Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten (Belastingplan 2008) (31205);

het wetsvoorstel Wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008) (31206).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng. Mijn beantwoording is thematisch opgebouwd, waarbij de volgorde van de wetsvoorstellen zo veel mogelijk wordt aangehouden. Ik zal achtereenvolgens spreken over de schuif van de bpm naar de mrb, over vergroening, over maatregelen in het kader van sociale samenhang, over kansspelbelasting en over overige punten. Aan het einde van mijn eerste termijn zal ik ingaan op de amendementen.

De heer Van der Vlies geeft met betrekking tot de bpm en de mrb aan dat er eerst duidelijkheid moet bestaan over de kilometerheffing. Ook andere Kamerleden hebben hierover vragen gesteld. Het is een bewuste keuze van dit kabinet om het accent nu al meer te verschuiven naar het uiteindelijke doel, namelijk een heffing op het gebruik van de weg en beprijzing van de kilometers. De kilometerbeprijzing zal naar verwachting gaan gelden voor alle voertuigcategorieën. Het zou dan ook niet slim zijn om het verschil in de motorrijtuigenbelasting tussen de verschillende voertuigcategorieën verder te vergroten. Ik wijs er ook op dat de motorrijtuigenbelasting slechts 1% van de kostprijs in de transportsector uitmaakt. Met de nu voorgestelde verschuiving zouden de extra kosten slechts 0,07% bedragen.

De heer Kortenhorst heeft een aantal voorwaarden voor verdere vergroening genoemd. Er moet sprake zijn van lastenverschuiving, geen lastenverzwaring. Daarnaast moeten bepaalde effecten op bepaalde groepen duidelijk in kaart worden gebracht. Deze aspecten zijn van groot belang bij het uitwerken van de plannen voor de tweede tranche van de vergroening. Ik zal deze ook meenemen aan een verkenning die binnenkort wordt gestart. De uitkomsten hiervan zullen volgend jaar aan de Kamer worden gezonden. Ik ben het in grote lijnen eens met de genoemde voorwaarden. Een verschuiving van lasten vindt overigens altijd plaats op macroniveau. Op dat niveau moet sprake zijn van lastenneutraliteit.

De heer Vendrik vroeg of wij bij de verbreding van de verkenning inzake de vergroening ook de verbreding van de energiebelasting kunnen meenemen. De energiebelasting staat op het lijstje van de tweede tranche van de vergroening en in het werkprogramma Schoon en zuinig. Dit zal dus worden meegenomen.

De heer Tang stelde een aantal vragen over de uitvoering van de motie-Crone/Hofstra inzake accijnsvrijstelling voor plantaardige olie. Hij wilde weten of deze regeling ruimhartig wordt toegepast. Deze vragen zullen schriftelijk worden beantwoord.

De heer Van der Vlies merkte op dat de prijs van rode diesel stijgt. Het Belastingplan voorziet inderdaad in verhoging van de accijns voor zowel blanke als rode diesel met 3 cent per liter. Er is dus sprake van een gelijke accijnsverhoging voor beide categorieën. Daarmee blijft het bestaande tariefvoordeel van rode diesel ten opzichte van blanke diesel voor kleine ondernemingen juist in stand. Als wij de wens van de heer Van der Vlies zouden inwilligen, zou het tariefverschil tussen rode en blanke diesel verder worden vergroot. Dat gaat in tegen het beleid van het kabinet zoals dat in de memorie van toelichting is verwoord.

Er is, ook in de afgelopen periode, uitvoerig overleg gevoerd met de Bovag en de RAI over fijnstofdifferentiatie in de bpm. De branche heeft ons, ondanks herhaalde verzoeken, niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van grote economische gevolgen voor de autobranche. Tweederde van de nieuwe personenauto's is al uitgerust met een af fabriek roetfilter. Dit aandeel is stijgende.

In de gisteren ingediende nota van wijziging heb ik uitstel van invoering van de fijnstofdifferentiatiemaatregel doorgevoerd, van 1 februari naar 1 april, om de autobranche meer gelegenheid te geven bestaande voorraden te verkopen. Niet vergeten mag worden dat de maatregel al sinds september bij de branche bekend is. Voor voorraden nieuwe auto's is ook de overgangsbepaling daar bovenop van belang. Dat betekent dat auto's die voor 1 april 2008 op kenteken zijn gezet nog tot 1 juni zonder fijnstofdifferentiatie verkocht kunnen worden. Daarvoor gelden de huidige bpm-maatregelen nog.

De heer Remkes (VVD):

Is de staatssecretaris het niet met mij eens dat het kernpunt in de besluitvorming over het autopakket hier en nu en aan de overzijde is? De staatssecretaris mag met het oog op het functioneren van de parlementaire democratie het argument dat het al sinds september bekend is niet hanteren.

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb aangegeven dat ik in de nota van wijziging verder geschoven heb met de ingangsdatum, namelijk twee maanden. Daarnaast is de overgangsbepaling van toepassing, die twee maanden extra geeft tussen het op kenteken zetten en de daadwerkelijke verkoop van de auto. Daardoor is het de facto nog mogelijk tot 1 juni 2008 auto's te verkopen zonder roetfilter of met een hoge fijnstofemissie. Overigens vindt het kabinet dat dit te betreuren is, want onze insteek was juist om fijnstofemissie, de emissie van roet, een groot probleem in Nederland, ook maatschappelijk, terug te dringen. Om te voorkomen dat er voorraden onverkocht blijven hebben wij de branche nog enige tijd extra gegund. Ik ben het met de heer Remkes eens dat de wetgeving pas bekend is als zij in het Staatsblad staat, maar men kan al sinds september rekening houden met het kabinetsvoornemen bij het bestellen van voorraadauto's.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

De staatssecretaris is ongetwijfeld bekend met het voorstel van de Bovag om enerzijds de maatregel veel verder uit te schuiven, maar anderzijds een significant commitment aan te gaan wat betreft het terugkopen van echt oude dieselauto's. Hoe maakt de staatssecretaris de afweging tussen die twee maatregelen?

Staatssecretaris De Jager:

Wij hebben daar goed naar gekeken. Uiteraard zijn wij blij met de voorstellen tot het saneren van het oude wagenpark dieselauto's. Het is goed om, zoals de branche voorstelt, middelen uit het recyclingfonds ter beschikking te stellen voor het vervroegd saneren van een aantal oude dieselauto's. Die zijn vervuilend. Natuurlijk moet je proberen een heel vervuilende, tien jaar oude dieselauto vervroegd uit de markt te nemen. Dat wil echter niet zeggen dat je tegelijkertijd moet doorgaan met het verkopen van splinternieuwe grote auto's die veel roet uitstoten. Het is nu mogelijk om af fabriek een roetfilter in te bouwen. Voor ons is het en/en. Het is heel goed om oude auto's te saneren. Het kabinet wil daar met de branche goed over praten en de branche waar mogelijk tegemoetkomen. Tegelijkertijd moeten wij voorkomen dat auto's die vanaf het moment dat zij op kenteken zijn gezet nog twaalf jaar of langer op ons wegennet zullen rijden vervuilende auto's zijn.

Ik wil hier iets rechtzetten. De branche suggereert dat wij oude, vervuilende dieselauto's maar laten rijden en dat nieuwe, schone auto's een grote bpm-malus krijgen, een boete. Dat is absoluut niet waar. Schone dieselauto's worden in het kabinetsvoorstel goedkoper dan nu. Dieselauto's die geen fijnstof uitstoten, nul milligram, worden zelfs € 900 goedkoper in plaats van de maximale € 600 die er nu is. Wij maken schone dieselauto's niet onverkoopbaar. Wij maken vuile dieselauto's een stuk duurder, maar geven de branche wel extra tijd om de verkoop van nieuwe auto's met grote roetuitstoot sterk te beperken.

De heer Remkes (VVD):

De staatssecretaris weet toch dat de branche bereid is om met hem een commitment aan te gaan voor een versnelde inbouw van roetfilters en al in 2008 een niveau van 90%-95% denkt te kunnen bereiken?

Staatssecretaris De Jager:

Dat klopt. De heer Remkes formuleert het goed. Men dénkt in 2008 90% à 95% te kunnen bereiken. Voor ons was dit commitment onvoldoende hard om deze maatregel van tafel te halen. Wij werken graag met de branche samen aan het saneren van het oude dieselpark. Dat is ook gunstig voor de branche omdat daardoor meer nieuwe diesels of andere nieuwe auto's gekocht worden. Het is een eigenbelang van de branche. Dat is prima. Tegelijkertijd willen wij dat nieuwe auto's niet meer vuil zijn als zij worden verkocht. Onze maatregel is effectiever dat het tegenvoorstel van Bovag-Rai.

De heer Kortenhorst sprak over de bijtelling bij politieauto's. Ik moet hem een beetje teleurstellen, want politieauto's die met grote blauwe strepen en zwaailichten rondrijden, vallen echt buiten de bijtelling. De politie heeft hierover afspraken gemaakt met de Belastingdienst. Deze auto's mogen uitsluitend bedrijfsmatig gebruikt worden. Wij gaan ervan uit dat die auto's niet worden gebruikt voor een ritje naar de Efteling, behalve wanneer dat functioneel is voor het uitvoeren van politietaken.

Er zijn politieauto's die niet als zodanig herkenbaar zijn en die eruit zien als privéauto's. Voor die auto's geldt vaak een verbod op privégebruik dat door de werkgever wordt gecontroleerd. Ook die auto's vallen dan buiten de bijtelling.

Er is ook een categorie waarvoor geen verbod op privégebruik geldt. Het gaat om auto's die niet als politieauto herkenbaar zijn en waarvoor de werkgever geen verbod op privégebruik heeft opgelegd. Voor die auto's is het normale regime van toepassing en moet een rittenregistratie worden bijgehouden.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

De staatssecretaris weet dat het mij niet ging om politieauto's met zwaailichten, maar om het principe van de administratieve lasten.

Ik dacht dat de staatssecretaris mijn zorgen deelt over onnodige administratieve lasten die verbonden zijn aan dit dossier. Is hij bereid om hieraan wezenlijk iets te doen?

Staatssecretaris De Jager:

Ja!

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Dank u wel.

Staatssecretaris De Jager:

Zoals ik tijdens het wgo tegen de heer Tang heb gezegd, wil ik samen met de Kamer werken aan een verlaging van de administratieve lasten.

De heer Tang vroeg naar het langetermijnperspectief op de belastingen voor auto's. Hij heeft een motie aangekondigd en de inhoud daarvan aangegeven. Op hoofdlijnen zie ik die motie als ruggensteun voor het kabinetsbeleid. In de tweede tranche vergroening zal worden gekeken naar verdere differentiatie in de motorrijtuigenbelasting, de bpm en de IB-bijtelling. Tijdens het wgo heb ik toegezegd, de Kamer in het voorjaar een brief te zullen sturen over de stand van zaken. Ik zal in die brief aandacht besteden aan de plannen voor verdere differentiatie. Ook wordt bekeken of een bpm-heffing uitsluitend gebaseerd op CO2-uitstoot mogelijk is in de tweede tranche. Ik sta sympathiek tegenover dat voorstel. Het vergt wel een majeure wetgevingsoperatie omdat het gaat om grondslagverandering en dat is in de fiscale wetgeving altijd van groot belang. Wellicht kan ik hiermee ook de heer Vendrik tegemoetkomen. Het idee is dat de vergroening niet op dezelfde manier wordt voortgezet, maar dat er een doorkijkje komt dat zicht biedt op verschuiving van lasten op arbeid naar lasten op milieu.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Ik ben blij met deze toezegging, maar ik herinner nog wel aan de les van de afgelopen maanden. Die toont aan dat een duidelijk toekomstperspectief heel belangrijk is. Er moet niet alleen een toekomstperspectief voor de burger zijn, maar ook voor de automobielbranche. Wij moeten die tijdig genoeg informeren, zodat bijvoorbeeld de problemen met de inkoop goed kunnen worden ingeschat. Ik hoop dat de staatssecretaris ons op dit punt een toezegging kan doen.

Staatssecretaris De Jager:

Wat u wilt, zal ik doen. Daarom is het ook goed dat wij hierover in mei overleg kunnen voeren. Ik zal een aantal andere aspecten bij mijn beleid betrekken. Ik denk dan niet alleen aan de differentiatie, maar ook aan de milieueffectiviteit. Als wij daar later op terugkomen, hebben wij iets meer tijd om de verschillende elementen in beeld te krijgen. Ik noem ook nog het aspect van participatie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Impliceert de opmerking van de staatssecretaris aan mijn adres over het verschuiven van lasten op arbeid naar die op milieu dat hij het voor mogelijk houdt om in deze kabinetsperiode de Kamer voorstellen te doen die per saldo het bezit/gebruik van de auto duurder maken, zodat hij die lastenverzwaring kan benutten voor het verlichten van de lasten op arbeid? Is die optie aanwezig?

Staatssecretaris De Jager:

Ja, dat houd ik inderdaad niet voor onmogelijk.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. De staatssecretaris maakte een opmerking over milieueffectiviteit. Dat onderwerp is door de heer Remkes en mij aan de orde gesteld. Met de belastingmaatregelen voor vergroening is de milieueffectiviteit verwaarloosbaar. Die bedraagt 0,8%. Zal de staatssecretaris met de tweede tranche meer letten op de effecten voor het milieu? Of is voor hem de keuze van de grondslag belangrijker dan de milieueffecten?

Staatssecretaris De Jager:

Hierbij dienen wij twee elementen in aanmerking te nemen. Natuurlijk gaan wij met de tweede tranche letten op de milieueffectiviteit van de maatregelen, maar ik wil hierbij iets rechtzetten. Het is niet zo dat met de huidige voorstellen die effectiviteit niet in aanmerking is genomen. Een private stichting heeft uitgerekend dat de vliegbelasting zorgt voor een verlaging van de CO2-uitstoot die gelijk is aan de CO2-uitstoot van 500.000 auto's. Die reductie wordt op basis van de Kyotonormen niet in haar geheel aan Nederland toegekend. Alleen de reductie die het gevolg is van het stukje dat over Nederland wordt gevlogen, wordt in aanmerking genomen. Wellicht is dat een beetje vreemd, want de vervuiling van het milieu is een mondiaal probleem. Echter, voor ons geldt het mondiale effect wel en dan blijkt dat de vliegbelasting een uitermate effectieve maatregel is. Ook andere maatregelen zijn dat. Wel teken ik aan dat de mrb-schijf niet geïsoleerd moet worden aangemerkt voor vergroening. Die is alleen bedoeld in het licht van de kilometerbe­prijzing.

Mevrouw Koşer Kaya vroeg of de maatregel voor verpakkingenbelasting uitvoerbaar is. Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik een aantal keren aangegeven dat de verpakkingenbelasting in nauw overleg met het bedrijfsleven vorm is gegeven. Daarbij is goed gelet op de reeds bestaande bedrijfsheffing. Ik twijfel dan ook niet aan de uitvoerbaarheid. Uiteraard zal bij een nieuwe belastingmaatregel, zoals die voor de verpakkingenbelasting, niet altijd op alle punten voor 100% duidelijkheid bestaan. Daarom zal juist voor de verpakkingenbelasting de Belastingdienst in nauw overleg met het bedrijfsleven de uitvoering ter hand nemen, zodat deze uitvoering een goede invulling krijgt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Wil de staatssecretaris reageren op hetgeen in Het Financieele Dagblad stond naar aanleiding van een studie van Price Waterhouse Coopers en de Wereldbank? De verpakkingenbelasting zou een voorbeeld van een maatregel zijn die totaal niet werkt en die alleen maar meer administratie met zich meebrengt. Overigens, ik wil dat er iets gebeurt voor de verpakkingen, maar niet op de manier die de staatssecretaris nu wil.

