ogen heeft en welk gewicht gegeven wordt aan de adviezen van de commissaris van de Koning van het regionaal college en van het college van PG's? Kan de minister aangeven welke criteria zij hanteert bij haar voordracht tot benoeming van een korpsbeheerder?

Deze week is een rapport verschenen van de Commissie Gelijke Behandeling over religieuze uitingen in kleding bij onder andere politiefunctionarissen. Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie geen voorstander is van het dragen van een tulband onder een politiepet. Ik hoor graag het standpunt van de minister over dat rapport. Wanneer kunnen wij een uitgebreide kabinetsreactie tegemoet zien?

Namens de VVD-fractie feliciteer ik de Nederlandse politie met de internationale prijs die zij heeft gekregen voor het project Apollo, waarbij onderzoek is gedaan naar fraude door West-Afrikaanse oplichters. Er zijn veel Nederlanders die daar veel last van hebben, dus hulde aan het politiekorps. De prijs is terecht en op zijn plaats.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. De PvdA stelt hoge eisen aan het functioneren van een democratisch gelegitimeerde overheid. Daarover gaat in de kern mijn bijdrage. Over democratische vernieuwing zullen wij te spreken komen bij de kabinetsstandpunten over de Nationale Conventie en het Burgerforum. Daarom doe ik dat niet vandaag bij deze begrotingsbehandeling. Wel ben ik erg benieuwd naar de stand van zaken van het Huis van de Democratie. Lukt de uitvoering van de aangenomen motie een beetje? Ook zou ik u willen vragen of u met een positieve reactie komt op het initiatief voor het Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens en zo ja, wanneer.

Het tweede punt betreft de bezuiniging op het openbaar bestuur. Bij het wetgevingsoverleg vorige week hebben wij erover gesproken. Wanneer kunnen wij een invulling van die bezuiniging van 90 mln. tegemoet zien? Of gaat het kabinet ervan afzien?

Mijn derde punt betreft de bestuurlijke drukte. Het coalitie biedt veel mogelijkheden om de bestuurlijke drukte ingrijpend aan te pakken. Dat is ook hard nodig voor de efficiency in het openbaar bestuur, het versterken van de slagkracht en het winnen van het vertrouwen van burgers en bedrijven. Een belangrijke mogelijkheid biedt de taakstelling op de rijksdienst. Daarnaast gaat het onder meer om het beperken van het aantal taken waarmee meer dan twee overheidslagen van doen hebben, het halveren van het aantal specifieke uitkeringen aan decentrale overheden en een forse decentralisatie-impuls. Wij zien die voorstellen met grote gretigheid tegemoet. Wanneer komen ze? Het proces van gemeentelijke herindelingen van onderop moet versneld worden en financieel aantrekkelijker worden gemaakt. Ik hoor graag of u deze visie deelt en het proces daadwerkelijk gaat versnellen en financieel aantrekkelijker gaat maken.

Ik kom op het hoofdstukje kwaliteit en integriteit. De waardering voor onze democratie wordt mede bepaald door de kwaliteit en onkreukbaarheid van volksvertegenwoordigers en bestuurders. Ik vraag de minister en staatssecretaris onderzoek te doen naar de vallende wethouders en de uittredende raadsleden. Er gaat bijna geen week voorbij of er valt wel een wethouder of zelfs een heel college. Dit laatste was het geval in Leiden, Westerveld, Vlissingen, Dinkelland, Twenterand en misschien nog wel meer gemeenten. Een snel onderzoek leert dat het aantal teruggetreden bestuurders sterk is toegenomen ten opzichte van vergelijkbare perioden in vorige raadstermijnen. Ik luid de noodklok; dat moet u aanspreken.

De heer Brinkman (PVV):

Dat spreekt mij zeker aan en wel omdat de PvdA het afgelopen jaar toch redelijk negatief in het nieuws is gekomen in verband met de integriteit van bestuurders in Amsterdam-Zuidoost. Wat gaat uw partij daar intern aan doen, aan al die bestuurders die subsidie geven aan bevriende subsidieontvangers waar zij ook zelf in zitten? Hoe zit dat eigenlijk?

De heer Heijnen (PvdA):

Ik wijs datgene wat u nu beweert vanzelfsprekend volstrekt af. Overigens kunt u als vertegenwoordiger van de Partij voor de Vrijheid een voorbeeld nemen aan de integriteitscode die de Partij van de Arbeid hanteert voor haar volksvertegenwoordigers en bestuurders. Ik zal u die toesturen. Ik kom zo op het punt van integriteit. Ik ben nu nog bezig met kwaliteit.

Ik zei dat ik mij zorgen maakte over het grote aantal terugtredende en vallende wethouders en gemeentebesturen. Wat is er aan de hand? Is er een relatie met de dualisering? Schort het aan de rekrutering van wethouders en raadsleden? Kunnen zij het zwaardere en complexere takenpakket niet aan? Dit moet op de kortst mogelijke termijn grondig worden onderzocht, want in de meeste gevallen dragen deze crises niet bij aan het vertrouwen in de politiek. Volgens Peter van Heemst, de fractievoorzitter van mijn partij in Rotterdam, valt het werk als fractievoorzitter in een grote stad niet te combineren met een volwaardige baan en moet er iets gedaan worden aan de bezoldiging van sommige raadsleden. Mag ik het kabinet uitnodigen hierop te reageren?

Dan kom ik op integriteit. Er spelen wat mij betreft drie kwesties: ten eerste spookraadsleden, ten tweede raadsleden en in mindere mate wethouders die naast hun werk belangen hebben bij bedrijven, instellingen, verenigingen of onderwerpen waarover zij ook beslissen en ten derde uitsluitingsgronden voor volksvertegenwoordigers indien zij zich schuldig maken aan misdrijven.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik begrijp dat de PvdA zich zorgen maakt over het dualisme. Ik heb hier een motie van het voormalige PvdA-Kamerlid, de heer Jurgens, waarin de regering wordt verzocht een voorstel van wet te bevorderen tot wijziging van artikel 70 van de Grondwet, waarmee een gekwalificeerde meerderheid van een derde van de leden van de Kamer de bevoegdheid krijgt de Kamer te verplichten tot het instellen van een parlementaire enquête. Hoe staat de PvdA-fractie daar nu tegenover?

