Vragen van het lid De Roon aan de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de berichtgeving dat 160 kilo heroïne kwijt is geraakt bij de politie.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Bij politieonderzoeken naar de Turkse drugshandel richting ons land is bijna 160 kilo heroïne spoorloos geraakt bij de Nederlandse politie. Dat is op zich al reden voor verbijstering en woede. Er worden kapitalen aan belastinggeld geïnvesteerd in de politie en het OM, maar desondanks slaagt men erin om de verantwoording van grote partijen harddrugs bij herhaling in het honderd te laten lopen. Daarnaast zou gebruik zijn gemaakt van de opsporingsmiddelen doorlaten en infiltratie. Is dit soms een herhaling van de IRT-affaire?

Aan de minister van Justitie vraag ik met betrekking tot het doorlaten het volgende. De officier van justitie zou in de rechtszaal hebben gezegd dat er met betrekking tot een partij van 4,5 kilo heroïne die niet door de politie is onderschept, sprake was van vermoedelijke heroïne die vermoedelijk is verkocht. Minister, mag de politie iets wat aangeduid wordt als "vermoedelijke heroïne" doorlaten? Keurt u dat goed? Is dat doorlaten in deze zaak inderdaad gebeurd en zo ja, op wiens gezag? Welke consequenties verbindt u daaraan voor de verantwoordelijken?

Met betrekking tot de infiltratie vraag ik de minister van Justitie of het klopt dat Nederlandse opsporingsambtenaren in Turkije tipgeld hebben aangeboden of laten aanbieden aan Turkse infiltranten.

Dan de drie gevallen waarin in één en hetzelfde dossier tegenstrijdige informatie zit over wat de politie met de in beslag genomen heroïne heeft gedaan. Het zijn alle drie gevallen van de nationale recherche. Wat de trots van de Nederlandse politie zou moeten zijn, vertoont trekjes van een nationale beerput. Het landelijke parket is daarvoor verantwoordelijkheid. Hierover heb ik – slechts – drie vragen voor de minister van Justitie. Ten eerste: hoe kon het gebeuren dat tot drie maal toe in een dossier van de nationale recherche aanzienlijke verschillen zijn ontstaan tussen de in beslag genomen hoeveelheden heroïne en de vernietigde hoeveelheden? Ten tweede: hoe kon het gebeuren dat het OM dit allemaal heeft geaccepteerd? Zijn die verschillen met medeweten van het OM veroorzaakt en waarom heeft het OM dergelijke dossiers aan de rechter voorgelegd? Waarom moeten wij dit alles te weten komen doordat advocaten een interview hebben gegeven voor het televisieprogramma NOVA? Heeft het OM de minister van Justitie geïnformeerd nadat deze blunders in de rechtszaal aan het licht waren gekomen? Sinds wanneer is de minister van deze zaken op de hoogte?

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Gisterenavond was er inderdaad een uitzending van NOVA. Pas kort van tevoren is aan het OM gevraagd om commentaar te geven op de zaken die in die uitzending aan de orde zijn gekomen. De heer De Roon zal ongetwijfeld begrijpen dat ik zijn vragen die betrekking hebben op die uitzending, niet gedetailleerd kan beantwoorden. Uiteraard heb ik onmiddellijk aan het OM en het College van procureurs-generaal gevraagd om daarover een ambtsbericht te sturen.

Het Wetboek van Strafvordering bevat de verplichting voor de opsporingsambtenaar tot inbeslagneming van voorwerpen die schadelijk zijn voor de gezondheid of die een gevaar opleveren voor de veiligheid, indien die weet heeft van de vindplaats daarvan. Uit de evaluatie van die wet blijkt dat het doorlaatverbod volgens onderzoek in de praktijk wordt nageleefd. De Kamer heeft die evaluatie, voorzien van mijn opmerkingen, ontvangen. Het uitgangspunt wordt gedeeld dat, gelet op de integriteit van de opsporing, moet worden ingegrepen indien de politie weet waar drugs of wapens te vinden zijn. Uiteraard mogen er ook geen drugs op de markt worden gebracht.

Voor de vernietiging van verdovende middelen geldt dat de administratie vanzelfsprekend sluitend moet zijn. Er moet niet alleen schriftelijk worden vastgelegd wat de hoeveelheden in beslaggenomen goederen zijn die ter vernietiging zijn aangeboden, maar er dient ook verslaglegging plaats te vinden van de daadwerkelijk vernietigde goederen. Tevens is er een wettelijk verbod op de inzet van criminele burgerinfiltranten. Het wettelijk kader is ook bij de heer De Roon bekend. Hij is immers advocaat-generaal geweest.