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb in reactie op het artikel in Het Financieele Dagblad de Kamer een brief gestuurd. Het ging in dat artikel om de stijging van Nederland van ongeveer plaats 80 naar plaats 36. Het onderzoek had in het geheel geen betrekking op de verpakkingenbelasting. Het was dan ook vreemd dat die belasting in dat artikel werd genoemd. Er was op een vreemde manier een verband gelegd. Ik wijs erop dat bij de verpakkingenbelasting heel goed is gelet op de uitvoeringsaspecten. Daarover is overleg gevoerd met de Belastingdienst en vooral met het bedrijfsleven. Gezamenlijk is geconstateerd dat de maatregel voor de verpakkingenbelasting goed uitvoerbaar is. Dat heeft dus ook het bedrijfsleven geconstateerd.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Wat in het Financieele Dagblad staat is ook niet uit de lucht komen vallen. Daarop geeft de staatssecretaris geen antwoord. Ik wil graag dat hij reageert op hetgeen in het Financieele Dagblad over de verpakkingen staat.

Staatssecretaris De Jager:

Wat stond daar dan in? Ik heb het ook gelezen, maar het werd alleen als voorbeeld gegeven voor de positie van Nederland op een ranglijst. Maar toen bestond de verpakkingenbelasting nog helemaal niet. Verder werd in het desbetreffende artikel niet inhoudelijk ingegaan op de verpakkingenbelasting.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Er werd heel duidelijk aangegeven dat het voorstel dat er nu ligt een voorbeeld is waarom het vestigingsklimaat in Nederland achteruit gaat.

Staatssecretaris De Jager:

Daar ben ik het niet mee eens. De verpakkingenbelasting is er juist een goed voorbeeld van hoe wij een belasting kunnen invoeren in goed overleg met het bedrijfsleven. Dat is mijn antwoord.

De heer Van der Vlies (SGP):

De SGP-fractie verzet zich niet tegen de verpakkingenbelasting, maar wij hebben het wel even over de uitvoerbaarheid op de kortere termijn. Daaraan heeft de staatssecretaris geen twijfel, maar hij heeft de pech dat de branche die daarmee bezig is die twijfel, juist over de verpakkingen op de verkooppunten, nog wel heeft.

Staatssecretaris De Jager:

Daar kom ik straks nog op.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Misschien kan de staatssecretaris gelijk een klacht uit de branche meenemen over export van verpakkingsmaterialen. Mij is de klacht ter ore gekomen dat er over export eerst belasting wordt betaald, wat de concurrentiepositie van Nederland schaadt en dat naar de landen waar Nederland naartoe exporteert een rechtstreekse lijn wordt gelegd om die verpakkingenbelasting te omzeilen.

Staatssecretaris De Jager:

Export van verpakkingsmateriaal wordt niet als zodanig belast. Als verpakkingsmateriaal naar het buitenland gaat, valt het niet onder de verpakkingenbelasting. Mij is dat geluid niet bekend, maar ik zal er nog eens goed op letten.

Is er een lager tarief voor verpakkingen uit biokunststoffen mogelijk, zo hebben onder anderen de heren Korthorst, Van der Vlies, Irrgang, Cramer en Tang gevraagd. Tijdens het wetgevingsoverleg heeft een aantal partijen mij inderdaad verzocht om de behandeling in de verpakkingenbelasting van biokunststoffen als verpakkingsmateriaal te herzien. Ook vandaag vraagt een aantal van hen daarvoor mijn aandacht. Er zijn verschillende soorten biokunststoffen. Deze kunnen zijn gemaakt van maïs, aardappelschillen en soms ook voor een deel uit aardolie. Als gevolg hiervan is de milieudruk van biokunststoffen divers. In zijn algemeenheid is de milieudruk van biokunststoffen lager dan die van normale kunststoffen, alhoewel je over die aardolie wel twijfels kunt hebben. Om die reden past het in de gedachte achter de verpakkingenbelasting om een verpakking uit biokunststoffen lager te belasten dan een verpakking uit normale kunststoffen. Een vrijstelling vind ik ook om de genoemde redenen niet op zijn plaats. De milieudruk van het merendeel van de biokunststoffen is namelijk nog steeds substantieel.

Voorwaarde voor een lager tarief is dat biokunststoffen goed zijn af te bakenen, want anders is een lager tarief niet uit te voeren. Gebleken is dat er een Europese norm voor biokunststoffen bestaat. Als een biokunststof voldoet aan deze norm, mag het in Nederland het zogenaamde kiemplantlogo dragen. Hierdoor zijn biokunststofverpakkingen duidelijk herkenbaar. Daarom ben ik van mening dat, als er gebruik wordt gemaakt van de bestaande Europese norm biokunststoffen, het mogelijk is om een onderscheid te maken.

Wat de hoogte betreft van een eventueel lager tarief voor biokunststoffen, is het nodig dat er een duidelijk milieucijfer wordt vastgesteld. Helaas bestaat er op dit moment nog niet zo'n cijfer. Gezien de korte termijn tot de stemming is het ook niet meer mogelijk om zo'n cijfer vast te stellen. Om die reden kan ik voor het eerste jaar instemmen met het door de ChristenUnie ingediende amendement om de milieudruk van biokunststoffen op de helft van normale kunststoffen te zetten. Voor latere jaren zal er een milieucijfer moeten worden vastgesteld, zoals ook is gebeurd met de andere materialen. Dat zal in de loop van 2008 moeten gebeuren. Als de milieudruk anders blijkt te zijn, dan zal het tarief daarop uiteraard weer naar boven of naar beneden moeten worden aangepast.

De heer Tang verzocht om flessen waarvoor verplicht een statiegeldsysteem geldt aan te merken als secundaire/tertiaire verpakkingen, waardoor het tarief voor statiegeldflessen lager wordt. Zoals ik hem al in het wetgevingsoverleg heb gezegd, ontraad ik dit. Het statiegeldsysteem en de verpakkingenbelasting hebben namelijk heel verschillende achtergronden. De verpakkingenbelasting brengt de milieudruk van verpakkingen in de prijs tot uitdrukking. De statiegeldregeling zorgt voor een hogere recycling. Bij de berekening van de milieudruk van glas en kunststof is rekening gehouden met het bestaan van statiegeldsystemen. Ik zie geen reden noch een rechtvaardiging om in de verpakkingenbelasting alleen statiegeldflessen een andere behandeling te geven. Zo'n uitzondering zal verzoeken tot andere uitzonderingen uitlokken. Waarom alleen statiegeldflessen gunstiger behandelen en niet andere verpakkingen waarvoor eveneens een statiegeldsysteem geldt?

Daarnaast is van belang dat bij de introductie van een lager tarief sprake kan zijn van staatssteun. Het lagere tarief zal daarom moeten worden aangemeld bij de Europese Commissie, die dat moet goedkeuren. Een positieve reactie is niet op voorhand te verwachten: België heeft eerder problemen gehad met de vrijstelling voor statiegeldflessen in de Belgische drankverpakkingenbelasting.

Tot slot merk ik op dat het lagere tarief voor statiegeldflessen de belasting complexer maakt. Statiegeldflessen moeten bijvoorbeeld expliciet worden geadministreerd. Een toename van de administratieve lasten ligt dan voor de hand. Ik heb al eerder gezegd dat statiegeldretourverpakkingen die in Nederland opnieuw op de markt worden gebracht, juist een grote bevoordeling kennen in de verpakkingenbelasting omdat ze maar één keer worden belast. Dat is juist een heel positieve prikkel voor het opnieuw op de markt brengen van statiegeldverpakkingen. Iedere keer dat een verpakking dus opnieuw in circulatie wordt gebracht, is deze vrijgesteld van de verpakkingenbelasting. Dat is een heel grote prikkel. Wij vinden dat een belangrijker prikkel dan om in het algemeen statiegeldverpakkingen in een lager tarief onder te brengen of vrij te stellen; dat geldt eveneens voor de verpakkingen die maar één keer worden gebruikt en dus een hoge milieudruk kennen.

De heer Tang (PvdA):

Er wordt hier een hele rits argumenten te voorschijn gehaald. Op mijn argument wordt echter niet ingegaan. Overigens is de dominotheorie altijd wel heel leuk: als wij dit doen, dan dat ... Een ander argument dat ik wel leuk vind, is dat wij de verpakkingenbelasting blijkbaar nog ingewikkelder kunnen maken. Wij hebben nu al 21 soorten en die 22ste blijkt nu net de druppel te zijn.

Deze bedrijven moeten investeren in systemen en dat kost geld. Kunnen ze een tegemoetkoming in die last krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van een lager tarief in de verpakkingenbelasting? De staatssecretaris gaat hierbij niet in op mijn argument, maar het lijkt toch heel logisch? Bovendien hoor ik dan ook graag van hem of het juist is dat de milieudruk van die retoursystemen van statiegeldverpakkingen, zeker die verpakkingen die meerdere malen gebruikt worden, lager is dan van andere verpakkingsvormen. Daar zijn wij het toch wel over eens? Is dat dan niet de verpakkingswijze van de toekomst?

Staatssecretaris De Jager:

De verpakkingenbelasting is niet bedoeld voor het investeren in retoursystemen. Zij is bedoeld om de milieudruk tot uitdrukking te brengen in de prijs. Een statiegeldverpakking die maar een keer wordt gebruikt, heeft dezelfde milieudruk als een identiek flesje zonder statiegeld. Dan is het goed dat deze hetzelfde wordt belast. Maar als het flesje tien of twintig keer opnieuw in de markt wordt gebracht, dan is er sprake van een lagere milieudruk, vanwege het hergebruik. Daarover ben ik het met de heer Tang eens. In die gevallen werkt de verpakkingenbelasting enorm sterk als prikkel, omdat bij twintig keer hergebruik maar een twintigste van de verpakkingenbelasting in rekening wordt gebracht. Dat is dus bijna niks meer. De prikkel is nog steeds heel erg stevig om echte retourverpakkingen op de markt te brengen en niet verpakkingen die alleen maar het etiket "statiegeldverpakking" hebben, maar feitelijk helemaal niet opnieuw worden gebruikt. Die hebben nog steeds eenzelfde soort milieudruk.

De heer Tang (PvdA):

Het is dus wel zo dat de milieudruk van het statiegeldsysteem, bij meergebruik, lager ligt dan van andere verpakkingen?

Staatssecretaris De Jager:

Bij meergebruik is dat absoluut het geval. Meergebruik is dus ook vrijgesteld in de verpakkingenbelasting. Daarmee wordt de lagere milieudruk tot uitdrukking gebracht.

Bij last-minuteverpakkingen, waarover de heer Van der Vlies een vraag had, gaat het niet over de vraag of ze daadwerkelijk op het verkooppunt worden gevuld, maar om de vraag of ze ontworpen en bedoeld zijn om op het verkooppunt te worden gevuld. Voor veel last-minute-verpakkingen zal duidelijk zijn of aan deze definitie wordt voldaan. Voorbeelden van dit soort verpakkingen zijn tassen, patatbakjes en zakjes en bakjes voor het verpakken van vlees. Er zal een groep van verpakkingen overblijven waarbij minder duidelijk is of deze voldoen aan de definitie. Over alle wettelijke definities kunnen discussies ontstaan. Om hierom de inwerkingtreding uit te stellen gaat echter veel te ver. Er zijn al volop gesprekken gaande tussen het bedrijfsleven en de Belastingdienst over de uitvoering van de verpakkingenbelasting. Hierin kan ook het probleem van de last-minuteverpakking worden meegenomen. Uiteraard kunnen hierbij ook convenanten worden gesloten. Verder, in tegenstelling tot wat de heer Van der Vlies aanneemt, moet wel bedacht worden dat de eerste echte aangifte voor de verpakkingenbelasting pas in het eerste kwartaal van 2009 hoeft te worden gedaan. Voor die tijd is de maatregel voorlopig. Er is dus nog tijd om dit soort kwesties met elkaar te bespreken. Ook zal de Belastingdienst over het eerste jaar terughoudend zijn met boetes, wetende dat er sprake is van een nieuwe belasting waar partijen aan moeten wennen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het gaat mij inderdaad om het grijze gebied. De staatssecretaris geeft zelf aan dat hij daar nog over in gesprek is. Het gaat nu om de vraag: voer je een belasting in, waarna je tot precisering komt en mogelijk zelfs tot een convenant met afspraken, of doe je het omgekeerd? Mijn pleidooi is om het omgekeerd te doen. Overigens wil ik nadenken over het argument dat de eerste aangifte pas in het eerste kwartaal van 2009 valt, maar over 2008 gaat. Vanaf 1 januari 2008 moeten de bedrijfsgenoten administreren wat zij wel en niet moeten aangeven. Er moet dus van meet af aan duidelijkheid zijn. Anders gaan die adminis­tratieve systemen ook nog de mist in.

Staatssecretaris De Jager:

Daarover vindt met de branche goed overleg plaats. Het grootste gedeelte van de branche is al bekend met een dergelijke heffing conform het Verpakkingenbesluit. Op basis van de gesprekken van de Belastingdienst met de branche voorzien wij geen problemen op dit punt. Ik heb aangegeven dat de dienst coulant zal zijn met het opleggen van boetes en dat er een gewenningstijd is. Uitstel zal weinig helpen, want de nadere definitie zal in de praktijk voor een gedeelte moeten worden ingevuld. De wettekst is duidelijk. Het specifieke product zal op microniveau altijd een bepaalde classificering vergen. Dat is echter "ongoing business" voor de Belastingdienst. Dat moet men samen met het bedrijfsleven jaar in jaar uit doen.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Met de heer Van der Vlies ben ik nog steeds bezorgd over de manier waarop dit gaat uitwerken, maar ik ben bereid de toezegging van de staatssecretaris te accepteren. De Belastingdienst moet in het vaststellen van de convenanten dan wel redelijkheid en billijkheid betrachten op punten waar het onderscheid heel moeilijk te maken is. Ik zou het heel lastig vinden als de importeur straks stapeltjes "eindgebruik" en "gewone verpakkingsbelasting" moet gaan maken afhankelijk van de vraag aan wie geleverd wordt.

Staatssecretaris De Jager:

Redelijkheid en billijkheid, dat zou zomaar het motto van de Belastingdienst kunnen zijn. Uiteraard zullen wij dat betrachten.

Het kabinet gaat zijn uiterste best doen om heel snel met een verdere differentiatie van de vliegbelasting naar de uitstoot van individuele vliegtuigen te kijken. Er zijn nu al heel veel gegevens beschikbaar over vliegtuigmotoren en vliegtuigen. De eerste scan leidde tot een enorme complexiteit aan gegevens. Meer dan 200 verschillende vliegtuigen zijn geclassificeerd. Wij moeten ons goed afvragen op basis van welke emissienormen wij gaan indelen. De gegevens moeten gewogen en vertaald worden in overleg met de branche. Binnen de luchtvaartbranche zijn er tegengestelde belangen. De ene luchtvaartmaatschappij die met een bepaald type vliegtuigen vliegt, zal een andere indeling voorstaan dan de andere luchtvaartmaatschappij. Wij moeten het dus goed eens zijn over de duiding van objectieve gegevens.

Wij gaan snel aan de slag. De heer Kortenhorst sprak van grote spoed, de heer Vendrik gebruikte de woorden "zeer, zeer, zeer gezwinde spoed" en ook de heren Irrgang en Tang drongen aan op snelheid. Op de kortst mogelijke termijn zullen wij met de branche om de tafel zitten om dit opnieuw te bespreken. Als de vliegbelasting morgen in de Kamer wordt aanvaard, zullen mijn medewerkers vrijdag met de branche gaan spreken over de weg naar een verdere differentiatie. Wij betrekken daarbij zoveel mogelijk partijen. Wij zullen uiteraard ook aandacht besteden aan de andere elementen die hierbij een rol spelen. Het is niet mogelijk om de Kamer al voor 1 mei uitgewerkte differentiatievoorstellen voor te leggen. Wel kan ik toezeggen dat ik dit punt zal betrekken bij de voortgangsnotitie inzake de tweede tranche van de vergroening, die in mei behandeld zal worden. Eerst worden de uitgangspunten besproken en op basis daarvan kan de verdere differentiatie worden uitgewerkt. Ik hecht aan de tweetrapsraket van het eerst vaststellen van de hoofdlijnen gevolgd door de uitwerking.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik kan mij bij allerlei vergroeningsvoorstellen heel goed voorstellen dat in het voorjaar het brede debat wordt gevoerd, waarna een en ander in het najaar wordt toegepast; een soort boter bij de vis. Maar de ticketbelasting kan al in het voorjaar worden ingevoerd. Ik ben blij dat de staatssecretaris erkent dat er al zeer veel gegevens beschikbaar zijn. Op grond daarvan kan de heffing snel en doelmatig gedifferentieerd worden. Ik vraag hem dan ook om dit voorjaar met een uitgewerkt voorstel te komen. Het principiële debat hebben wij nu al gevoerd.