De heer Heijnen (PvdA):

De vraag is mij niet geheel duidelijk. Vraagt de interpellant mijn opvatting over het doen van een onderzoek naar het dualisme of naar het algemene punt van die enquête?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De heer Heijnen maakt zich zorgen over het dualisme op gemeentelijk niveau. Ik maak mij ook zorgen over het dualisme in de Tweede Kamer. De PvdA-collega van de heer Heijnen heeft een voorstel gedaan om dit dualisme enigszins te versterken en een parlementaire enquête met een kleine meerderheid mogelijk te maken.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik moet hierop het antwoord schuldig blijven. Ik wil daar best naar kijken, maar ik maak mij geen zorgen over het dualisme van de Kamer versus de regering, niet anders dan wij altijd al doen. Ik maak mij wel zorgen over het grote aantal wethouders en colleges dat de laatste tijd is teruggetreden. Ik zeg niet dat dit te maken heeft met de introductie van het dualisme in 2002, maar ik vind dat men wel moet bezien of, en in hoeverre, dat daarbij een rol speelt. Ik wil de vraag van mevrouw Koşer Kaya best een keer beantwoorden, maar vandaag is dat helaas niet mogelijk.

Rond integriteit spelen, zoals ik heb gezegd, drie kwesties: spookraadsleden, raadsleden die belangen hebben en uitsluitingsgronden voor volksvertegenwoordigers die zich schuldig maken aan misdrijven. Ik wil de raadsvergoeding zo doen inrichten dat het spookraadslidmaatschap minder aantrekkelijk wordt. Ik wil een protocol, in samenwerking met de VNG, voor het combineren van het raadslidmaatschap met andere maatschappelijke functies en ik wil een gedachtewisseling tussen de minister en de burgemeesters over de vraag of de huidige uitsluitingsgronden toereikend zijn. Kan men nog raadslid zijn als men is veroordeeld voor huiselijk geweld en tot een gevangenisstraf van, pakweg, zes maanden en kan men ondertussen de raadsonkostenvergoeding blijven ontvangen?

Over klokkenluiders heeft de heer Van Raak zeer behartigenswaardige woorden gesproken. In aanvulling daarop stel ik één vraag. Vindt de minister niet dat hier ook een taak ligt voor het bedrijfsleven in de sector waaruit de klokkenluider afkomstig is, in plaats van dat dit onmiddellijk op het bordje van de overheid moet worden geschoven?

Ik kom op de elektronische overheid. Het nationale urgentieprogramma e-overheid stelt burgers en overheid steeds beter in staat om langs digitale weg met elkaar te communiceren. Dat gebeurt steeds meer. Wij maken ons grote zorgen over de toegankelijkheid van de elektronische snelweg voor bepaalde groepen. Anderen hebben dat ook al gezegd. Wij vragen het kabinet om een actieprogramma dat erin voorziet dat op grote schaal wordt geïnvesteerd in de vaardigheden van degenen die dit niet op school of op het werk leren. Is de minister ook bereid om ouderen- en gehandicaptenorganisaties te betrekken bij de uitvoering van het urgentieprogramma e-overheid?

De kwaliteit van de gemeentelijke basisregistratie schiet tekort. Wat mijn fractie betreft moet het foutenpercentage naar maximaal 1. Daarvan zijn wij nu nog ver verwijderd. Wij vragen de minister om een actieprogramma verbetering GBA dat dit foutenpercentage van maximaal 1 in beeld brengt. Daarvoor is de bestuurlijke boete een goed middel, maar dat kan het niet alleen zijn. Het is een drama als je de pech hebt dat op jouw adres anderen onrechtmatig staan ingeschreven en niet binnen twee jaar kunnen worden uitgeschreven en je intussen wordt geconfronteerd met problemen bij het aanvragen van huursubsidie, met deurwaarders en noem maar op. Daaraan moet op de kortst mogelijke termijn een einde worden gemaakt.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Een gesloopte bushalte, kapotte prullenbakken, lek gestoken banden, graffiti: vandalisme, daarover wil ik met de minister spreken tijdens deze begrotingsbehandeling. Vandalisme wordt gezien als een relatief klein vergrijp, maar is gigantisch in zijn omvang en de invloed op de samenleving. Jaarlijks worden meer dan twee miljoen vernielingen verricht en de kosten bedragen bijna 1 mld. op jaarbasis. Bovendien leidt dit ertoe dat een buskaartje, de elektriciteitsrekening, de telefoonrekening en een voetbalkaartje duurder worden.

Kortom, het is tijd voor actie, tijd voor de strijd tegen vandalisme. Daarom heeft de Partij van de Arbeid het strijdplan vandalisme opgesteld: "Vat op vandalisme". Op dit kleine kaartje voor dit kleine vergrijp met grote gevolgen wordt een aantal maatregelen voorgesteld om het vandalisme verder terug te dringen.

Zo wordt voorgesteld om een opruimplicht voor vandalen in te voeren. Vandalen die bushoekjes slopen of graffiti plaatsen, moeten zelf de rotzooi opruimen in plaats van een reguliere Halt- of taakstraf te krijgen.

Verder wordt er gepleit voor een verhaalrecht voor kleine zelfstandigen en particulieren. Vooral in de probleemwijken worden zij geconfronteerd met veel administratieve rompslomp en financiële schade als gevolg van vandalisme. Wij stellen voor dat de gemeenten die kosten vergoeden en vervolgens de schade verhalen op de vandalen of hun ouders.

Wij pleiten voor eenduidig straffen. De regio waar je woont mag niet bepalend zijn voor de straf die wordt opgelegd. Als je je te buiten gaat aan vandalisme, weet je meteen welke straf je kunt verwachten.