Ik zal de resterende vragen van de heer De Roon beantwoorden zodra het ambtsbericht van het OM en het College van procureurs-generaal is ontvangen. Ook de beheerder van het KLPD zal daarbij worden betrokken. Binnen een week kan de heer De Roon de antwoorden verwachten.

De heer De Roon (PVV):

De beantwoording van de minister van Justitie schiet in mijn visie echt tekort. Ik had meer ontsteltenis en verontwaardiging van hem verwacht. Zijn reactie houdt echter niet meer in dan dat hij een nader onderzoek zal instellen. Verder schetst hij de regeltjes. Deze beerput stinkt. Ik wil dan ook weten hoe de minister ervoor wil zorgen dat deze affaire op een betrouwbare en voor de Tweede Kamer controleerbare wijze wordt onderzocht. Het sturen van een ambtsberichtje is echt onvoldoende. Ik vraag de minister om in ieder geval de Rijksrecherche bij deze zaak te betrekken, opdat op betrouwbare wijze inzichtelijk wordt gemaakt wat er aan de hand is. De betrouwbaarheid en de integriteit van de politie en het OM zijn in het geding. Daaraan moet zo spoedig mogelijk een eind komen. Wat is de minister van plan om daaraan te doen?

Minister Hirsch Ballin:

Ik vermoed dat de heer De Roon mij niet goed heeft begrepen en dat hij mijn woorden foutief heeft samengevat. Ik doel dan op mijn opmerking over de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden en zijn woorden over "de regeltjes". Dat zijn bijzonder belangrijke regels. Ik heb de uitzending van NOVA van gisterenavond ook gezien. Ook het commentaar daarbij van de heer Buruma, hoogleraar van de Radboud Universiteit te Nijmegen, heb ik gehoord. Uiteraard wordt een en ander grondig onderzocht. De heer De Roon spreekt van een ambtsberichtje. Het is echter uitermate belangrijk dat er een ambtsbericht komt van het College van procureurs-generaal. De heer De Roon doet nogal geringschattend over buitengewoon belangrijke regels van het Wetboek van Strafvordering. Het gaat niet om regeltjes, maar een op basis van deze vraagstelling uitgebreid ambtsbericht van het College van procureurs-generaal. Ik deel zijn geringschatting dan ook niet. Ik zorg ervoor dat de Kamer adequaat wordt geïnformeerd.

De heer De Wit (SP):

Gisteren is in de tv-uitzending al gezegd dat wij mogelijk te maken hebben met een herhaling van de IRT-affaire. Dat is niet mis. Het gaat om drie punten: het doorlaten van drugs, hoeveelheden heroïne die kwijtraken en het gebruik van infiltranten. De Kamer heeft echter in wetgeving vastgelegd dat dit niet mag.

De officier van justitie in de uitzending zegt over het kwijtraken van in totaal 160 kilo heroïne dat er in twee gevallen sprake is van vernietiging, maar dat er geen bewijs is omdat het niet in een proces-verbaal is vastgelegd. In een derde geval zou de weegschaal bij de afvalverwerking niet hebben gedeugd. Ik stel daarmee vast dat de vernietiging niet is geregistreerd. Hoe is het mogelijk dat er hoeveelheden heroïne vernietigd zijn of kwijtgeraakt zijn zonder registratie daarvan?

Minister Hirsch Ballin:

De vernietiging van dit gevaarlijke goed moet precies worden bijgehouden. Het beoordelingskader van de heer De Wit is dus ook het mijne. Ik ga echter niet af op wat in de uitzending is gezegd door de officier van justitie, in reactie op de beschuldigingen die in de uitzending werden verwoord. Dit vergt zorgvuldigheid en precisie. Vandaar dat ik het College van procureurs-generaal om een ambtsbericht heb gevraagd. Ik heb vanochtend gesproken met de voorzitter van dit college. Hij zal in het bedoelde bericht ingaan op de punten die de heer De Wit zojuist heeft aangesneden.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Heeft de minister van het Openbaar Ministerie gehoord of die meer bevoegdheden wil hebben voor infiltratie of andere dingen?