Staatssecretaris De Jager:

Het principiële debat is zeker nog niet afgerond. Over een paar jaar zal de branche onderdeel worden van het emissietradingsysteem. De vraag is dan of het niet logischer is om naast de CO2-uitstoot ook te kijken naar de uitstoot van NOx en roet en naar het geluidsniveau. Ik ben geen deskundige op dit gebied, maar ik kan toch al vier belangrijke factoren noemen. Er zullen vast nog meer variabelen zijn. Ook de samenloop van de factoren moet bezien worden. Het is onhandig om een belastingsysteem dat is gebaseerd op de uitstoot van CO2 helemaal te moeten veranderen op het moment dat het emissietradingsysteem ingaat. Misschien kunnen wij een model maken waarmee wij daar naartoe kunnen groeien.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is de vraag of er zo veel verandert als er ook rekening wordt gehouden met de uitstoot van andere stoffen. Voor een deel lopen die zaken parallel, zoals de uitstoot van NOx en CO2. Er moet nu wel doorgepakt worden. Dit voorjaar krijg ik graag de nadere varianten. De staatssecretaris sorteert nu al voor op de deelname van de luchtvaart aan het emissiehandelssysteem. Dat laat echter onverlet dat wij een te hoge uitstoot van CO2kunnen belasten. Dat sluit elkaar niet uit.

Staatssecretaris De Jager:

Dat sluit elkaar inderdaad niet uit. Wellicht heeft alleen de factor "geluid" of de factor "CO2" een goede correlatie met de andere factoren. Omwille van de eenvoud kan dan op één variabele gedifferentieerd worden. Dat weet ik echter nog niet. De contouren daarvan kunnen wij in mei bespreken en op basis daarvan kan wetgeving worden voorbereid.

De heer Tang (PvdA):

Ik begrijp dat er meerdere manieren zijn om te differentiëren. Ik hoop echter niet dat die discussie tot afstel leidt. Er wordt nu al gesproken over het emissiehandelssysteem, terwijl dit nog niet van kracht is. Het lijkt erop dat de nadruk wordt gelegd op extra complicaties die mogelijk kunnen optreden. Ik hoor graag dat er in mei duidelijk zicht is op uitgewerkte voorstellen die snel geïmplementeerd kunnen worden.

Staatssecretaris De Jager:

Als de discussie met de Kamer loopt als een trein is het wellicht al mogelijk om in het Belastingplan 2009 wetgeving op dit terrein op te nemen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Kunt u toezeggen dat de mogelijke differentiatie budgettair-neutraal zal verlopen, dus dat er geen sprake zal zijn van hogere lasten?

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb al gezegd dat wij binnen de kaders van de begrotingsregels in het algemeen lastenneutraal opereren. Als wij bijvoorbeeld ten gevolge van de tweede tranche "vergroening" zouden kiezen voor het verschuiven van lasten op arbeid naar lasten op milieuvervuilend gedrag, zou het één echter best wat duurder kunnen worden en het ander wat goedkoper. Differentiatie an sich kan waarschijnlijk budgettair neutraal gebeuren, maar zou ook gekoppeld kunnen worden aan een tweede tranche "vergroening" waarbij arbeid voordeliger gemaakt kan worden. Dan ligt het weer anders.

Met betrekking tot de vliegbelasting op kleine vliegtuigen hebben de heren Irrgang en Cramer al opgemerkt dat zij blij waren met mijn toezegging in het wetgevingsoverleg om na te gaan of wij een soort forfaitaire heffing zouden kunnen invoeren. Ik hoop dat wij in het onderzoek ook datgene kunnen meenemen wat ik in mei heb aangegeven. Dan kunnen wij dit in de notitie in mei meenemen.

De heer Van der Vlies vroeg naar de versobering van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting. Ik ben niet op andere ideeën daarover gekomen. Wij houden als kabinet vast aan de voorstellen op dit punt. De uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de minst verdienende partner vormde een beletsel voor het betreden van de arbeidsmarkt door die minst verdienende partner. De voorgestelde maatregel beoogt verbetering van de arbeidsparticipatie van de niet- of minst verdienende partner. Wij doen dit geleidelijk. Deze belemmering wordt geleidelijk afgebouwd. Wij ontzien daarbij gezinnen met kinderen jonger dan vijf jaar. Wij hebben op dit punt een andere visie dan de SGP-fractie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dit was bekend. Daar schrik ik niet meer van, maar ik betreur het wel. Je verwacht immers van een kabinet met daarin drie geledingen waarvan er twee de "c" van "christelijk" in het vaandel dragen, dat het anders zou uitpakken. De staatssecretaris moet de zaak niet omdraaien. De overdraagbare algemene heffingskorting wordt voorgesteld als belemmering voor de niet-werkende partner aan wie die heffing toekomt, om de arbeidsmarkt te betreden. Het was juist andersom. De algemene heffingskorting is in onze regelgeving terechtgekomen om te voorkomen dat er bij de individualisering van de fiscaliteit en alles wat daarmee samenhangt, een nadeel zou ontstaan voor de niet-werkende partner die er in vrijheid voor koos – "keuzevrijheid" was het sleutelwoord – om thuis de kinderen te blijven verzorgen. Dit is eigen verantwoordelijkheid, zou ik zeggen. De staatssecretaris maakt een keuze, maar het is een verkeerde keuze. Ik heb de staatssecretaris in het wetgevingsoverleg de situatie voorgehouden dat er nu een ongelijkheid ontstaat voor degenen die in box 1 worden afgerekend en hen die een belastbaar inkomen opbouwen vanuit box 1 en box 3, en mogelijkerwijs ook box 2 maar dit is minder relevant. Daaruit komt een ongelijkheid voort. De rijken worden bevoordeeld en de armen, om het zo te zeggen, worden benadeeld. Ik vraag de staatssecretaris om hierop in te gaan. Ik heb dit bij herhaling aan hem voorgelegd. Hij zei dat het bij het arbeidsinkomen ook zo is, als beide partners dit hebben. Het gaat echter juist om één inkomen per eenheid.

Staatssecretaris De Jager:

Dit kabinet erkent juist de eigen verantwoordelijkheid voor beide partners om al dan niet te participeren in het arbeidsproces, maar wij zien tegelijkertijd dat de heffingskorting in ieder geval voor één van de twee een prikkel is om dat niet of in mindere mate te doen. Die belemmering willen wij wegnemen. Dat betekent dat er nog steeds keuzevrijheid is. Wij ontnemen geen enkele vorm van keuzevrijheid, maar de financiële prikkel om als niet-verdienende partner niet toe te treden, wordt langzaam afgebouwd.

Dan de vraag over box 3. Belastingplichtigen met een box 3-inkomen kunnen het inderdaad zo regelen dat zij de beperking van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting ontwijken. Dat is ook besproken in het wetgevingsoverleg en ik ben daarop ingegaan. Ik heb daarbij uitgesproken dat dat het gevolg is van ons fiscale stelsel. Heffingskortingen worden verrekend met de verschuldigde inkomstenbelasting. Eigenlijk pleit de heer Van der Vlies voor een verbijzondering per box. Dit leidt tot een stelsel dat niet meer hanteerbaar en niet meer goed uitvoerbaar is. Dit maakt het veel te ingewikkeld ten opzichte van de huidige situatie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Is keuzevrijheid werkelijk een vrijheid als het je € 2034 kost?

Staatssecretaris De Jager:

Er is sprake van keuzevrijheid als de partner die het minst of niets verdient een behoorlijk netto voordeel heeft van zijn toetreden tot de arbeidsmarkt. Deze persoon heeft nog steeds de vrijheid om wel of niet toe te treden, maar als hij gaat werken, krijgt hij een fatsoenlijk netto inkomen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Het afschaffen van de "thuiszitbonus", zoals wij dat langzamerhand zijn gaan noemen, geeft een rol aan de keuzemogelijkheid. Ik begrijp niet waarom de bonus zo langzaam wordt afgeschaft. Het effect op de werkgelegenheid is het grootst als je de bonus snel afschaft.

Staatssecretaris De Jager:

Het is een forse wijziging van ons stelsel. Wij vinden een afbouw in vijftien jaar een nette manier om mensen die nu gebruikmaken van de bonus te laten wennen aan de nieuwe situatie. Het kabinet heeft een abrupte afschaffing van de bonus minder wenselijk gevonden. Dat is een keuze.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dat begrijp ik, maar vijftien jaar is wel een heel lange periode om te wennen. Ik vraag mij af of wij de vergrijzingsproblematiek die wij zien aankomen wel goed oppakken. Ik wil hier pleiten voor een snellere aanpak. Vijftien jaar is wel heel lang. Over twintig jaar komen wij zo'n 6% te kort op de arbeidsmarkt, al zouden wij iedereen inzetten.

Staatssecretaris De Jager:

Over twintig jaar is in ieder geval de heffingskorting afgeschaft! Het antwoord op de vraag van mevrouw Koşer Kaya ligt in de vergrijzingsproblematiek. Deze grijpt in op langere termijn. Wij hebben scenario's voor het berekenen van bepaalde effecten tot wel 200 jaar. Ook het Centraal Planbureau rekent met dergelijke scenario's om de houdbaarheid van maatregelen te bepalen. Deze maatregel blijkt heel effectief te zijn. Er is nagenoeg geen verschil in effect op de vergrijzingsproblematiek wanneer je de maatregel heel snel, in vijf jaar, of in vijftien jaar afschaft.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Er is wel een verschil in effect op de werkgelegenheid. De staatssecretaris kan dit niet ontkennen. De afschaffing moet dus sneller plaatsvinden.

Staatssecretaris De Jager:

De heer Tang heeft een vraag gesteld over het onderwerp van de heffingskorting. Zijn vraag ging over de verzilvering, het niet-gebruik en de vereenvoudiging ervan. Onlangs hebben beide Kamers het door de minister voor Jeugd en Gezin en mijzelf ingediende wetsvoorstel voor de Wet op het kindgebonden budget goedgekeurd. Door deze wet zal de verzilveringsproblematiek van de kinderkorting tot het verleden behoren, aangezien deze wordt omgezet in een toeslag die door de Belastingdienst wordt uitgekeerd. Het maximale positieve inkomenseffect hiervan bedraagt maar liefst 5%. Een groot deel van de "credits" hiervoor gaat naar de nieuwe burgemeester van Leeuwarden, de heer Crone, die over de verzilveringsproblematiek een motie heeft ingediend. Ik benadruk dat het kabinet bij de vaststelling van de maatregel voor 2008 in het koopkrachtbeeld rekening heeft gehouden met eventuele verzilveringsproblemen.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Er is een verzilveringsprobleem en een probleem van niet-gebruik. De heer Tang heeft op de grote complexiteit van de kortingen gewezen. Hoe schat de staatssecretaris de link tussen verzilvering, niet-gebruik en complexiteit in? Is het nuttig daarnaar eens te kijken?

Staatssecretaris De Jager:

Wij kunnen er eens kritisch naar kijken. Het is immers complex. Uit het oogpunt van complexiteit en vereenvoudiging is een toeslag overigens erger dan een korting. Wij moeten de discussie daarover echter blijven voeren. In het koopkracht- en lastenbeeld 2009 zal de regering bezien of de combinatiekorting, die de laatste jaren versoberd is, nog wel past naast de inkomensafhankelijke combinatiekorting, die wordt geïntensiveerd. Vanwege de samenloop van verschillende kortingen is de verzilveringsproblematiek overigens al sterk afgenomen in de laatste jaren. Het kindgebonden budget draagt daar ook een steentje aan bij omdat dat leidt tot minder verzilveringsproblematiek met andere kortingen. Het lijkt mij goed om in de koopkrachtdiscussie voor 2009 de stand van zaken weer met elkaar te bespreken.

Ik kom te spreken over de inkomenseffecten van de buitengewone-uitgavenregeling. De heer Vendrik heeft gevraagd welke huishoudens daar nadeel van ondervinden. Het is natuurlijk moeilijk om aan te geven op welke inkomens het nadeel neerslaat. Het meest algemene antwoord is dat de huishoudens die gebruik maken van de BU en voor wie de verlaging van de drempel niet opweegt tegen het vervallen van de aftrek voor de ZVW-premies, nadeel ondervinden. In het generieke koopkrachtbeeld is rekening gehouden met de wijzigingen in de BU. Als gevolg van de verschillende maatregelen ter verbetering van de koopkracht treedt bijvoorbeeld voor de 65-plussers een lichte verbetering van de standaard koopkracht op. Negatieve effecten van de wijzigingen van de BU voor chronisch zieken en gehandicapten worden in veel gevallen gecompenseerd door het afschaffen van de no claim.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vind dit heel onbevredigend, al begrijp ik dat de materie lastig is. Het kabinet vraagt de steun van de Kamer voor het schrappen van een deel van de regeling waardoor per saldo 400 mln. wordt binnengehaald. Dat is nogal wat. Dat komt rechtstreeks uit de portemonnee van burgers. Ik begrijp dat er eigenlijk geen helderheid is over waar dat grosso modo vandaan komt. Ik vind dat niet goed. Ik vraag de staatssecretaris om mij er desnoods in tweede termijn van te overtuigen dat het bedrag is verspreid over het koopkrachtbeeld. Het kabinet moet over die informatie beschikken want anders gaat het niet over tot een dergelijke maatregel. De groepen zijn daarvoor te kwetsbaar op het punt van hun inkomen.

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb al eerder aangegeven, ook in het spoeddebat over de BU, dat de maatregelen in het algehele beeld van de koopkracht bezien moeten worden. Het kabinet neemt een heleboel maatregelen. Standaardhuishoudens verliezen € 35 en meerpersoonshuishoudens verliezen € 165 aan fiscaal voordeel. Zij gaan er echter € 91 per volwassene op vooruit als gevolg van de lagere verplichte eigen betaling in de gezondheidszorg. U bekijkt de maatregel steeds geïsoleerd maar deze maakt onderdeel uit van het totale koopkrachtbeleid van het kabinet. Ook 2008, een moeilijk jaar voor de koopkracht, ziet er relatief rooskleurig uit voor de kwetsbare groepen afgezet tegen de hogere inkomens. U kunt dus niet zeggen dat het koopkrachtbeeld onevenwichtig is. Dat is het namelijk niet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Lieve staatssecretaris, dit vraag ik u allemaal niet. Ik kan ook lezen. Ik heb de betreffende pagina's in de begroting Sociale Zaken waarop het meest uitgebreide koopkrachtoverzicht staat, stuk gelezen. Ik weet het allemaal. Ik kan ook rekenen en ik weet ook dat de verlaging van de drempel en de standaardkosten het meest gunstig zal uitpakken voor de mensen die daar het meest mee te maken hebben. Ik kan dat allemaal volgen. Ik weet echter niet wie die 400 mln. op tafel leggen. Ik kom nog niet eens aan een oordeel toe over het algemeen koopkrachtbeeld en of dat allemaal deugt of niet. Ik wil gewoon weten wie die 400 mln. ophoesten. Ik vind dat een gerechtvaardigde vraag. Ik constateer dat u mij daarop geen antwoord geeft. Ik vind dat niet goed. Zo verwerft u mijn steun niet. Ik heb u daarom in eerste termijn opnieuw gevraagd om mij uit te leggen wie die 400 mln. betaalt, zonder waardeoordeel. Ik vraag u dat nu weer.