Ook is het belangrijk dat schade altijd wordt verhaald. Het liefst op de jongeren zelf die het geld dat zij hebben verdiend in de supermarkt, moeten gebruiken om hun eigen fouten te herstellen. Anders moeten de kosten op de ouders worden verhaald.

Het principe zou moeten zijn: je was erbij, dus je bent erbij. Als een groep verantwoordelijk is voor vandalisme, moet de groep gestraft worden en moet de groep opdraaien voor de schade die de groep heeft veroorzaakt.

Het aanzetten tot vandalisme moet altijd worden vervolgd. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor beeldmateriaal van eigen vandalisme of een oproep tot vandalisme die op internet worden geplaatst. Dit hebben wij bijvoorbeeld gezien bij de scholierenacties deze week die jammerlijk de mist in zijn gegaan. Betrokkene is al strafbaar, maar het is belangrijk dat hij of zij ook wordt vervolgd.

De pakkans moet worden vergroot. Daarbij kunnen bewoners een bondgenoot zijn voor de politie. Ik denk aan straatnetwerkers in Eindhoven en Rotterdam waar bewoners de politie helpen met tips, of het project sms-alert van de politie die bewoners waarschuwt als er ongeregeldheden zijn.

Het lijkt mij ook nuttig dat scholieren en studenten bij de aanvang van een nieuw schooljaar worden geïnformeerd over welke overtredingen niet zijn toegestaan en welke boete daarvoor geldt opdat zij precies weten waar zij aan toe zijn.

Ik wil dit kleine kaartje voor dit kleine vergrijp met grote gevolgen graag aan de minister aanbieden. Ik vraag haar om daarop te reageren.

De voorzitter:

Ik zal het van u aannemen. Ik zal ervoor zorgen dat de minister en de andere aanwezigen een exemplaar krijgen. Het leent zich niet echt voor toevoeging aan de Handelingen.

De heer Brinkman (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Twee ex-burgemeesters op het ministerie. Dit kun je zien. De gemeenten worden goed bedeeld door dit kabinet. Een buitensporig hoog accres, het opheffen van de maximering van de ozb, precarioheffingen voor ondergrondse netwerken. Afijn, de gemeenten zullen de lokale lasten flink opschroeven over de rug van de burger. Dit allemaal dankzij dit kabinet en deze minister.

Laat ik toch nog proberen er iets goeds uit te persen. Is de minister het met mij eens dat de stadsdelen niet zo goed functioneren? Amsterdam heeft er veertien en Rotterdam heeft er elf. Uit diverse onderzoeken blijkt dat het niveau van bestuur en de democratische controle niet erg hoog zijn. Let op: die stadsdelen kosten met al hun raadsleden, wethouders en stadsdeelvoorzitters de overheid bakken met geld. Er wordt al gesproken over schaalvergroting. Ik denk dat we ze moeten opheffen. Ik hoor graag de mening van de minister.

Ook de politie heeft niet veel te verwachten van deze minister. De rode draad bij de politie is het ontberen van respect: respect voor de politieman op straat en respect voor zijn functie in de vorm van salariëring. Hoever dat zal gaan, blijkt wel uit het door de minister gevraagde onderzoek van die waanzinnige Commissie Gelijke Behandeling. Deze stelt dat er geen goede argumenten zijn om hoofddoekjes voor politieagenten te verbieden. De VVD maakt zich zorgen om tulbanden, ik maak mij zorgen om die hoofddoekjes. De minister had om dit onderzoek gevraagd en hield vanwege deze vraagstelling kennelijk rekening met de mogelijkheid dat politieagenten gewoon met hoofddoekjes moeten kunnen rondlopen. Ik zie het al gebeuren: een politieagent met een hoofddoekje die een stelletje Marokkaanse straatterroristen gaat corrigeren; wat een respect zal deze politievrouw ontvangen van deze groep! Dit wordt mijns inziens het grootste probleem in dit land, en enkel groter door de opstelling van dit kabinet.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Misschien sprak ik wat snel en was het voor de heer Brinkman moeilijk om precies te horen wat de VVD-fractie bedoelde. Ik sprak over kleding waarbij een religieuze uiting aan de orde is. Daarbij gaat het dus over een tulband, maar ook over hoofddoekjes. Mijn bedoeling was dus breder.

De heer Brinkman (PVV):

Ja, maar het probleem zit niet in de tulbanden. We hebben geen problemen met mensen die tulbanden dragen, maar we hebben problemen met de Marokkaanse gemeenschap in de wijken. Als u dat wilt zeggen, moet u dat ook eerlijk zeggen; dan moet u niet het voorbeeld van de tulband aanhalen, maar u moet het voorbeeld van de hoofddoekjes aanhalen.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik probeerde net duidelijk te maken dat kleding een bredere kwestie betreft.

De heer Brinkman (PVV):

Dat klopt.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik dacht dat uw definitie beperkt was en wilde u helpen om uw gedachtegang ruimer te maken.

De heer Brinkman (PVV):

U moet gewoon zeggen wat u bedoelt. U heeft net zo goed als ik problemen met die hoofddoekjes; dan moet u dát gewoon zeggen en het niet over tulbanden hebben.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Het is wel duidelijk dat de PVV moeite heeft met gelijke behandeling. Maar hoorde ik de heer Brinkman zeggen "waanzinnige gelijke behandeling"?

De heer Brinkman (PVV):

Nee, u hoorde mij zeggen "waanzinnige Commissie Gelijke Behandeling". Ik begrijp niet hoe een commissie tot zo'n besluit kan komen. Er zijn meer adviezen van die commissie geweest die in onze beleving totaal niet deugden; vandaar "waanzinnige" commissie. Van mij mogen we deze commissie zo snel mogelijk opheffen.