Ik heb de vragen van de heer De Roon overigens met stijgende verbazing aangehoord. Dit lijken mij meer vragen voor de fractie van GroenLinks. Het is immers een volstrekt andere invalshoek dan de fractievoorzitter van de heer De Roon normaal kiest bij de mogelijkheden van opsporing en justitie voor infiltratie. Is de heer De Roon niet bereid te praten over meer mogelijkheden voor het OM als het daarom vraagt? Denkt hij alleen maar aan de mogelijke fouten die justitie kan maken?

Minister Hirsch Ballin:

In 2004 heeft een evaluatie plaatsgevonden van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden. De conclusie was toen, net zoals bij de vervolgevaluatie in 2007, dat de wetgeving voldoende ruimte biedt aan de opsporing. Ik heb de Kamer hierover geïnformeerd, onder andere naar aanleiding van vragen van de heer Teeven.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik dank de heer Van Haersma Buma dat hij mij de gelegenheid biedt om onze visie op het opsporingsmiddel infiltratie uiteen te zetten. Ik zal het kort houden, want er moet nog meer gebeuren vandaag.

Uiteraard willen wij graag dat infiltratie op een goede en verantwoorde wijze wordt ingezet bij belangrijke opsporingsonderzoeken. Die mogelijkheden moeten er zeker zijn, maar ze moeten wel goed worden verantwoord. Wat ik tot nog toe uit de tv-uitzending van NOVA gisteravond heb begrepen, is dat er door de Nederlandse politie een soort U-bochtconstructie is gebruikt, waarbij Turkse infiltranten geld is geboden om dingen te doen die in het proces-verbaal dan niet behoefden te worden verantwoord. Dat is in mijn ogen een zeer kwalijke zaak. De heer Van Haersma Buma zou ook niet moeten willen dat dit gebeurt.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

De heer Van Haersma Buma heeft helemaal gelijk dat GroenLinks de integriteit van politie, OM en het rechterlijke systeem hoog in het vaandel heeft. Vandaar dat ik een aantal vragen heb. De uitzending van gisteravond ging niet over een of twee kwesties, maar over drie gevallen. Kijkend naar de fouten die zijn gemaakt of de laksheid die is betoond, heb ik drietal vragen.

Gaat de minister in zijn onderzoek na in hoeverre er sprake is een structureel probleem? Gaat hij dus niet alleen deze drie incidenten na, maar voert hij een veel verdergaand onderzoek uit, zoals in mijn ogen nodig is? Hoe sterk is het gevoel van urgentie bij het OM wat deze kwestie betreft? De reactie van het OM gisteravond in de uitzending leek mij volstrekt onvoldoende.

Minister Hirsch Ballin:

De onderwerpen van de uitzending van gisteravond roepen natuurlijk stuk voor stuk vragen op die betrekking hebben op werkwijze, verantwoording, procedures, Openbaar Ministerie en Korps landelijke politiediensten. Dat wij dit onderwerp serieus nemen, blijkt uit het feit dat mijn collega en ik de Kamer zo-even hebben toegezegd dat er binnen een week een brief zal komen op basis van de ambtsberichten die wij van onze erbij betrokken diensten verwachten. Het landelijke parket was slechts korte tijd gegeven om een reactie te formuleren voor die uitzending. Het zou verkeerd zijn om nu op basis van deze uitzending conclusies te trekken. Wij zouden het onderwerp niet serieus nemen als wij dat deden. Mevrouw Azough verzoekt ons terecht om dit soort vragen serieus te nemen en er een serieus antwoord op te geven.

De heer Teeven (VVD):

Volgens mijn informatie is een aantal van de zaken die gisteravond in het televisieprogramma werden aangehaald, al voor de rechter geweest. Kan de minister ons melden wat de rechter van die zaken heeft gevonden? De rechter zal immers ook naar de inbeslagnames hebben gekeken. Kan de minister voorts aangeven hoe snel hij de flauwekul die gisteravond door vier advocaten en een hoogleraar in NOVA werd geopenbaard, kan weerleggen?

Ik heb ook een vraag aan de heer De Roon. Onze fractie wil graag van de fractie van de Partij voor de Vrijheid horen waarom die zich laat spannen voor het karretje van vier advocaten die allemaal een verhaaltje vertellen en misschien wel belang hebben bij criminelen die inmiddels al zijn veroordeeld. Waarom gaat deze partij de belangen van criminelen behartigen? Daar sta ik echt van te kijken.

Minister Hirsch Ballin:

Wat de snelheid van de beantwoording betreft, geldt wat ik zo-even heb gezegd. Wij zullen binnen een week zorgen voor een brief over dit onderwerp met feitelijke informatie op basis van de ambtsberichten die wij verwachten.