Staatssecretaris De Jager:

Voor zover die vraag te beantwoorden is, heb ik die beantwoord. Degenen die relatief veel bijzondere ziektekosten hebben maar tot op heden niet aan die hoge drempel kwamen, gaan erop vooruit. Onder de degenen die het betalen, valt onder andere de categorie die het moest hebben van de standaard ziektekostenpremies. Daarvan heeft de heer Vendrik gezegd dat het goed is dat deze eruit gaat, omdat het vreemd is dat de standaard ziektekostenpremies in die buitengewone uitgavenregeling zit. De stijging van de BU had ook vooral te maken met de standaard ziektekosten. Een andere categorie heeft betrekking op brillen. Hierbij was sprake van een soort multipliereffect. Mensen kochten een mooie dure bril voor € 400 en hadden vervolgens een aftrekpost van € 1500. Dat gebeurde allemaal in deze regeling van de BU en wij proberen dat gaandeweg gefaseerd af te schaffen. Wij willen een betere regeling daarvoor in de plaats stellen die meer is gericht op chronisch zieken en gehandicapten, conform de tekst van het coalitieakkoord.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De staatssecretaris beargumenteert de principiële vraag niet die nog vooraf gaat aan de vraag van de heer Vendrik. Hij gooit namelijk oude schoenen weg voordat hij nieuwe heeft. Wil de staatssecretaris dat nu eens goed beargumenteren? Hoe is dit mogelijk? Hoe kan het zijn dat de BU weggestreept wordt voordat er een nieuw voorstel ligt?

Staatssecretaris De Jager:

Ik kom daar nog op. Ik kan wel gelijk antwoorden, maar als u iedere keer zegt dat ik uw vraag niet beantwoord terwijl ik de vraag nog moet beantwoorden, dan kom ik ook nooit toe aan de beantwoording van de andere vragen.

De voorzitter:

Ik stel voor, dat de staatssecretaris dit blokje afmaakt en dat ik daarna ruimte geef voor interrupties.

Staatssecretaris De Jager:

De nieuwe regeling voor chronisch zieken en gehandicapten is op dit moment in voorbereiding. Dat gebeurt in nauw overleg met onder meer de CG-Raad. De eerste contouren van die nieuwe regeling hebben collega Bussemaker en ik geschetst in onze brief van 1 november jongstleden. De CG-Raad heeft zich tot op heden voorzichtig positief uitgelaten over deze contouren. Wij hebben er alle vertrouwen in dat wij op de goede weg zijn en dat deze nieuwe regeling op 1 januari 2009 zal werken. Vanwege dat vertrouwen durf ik met een gerust hart de fiscale buitengewone uitgavenregeling, waarvan wij allemaal met elkaar moeten constateren dat die niet werkt, per die datum te laten vervallen. Dan weten wij ook met zijn allen waar wij aan toe zijn. Dan weten wij ook dat wij per die datum een nieuwe regeling in de plaats moeten hebben van een regeling die gewoon niet de betreffende doelgroep heeft bereikt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Is dit het antwoord op mijn vraag? Ik wil gewoon dat de staatssecretaris uitgebreid beargumenteert waarom oude schoenen weggegooid worden voordat er nieuwe in de plaats zijn.

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb al gezegd dat het kabinet op dit moment voorstellen aan het voorbereiden is en dat het daarmee op de goede weg is. Die voorstellen moeten vóór 1 januari 2009 in wetgeving worden omgezet. Per 1 januari 2009 vervalt pas de wetgeving. Het is dus niet zo dat oude schoenen worden weggegooid voordat er nieuwe zijn. Wij hebben nog niets weggegooid. Het is wel goed dat de wetgever in wetgeving ook duidelijkheid verschaft over wat hij beoogt. Het is heel vreemd als er in 2008 een nieuwe wet wordt ingediend en daarover wordt gedebatteerd, terwijl het net lijkt alsof er in 2009 nog een andere regeling van kracht is.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Maar er ligt geen voorstel!

De voorzitter:

U hebt deze vraag nu twee keer gesteld. Het antwoord bevalt u alleen niet. Er is ook nog een tweede termijn. De heer Irrgang mag nu een vraag stellen.

De heer Irrgang (SP):

Ik zit eigenlijk met hetzelfde punt als de heer Vendrik: wie brengt die 400 mln. nu op? Volgens mij zijn dat onder andere de arbeidsongeschikten, die relatief veel ziektekosten hebben. Natuurlijk zitten daar veel premies bij. De relatief lage inkomens gaan snel over die drempel heen, dus dat zijn onder andere de groepen die deze 400 mln. gaan opbrengen. Kunt u daar op ingaan?

Staatssecretaris De Jager:

Die 400 mln. komt uit het uitnemen van de standaard premies en het verlagen van de drempel. Arbeidsongeschikten die kennelijk relatief veel bijzondere ziektekosten zullen hebben, kunnen dan ook hun aftrek genieten. U kunt die conclusie dus niet trekken. Arbeidsongeschikten behoren in het koopkrachtbeeld tot de standaard huishoudens. De effecten die wij nu niet voorzien, kunnen wij met betrekking tot de koopkrachtdiscussie voor 2009 beargumenteren en bespreken. Op dat moment zal het kabinet ook met aanvullende maatregelen kunnen komen als het wel zo blijkt te zijn.

De heer Irrgang (SP):

Ik word verkeerd begrepen. Ik doel niet op chronisch zieken, maar ik doel op arbeidsongeschikten. Zij hebben relatief hoge ziektekosten. Die premie drukt dan heel erg zwaar op hun inkomen. Dat zijn dus de mensen die misschien niet die 1,65% halen aan bijzondere ziektekosten die per 1 januari 2008 geldt, maar zij gaan nu wel over de drempel van 12%. Dat is onder andere een groep die de bezuiniging van 400 mln. op zijn bord krijgt per 1 januari 2008. Het gaat dus niet om 1 januari 2009.

Staatssecretaris De Jager:

U suggereert dat de Tegemoetkomingsregeling buitengewone uitgaven zuiver een koopkrachtondersteunende maatregel is. In het coalitieakkoord is afgesproken dat er een nieuwe regeling moet komen die meer gericht is op chronisch zieken en gehandicapten. Daar is het kabinet op dit moment mee bezig. Wat betreft arbeidsongeschikten verwijs ik u naar de koopkrachtplaatjes, waarin de BU-maatregelen zijn meegenomen. Deze plaatjes zien er helemaal niet negatief uit.

De heer Tony van Dijck (PVV):

De staatssecretaris vraagt ons in te stemmen met afschaffing van de BU-regeling in 2009 zonder dat wij weten hoe de nieuwe regeling er uit zal zien. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij het laten vervallen van de BU-regeling in 2009 schrapt uit het Belastingplan, totdat wij weten hoe de nieuwe BU-regeling er uit komt te zien?

Staatssecretaris De Jager:

Nee, want dit kabinet heeft zich gecommitteerd aan het vormgeven van een nieuwe regeling in 2008. Staatssecretaris Bussemaker en ik hebben de contouren van deze nieuwe regeling in een brief aan de Kamer geschetst. Wij zullen in 2008 zo snel mogelijk met een voorstel komen voor een nieuwe regeling. Dat betekent ook dat de huidige BU-regeling per 1 januari 2009 komt te vervallen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Laat ik het eens op een andere manier proberen, want ik ken de staatssecretaris als een redelijk man die gevoelig is voor argumenten. Hij heeft in zijn korte carrière als staatssecretaris gemerkt hoe gevoelig deze regeling ligt en hoezeer deze regeling belast is met politieke geschiedenis. Ik denk dat wij het er snel over eens zijn dat het gaat over mensen in een kwetsbare situatie. Wij moeten dan ook wel twee keer nadenken voordat wij gaan schuiven in de techniek of de regeling gaan overhevelen. Het ligt allemaal gevoelig.

Het kabinet heeft zijn huiswerk nog niet op orde, want de regeling is er nog niet. Wij weten behalve de vage contouren uit de brief van beide staatssecretarissen nog niet wat het kabinet van plan is. Toch vraagt de staatssecretaris politiek commitment voor dit gevoelige dossier om de bestaande regeling in zijn totaliteit alvast maar af te schaffen. Mag ik in redelijkheid van deze staatssecretaris verwachten dat hij de weerstand hiertegen bij sommige Kamerleden begrijpt? Hij heeft niet echt een verhaal over waarom dit per se nu geregeld moet worden. Zou het niet een investering in het wederzijdse vertrouwen zijn om te besluiten om vast te houden aan het bedrag van 400 mln. en de totale afschaffing per 1 januari 2009 uit het Belastingplan te halen? Tot afschaffing wordt pas overgegaan op het moment dat de nieuwe regeling in haar compleetheid bij de Kamer bekend is.

Staatssecretaris De Jager:

De thematiek ligt gevoelig. Dat is precies waarom het kabinet bezig is om een nieuwe regeling te ontwerpen die beter functioneert en sterker is gericht op de groep chronisch zieken en gehandicapten. Het kabinet blijft eraan vasthouden aan invoering van de nieuwe regeling op 1 januari 2009. In het coalitieakkoord was sprake van invoering per van 1 januari 2008. Dat is inderdaad niet gelukt, juist omdat wij zorgvuldig een nieuwe regeling willen ontwerpen. Voor zorgvuldigheid hebben wij nu alle ruimte, omdat wij een jaar extra hebben. Wij kunnen met een gerust hart zeggen dat er per 1 januari 2009 een nieuwe regeling is. Het zou een slecht signaal zijn om de huidige BU-regeling in stand te houden. Ook de uitvoeringsinstantie moet immers weten waar zij aan toe is.

De voorzitter:

Dit is een belangrijk debat. Daarom ga ik ook ruimhartig om met interrupties. Ik verzoek te leden wel om de interrupties korter te houden en te ontdoen van lange inleidingen. Als dat niet gebeurt, zal ik het aantal interrupties moeten beperken en dat wil volgens mij niemand.

De heer Remkes (VVD):

Ik begrijp waarom de maatregelen voor 2008 nodig zijn. Die steun ik ook. Het is mij echter nog steeds niet duidelijk – de staatssecretaris heeft ook mij niet kunnen overtuigen – waarom ons nu wordt gevraagd om een besluit te nemen voor 2009. Dat begrijp ik gewoon niet.

Staatssecretaris De Jager:

Dit Belastingplan is een weerslag van de maatregelen die aan het begin van de kabinetsperiode zijn genomen. Dat betreft ook het vervangen van de buitengewone uitgavenregeling en het opstellen van een nieuwe regeling. Dat hebben wij in dit Belastingplan gedaan. Er staan ook maatregelen in voor 2009, juist om duidelijkheid te geven. Omdat wij een zorgvuldige regeling willen ontwerpen die echt beter is dan de huidige BU-regeling, heeft het kabinet de invoering van de nieuwe regeling één jaar verschoven, van 1 januari 2008 naar 1 januari 2009. De nieuwe regeling moet beter zijn gericht op chronisch zieken en gehandicapten.

De heer Van der Vlies (SGP):

Wij wisten uit het coalitieakkoord en de regeringsverklaring dat het kabinet dit van plan was. Dat is hier besproken. Waarom moeten wij nu beslissen over het deel dat per 1 januari 2009 van kracht zal worden?

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb al een aantal argumenten genoemd. In het spoeddebat is het kabinet al ingegaan op de verdeling over het inkomstenkader en het uitgavenkader. Er staat nog 950 mln. voor het uitgavenkader en 400 mln. voor het lastenkader op de lat. Het is beter om die verdeling, die in de Miljoenennota al is gemaakt, in het Belastingplan te bestendigen. Daar dient het Belastingplan ook toe. Uw vraag zou alleen gerechtvaardigd zijn als wij eraan zouden twijfelen of het lukt om in 2008 een goede regeling op te stellen ten behoeve van 2009. Die twijfel deelt het kabinet in het geheel niet. Daarom hebben wij, naast een aantal andere voorstellen voor 2009, ook duidelijkheid geschapen op dit punt. Het was immers eerst de bedoeling om de nieuwe regeling per 1 januari 2008 in te voeren.

De heer Van der Vlies (SGP):

Een kabinet treedt aan met diverse voornemens. Dat kunnen gerechtvaardigde voornemens zijn, bekritiseerde of toegejuichte. Dat is allemaal prima. Die hoeven echter toch niet allemaal in het eerste beste belastingplan neergeslagen te worden, anders dan voor het aanstaande jaar waarover het Belastingplan gaat?

Staatssecretaris De Jager:

Wij hebben de afspraken uit het coalitieakkoord wel opgenomen in dit Belastingplan. Dat zijn echter niet de enige beleidsvoornemens die het kabinet heeft. Hier zijn wij niet mee uitgeregeerd. Ook voor de komende jaren kan de Kamer beleidsrijke plannen van het kabinet in het kader van het Belastingplan tegemoet zien.

De fracties van de SGP en de SP hebben gevraagd naar aftrekbaarheid van adoptiekosten. Het handhaven of introduceren van een fiscale regeling als tegemoetkoming voor adoptiekosten ligt na de afschaffing van de fiscale regeling voor buitengewone uitgaven niet voor de hand. Ik heb al gezegd dat ik bereid ben om te overleggen met de minister van Justitie om te bezien of er alternatieven zijn. Tijdens de behandeling van de begroting van Justitie heeft de minister zijn bereidheid uitgesproken om hierover te overleggen. Omdat de aftrek voor adoptiekosten in 2008 nog zal bestaan, hebben wij nog even de tijd om een zorgvuldige afweging te maken. Laten wij die tijd nemen. Ik kan nu nog niet vooruitlopen op een eventuele alternatieve regeling voor adoptiekosten, want ik beperk mij tot fiscale maatregelen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Stel dat een jong stelletje dat op adoptie is aangewezen en daarvoor heeft gekozen in maart 2008 een kindje adopteert. Wat gebeurt er dan?

Staatssecretaris De Jager:

Dat is geen probleem. Ik heb al gezegd dat de regeling voor de adoptiekosten in 2008 nog blijft bestaan.

De aftrek van de verzekeringspremie voor de buitengewone uitgaven komt te vervallen. Dat wordt breed gesteund. Ik vraag mij dan wel hardop af, of het logisch zou zijn dat enerzijds de verzekeringspremie niet meer aftrekbaar is, maar dat een andere groep, de gemoedsbezwaarden, die ervoor kiezen zich niet te verzekeren, kosten wel kan aftrekken. Dat zou een vreemde begunstiging van die laatste groep zijn. Ik ben voor een eerlijke behandeling van beide groepen, maar in het voorstel dat wij doen worden die twee groepen gelijk behandeld in de situaties waarover de heer Van der Vlies sprak.

De heer Van der Vlies (SGP):

Leg mij dan eens uit hoe zij gelijk behandeld worden. Ik ben gevoelig voor het argument van de staatssecretaris dat het een drempel voor niet verzekerden zou kunnen zijn als de premie voor verzekerden niet meer aftrekbaar is. Dan heb je ze gelijk behandeld. Alles wat daar bovenuit stijgt, is een piekbelasting voor niet verzekerden, die de draagkracht ernstig kan aantasten. Daarmee pasten zij in de regeling voor de aftrek van buitengewone lasten. Dat gaf ze een klein beetje lucht. Dat was natuurlijk nooit voor 100%, maar dat vraag ik ook niet.

Staatssecretaris De Jager:

Ik ga er even van uit dat de verzekeringspremie ongeveer hetzelfde is als de gemiddelde betaling. De verzekeringspremie is niet meer aftrekbaar. De gemoedsbezwaarde die zich niet verzekert kent pieken en dalen in zijn uitgaven, maar het is ook denkbaar dat hij tien jaar lang helemaal niets kwijt is en dan ineens hoge kosten heeft. Als je die kosten uitsmeert, komen zij neer op tien jaar premie betalen. Ik begrijp best dat die piek moeilijk op te vangen is, maar de verzekering is nu juist bedoeld om een piek op te vangen. Die piek zou aftrekbaar zijn, terwijl degenen die netjes elk jaar premie betalen geen aftrekmogelijkheid hebben gehad. Fiscaal is het dus minder logisch om vast te houden aan een regeling voor aftrek van ziektekosten die verzekerbaar waren, maar waarbij de mensen ervoor gekozen hebben ze niet te verzekeren.