Hoe weten wij de veiligheid voor de burger te herstellen in deze wijken? Niet met het blikje verf en het nieuwe balkonnetje van mevrouw Vogelaar. Ik wil een interview voorlezen uit het AD waarin de zienswijze van de PVV is verwoord. De vraag in het AD was: hoe moet je de harde kern van 80 jongeren aanpakken? Daarmee werd gedoeld op de 80 hangjongeren in Utrecht. Het antwoord was als volgt. "Met de harde hand. Beter langdurig opsluiten voor delicten die daarvoor naar Nederlandse maatstaven eigenlijk te licht zijn, dan een taakstrafje uitvoeren in de eigen wijk. Hangjongeren zijn verbaasd als de politie uitstapt en praatjes met hen maakt. Ze zien het nut er niet van in. De Marokkaanse Kanaaleilanders vinden het vreemd als iemand met veel machtsvertoon wordt opgepakt voor een auto-inbraak, waarna dezelfde jongen een paar dagen later weer vrij rondloopt. Zulke lachertjes uit het Nederlandse rechtssysteem werken alleen maar statusverhogend in die straatcultuur van die Marokkaanse jongeren".

Dit interview was niet met het tiende lid van de kieslijst van de PVV. Het was het antwoord van Karim en Hisham: twee Marokkaanse buurtbewoners die eerlijk aangaven hoe de Marokkaanse jongere naar de Nederlandse politie kijkt, zonder een greintje respect voor die politieman. En die Nederlandse politie pakt het ook helaas helemaal verkeerd aan, natuurlijk onder de leiding van die slappe burgemeesters – met de PvdA-burgemeester Cohen voorop.

Ik verzoek de minister dringend om met een landelijk beleidsplan te komen voor het aanpakken van dit Marokkaanse straatterrorisme, waarbij de kennis van het vorige interview een rode draad zou moeten zijn: geen politie dus die uit de wijken vertrekt, omdat dit agressie zou kunnen opwekken; geen politie die leuke en lieve praatjes houdt met dat straattuig en hun brieven stuurt, waarin wordt meegedeeld dat er een samenscholingsverbod komt en dat er eerst twee weken wordt gewaarschuwd; geen taakstrafjes in de wijk, of een kleine boete, maar keiharde celstraffen. Van ons mogen die celstraffen overigens in een Marokkaanse cel worden uitgezeten; daar hebben we best wel een paar centjes voor over. Dat alles bevestigt bij de Marokkaan namelijk alleen maar dat deze overheid, en dus die politie, een lachertje is. Ik hoop echt dat de minister inziet dat zij de politie anders in de nabije toekomst met een gigantisch en zeer gevaarlijk probleem opzadelt, dat zij op eigen kracht zeker niet zal kunnen oplossen.

Ik voorzie op korte termijn nog andere problemen binnen de politie van Nederland. De bonden hebben, naar mijn mening terecht, zwaar ingezet. Deze minister heeft de politiebonden kennelijk beledigd. Ik mag toch hopen dat deze minister er met de bonden uitkomt op 7 december. De minister is het toch met mij eens dat politiemensen voor nagenoeg een habbekrats hun leven wagen en soms neergestoken worden voor een bedrag van nog geen € 1500 netto in de maand. Dat is een rijk, westers land als Nederland toch onwaardig?

Ik wil de minister wel een hint geven. Zij praat met de regio's altijd over formatie en hoeveel politiemensen er bij moeten komen. Eigenlijk zou de minister over functies moeten spreken. Ik ben van mening dat de Nederlandse politie veel te veel staffuncties heeft. Zo heeft het korps van Amsterdam jarenlang een vijfkoppige korpsleiding gehad. Vorige jaar vertrok er een. Wat deed de politie in Amsterdam? Die besloot om de vijfde plek niet op te vullen. Waarom had men dan al die jaren een vijfde korpslid nodig? Een ander voorbeeld is de reorganisatie van negen naar vijf districten. Daardoor zijn er te veel staffunctionarissen. Die mensen worden echter niet weggesaneerd, maar krijgen elders in het korps weer wat te doen.

De minister moet een voorbeeld nemen aan de Koninklijke Marechaussee. Die heeft een taakstelling van 70 fte's op in totaal 5000 man. Deze 70 fte's worden geschrapt bij de staffuncties. De politie heeft 65.000 man personeel. Dat betekent omgezet, dat de politie met 910 staffuncties minder toe zou kunnen. Als wij een gemiddeld bedrag van € 60.000 per staffunctie rekenen, komen wij uit op een totaal van 54,6 mln. Ik zou zeggen: zet dit bedrag volledig in op de inkomensverbetering van de politieman tot en met schaal 9. Dat zou nog eens fantastisch zijn.

Tot slot een opmerking over de tienduizenden vrijwillige brandweerlieden. Zij worden nu eindelijk als officiële gesprekspartner geaccepteerd. Dat is goed. Ik hoop dat de minister die tienduizenden vrijwilligers niet afscheept met een staatssubsidie die geen recht doet aan hun belang en hun inzet. Is de minister bereid de gevraagde staatssubsidie te honoreren? Ik overweeg hierover een motie in te dienen.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Al een tijdje zijn in Nederland twee internetpagina's actief die de relatie tussen overheid en burger typeren, de pagina's lastvandeoverheid.nl en lastvandeburger.nl. Beide pagina's geven lucht aan frustraties over en weer. De ene spreekt over ergernissen van burgers, zoals lange wachttijden, het moeten inleveren van telkens dezelfde gegevens en het moeten invullen van tijdrovende formulieren. Volgens de andere website worden veel ambtenaren en politici in hun werk juist gehinderd door burgers, omdat die geen begrip hebben voor en geduld hebben met de overheid en zelf alle verantwoordelijkheid weigeren. Beide sites geven voldoende aanleiding voor een stevige dosis wederzijds wantrouwen.

Dit kabinet wil werk maken van het verbeteren van de relatie tussen burger en overheid, onder de kop "de dienstbare overheid". Dat betekent concreet in deze begroting: digitalisering van allerlei formulieren, informatie-uitwisseling en het verminderen van administratieve lasten. Dat is vooral een inzet op het bedienen van de burger. Ik geef toe dat dit op zichzelf al een hele opgave is. Volgens mijn fractie is er echter meer nodig.