In de vraag van de heer Teeven aan de heer De Roon kan ik niet treden.

De heer De Roon (PVV):

Ik vind het werkelijk schokkend dat de heer Teeven mijn vragen aan de minister over deze zaak aanduidt als "je voor het karretje van criminelen laten spannen". Het enige wat ik beoog, is dat er helderheid komt over opsporingsmethoden die wellicht zijn gebruikt, maar niet door de beugel kunnen. Ook de heer Teeven en zijn partij, de VVD, zullen er toch voor moeten zijn, dat het wordt opgehelderd als iets niet door de beugel kan en in strijd is met de wet, en dat wij daarover duidelijkheid krijgen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. De PvdA heeft het Openbaar Ministerie en de politie hoog zitten, maar juist omdat wij de controle op de regering vormen, is het belangrijk om dit soort vragen te stellen. Ik vraag de heer Teeven wat hij belangrijker vindt: controle of de belangen die hij vroeger diende? En hoe weet hij zo zeker dat er geen misstanden zijn?

Verder sluit ik me graag aan bij de vragen van mijn collega's. Ik heb zelf ook nog wat vragen voor de minister van Binnenlandse Zaken. In hoeverre heeft de minister contact gehad met de nationale recherche? Bovendien zitten in de processen-verbaal nogal wat fouten. Kan de minister aangeven waar de problemen zich voordoen? Leverden de processen-verbaal alleen hierbij of in meer gevallen uiteindelijk problemen op voor justitie?

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Tegen mevrouw Kuiken zou ik willen zeggen: ga eens in de leer bij uw partijgenoot de heer Wolfsen; die had als Kamerlid de goede gewoonte om eerst zelf wat recherche te doen en pas dan met zijn vragen achter anderen aan te hollen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Met alle respect, ik vroeg de heer Teeven waarop hij baseert dat het flauwekul is. Ik luister namelijk goed naar hem. Misschien zijn de vragen flauwekul, maar dan moet hij zoiets wel met een aantal argumenten staven, in plaats van gewoon roepen dat iets flauwekul is. Het woord "flauwekul" wordt in deze zaal iets te vaak gebezigd.

De voorzitter:

Mijnheer Teeven, ik vind dat mevrouw Kuiken hiermee een punt heeft.

De heer Teeven (VVD):

Het is prima dat u mij nog even de gelegenheid geeft. Ik legde mevrouw Kuiken uit dat je als Kamerlid af en toe zelf aan recherche moet doen. Soms krijg je zo wat meer informatie en weet je wat meer. Soms moet je als Kamerlid niet achter vier advocaten aanhollen die het belang van criminelen verdedigen, maar eerst even nadenken en bekijken wat er echt aan de hand is.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Het kabinet vindt de controlerende taak van de Kamer in ieder geval van groot belang. Daarom zullen de minister van Justitie en ikzelf de Kamer binnen een week informeren over de resultaten van het onderzoek. Er zal niet alleen een ambtsbericht komen van het Openbaar Ministerie, maar ook van de KLPD, omdat deze hierin een aparte verantwoordelijkheid heeft.

De heer De Roon sprak van tegenstrijdige informatie. Dat is nu precies voor ons de reden om die ambtsberichten te laten opstellen; wij vinden namelijk dat hierover geen tegenstrijdige informatie mag bestaan. Net als de minister van Justitie vind ik het natuurlijk van het grootste belang dat zorgvuldig wordt geregistreerd wat er gebeurt met heroïnepakketten. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik wil de minister van Justitie herinneren aan een vraag van mijn collega De Roon: waarom niet de Rijksrecherche? Er is 160 kilo heroïne weg, er is niet volgens de regels gehandeld, de straatwaarde is meer dan 130 mln. De minister heeft gewoon, in alle fatsoen, de vraag van mijn collega te beantwoorden.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. De heer De Roon kent de procedures op dit terrein goed. De Rijksrecherche kan door het College van procureurs-generaal worden ingeschakeld. Daarvoor moet het College van procureurs-generaal eerst aan de hand van de vraagstelling een beoordeling maken. Die beoordeling kan meebrengen dat de Rijksrecherche wordt ingeschakeld. Ik zal de Kamer ook hierover in de brief informeren. Daarbij zullen uiteraard ook de rechterlijke uitspraken aan de orde komen, het onderwerp dat de heer Teeven aansneed.

Naar boven