Misschien is een speciale regeling binnen de wetgeving voor de zorgverzekering mogelijk. Ik ben hartelijk bereid het probleem door te geleiden naar de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer Klink. Fiscaal zie ik echter geen aanleiding om er iets aan te doen.

De heer Van der Vlies (SGP):

De staatssecretaris is bereid om met de minister van Justitie en met die van VWS te spreken. Wanneer kan ik daar iets over horen?

Staatssecretaris De Jager:

De vragen over de gemoedsbezwaarden zal ik doorgeleiden naar de heer Klink. De vraag over de adoptiekosten zal ik doorgeleiden naar de minister van Justitie. Tijdens de behandeling van de begroting van Justitie heeft de Kamer overigens al iets van hem gehoord. Ik zal beiden verzoeken nog dit jaar met de heer Van der Vlies in contact te treden.

Verschillende fracties hebben de topinkomens aan de orde gesteld. Ik heb goed geluisterd naar wat menigeen hierover heeft gezegd. Met betrekking tot het eigenwoningforfait begrijp ik dat er bezwaren leven tegen het ineens verhogen van het percentage naar 2,35 voor woningen boven 1 mln., in combinatie ook nog eens met het vervallen van het plafond in het eigenwoningforfait, zoals in het Belastingplan staat. De heer Remkes is helemaal tegen de maatregel. Zijn bezwaren beperken zich niet tot de snelheid van invoeren. Dat is mij bekend.

De heer Remkes (VVD):

In het wetgevingsoverleg heb ik een aantal elementen genoemd die in een wat meer principiële benadering van de fiscale behandeling van de eigen woning zouden kunnen zitten. Ik zou het dan ook op prijs stellen als de staatssecretaris nu zou toezeggen dat wij in 2008 wat meer ten principale van gedachten zouden kunnen wisselen over de fiscale behandeling van de eigen woning.

Staatssecretaris De Jager:

Ik dacht dat de heren Vendrik en Irrgang hiermee zouden komen. Dat u er nu mee komt!

De heer Remkes (VVD):

...

De voorzitter:

De heer Remkes heeft niet het woord. Ik vraag de staatssecretaris om de leden niet direct aan te spreken, laat staan tot een interruptie uit te lokken. De heer Remkes heeft u een vraag gesteld en ik verzoek u om die vraag nu te beantwoorden.

Staatssecretaris De Jager:

Ik zal antwoorden zoals ik al eerder aan het adres van de heren Vendrik en Irrgang heb gedaan. Zij zouden dat ook heel graag willen doen. Het kabinet is echter niet voornemens om ten principale de fiscale behandeling van de eigen woning ter discussie te stellen. Dat is ook in het Coalitieakkoord afgesproken.

De heer Remkes (VVD):

Waarom eigenlijk niet? De staatssecretaris legt dat nu op tafel, maar misschien kan hij wat meer gemotiveerd aangeven waarom er geen wat meer langetermijnvisie wordt gegeven, even los van de inhoud. Ik lees natuurlijk ook al die passages, ook over het huurbeleid. Het huurbeleid is inmiddels ter discussie gesteld, want de huurverhoging is bevroren.

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb al aangegeven dat de coalitiepartijen bij de totstandkoming van dit kabinet besloten hebben om de fiscale behandeling van de eigen woning niet ter discussie te stellen. De reden is om op dit punt toch een zekere rust en zekerheid te geven. Daarop kan de vraag gesteld worden of de eigenaren van huizen met meer dan 1 mln. WOZ-waarde zekerheid hebben. De passage uit het Coalitieakkoord was hiervoor in mindere mate bedoeld. Het gaat hierbij namelijk om een heel beperkte categorie woningen. Toch wilde ik in het kader van die zekerheid een toezegging doen aan de Tweede Kamer.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Ik ben ternauwernood van de schrik bekomen. Ik wil dan ook even van de staatssecretaris vernemen of hij het ook zo gehoord heeft. Heeft hij dus ook gehoord dat de VVD eigenlijk de hypotheekrenteaftrek ter discussie stelt?

De heer Remkes (VVD):

...

De voorzitter:

Mijnheer Remkes, u hebt niet het woord. De staatssecretaris antwoordt eerst op de vraag van de heer Kortenhorst.

Staatssecretaris De Jager:

De timing is iets fantastisch. Ik was net bezig om een nota van wijziging aan te kondigen. Die moet ik nog lezen en tekenen, maar daarin staat dat de maatregel voor het eigenwoningforfait gefaseerd wordt, mede naar aanleiding van de opmerking in de Kamer dat het ineens verhogen van het percentage naar 2,35 voor woningen boven 1 mln. WOZ-waarde wel heel fors is. De fasering verloopt in die zin dat eerst het plafond eruit gehaald wordt. Daar heeft de heer Vendrik ook jaar in jaar uit voor gepleit. Immers, de kast van een huis van 3 mln. werd nu voor de helft van de waarde belast. Dat verandert dus direct in 2009. In acht achtereenvolgende jaren zal in zeven stapjes het percentage van het eigenwoningforfait voor de categorie woningen van meer dan 1 mln. stijgen naar 2,35.

De heer Remkes (VVD):

Dat sluit ook keurig aan bij de opmerking die de heer Kortenhorst zojuist maakte. In het wetgevingsoverleg is namelijk vastgesteld dat het percentage van 2,35 alles te maken heeft met de fiscale behandeling van de woning in box 3. Dat raakt dus direct aan de hypotheekrenteaftrek. Ik begrijp dat de staatssecretaris nu zegt: wij nemen het voorstel uit het Belastingplan 2008 niet terug, maar wij voeren het gefaseerd in. Ten principale wordt dus niet tegemoetgekomen aan de wens van de fractie van het CDA.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik was al bang dat de staatssecretaris met deze nota van wijziging zou komen. Mijn simpele vraag is: waarom.

Staatssecretaris De Jager:

Naar aanleiding van vragen van de heer Kortenhorst heb ik gezegd dat een stijging in één keer van 0,55% naar 2,35% wel heel fors is; het is méér dan een verviervoudiging. Ook dit kabinet vindt het belangrijk om zekerheid te verschaffen. Als eerste maatregel wordt het plafond eruit gehaald. Toen enkele plannen van het Belastingplan uitlekten en de heer Vendrik dacht dat het plafond eruit gehaald zou worden, sprak hij daarover met veel genoegen op de televisie, met op de achtergrond een heel groot huis. Dat plafond wordt er al in 2009 uitgehaald. Daarna wordt het eigenwoningforfait in stapjes verhoogd, omdat wij een geleidelijke invoering wensen.

Mevrouw Koşer Kaya vroeg zojuist waarom wij de heffingskorting in 15 jaar tijd aanpakken. Daarbij gaat het slechts om iets meer dan € 2000.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Neem mij niet kwalijk, alsof dat vergelijkbaar is! Dat gaat over mensen met een normale beurs. Hier hebben wij het over mensen met een kast van een huis. Het kabinet geeft het CDA ineens gelijk door te zeggen: nou, nou, nou zeg, dat is een lastenverzwaring voor deze burgers! Daar moeten wij acht jaar over doen en geen spat minder!

Ik begrijp er helemaal niets van, staatssecretaris. Het was uw minister die hier bij de algemene financiële beschouwingen zei: allemaal leuk en aardig die ideeën van het CDA, maar zij komen niet in de plaats van de maatregelen in het Belastingplan voor het eigen huis en het pensioensparen Wij zullen het hem vanavond rechtstreeks. Ik constateer nu dat de staatssecretaris daarvan afwijkt. Ik constateer dat er ergens koehandel heeft plaatsgevonden.

Waarom, waarom krijgt het CDA nu ineens gelijk op dit punt, terwijl er geen voorstel op tafel ligt om topinkomens op een andere manier aan te pakken? Komt de staatssecretaris met zo'n voorstel? Nee! Dan kan ik maar één ding bedenken, namelijk dat het met gister­avond te maken heeft. Het CDA moet door de bocht met het ontslagrecht. Daar moet men stilstaan. Dan staan de staatssecretaris en minister Bos stil als het gaat om de fiscale aanpak van topinkomens. Wat een vertoning, voorzitter!

Staatssecretaris De Jager:

Ik had overigens verwacht dat de heer Vendrik blij zou zijn dat deze maatregel doorgaat. Er wordt dan wel ruimte geboden voor fasering, maar het plafond is er meteen uit vanaf het eerste jaar.

Ik heb gehoord dat de coalitiepartijen overwegen een motie in te dienen over alternatieven voor het aftoppen van de pensioenpremie. Als een dergelijk motie zich aandient, zal het kabinet zich daarover serieus beraden. Ik wacht de exacte formulering van de motie af. Als de motie ons daartoe oproept, komen wij wel degelijk met alternatieve maatregelen die zich richten op excessieve beloningen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Wat een slappe hap, wat een slappe hap! Het voorstel van het CDA is er nog niet. Vorige week was het onmogelijk om ook maar iets met het eigenwoningforfait te doen. Nu ineens kan het gefaseerd worden ingevoerd. Wij vragen terecht wat er in de tussentijd is gebeurd. Wij krijgen geen antwoord. De staatssecretaris zegt dat het eigenwoningforfait niets met belastingen of met de woningmarkt te maken heeft. Wij mogen daar niet over praten. Maar het heeft wel degelijk met die woningmarkt te maken en met de vraag hoe dit kabinet betrokken wil zijn op de woningmarkt.

De voorzitter:

Ook voor u geldt, of u een vraag wilt stellen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Mijn eerste vraag heb ik al gesteld. Wat is er de afgelopen week veranderd dat faseren nu wel mogelijk is en dat er ineens een nota ligt, terwijl er niet eens een voorstel van het CDA op tafel ligt?

Staatssecretaris De Jager:

Ik constateer, en ik hoop dat mevrouw Koşer Kaya dat kan onderschrijven, dat ik nooit heb aangegeven dat het niet mogelijk was om deze maatregel te faseren. Dat zegt zij ten onrechte. Verder wijs ik erop dat de woordvoerder van het CDA in de eerste termijn duidelijk is ingegaan op de invoeringsproblematiek. Die problematiek kan zich voordoen als de maatregel ineens een verviervoudiging van het eigenwoningforfait met zich meebrengt. Wij hebben naar de opmerkingen daarover goed geluisterd. Vervolgens heb ik gezegd dat de maatregel structureel geen gevolgen heeft. Er wordt namelijk gekozen voor oplopende stapjes. Verder heb ik erop gewezen dat deze maatregel niet enorm veel geld oplevert. Wij zien dan ook geen problemen met het gefaseerd invoeren van dit eigenwoningforfait. Dat heeft te maken met het verzoek dat in de eerste termijn is gedaan.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Ik dank u voor deze toezegging. U hebt gezegd dat u een motie van de kant van de coalitiepartijen met eventuele alternatieven positief zult bezien. Hebt u ook zicht op de termijn? Er zijn wat dat betreft namelijk nogal zorgen uitgesproken. Hebt u enig idee hoe snel u met een antwoord op die alternatieven kunt komen? Vorige week hebben wij van de minister daarover wel een brief gehad, maar die was niet erg duidelijk. Hij schreef dat er meer tijd nodig was. Hoeveel denkt u dat er nodig is?

Staatssecretaris De Jager:

Ik ga er wel vanuit dat u in uw tweede termijn een motie indient. Daar wil ik dan eerst kennis van nemen en vervolgens kan het kabinet snel tot actie komen. Sinds de algemene politieke en de algemene financiële beschouwingen is het denken hierover natuurlijk niet stopgezet. Dat heeft ook de heer Bos aangegeven. Wij zijn echter nog niet met concrete alternatieven gekomen, maar als een motie ons daartoe oproept, zullen wij dat zo snel mogelijk doen. Wij denken dat alternatieven mogelijk zijn, maar ik wacht eerst de motie af.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Ik heb natuurlijk geen gaatje in mijn hoofd. De avond voorafgaande aan de behandeling van het Belastingplan komt er blijkbaar ineens een oplossing voor de kwestie van het ontslagrecht. Deze staatssecretaris zegt een motie die nog niet eens is ingediend positief te willen beoordelen. Graag krijg ik een eerlijk antwoord van hem op de vraag of deze bereidwilligheid voortkomt uit het resultaat van het gesprek over het ontslagrecht. Heeft hij de hint gekregen dat hij zich op dit punt wat gemakkelijker moet opstellen?

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb begrepen dat er een gesprek over het ontslagrecht heeft plaatsgevonden, maar ik ben daar niet bij aanwezig geweest. Er is nu geen sprake van een koppeling met het ontslagrecht. Wij behandelen het Belastingplan. Al lang geleden is het plenaire debat daarover voor vandaag geagendeerd. De bezwaren voor beide maatregelen zijn door de CDA-fractie sowieso sinds de algemene politieke beschouwingen naar voren gebracht. Ik kende die dus al. Tijdens de algemene financiële beschouwingen heeft de CDA-fractie haar bezwaren bevestigd. Lang voordat sprake kon zijn van de vermeende koppeling met het ontslagrecht hebben wij met een brief aangegeven dat het denken niet is stopgezet en dat het mogelijk is dat het kabinet met alternatieven komt. Die brief hield die mogelijkheid dus open, mijnheer de voorzitter.

De heer Irrgang (SP):

Wat is dat alternatief?

De voorzitter:

Mijnheer Irrgang, u hebt het woord niet.

Staatssecretaris De Jager:

Verder heb ik gezegd eerst de motie af te willen wachten. De heren Kortenhorst en Tang hebben echter in hun inbreng wel degelijk een aantal lijnen uitgezet. Zij hebben aangegeven waaraan zij denken en op basis daarvan zeg ik dat het mogelijk moet zijn met alternatieven te komen voor de pensioenmaatregel waarmee beter de desbetreffende groep in aanmerking wordt genomen.

De heer Tang (PvdA):

Er komt dus een voorstel van het kabinet voor de fasering van de maatregel voor het eigenwoningforfait. Mag ik wel concluderen dat de maatregel blijft gelden en dat dat betekent dat de maatregel betreffende de fiscale subsidies voor huizen van meer dan 1 mln. in stand blijft?

Staatssecretaris De Jager:

Inderdaad, dat mag u concluderen. Ik heb de nota van wijziging net doorgestuurd. Ik hoop dat die ruim voor de aanvang van de tweede termijn in uw bezit is, zodat u daarvan kennis kunt nemen. De Kamer zal dan blij zijn met de conclusie van de heer Tang dat onze voorstellen de maatregel in stand houden, alleen, er zal gefaseerd en met kleine stapjes worden gewerkt. De maatregel als zodanig wordt bestendigd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Waar is het alternatief? Dit kabinet – u, mijnheer de Jager, en de minister van Financiën – heeft elke keer gezegd: wij kunnen pas aan deze maatregelen komen als er een alternatief is. En zelfs dat werd in eerste instantie afgehouden. Het zou gaan om en/en. Nu komt u terug op pensioensparen, eigenhuis-/villabelasting wordt jaren uitgesteld en er is geen alternatief, niet van het CDA. U heeft geen commitment, u heeft zelf geen alternatief. Waar blijft dat alternatief? En als dat er niet is, opnieuw de vraag: waarom heeft u deze aanpak van topinkomens zo goed als weer ingeslikt?

Staatssecretaris De Jager:

Ik constateer dat er globaal oplossingsrichtingen zijn ingebracht in eerste termijn, bijvoorbeeld inhaalpremie en excessieve exitbonussen. Zodra er een motie ligt van de coalitiepartijen die de steun heeft van een Kamermeerderheid, zal het kabinet zich heel snel daarop beraden en met voorstellen komen, ook in de vorm van een wetsvoorstel, om dat in te voeren. Die toezegging heeft u. U doet net alsof het nu wordt uitgesteld en er geen alternatieven komen. Dat is een beetje voorbarig, want ik moet de motie afwachten. Maar als er een motie komt die het kabinet oproept om met alternatieven te komen...