Het begrip "de dienstbare overheid" moet breder getrokken worden. De overheid bestaat niet voor zichzelf, maar staat uitdrukkelijk ten dienste van de samenleving. Daarvoor is een relatie op basis van wederzijds vertrouwen cruciaal. Dan durft een burger initiatief te ontplooien en dan durft de overheid mee te denken. Alle werkprocessen moeten in die richting werken en niet een doel op zich zijn. In dit kader wil mijn fractie graag een lans breken voor interactieve beleidsprocessen, waarbij samen met burgers beleid wordt gemaakt en soms zelfs uitgevoerd. Burgers worden al in het begin bij een beleidsproces betrokken of nemen hier zelfs het initiatief toe. Dan gaat het niet om staatkundige vernieuwingen, maar over burgers en overheid die heel praktisch samen optrekken. Daarvoor is wel een cultuuromslag nodig. Overheden moeten de winst zien van interactief beleid. Ambtenaren moeten daadwerkelijk achter hun bureau vandaan komen. Nu blijft het interactief beleid nog vaak steken in goede voornemens. Natuurlijk moet de overheid wel de overheid blijven, dus altijd het publieke belang in zicht houden. Concreet stelt mijn fractie voor om de tijdelijke subsidieregeling van ongeveer 1,5 mln. voor het burgemeestersreferendum te bestemmen voor de stimulering van interactieve beleidsvorming. Dat zet meer zoden aan de dijk dan het burgemeestersreferendum. Ik besteed het geld liever aan kansrijke initiatieven die de burger actief bij het beleid betrekken. Ik noem het initiatief Hellendoorn in actie!, een prachtig voorbeeld van interactief bestuur in een gemeente. Er ontstaat een mooi samenspel tussen burgers, overheid en maatschappelijke organisaties. Hiertoe heb ik een amendement ingediend.

Een dienstbare overheid vergt betrouwbare politici en een integer werkend overheidsapparaat. In het wetgevingsoverleg van afgelopen maandag heeft de fractie van de ChristenUnie gevraagd om de set integriteitsnormen voor bestuurders aan te vullen met een set kernwaarden, dus niet alleen een negatieve benadering van dingen die je niet hoort te doen, maar ook nadrukkelijk een positieve benadering. Die kernwaarden moeten leidend zijn voor het optreden van het bestuursorgaan jegens de burger. Ik krijg graag de toezegging dat de minister dit punt betrekt bij het overleg met de VNG over integriteitsnormen.

Een kernwaarde zou kunnen zijn dat je als bestuurder zo veel mogelijk betrokken bent bij wat er speelt in de samenleving. Ik snap dan ook niet dat er wethouders zijn die gedurende de hele ambtsperiode weigeren om in de plaats te gaan wonen waar ze werken. In Binnenlands Bestuur las ik recentelijk zelfs dat een wethouder van Purmerend daar gewoon geen zin in heeft. Dat is een slechte zaak. Ik ben ook bang dat hiervan precedentwerking uit zal gaan.

Voor goed samenspel tussen burger en overheid mogen wij ook iets verwachten van de burger. Wij zijn blij dat het kabinet komt met een handvest voor burgerplichten, want daarmee worden burgerplichten op de kaart gezet. Het past binnen de christelijke politieke traditie om behalve voor de rechten van burgers, ook oog te hebben voor de bijbehorende verantwoordelijkheden. Mijn fractie heeft een concreet voorstel gedaan voor een dergelijk handvest. Wij gaan daarbij uit van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Die rechten hebben wij gespiegeld, zodat je ook ziet welke verantwoordelijkheid een bepaald recht inhoudt. Wat vindt de minister van deze suggestie?

Ik ben blij met de instelling van een staatscommissie voor de Grondwet. De staatssecretaris is van plan de staatscommissie gelijktijdig in te stellen met de maatschappelijke dialoog over het handvest van burgerplichten. Is het de bedoeling dat er tussen deze commissies kruisbestuiving ontstaat? Dat lijkt in ieder geval wel voor de hand te liggen. Een andere afspraak is dat het Nederlands wordt vastgelegd in de Grondwet. Wanneer kunnen wij hierover een wetsvoorstel verwachten?

In het wetgevingsoverleg is gesproken over het verminderen van de bestuurlijke drukte. Het aantal bestuurslagen dat bij een probleem betrokken is, moet verminderd worden. Het is prima dat een taakgroep aan het werk gaat met het middenbestuur en het decentraal belastinggebied. Ik spreek overigens nadrukkelijk over "taakgroep" om van de vreselijke term taskforce af te zijn. Zeker het ministerie van Binnenlandse Zaken moet proberen om zich zo veel mogelijk in het Nederlands uit te drukken. Maar dat terzijde.

In het wetgevingsoverleg heb ik nadrukkelijk gewezen op de rol van de provincies in de discussie over het middenbestuur en de bestuurlijke drukte. De antwoorden op mijn vragen vond ik vaag en daarom vraag ik de bewindslieden nogmaals om de provincies te betrekken bij de discussie over het middenbestuur. Ik zou erg tevreden zijn met een concrete toezegging.

Ik ontving onlangs van de minister de kabinetsvisie op het behoud van de brandweervrijwilligers. Ik complimenteer de bewindslieden met de voortvarende uitvoering van mijn motie. De minister is in haar brief uitermate positief over de brandweervrijwilligers en belooft een eventuele vereniging te ondersteunen. Verder erkent de minister dat de beschikbaarheid van brandweervrijwilligers onder druk staat. Ze zegt ruimhartig toe dat zij de ideeën die hierover bij de brandweer en de gemeenten leven, zal ondersteunen en eventueel zal omzetten in wet- en regelgeving. De beschikbaarheid van vrijwilligers is een zorg die ook de rijksoverheid aangaat. De minister moet dan ook geen afwachtende houding aannemen en zo mogelijk zelf met maatregelen komen. Wat gaat de minister zelf doen en binnen welke termijn?

Een opmerking over de stimuleringsregeling veiligheidsregeling. Is het waar dat gemeenten en regio's alleen in aanmerking komen voor de subsidie als men zich verbindt aan de regionalisering? Wordt om die reden nauwelijks gebruik gemaakt van deze regeling? Zo ja, is het dan niet beter om deze verplichting eruit te halen en alleen de samenwerking te stimuleren die spontaan tussen gemeenten ontstaat?