De voorzitter:

Mijnheer de staatssecretaris, ik heb hier toch een probleem mee. Er is geen motie en het maakt dus ook geen onderdeel van de beraadslaging uit. Ik verzoek u dan ook daar niet op in te gaan, want dat lokt nieuwe interrupties uit. Dat zien wij eventueel in de tweede termijn. Dan kunt u erop ingaan. Ik verzoek u dit blokje af te handelen en door te gaan met uw betoog.

Staatssecretaris De Jager:

Dan ga ik naar het rapport van de Wereldbank. Ik ben het met mevrouw Koşer Kaya eens dat wij ons voordeel moeten doen met dat soort onderzoeken. Uit het onderzoek blijkt dat Nederland op het onderdeel "paying taxes" met 34 plaatsen is gestegen naar plaats 36, op zichzelf een serieuze stijging. Recentelijk zijn er nog meer wereldwijde onderzoeken gepubliceerd die ook iets zeggen over het vestigingsklimaat in den brede in Nederland. Het beeld dat uit die rankings komt is eveneens positief. In het onderzoek van het World Economic Forum staat Nederland op plaats tien, in het onderzoek van het International Institute for Management Development op plaats acht en in het onderzoek van de Economist Intelligence Unit op plaats zes. Bovendien zitten wij bij alle genoemde rankings in een stijgende lijn. In de brief die ik heb gestuurd naar aanleiding van uw vraag heb ik ook aangegeven dat dit natuurlijk niet betekent dat het kabinet stil moet zitten. Er zijn op dit moment ontwikkelingen in voorbereiding of al in gang gezet. Ook zijn er ontwikkelingen die in 2007 hebben plaatsgevonden en nog niet in de studie zijn meegenomen. Wij moeten daaraan blijven werken, zowel het kabinet als de Tweede Kamer, om ook op het gebied van belastingen zaken verder te vereenvoudigen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De staatssecretaris heeft het over ontwikkelingen. Dat vind ik fijn. Ik zou graag een overzicht krijgen van die ontwikkelingen, zodat wij kunnen kijken of er inderdaad een stap vooruit wordt gezet. Ik begrijp dat de staatssecretaris mijn zorg deelt dat het beter moet.

Staatssecretaris De Jager:

Inderdaad, dat laatste ben ik met mevrouw Koşer Kaya eens. Ik zal u een overzicht doen toekomen van de verschillende rankings, ook in het jaar daarvoor. In het kader van het dossier reductie administratieve lasten en bijvoorbeeld het vereenvoudigingsplan van de Belastingdienst hoop ik met de Kamer tot voorstellen te kunnen komen tot verdere reductie van de complexiteit.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Wanneer kunnen wij die voorstellen in de Kamer verwachten?

Staatssecretaris De Jager:

Het vereenvoudigingsplan is al in juni naar u gestuurd.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik bedoel het overzicht van alle aspecten die u nu noemt. Wanneer kunnen wij dat verwachten?

Staatssecretaris De Jager:

Dat overzicht van de posities die ik heb genoemd, ook in relatie tot onze positie vorig jaar, kan ik binnen een week sturen.

Ik kom bij de vraag van de heer Remkes over woningcorporaties in bredere context. Waarom hebben wij niet gewacht tot er een bredere visie is op de behandeling van de maatschappelijke onderneming in verhouding tot diensten van het algemeen maatschappelijk belang? Wat het kabinet betreft, is het duidelijk dat woningcorporaties professionele instellingen zijn geworden die weinig anders opereren dan andere ondernemingen. Daaruit hebben wij ook conclusies getrokken. Mij is niet duidelijk waarom wij daarmee zouden moeten wachten tot de meningsvorming over andere vormen van de maatschappelijke onderneming is afgerond. Zo'n stapsgewijze aanpak is niet gebruikelijk. Wij vinden het gebruikelijker om nu al wel in ieder geval bij de woningcorporaties een beslissing te nemen.

De heren Kortenhorst en Tang vroegen naar de constructieve interpretatie van de VSO voor 2006 en 2007 en naar een eventueel spoedige afstemming over een nieuwe VSO. Ik vind inderdaad dat zo veel mogelijk elementen van de huidige VSO hun waarde moeten behouden. Zoals ik in het wetgevingsoverleg al heb uiteengezet, ben ik daarom inderdaad voor een constructieve interpretatie van de huidige VSO; dat zeg ik toe. Overigens heb ik de woningcorporaties al uitstel verleend tot 1 februari 2008 voor het maken van de keuze tussen de twee in de VSO genoemde opties. Ik zal stimuleren dat de Belastingdienst met Aedes om de tafel gaat zitten om tot een nieuwe VSO te komen. Vanzelfsprekend zal de redelijkheid daarbij in acht genomen worden.

Indien het "Te woon"-concept niet van de grond komt, is natuurlijk de eerste vraag wat daarvan de oorzaak is. Als die oorzaak de fiscale behandeling zou zijn, sta ik natuurlijk open voor de vragen wat er precies aan de hand is, of er aanleiding is om er wat aan te doen en of daarvoor mogelijkheden bestaan. Dat zeg ik de Kamer inderdaad toe.

In mijn brief van 16 november ben ik al ingegaan op de problematiek van de herinvesteringsreserve en tussenvormwoningen. Ik heb er nog eens verder over nagedacht. Ik kom tot de volgende conclusies, die de Kamer als toezegging mag beschouwen. Tussenvormwoningen hebben diverse verschijningsvormen. Als de woningcorporatie de verplichting heeft de tussenvormwoning terug te kopen – dat is de zogenaamde afnameplicht – kan de teruggekochte tussenvormwoning als een bedrijfsmiddel worden aangemerkt, zodat afboeking van de herinvesteringsreserve mogelijk is. Ik kom de Kamer op dit punt tegemoet. Daarbij moet de teruggekochte tussenvormwoning dan wel bestemd blijven als tussenvormwoning waarvoor een afnameverplichting bestaat. Indien van afnameverplichting geen sprake is, dan zijn er de volgende mogelijkheden. Als de teruggekochte woning bestemd is voor duurzame verhuur, dan is sprake van een bedrijfsmiddel; afboeking van de herinvesteringsreserve is dan mogelijk. Als de teruggekochte woning daarentegen bestemd is voor de verkoop, dan is sprake van voorraad en kan geen afboeking van de herinvesteringsreserve plaatsvinden. Bij nieuwe tussenvormwoningen met een afnameplicht is eveneens sprake van een bedrijfsmiddel. Bij verkoop daarvan kan een herinvesteringsreserve worden gevormd. Ik hoop dat ik met deze toezegging de Kamer een eind tegemoet ben gekomen in de onduidelijkheid op dit punt.

Het zwembadarrest biedt geen mogelijkheid om op het gebied van gemengde projecten de onrendabele top te verrekenen met de winsten uit verkoop van commerciële woningen. In dit arrest gaat het om een projectontwikkelaar die recreatiewoningen in een vakantiepark verkocht.Volgens de Hoge Raad kon de projectontwikkelaar de winst met de verkoop van de vakantiewoningen behalen omdat hij bij de kopers de verwachting had gewekt omtrent een te bouwen zwembad. Tot het geschatte bedrag van die verwachtingen mocht de projectontwikkelaar per verkochte woning een post "passief" vormen, die hij in mindering moest brengen op de stichtingskosten van het zwembad. Deze post is toe te schrijven aan het feit dat de kopers te veel betaald zouden hebben voor de recreatiewoningen als er geen zwembad zou komen. Er is volgens de Hoge Raad een duidelijke samenhang tussen de verkoopverplichtingen van de projectontwikkelaar en de verplichtingen die hij had jegens de kopers. Het verschil met de gemengde projecten die de woningcorporaties ontwikkelen, is dat daar een dergelijke samenhang tussen de winst op de verkochte woningen en het waardeverlies op de verhuurde woningen ontbreekt.

De heer Tang (PvdA):

Ik dank de staatssecretaris voor de toezeggingen die hij doet. Hij komt op een goede manier tegemoet aan de zorgen die leven.

Er bestaat wel degelijk een samenhang tussen de verkoop van woningen en de sociale huurwoningen. Het is juist de bedoeling dat veel projecten een gemengd karakter hebben, en dus uit zowel koopwoningen als socialehuurwoningen bestaan. De samenhang is misschien niet zoals in het voorbeeld van het zwembadarrest, waarbij verwachtingen werden gewekt, maar ook van de woningbouwcorporaties wordt verwacht dat zij dit soort gemengde projecten ondernemen en die mengvorm tot stand brengen. Dat is toch een analogie?

Staatssecretaris De Jager:

De heer Tang geeft aan dat er een bepaalde samenhang is. In dit geval is dat echter in fiscaal opzicht anders. Het verlies op de onrendabele top bij de verhuurwoningen vertoont niet die samenhang met het commerciële vastgoed waar, naar ik aanneem, winst op wordt gemaakt. Die samenhang is niet dusdanig dat die kan leiden tot een verrekening van de twee elementen. Dat was in het zwembadarrest, gelet op de bijzondere omstandigheden, wel het geval. Daarbij was er een onlosmakelijke samenhang: het verlies aan de ene kant werd veroorzaakt door de winst elders. In het geval van woningcorporaties met gemengde projecten kan niet worden gezegd dat het ene verlies wordt veroorzaakt door de winst op het commerciële vastgoed. In dat geval is de samenhang dus anders.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Een visie op de woningmarkt kan de Kamer wel vergeten, begrijp ik uit de woorden van de staatssecretaris. De corporaties moeten echter van alles doen. Er ligt een vennootschapsbelasting en ook minister Vogelaar wil het een en ander. Ik heb een vraag gesteld en ik wil daar ook antwoord op krijgen. Wat is het effect op het budgettaire beslag van de hypotheekrenteaftrek als de corporaties op grote schaal huizen gaan verkopen om aan liquide middelen te komen?

Staatssecretaris De Jager:

Ik ben nog bezig met de beantwoording van de vragen. Ook de vraag van mevrouw Koşer Kaya komt aan bod.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dat hoor ik iedere keer weer en dan volgt er geen antwoord. Ik wil wel een antwoord.

Staatssecretaris De Jager:

Ik geef eerst de heer Tang nog antwoord op zijn vraag over de herinvesteringreserve en dan kom ik bij de vraag van mevrouw Koşer Kaya.

De heer Tang heeft gevraagd wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden, zodat de termijn om te herinvesteren ruimer is dan drie jaar. Ik zal dat illustreren aan de hand van een concreet voorbeeld. Een woningcorporatie is voornemens een project met sociale huurwoningen te realiseren. Er is al sprake van een begin van uitvoering van het project. Omdat de vergunningen van de gemeente echter lang op zich laten wachten, dreigt de driejaarstermijn voor het herinvesteren te worden overschreden. In dit geval gaat het feitelijk om een vorm van overmacht, waardoor niet tijdig kan worden geherinvesteerd, zodat sprake is van bijzondere omstandigheden. Ook andere vormen van bijzondere omstandigheden kunnen zich in de praktijk voordoen. In die situaties kan de driejaarstermijn onder bepaalde voorwaarden worden verlengd.

Ik kom op de hypotheekrenteaftrek bij de verkoop van woningen door woningcorporaties. Als woningcorporaties meer woningen verkopen, is sprake van een gedragseffect. Conform de begrotingsregels nemen wij de effecten van gewijzigd gedrag niet mee. Als wij dat wel zouden moeten doen, zouden wij ook allerlei andere effecten moeten meenemen. In dit geval zouden wij bijvoorbeeld ook rekening moeten houden met lagere uitgaven voor de huurtoeslag, omdat er minder mensen zijn die dit soort woningen huren, met de Vpb over de winst bij verkoop, met de bijtelling van het eigenwoningforfait en met de overdrachtsbelasting. Al dit soort maatregelen wordt conform de macro-economische regels en de begrotingsregels niet meegenomen. Het is al vele jaren bestendig beleid.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De staatssecretaris zegt dat al deze effecten niet worden meegenomen. Ik vind dat zeer verbazingwekkend. Er is geen visie op de woningmarkt, terwijl dit kabinet toch echt moet laten zien hoe het financieel betrokken wil zijn op de woningmarkt. Er wordt een maatregel genomen, zonder dat de effecten op de verschillende onderdelen van de woningmarkt duidelijk zijn. Hoe is dit mogelijk?

Staatssecretaris De Jager:

Er zijn heel goede redenen waarom dit altijd zo gaat. Conform de begrotingsregels wordt dit soort tweedeorde-effecten niet meegenomen. De andere effecten die ik heb genoemd, liet mevrouw Koşer Kaya buiten beschouwing.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ook die effecten wil ik graag van tevoren kennen. De staatssecretaris geeft mij munitie in handen om het plan helemaal weg te gooien. Hij weet helemaal niet wat de effecten van zijn beleid zullen zijn.

De voorzitter:

Ik vraag mevrouw Koşer Kaya om niet op te staan, naar de microfoon te rennen en daarin te gaan praten, maar dat via de voorzitter te doen. De staatssecretaris vraag ik om niet leden rechtstreeks aan te spreken, waardoor zij, uiteraard, naar voren komen.

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb een voorbeeld genoemd waarom wij niet kunnen beginnen aan het meten van tweedeorde-effecten. Laat staan dat wij ze zouden kunnen inboeken. Er zijn zo veel tweedeorde-effecten, dat het niet verstandig is om je op voorhand rijk of arm te rekenen.

De heer Remkes (VVD):

Ik heb begrepen dat er grote onzekerheid is bij de corporaties en ik heb niet de indruk dat die met deze parlementaire behandeling wordt weggenomen. De sector is bereid om met de Belastingdienst een nieuwe VSO af te sluiten om een eind aan de onzekerheden te maken. Ik kan mij voorstellen dat in het wetvoorstel wordt voorzien in een soort inwerkingtredingsbepaling in combinatie met een VSO. Dat geeft de sector het gevoel dat er controle is over het proces en daarmee krijgt de Kamer een instrument om de staatssecretaris parlementair te controleren. Is de staatssecretaris bereid, een dergelijk voorstel te doen?

Staatssecretaris De Jager:

Nee, de wettekst op dit punt is duidelijk. Op basis van de inwerkingtredingsdatum in de wet zullen beide partijen met gezwinde spoed om de tafel gaan zitten om een nieuwe VSO af te sluiten.

De heer Van der Vlies vroeg mij om een algemene duiding te geven van het voorstel voor de kansspelbelasting. Tijdens het wetgevingsoverleg van afgelopen vrijdag heb ik gezegd dat ik de gevolgen van de maatregel nog zou bezien met het oog op de vragen die er Kamerbreed over zijn gesteld. Een enkeling heeft gesuggereerd dat er een fout was gemaakt in het Belastingplan. Dat is niet aan de orde. Ik heb alleen goed naar de Kamer geluisterd en het zou vreemd zijn als ik dat niet zo doen. Sommigen zullen van mening zijn dat ik te daadkrachtig met een nieuw voorstel ben gekomen, omdat dit volgens hen tot een te grote verlaging leidt.

Afgelopen vrijdag heb ik gerefereerd aan het alternatief van Holland Casino om het om tarief te verlagen tot 33%. Dit is besproken met vertegenwoordigers van de speelautomatenbranche en zij vonden die verlaging onvoldoende. Voor Holland Casino was 33% wel voldoende, omdat dit percentage ook zou gelden voor de tafelspelen, die nu onder het tarief van 40,85% vallen. Voor een casino geldt één tarief. Er kan juridisch geen onderscheid gemaakt worden tussen een spel op de computer en een spel op een tafel. Dit betekent dat voor een deel van de bedrijfsvoering van Holland Casino het tarief daalt, terwijl dit voor een ander deel stijgt. Voor de kansspelautomatenbranche was er sprake van een tariefstijging.