Aan het einde van mijn bijdrage spreek ik mijn waardering uit voor het werk dat in het land op alle niveaus door ambtenaren, politici en bestuurders wordt gedaan. Het zijn stuk voor stuk mensen die zich inzetten voor onze samenleving. En dat is fantastisch! Toch wordt dit niet altijd zo gezien. Deze mensen worden namelijk steeds vaker respectloos behandeld, beledigd en zelfs bedreigd. De kloof, het onbegrip, het wantrouwen: het krijgt daarmee een gezicht. Ik hoop dat wij daarin verandering kunnen brengen. Daarmee wordt deze begrotingsbehandeling een echte diepte-investering.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. De democratie wordt sleets, zo stelde de Nationale ombudsman onlangs vast. De reactie van de minister was dat het allemaal wel meevalt. D66 maakt zich zorgen over het feit dat vrijwel elke poging tot onderhoud aan onze democratie in de kiem werd en wordt gesmoord. De minister wil een museum voor de democratie oprichten. Dat is wat mijn fractie betreft een uitstekend idee, maar het grapje dat zij ook de democratie in het museum zet, is net iets te waar. Ik mis bij deze bewindslieden de ambitie om op het gebied van democratie echt iets te willen betekenen. Zij willen vooral geen rechtstreeks gekozen bestuurders invoeren, geen vorm van directe democratie introduceren en geen macht inleveren ten behoeve van burgers.

Ik wil ook kijken naar wat ons bindt. Verschillende collega's voor mij gaven al aan dat zij het erg belangrijk vinden dat burgers betrokken worden bij de politiek. De invulling daarvan zie ik vooralsnog niet, maar daarover komen wij de komende tijd vast wel te spreken. De minister geeft aan, te willen werken aan versterking van de representatieve democratie. Het Burgerforum bracht al bijna een jaar geleden zijn advies uit over een hervorming van het kiesstelsel. Nog steeds wachten wij, met hen, op een reactie van het kabinet. Komt die nog? Wat mijn fractie betreft verdient het advies politieke discussie en besluitvorming. Als de staatssecretaris dit nalaat, zal D66 het zelf doen.

Ook de Nationale Conventie heeft inmiddels meer dan een jaar geleden een aantal behartigenswaardige voorstellen gedaan, zoals het herinrichten van de formatieprocedure. Mijn fractie kijkt uit naar de kabinetsreactie, zodat wij hierover eindelijk kunnen debatteren. Een ander interessant idee om de controlerende functie van de Kamer te versterken verdient hernieuwde aandacht: de minderheidsenquête. Ik ben het met de heer Heijnen eens dat je op gemeentelijk niveau zeker aandacht moet geven aan het feit dat raadsleden een functie moeilijk kunnen combineren met het lidmaatschap van de raad, maar dualisme moet worden gewaarborgd. Eerder werd een desbetreffend voorstel door leden van CDA en PvdA hier met succes verdedigd. Helaas struikelde het voorstel destijds in de Eerste Kamer. De behoefte aan het instrument en de logica erachter, staan voor D66 nog steeds recht overeind. Ik hoop dat dit ook geldt voor de PvdA en het CDA. Is de minister bereid, het initiatief te nemen om deze mogelijkheid te creëren? Welke andere plannen hebben de minister en staatssecretaris zelf in petto?

Wij lijken het ook met elkaar eens te zijn over het belang van actief democratisch burgerschap. Ik ben blij met de erkenning dat democratie meer inhoudt dan een keer in de vier jaar, of soms iets vaker, naar de stembus gaan. Bij democratie gaat het ook om meer dan alleen de vraag of uiteindelijk genomen besluiten draagvlak hebben. Ik hoop overigens dat het ontslagrecht niet zo'n heikel punt wordt dat wij binnenkort weer naar de stembus moeten. Burgers moeten waar mogelijk nauwer worden betrokken bij de ontwikkeling van nieuw beleid en nieuwe plannen. De uitwisseling van argumenten nodigt de deelnemers uit om verder te kijken dan hun eigen belang. Burgers doen daarmee democratische vaardigheden op en worden directer bij de politiek betrokken. De kwaliteit van besluiten neemt daarmee ook toe. Bovendien liet het 21-minutenonderzoek van dit jaar zien dat een duidelijke meerderheid van de mensen deze betrokkenheid ook wenst. Dit kabinet wil luisteren naar de mensen. Welnu, ik zou zeggen: doe er ook wat aan. Het advies van het Burgerforum bewees dat het niet alleen maar gaat om commentaar vanaf de goedkope plaatsen, maar dat mensen ook echt betrokken zijn, zelfs voor langere tijd. De minister wil de participatie in de democratie vergroten, maar ik zie er weinig van terug op de inhoudelijke terreinen van BZK, zoals het verbeteren van de dienstverlening, het verminderen van de fysieke verloedering met een kwart, het terugdringen van ernstige sociale overlast in 2010 en het fungeren als aanjager voor andere ministeries. Het kabinet heeft tot nog toe het signaal afgegeven inspraak aan banden te willen leggen, of slechts te luisteren naar zaken die in het al vastgestelde stramien passen, zoals de honderddagentournee. Ik wacht nog steeds op een overzicht van al die goede plannen die niet meegenomen zijn. Dialoog suggereert ook een open oor en interactie. Waar blijft het handvest verantwoordelijk burgerschap?

Ten slotte kom ik op de dienstverlening door overheids­instellingen. Ruimere en flexibelere openingstijden van dienstverleners, waaronder overheidsinstanties, zouden beter passen in de huidige samenleving. Verruiming zou een stimulans voor de Nederlandse economie betekenen en bovendien kunnen bijdragen aan een verhoging van de arbeidsparticipatie. Ik heb daarover ruim een jaar geleden een motie ingediend, die overigens mede was ondertekend door de VVD. Dat verzoek is nog steeds niet uitgewerkt. Wanneer komt dat? Hoe staat het met de ambities om te komen tot een 7 tot 7-overheid in plaats van een 9 tot 5-overheid?