Op grond hiervan heb ik in de nota van wijziging voorgesteld om vast te houden aan het uitgangspunt in de memorie van toelichting om ook kansspelautomaten onder het regime van de kansspelbelasting te laten vallen. Dit betekent dat deze branche te maken krijgt met het casinoregime. Tegelijkertijd wordt het tarief voor casino's verlaagd tot 29%. Dit voorstel is dus opgenomen in de tweede nota van wijziging op het Belastingplan. Door die verlaging zal de branche in totaal winstgevend blijven, ook als geen rekening wordt gehouden met eventuele afwenteling op gebruikers en de afdracht aan horecaondernemers. Dit is de achtergrond van het voorstel voor dit tarief. Overigens is de grondslag daarvan anders dan die van het tarief voor loterijen en prijsvragen. De tarieven zijn wel gelijk; dat verandert niet en blijft op 49%. Het zijn echter verschillende tariefsoorten omdat de grondslag anders is. Voor loterijen en prijsvragen en dergelijke is de grondslag de uitgekeerde prijs. Voor het casinoregime is dat het bruto spelresultaat.

De heer Remkes heeft gevraagd naar de integraliteit van het kabinetsbeleid op dit gebied. Hij wijst erop dat het voordeel van de verlaging van de kansspelbelasting vooral bij Holland Casino neerslaat. Ik ben daar al op ingegaan. Het is het logische gevolg van de gelijkstelling van kansspelautomaten aan tafelspelen. Laat ik vooropstellen dat deze maatregel op geen enkele wijze beoogt om het kansspelbeleid van dit kabinet te wijzigen. Hij staat ook los van herziening van de Wet op de kansspelen.

De heer Remkes heeft ook gevraagd om de invoering van de toepassing van de kansspelbelasting uit te stellen tot 1 januari 2009. Daarmee wil hij de door de Kamer aangenomen motie-Van Geel terugdraaien, wat leidt tot een budgettaire derving. De heer Remkes wil dat oplossen door constructief mee te denken. Dat is een novum. Ik constateer dat het voorstel niet gedekt is.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Met de tweede wijziging speelt de staatssecretaris Holland Casino in de kaart. Hij neemt het voorstel van Holland Casino over. Die organisatie kan dat dragen want die exploiteert ook de tafelspelen. De branche heeft aangegeven dat deze maatregel de nekslag betekent. Zij kunnen daar niet mee leven. Holland Casino wordt in de kaart gespeeld en eigenlijk vindt een indirecte vorm van staatssteun plaats. Holland Casino is erbij gebaat dat alleen daar speelautomaten staan. Elke klant wordt dan die winkel in gedreven. Is de staatssecretaris zich er terdege van bewust dat de branche daarmee een groot probleem heeft?

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb aangegeven dat juist de positie van de branche heeft geleid tot deze, door sommigen ongewilde, sterke verlaging van het percentage. Er is op dit punt echter niet naar Holland Casino geluisterd. Er is gekozen voor de middenweg. Er heeft een sterkere tegemoetkoming plaatsgevonden in de verlaging van de kansspelbelasting in het casinoregime. Ik heb overigens begrepen dat Holland Casino meer omzet maakt uit de kansspelautomaten; er moet dus nog steeds meer belasting worden betaald met deze maatregel. Holland Casino gaat er daarmee niet op vooruit. Ik hoop een en ander draaglijker te hebben gemaakt, juist voor de kansspelautomatenbranche.

De heer Remkes (VVD):

Voor Holland Casino en de staatssecretaris zijn het natuurlijk bijna communicerende vaten. Ik wil reageren op de opmerking van de staatssecretaris over het schrappen in 2008. Er zijn twee vragen. De eerste vraag is of de staatssecretaris ten principale bereid is om daarover te praten. De tweede vraag is hoe wij dat dekken. Kan de staatssecretaris op die eerste vraag met "ja" antwoorden?

Staatssecretaris De Jager:

Ik moet wel zeggen dat u daar rijkelijk laat mee bent. Met mij is altijd te spreken over alternatieven, maar ik zie uitstel met een jaar op dit moment niet als alternatief. Het kabinet heeft besloten om deze maatregel in te voeren. Het is inderdaad een budgettaire maatregel. Dat heb ik ook in het wetgevingsoverleg gezegd. Wij zijn niet principieel tegen de kansspelautomatenbranche of iets dergelijks. In dat opzicht zou dit dus gedekt kunnen worden door een andere budgettaire maatregel, maar ik kan mij voorstellen dat de dekking daarvan minder gewenst is dan het plaatsen van de kansspelautomaten in het kansspelbelastingregime, conform de uitgangspunten van het kabinet bij de besluitvorming over het Belastingplan.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb in mijn termijn mijn verbazing over deze aanpassing tot uitdrukking gebracht. Die 40% en nog wat was voor mij goed. Nu is het tarief via 33% naar 29% gegaan. Wat is daarbij de derving van inkomsten? De aanpassing is gebeurd ten behoeve van de speelautomatenbranche, die niet kon leven met die 33%. Wat heeft de branche gevraagd en wat is het compromis geworden? Het kan niet zo zijn dat een branche vraagt en de staatssecretaris draait.

Staatssecretaris De Jager:

De branche kan met 29% evenmin goed leven. Dat heeft ze ook niet aangegeven, naar ik heb begrepen. Er is dus geen sprake van "u vraagt, wij draaien". Ik ben niet zomaar meegegaan met 29%. Wij hebben zelf als kabinet besloten om die 29% in te voeren, omdat wij, gehoord hebbend de Kamer en na gesprekken met de branche, tot de conclusie zijn gekomen dat het verhogen van het kansspelbelastingtarief, het casinoregime, naar 40,85% voor de kansspelautomaten, tot heel zware effecten zou kunnen leiden, zowel in economisch opzicht voor de desbetreffende bedrijven als ook wegens het risico van een vlucht in illegaliteit. Wij hebben een afweging gemaakt van zowel de bedrijfseconomische belangen van de betreffende sector als het belang om een vlucht in de illegaliteit tegen te gaan. Daarom hebben wij ons voorstel op dit punt, gelet op de discussie in de Tweede Kamer, aangepast. Er is geen principiële reden om voor te stellen, het tarief te verlagen. Het is een budgettaire maatregel, die op dit moment beter uitpakt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik herhaal mijn vraag over de derving. Het percentage was 40,85, het wordt 29. Daar zit een stuk tussen. De staatssecretaris haalt hierdoor minder binnen. Hij derft dus inkomsten. Hoe groot is dat bedrag?

Staatssecretaris De Jager:

Ik dacht dat dit zo'n 90 mln. was. Er blijft 110 mln. over. In de nota van wijziging is te zien dat ik dit heb gedekt middels een verhoging van de accijns op tabak.

De heer Cramer (ChristenUnie):

De staatssecretaris geeft aan dat hij daadkrachtig is geweest. Er zijn momenten waarop ik hem dit compliment eerder zou willen maken dan nu. Daarover ben ik in mijn eerste termijn eerlijk geweest. De staatssecretaris geeft aan dat het percentage van 29 arbitrair gekozen is. Er is volgens mij aansluiting gezocht bij een bestaand percentage. Ik zou dit onderscheid toch ten principale willen maken als het gaat om kansspelen en casino's. Ik vraag de staatssecretaris dan ook zeer dringend om te overwegen of hij het percentage kan verhogen. Ik noem dan opnieuw het percentage van 35. Daarnaast wil ik een opmerking maken over het verschil met internet. Mij is het antwoord van de staatssecretaris nog niet helemaal duidelijk. De internet­spelen bestaan eveneens uit kansspelen en tafelspelen. Ik zou ook daarin graag het onderscheiden regime zien.

Staatssecretaris De Jager:

Misschien is het goed als ik de heer Cramer op dit punt ten dele tegemoetkom door ten behoeve van de wetgevingsgeschiedenis te bevestigen dat het hier gaat om twee verschillende percentages. De grondslag is anders dan het casinoregime, waar de kansspelautomaten onder vallen en de loterijen. Het is dus aan de wetgever – het kabinet en het parlement tezamen – hoe in de toekomst met die twee verschillende percentages wordt omgegaan. Die twee percentages zijn ook losgekoppeld. Ik kan dus toezeggen dat er twee verschillende grondslagen zijn in de belasting, maar gelet op de mogelijke negatieve gevolgen op de korte termijn voor de kansspelautomatenbranche ben ik op dit moment niet bereid om het percentage van 29 weer te verhogen. Die mogelijke negatieve gevolgen gelden dus niet zozeer voor Holland Casino, want dat kan op dit punt waarschijnlijk wel wat meer lijden. Ik heb er, na goed overleg en ook de Kamer gehoord hebbende, juist voor gekozen om 29% als uitgangspunt te nemen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij dit bewaren voor de tweede termijn. Staatssecretaris, kunt u een indicatie geven van hoelang u nog nodig hebt om uw eerste termijn af te ronden?

Staatssecretaris De Jager:

Ik ben toe aan het blok "overig". Ik kan moeilijk een indicatie geven hoelang het nog duurt, omdat dit erg afhangt van de interrupties. Ik zal er wat sneller doorheen gaan.

De heer Cramer heeft gevraagd naar de motie-Slob. Hij wil weten of het nieuwe dertiende lid van artikel 3.54 een bewijsregel bevat, ofwel of het is bedoeld als beperking van het begrip overheidsingrijpen. De periode van drie jaar die is opgenomen in het nieuwe dertiende lid is een bewijsregel. Het uitgangspunt is dat vervreemding van bedrijfsmiddelen die verband houdt met een besluit van een publiekrechtelijk persoon en die plaatsvindt binnen de door de heer Cramer genoemde termijn van drie jaar, in principe het gevolg is van een overheidsingrijpen. Het dient daarbij wel te gaan om een besluit op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu of natuur van een publiekrechtelijke rechtspersoon dat de mogelijkheden om de onderneming op de huidige locatie in de huidige vorm voort te zetten of uit te breiden in belangrijke mate beperkt. Ik heb dat in het wetgevingsoverleg al gezegd.

Ter voorkoming van eventuele misverstanden merk ik op dat vervreemding na de periode van drie jaar niet per definitie te laat is. Ook na drie jaar kan er nog steeds sprake zijn van overheidsingrijpen. Dan geldt wel de voorwaarde dat vervreemding door bijzondere omstandigheden is vertraagd en dat aan de vervreemding binnen drie jaar na de totstandkoming van een dergelijk besluit een begin van uitvoering is gegeven. Daaraan voeg ik toe dat wanneer een publiekrechtelijk rechtspersoon een besluit neemt dat op termijn tot een beperking voor bedrijven kan leiden, maar waaruit nog geen concrete gebods- of verbodsbepalingen of bestemmingsbeperkingen voortvloeien, bijvoorbeeld omdat het gaat om een besluit op rijksniveau dat nadien op gemeentelijk niveau in gewijzigde bestemmingsplannen dient te worden uitgewerkt, de termijn van drie jaar pas gaat lopen op het moment dat, in dit voorbeeld, de gemeente een dergelijk gewijzigd bestemmingsplan vaststelt. Het is echter niet de bedoeling dat als een gemeente tien jaar geleden al een bestemmingsplan heeft vastgesteld waaruit voortvloeit dat een onderneming niet verder kan uitbreiden en de ondernemer na die tien jaar alsnog besluit om zijn bedrijf te verplaatsen, die verplaatsing geacht wordt een gevolg te zijn van overheidsingrijpen.

De heer Cramer heeft ook gevraagd naar sloopaftrek en de Rood voor Rood-regeling. In de nota naar aanleiding van het verslag bij OFM 2008 heb ik aangegeven dat ik aarzelingen heb bij een sloopaftrek. Bij de Rood voor Rood-regeling treedt immers veelal een waardestijging op van de aan de landbouw onttrokken grond. De heer Cramer heeft overigens terecht opgemerkt dat tegenover dit voordeel ook nadelen staan, zoals het opgeven van de waarde van de gesloopte opstallen en de sloopkosten. Het is onevenwichtig om vanwege die nadelen een fiscale tegemoetkoming te bepleiten zonder naar de voordelen te kijken.

De heer Jules Kortenhorst heeft gevraagd of het speciale plafond voor speur- en ontwikkelingsactiva niet geldt als daarvoor een octrooi is verleend. Ik kan bevestigen dat het speciale plafond voor speur- en ontwikkelingsactiva in de octrooibox niet geldt als een octrooi is verleend.

De heer Jules Kortenhorst vraagt ook nog om de toezegging dat bij artikel 10a de inspecteur bij heffing van 10% of meer het motief aannemelijk moet maken waarom de belastingplichtige de schuld aangaat. Ik hecht ook aan een goed vestigingsklimaat. Het is en blijft dan ook de hoofdregel dat de groepsrente aftrekbaar blijft. De gemiddelde belastingplichtige, die gewoon zakelijk bezig is, wordt niet getroffen door artikel 10a. Dat artikel is slechts van toepassing bij bepaalde, in de wet opgesomde constructies die bovendien leiden tot belastingbesparing. In artikel 10a ligt het draaipunt van de bewijslast bij een heffing van 10%. Beneden de 10% ligt de bewijslast voor de zakelijkheid bij de belastingplichtige. Vanaf de 10% ligt de bewijslast voor de onzakelijkheid bij de inspecteur. Ik zeg de heer Kortenhorst toe dat artikel 10a niet wordt toegepast als duidelijk is dat de belastingbesparing van ondergeschikt belang is. Dat betekent voor gevallen waarin sprake is van maar een klein tariefverschil, dat het tariefverschil op zichzelf beschouwd voor de inspecteur geen aanleiding is om de zakelijkheid van de transactie te onderzoeken, bijvoorbeeld als het tarief bij de renteontvanger 90% van het Nederlandse Vpb-tarief is. Als er met evident onzakelijke constructies wordt gewerkt waarbij bijvoorbeeld gebruik wordt gemaakt van een buitenlandse brievenbusmaatschappij, is er geen goede reden om artikel 10a buiten toepassing te laten, ook al zou er sprake zijn van een dergelijke 90%-situatie.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Dit is geen eenvoudige materie. Als ik de staatssecretaris goed begrijp, zegt hij nog steeds dat er uiteindelijk in geen enkele situatie een safe harbour is. Klopt dat?

Staatssecretaris De Jager:

Bij voorbaat kunt u in principe niet uitgaan van een safe harbour op basis van uitsluitend het percentage aan belasting dat aan de andere kant wordt betaald door de renteontvanger. Dat kan niet bij voorbaat. Volgens mij heb ik in mijn toezegging duidelijk de mogelijke onzekerheid weggenomen over het feit dat het hier gaat om een verdere aanscherping van hetgeen wij altijd al hebben bedoeld. Er trad een onbedoeld effect op naar aanleiding van Werken aan winst waardoor wij onvoldoende mogelijkheden hadden om bepaalde constructies te bestrijden waarbij sprake was van een onzakelijke verhouding. Dat beoogt deze wetswijziging op dit punt terug te nemen.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Dat apprecieer ik en daar heb ik geen problemen mee. In die bewijslast schat ik echter in dat er geen gelijkheid bestaat in positie tussen de inspecteur en de belastingplichtige. Ik blijf mij zorgen maken over het feit dat er toch uiteindelijk geen safe harbour te creëren is waarbij volstrekt redelijke constructies die niet zijn gericht op belastingomzeiling, mogelijk zijn. Ik moet mij in dezen voorbereiden om hierop in volgende rondes terug te komen.

De voorzitter:

Dat is interessant, maar daar had u geen interruptie voor hoeven plegen. Ik verzoek de staatssecretaris door te gaan.

Staatssecretaris De Jager:

Er is inderdaad geen sprake van een gelijke bewijslast tussen inspecteur en belastingplichtige in die zin dat boven de 10% juist de belastinginspecteur in het nadeel is, omdat hij bewijs zal moeten leveren.