De heer Schinkelshoek (CDA):

Heb ik het nu goed begrepen dat uw fractie zo positief denkt over het advies van de Nationale Conventie? Is de teleurstelling van een jaar geleden over het feit dat er geen gekozen minister-president komt, geen gekozen formateur, geen gekozen burgemeester en ook geen andere vorm van directe democratie weg? Wordt de conventie nu heilig verklaard? Kiest u dan nu net zoals de Nationale Conventie overtuigend voor de vertegenwoordigende democratie? Ik zou dat graag noteren.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb niet over een heiligverklaring van de Nationale Conventie gesproken, maar als er al iets ligt, dan horen wij daarover hier te debatteren. Dat is mijn punt. Wij denken nog steeds dat je burgemeesters, als zij er zoveel taken bij krijgen, moet laten kiezen, zodat burgers ze kunnen controleren en afrekenen. Daar wilt u niet aan, maar ik wel.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Het belangrijkste voorbeeld van bestuurlijke vernieuwing van dit kabinet tot nu toe is dat het rode potlood weer wordt ingevoerd. Zolang het gaat om dergelijke voorstellen, kan de SGP-fractie daar wel inkomen.

Meer in het algemeen zijn wij er niet rouwig om dat de hele bestuurlijke vernieuwingsagenda gericht op allerlei hoogdravende structuurveranderingen van tafel is. Wel vinden wij het van belang dat burgers adequaat en tijdig een reactie krijgen en betrokken worden bij de beleidsvorming. Dat daar heel erg op wordt ingezet, heeft onze steun.

Tijden kunnen veranderen. Een aantal jaren geleden stonden wij nog tamelijk eenzaam in ons verzet tegen de gekozen burgemeester. Het viel mij op dat – zonder dat dit tot heel veel tumult aanleiding heeft gegeven, er zijn zelfs geen Kamervragen over gesteld door de D66-fractie in deze zaal – in de burgemeesterslezing van 12 september de minister van BZK heeft gezegd dat naar zij taxeerde, de gekozen burgemeester voorgoed van het politieke toneel is verdwenen. Dat is een opvallende uitspraak. Ik hoor er graag een nadere toelichting van de minister op waarom zij dat zo heeft geformuleerd. Op zichzelf spreekt ons dat wel aan, dat is duidelijk. Wij hebben eerder in een mondeling vragenuur ook gewisseld dat het ook snel afgelopen zou moeten zijn met het gedrocht van het burgemeestersreferendum.

Waar burgers worden betrokken bij de beleidsvorming moeten de verwachtingen ook worden waargemaakt. Anders is het heel teleurstellend en werkt het een vergroting van de kloof tussen burger en politiek in de hand. Wij waren destijds ook geen voorstander van een Burgerforum of een Nationale Conventie op de manier waarop dat allemaal werd opgetuigd, maar nu die gremia daadwerkelijk aan de gang zijn geweest en zich met enthousiasme op hun taak hebben gestort, vinden wij het ook wel van belang dat daar nu snel een degelijke inhoudelijke reactie op komt, zodat wij daarover de discussie kunnen voortzetten.

Dan kom ik op de samenstelling van gemeenteraden. In het regeerakkoord staat het duidelijk: het aantal raadsleden wordt niet verkleind. Dat is vanuit democratisch oogpunt een volstrekt logische gedachte. De vertegenwoordiging van de bevolking vraagt ook ruimte voor minderheden. De verkleining van raden leidt ertoe dat mensen zich moeilijker vertegenwoordigd weten. Wij waren blij met wat daarover in het regeerakkoord staat en vragen het kabinet om daar ook echt aan vast te houden, omdat wij toch weer een brief tegenkwamen waarin die vermindering van het aantal raadsleden en wethouders wel weer als optie wordt beschouwd.

Decentralisatie van taken is een goed uitgangspunt, opdat bestuur zo dicht mogelijk bij de burger plaatsvindt. Grootscheepse herindelingen gaan hier echter lijnrecht tegen in, omdat het bestuur dan nog verder van de burger komt te staan. Decentralisatie juichen wij op zichzelf als ontwikkeling toe, dus kijken hoe beleid zo dicht mogelijk bij de burger kan worden vormgegeven en uitgevoerd, maar het moet wel werkbaar zijn voor gemeenten. Voorkomen moet worden dat dit leidt tot een opschaling van gemeenten of dat door het toenemend aantal taken die overgeheveld worden aan gemeenten, gemeenten eigenlijk worden uitgehold doordat er een groot aantal uiteenlopende samenwerkingsverbanden wordt aangegaan, waarvan ook de democratische legitimiteit maar beperkt is. Regelmatig bereiken ons signalen dat er wel erg veel samenwerkingsverbanden zijn waarvan de democratische legitimatie onduidelijk is. Wilt u in hier in samenhang met decentralisatie uitdrukkelijk op reageren?

Binnenkort debatteren wij verder over het wetsvoorstel voor veiligheidsregio's. Ik vraag aandacht voor het punt waar collega Anker zojuist al op wees. Het uitgangspunt is dat regionalisering niet verplicht wordt gesteld. Het bestaan van een gemeentelijke brandweer moet dus mogelijk blijven. Het lijkt er alleen op dat met de portemonnee een heel andere richting op wordt gestuurd. Er staat ook duidelijk: wij willen de regio's stimuleren om de brandweer te regionaliseren via een verhoging van de rijksbijdrage. Bestaat er geen spanning tussen enerzijds de vrijheid die voorop wordt gesteld en anderzijds de duidelijke sturing op geld, waardoor je je kunt afvragen wat er van de vrijheid overblijft?

De SGP-fractie vraagt het kabinet om aandacht voor het verschil in aanrijtijd tussen de brandweer en ambulances. Vooral in afgelegen regio's wordt de aanrijtijd van ambulances, die toch al lang is, niet gehaald. Dat blijft een serieus punt van overweging.

Met het oog op de tijd en de veelheid aan kwesties die ik aan de orde wil stellen, spring ik, zoals u hoort, van de hak op de tak. Ik maak nog wat opmerkingen over de politie. Over het onderwerp "meer blauw op straat" spreken wij al sinds lange tijd. Gelukkig is de nodige vooruitgang geboekt. Toch ontvingen wij ineens het Jaarplan 2008 van het team Krimpenerwaard van de politie, waarin stond dat de formatie was vastgesteld op 52 fte, terwijl het verwachte budget slechts toereikend was voor 42 fte. Er ontstaat dus een tekort aan mankracht van 20%. Hoort u dergelijke geluiden vaker? Leeft dit probleem elders ook? Wat gaat het kabinet hieraan doen?

Onlangs werden wij geconfronteerd met de vraag waarom vrijwilligers zo'n beperkt aantal mogelijkheden hebben om door te groeien van de rang van surveillant tot het niveau van agent, terwijl het nodige in opleidingen wordt geïnvesteerd en de capaciteiten ruimschoots beschikbaar kunnen zijn. Moet die vrijwilligers niet meer perspectief worden geboden?

De heer Van Raak (SP):

De heer Van der Staaij zag een verschil tussen de papieren werkelijkheid en de werkelijkheid op straat bij de politie. Zij heeft op papier voldoende formatie, maar kampt in werkelijkheid met grote tekorten. Dergelijke signalen heb ik ook van verschillende bureaus en korpsen gekregen. Ik sluit mij dus aan bij de heer Van der Staaij en vraag de minister om daar eens goed naar te kijken en om de Kamer een overzicht te geven van waar een groot verschil zit tussen de papieren werkelijkheid en de werkelijkheid van de bureaus. De minister zal ook zien wat wij in de Kamer zien.

De voorzitter:

Begrijp ik dat u nu een vraag aan de minister stelt of stelt u een vraag aan de heer Van der Staaij?

De heer Van Raak (SP):

Ik vraag of de heer Van der Staaij het daarmee eens is.

De voorzitter:

Ja, ja.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik geleid uw vraag graag door naar de minister.

De voorzitter:

Wij maken hier iedere dag nieuwe regels.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik heb wel een vraag aan de heer Van der Staaij. Is hij het met mij eens dat niet moet worden gekeken naar de nummertjes, de 42 fte, maar naar de functies die de mensen bekleden? Dat is toch veel belangrijker? Stel dat er maar een baas en twee onderbazen boven zitten en dat de rest op straat is, dan is er misschien niets aan de hand. Van belang is volgens mij veeleer om wat voor een functies het gaat. Is de heer Van der Staaij het daarmee eens?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik ga ervan uit dat er niet zomaar voor een formatie wordt gekozen, maar dat er een schatting aan ten grondslag ligt van het aantal mensen dat daadwerkelijk nodig is en dat al die mensen in het geheel ook nuttige functies vervullen. Een keten is wel zo sterk als de zwakste schakel, dus ik wil niet te gemakkelijk zeggen: voor al die functies maakt het niet uit, als er maar genoeg mensen op straat lopen. Natuurlijk is het niet kunnen vervullen van de ene functie pijnlijker dan het niet kunnen vervullen van de andere functie, maar ik houd het kabinet toch graag aan de formatie die op papier beloofd is. Het kabinet moet er alles aan doen om die in de praktijk waar te maken.

Twee jaar geleden heb ik bij de begrotingsbehandeling een motie ingediend die onder meer betrekking had op de vestiging van omstreden voorzieningen zoals sociale pensions. De Nationale ombudsman heeft daar toen onderzoek naar gedaan. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een tijdje geleden gevraagd naar de uitvoering van het tweede deel van de motie, namelijk de Kamer daarover te informeren. Ik wacht de nadere reactie van het kabinet daarop graag af.

De bezuiniging op ambtenaren is een belangrijk agendapunt. Er wordt al jaren ijverig aan gewerkt hoe wij de rijksdienst kunnen verkleinen door met minder ambtenaren te werken. In de stukken lezen wij ook dat het kleiner, beter en flexibeler moet. Dat klinkt goed, maar welke analyse ligt hieraan ten grondslag? De Raad van State heeft hiervoor destijds bij de Miljoenennota de aandacht gevraagd door te zeggen dat wij ambtenaren niet louter moeten zien als kostenpost en dat voortdurend snijden kapitaal en deskundigheid van de overheid sterk kunnen verminderen. Ik vraag de bewindslieden om ook die kant van de zaak nog eens te belichten.

Op het punt van de alcoholwetgeving heeft het kabinet recent een beleidsbrief aan de Kamer gestuurd. Dit is een belangrijk onderwerp, waarbij ook de minister van Binnenlandse Zaken een flinke vinger in de pap heeft. Het is ons opgevallen en het heeft ons enigszins teleurgesteld – bij alle op zichzelf goede voornemens in de brief, die wij van harte ondersteunen – dat er wel weer ruimte wordt geboden voor een verschillend gemeentelijk beleid ten opzichte van de leeftijdsgrens voor het gebruik en bezit van alcohol. Mijn collega Van der Vlies heeft bij de VWS-begroting een motie ingediend om een uniforme leeftijdsgrens hiervoor te kiezen en om juist op dit punt niet een verwarrende beleidsvrijheid aan gemeenten toe te kennen.

Tot slot ben ik een heel interessante passage in de BZK-begroting tegengekomen waarbij ik nog even de vinger leg: "Op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen hebben partijen die in de Staten-Generaal zijn vertegenwoordigd recht op subsidie. Aan partijen die zetels hebben behaald in de Eerste of Tweede Kamer wordt jaarlijks subsidie verstrekt." De SGP-fractie ziet vertrouwend uit naar een onverkorte uitvoering van deze passage.

De voorzitter:

Het debat voltooien wij morgen, te beginnen met het antwoord van de regering in eerste termijn.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 14.35 uur tot 16.00 uur geschorst.

Naar boven