Ik kom op het amendement van de heer Vendrik over de spaar-VUT. Dat is een kwestie met een langere geschiedenis. Sinds 1 januari 2005 worden VUT-regelingen niet meer fiscaal gefaciliteerd. Dit was onderdeel van het streven om de arbeidsparticipatie van ouderen te verhogen. Dat streven heeft dit kabinet uiteraard ook. Bij de afschaffing van de fiscale facilitering is wel overgangsrecht voorgesteld. Het toenmalige kabinet stelde voor om de fiscale facilitering in stand te houden voor iedereen die in 2005 55 jaar of ouder was. Dat zijn dus mensen die nu 57 jaar of ouder zijn. In 2004 is bij de behandeling van de wet die het regelt, een amendement van de heer Vendrik aangenomen dat dit overgangsrecht heeft aangepast. Met dit amendement is geregeld dat fiscale facilitering voor deze ouderen alleen nog van toepassing is als de VUT-regeling wordt vormgegeven als een zogenoemde spaar-VUT. Op grond van de als gevolg van dit amendement tot stand gekomen wetgeving krijgt een werknemer die later met de VUT gaat dan op grond van de VUT-regeling op zijn vroegst zou kunnen, een hogere uitkering. Voor de jaren dat hij langer doorwerkt, worden de VUT-uitkeringen dan actuarieel neutraal herrekend. Dit staat bekend als de zogenoemde spaar-VUT. Met de huidige regeling worden oudere werknemers die onder het overgangsrecht voor VUT en prepensioenregelingen vallen, dus optimaal gestimuleerd om langer door te werken. Deze regeling ten aanzien van spaar-VUT voorkomt daarmee het dief-van-je-eigen-portemonnee-effect bij langer doorwerken. Gelet op het tijdstip sla ik wat tekst over.

Met dit amendement wordt beoogd een onbedoeld effect aan te passen. Het is niet per se nodig om een versobering van de VUT-regeling te bereiken. Dat is een van de doelstellingen van de aanpassingen. Sociale partners kunnen nu echter zelf al de VUT-leeftijd verhogen of de reguliere uitkeringen verlagen. U zult begrijpen dat, gelet op de wens om de arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen, mijn voorkeur uitgaat naar de bestaande mogelijkheden tot versobering. Alles overwegende heb ik dan ook een lichte voorkeur voor handhaving van de huidige status quo. Het oordeel over dit amendement laat ik echter aan de Kamer over.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp deze laatste opmerking van de staatssecretaris. Wij hebben beiden kennisgenomen van de brief ter zake van de sociale partners. Hierin geven zij aan op welke wijze zij de ruimte die dit amendement hun biedt om nadere invulling te geven aan het overgangsrecht, denken te gaan gebruiken. Zij benadrukken het belang dat wij hieraan hechten, namelijk dat langer doorwerken blijft lonen. Ik denk dat het goed is dat hier uit te spreken. Het kabinet heeft dat goed begrepen. Ik ga ervan uit dat het de sociale partners hieraan mag houden. Mijn voorstel is hierop gebaseerd.

Staatssecretaris De Jager:

Ik ben blij met deze aanvulling van de heer Vendrik. Dat is voor mij een extra reden om het aanvaarden van dit amendement niet te ontraden.

Mij wordt gevraagd naar de rode lijn met betrekking tot de medische vrijstelling van btw. Kan de vrijstelling voor de complementaire diensten van artsen met een BIG-registratie niet blijven bestaan zonder dat de vrijstelling ook van toepassing wordt op allerhande paramedische diensten van anderen die wij onwenselijk vinden? Deze vraag schetst het probleem en ik begrijp de insteek. Als er een oplossing zou zijn, zou ik die zeker omarmen. De fiscale wetgever moet niet op de stoel van de arts en ook niet op de stoel van een bewindspersoon van VWS gaan zitten om aan te geven wat wel medisch handelen is en wat niet. In de huidige situatie mag iedereen met een BIG-registratie ook diensten verrichten waarvoor hij geen BIG-opleiding heeft genoten. Dat is nooit beoogd, maar een uitvloeisel van de bestaande wettekst. Wij zijn hierdoor in zwaar weer gekomen. De jurisprudentie heeft ons immers gedwongen om nog verder te gaan op grond van het neutraliteitsbeginsel.

Iedereen die kan aantonen iets te doen dat vergelijkbaar is met wat een BIG-geregistreerde doet, kan zich met vrucht beroepen op de vrijstelling. Dat is een verschrikkelijk onbedoeld effect. Welke belastinginspecteur is in staat om deze vergelijking te bestrijden? Het resultaat is een heleboel gedoe, casuïstiek, de gang naar de rechter, rechtsonzekerheid en willekeur. Een wetgever met verantwoordelijkheidsgevoel kan deze situatie niet laten bestaan. Wij kiezen in ons wetsvoorstel dan ook voor een duidelijke situatieschets. Wij brengen de wet terug naar de situatie die altijd is beoogd, namelijk datgene vrijstellen waarvoor artsen hun bevoegdheid hebben gekregen door middel van een BIG-opleiding.

Van aansluiting bij de registratie gaan wij dus naar de aansluiting bij de opleiding. Het resultaat daarvan is dat de vrijstelling niet ongebreideld kan uitwoekeren, omdat anderen dan BIG-geregistreerden per definitie deze diensten niet kunnen verrichten. Zij hebben daartoe immers niet de juiste opleiding genoten. Alles wat niet onder de BIG valt – de heer Irrgang noemde een paar groepen – zal dan dus niet vrijgesteld zijn. Dat is overigens iets anders dan behandeling van preventieve zorg, waarover de heer Irrgang ook sprak. Ik heb in het wetgevingsoverleg al iets gezegd over preventieve jeugdzorg. Er zijn verschillende mogelijkheden. De vraag is wat gezondheidskundige zorg is. Dat moet worden bepaald op grond van jurisprudentie en EU-recht. Wat tot de jeugdzorg behoort, valt niet per definitie buiten de boot. In veel gevallen zal de vrijstelling hierop van toepassing zijn.

Als wij handelen conform het wetsvoorstel, blijft de vrijstelling materieel en budgettair beheersbaar. Ik constateer dat de gedachte hierachter in het algemeen wordt onderschreven. Het feit dat de complementaire diensten van BIG-geregistreerden nu ook worden belast, blijkt een lastig punt. Er is gevraagd of hier geen oplossing voor bestaat. De fiscale wetgever heeft daar geen medicijn voor. Dat wordt ook niet uitgereikt door de amendementen of de suggestie van de artsenvereniging CAM.

De vraag is waarom het zo moeilijk is. Zodra de koppeling wordt losgelaten met de opleiding die binnen de BIG-kaders is genoten – dat gebeurt bij ieder alternatief dat over tafel is gegaan – zijn wij weer terug bij af. Het maakt niet uit of wij dat doen door terug te gaan naar de huidige wettekst of op een andere manier. Steeds zal een vrijstelling resteren die wederom niet is te begrenzen en budgettair niet beheersbaar is. Deze zal steeds blijven uitdijen op een onbedoelde manier. De problemen met de huidige wettekst zullen dan in volle omvang blijven bestaan en het spook van de doorwoekerende vrijstelling zal blijven ronddolen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp dat de staatssecretaris het spook van de vrijstelling vreest. Wij willen geen van allen dat dit spook blijft rondwaren. De vraag is of de oplossing die de staatssecretaris in dit wetsvoorstel aan ons voorlegt de meest optimale is. Daar hebben wij al een heel debat gevoerd. Ik wil het kort door de bocht afronden. Valt er met de staatssecretaris te praten over het voorstel om nu te besluiten om een jaar te wachten met de aanscherping van de vrijstelling zoals voorgesteld in het wetsvoorstel en in het voorjaar een nader voorstel, na overleg met de staatssecretaris van VWS en met het veld, naar de Kamer te zenden? Zo kunnen wij, ontdaan van stress en tijdsdruk, goed bezien wat de meest duurzame oplossing is. Dat zou het draagvlak voor het voorstel bevorderen en neemt de noodzaak van verandering per 1 januari 2009 niet weg. Daar zijn wij immers allemaal voor. Is dit denkbaar?

Staatssecretaris De Jager:

Ik kan mij dit voorstellen. Nu kunnen wij echt niets anders doen dan aansluiten bij specifieke regelgeving die kwaliteits- en opleidingseisen op het terrein van medische en paramedische beroepen reguleert, de wet BIG. Dat is het enige kader dat wij kunnen gebruiken. Ik sta open voor suggesties. Wij hebben echt een goed voorstel gedaan om een scheiding aan te brengen op basis van de wet BIG tussen zaken die volgens ons wel onder de vrijstelling moeten vallen en zaken die daar niet onder zouden moeten vallen. Als een ruime meerderheid van de Kamer vraagt om een jaar uitstel en daar een dekking voor aandraagt, wil ik daar over nadenken. Ik zal hier in mijn tweede termijn op terugkomen.

De heer Irrgang (SP):

Ik steun het voorstel. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris zegt dat hij als diensten die worden uitgevoerd door een BIG-geregistreerde arts worden vrijgesteld, dit automatisch geldt voor het verlenen van dezelfde diensten door niet-BIG-geregistreerden. Een depressie kan worden behandeld door een GZ-psycholoog, die onder de BIG valt. Een NIP-psycholoog, die niet onder de BIG valt, kan echter ook een depressie behandelen. Dat zijn dan toch ook dezelfde diensten en het voorstel zou dan toch ook hiervoor gelden? Hier zou de vrijstelling toch ook op van toepassing moeten zijn?

Staatssecretaris De Jager:

Het is de vraag of een dergelijke vrijstelling gewenst is. U kunt vast voorbeelden bedenken waarin een vrijstelling gewenst is. In heel veel situaties zal de huidige regelgeving echter tot een ongewenst resultaat leiden. Er hoeft maar een BIG-geregistreerde arts in heel Nederland te zijn die een bepaalde activiteit uitvoert, waarvan wij allemaal vinden dat die niet tot de geneeskunst zou moeten behoren. Ik zal geen voorbeelden noemen. Gezien het feit dat een BIG-geregistreerde arts dat doet, kunnen duizenden andere mensen in Nederland die eenzelfde activiteit verrichten een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel, waardoor die vrijstelling ook voor hen zou moeten gelden. De scheidslijn tussen wat de Kamer goed vindt dat een BIG-arts erbij doet niet in het kader van zijn BIG-opleiding en wat volgens ons eigenlijk niet aanvaardbaar is dat het onder de vrijstelling valt, is dan ook heel moeilijk te trekken.

De heer Irrgang (SP):

Ik snap die redenering, maar wat gebeurt er in het concrete geval van een GZ-psycholoog die een depressie behandelt?

Staatssecretaris De Jager:

In de huidige situatie zou dat kunnen leiden tot een vrijstelling. Als dat door een niet-BIG-geregistreerde arts gebeurt, is de vraag of dat al dan niet wenselijk is. Daarom moeten wij daar goed naar kijken. Ik ben bereid om daarover met de Kamer verder van gedachten te wisselen. Eerlijk gezegd, zou dat geen fiscale vraag moeten zijn. Ik vind dat dit eerder een VWS-vraag is. Dat heb ik aangegeven. Tegenover een voorbeeld van de Kamer kan ik er tien andere geven waarvan de Kamer zal zeggen: als dat onder de vrijstelling valt. Welnu, kermissen moeten zelfs meer betalen. Die vallen overigens onder het lage btw-tarief. Dit probleem dreigt uit te dijen met alle ongewenste effecten van dien. De fiscale wetgever is volgens mij niet geoutilleerd om de scheidslijn aan te geven. Het enige kader dat ons in dat verband ter beschikking staat, is de BIG-registratie. Wellicht biedt overleg met VWS op dit punt uitkomst.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Ik heb de volgende vraag naar aanleiding van de vraag van de heer Irrgang. De GZ-psycholoog valt dus onder de vrijstelling en misschien een andere psycholoog ook. Betekent dit dat ik, wanneer ik op mijn voordeur een bordje hang waarop ik aangeef dat ik daar ook wel wat van afweet en dat ik een keuzevak psychologie gedaan heb, onder diezelfde vrijstelling kan vallen?

Staatssecretaris De Jager:

Dat zou kunnen, als u een dienst verleent die vergelijkbaar is met vergelijkbare kwaliteit. In dat geval zou u een beroep kunnen doen op de vrijstelling. De inspecteur zou dat moeten bestrijden. Die situatie vinden wij ongewenst.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

In dit specifieke geval ben ik het erg met u eens.

Staatssecretaris De Jager:

Ik zou mij bij u ook niet melden voor psychologisch advies. Als deze discussie vandaag snel wordt afgerond, zal dat ook niet nodig zijn, zo hoop ik.

Voorzitter. De heer Irrgang heeft geïnformeerd naar de doelmatigheidsbepaling. Met de wijziging van artikel 64 van de Awr inzake de doelmatigheidsbepaling is het accent gelegd op het vereiste van instemming van degene aan wie de aanslag wordt opgelegd. Wij hebben dit dus zowel in de wettekst als in de toelichting nader verduidelijkt. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de wettekst en de toelichting een aantal andere verduidelijkingen door te voeren.

Het verheugt mij dat die verduidelijkingen ertoe geleid hebben dat er niet langer sprake is van een misverstand ter zake. Ik herhaal heel duidelijk dat het nadrukkelijk niet de bedoeling is dat met deze bepaling de materiële belastingschuld beïnvloed wordt. Hierover ben ik klip en klaar: dat is niet de bedoeling. Het gaat louter en alleen om de formele afwikkeling van de vastliggende materiële belastingschuld.

Dit betekent ook dat de bepaling geen inhoudelijk, maar een procedureel karakter heeft. Ik ben ertoe gekomen om het alsnog voor te stellen, allereerst vanwege de discussie over Bos en Lommer. Artikel 64 bood mij een ontsnappingsclausule om aan de gemeente Amsterdam een aanslag op te leggen, althans voor een deel dat betaald moest worden. Dat zou volgens de wet niet mogen; alle belastingplichtigen hadden moeten betalen. Als een gemeente de aanslag wil hebben, mag dat nu. Ook belangrijk is dat ik bij mijn werkbezoek aan de Belastingdienst voorbeelden ben tegengekomen, waaruit bleek dat het ontbreken van een wettelijke grond volgens artikel 64 tot bizarre situaties leidde. In de toelichting heb ik een heel concreet voorbeeld verwoord, van een commanditaire vennootschap met duizenden commandieten in verschillende landen. Volgens het belastingverdrag en het on sites-beginsel zouden zij in Nederland een box 3-heffing moeten betalen. De desbetreffende commanditaire vennootschap is bereid voor al die commandieten de belastingschuld te voldoen. Het is uitermate doelmatig om die belasting aan de commanditaire vennootschap op te leggen. Dan hoeven wij niet al die mensen in het buitenland op te sporen. Voor de vennootschap is het ook geen goede reclame als de Nederlandse fiscus achter relatief heel kleine bedragen aan gaat.

Er is veel discussie in de Belastingdienst geweest in hoeverre dit kan en niet contra legem is. In de bepaling wordt dat verduidelijkt. Ik zeg er uitdrukkelijk bij dat het niet gaat om het vaststellen van een materiële belastingschuld en dat het moet gebeuren in overeenstemming met degene aan wie de aanslag wordt opgelegd. De betrokken gemeente of de betrokken vennootschap die de belasting moet betalen moet dat zelf ook willen.

De heer Cramer stelde een vraag over landbouwgrond die verkregen wordt om er natuurterrein van te maken. Voor de natuurgrondvrijstelling dient op het moment van verkrijging sprake te zijn van natuurgrond. Indien sprake is van landbouwgrond die verkregen wordt om er natuurterrein van te maken, behoeft de natuurgrondvrijstelling geen toepassing te vinden. In dat geval is de cultuurgrondvrijstelling van toepassing. De latere omzetting in natuurgrond kan uitgevoerd worden zonder dat overdrachtsbelasting verschuldigd wordt.

De heer Remkes heeft aangedrongen op uitstel van de verhoging van de assurantiebelasting, in het kader van het initiatiefwetsvoorstel-Depla/Blok. Wij moeten dan even terug in het jaar. De assurantiebelasting is van 7% naar 7,5% gegaan, mede ter dekking van dat initiatiefwetsvoorstel. Mij is meegedeeld dat ingang per 1 januari voor de branche automatiseringsproblemen met zich brengt. Ik bevind mij dan met de heer Remkes op de weg naar uitstel. Ik zeg toe dat ik per nota van wijziging zal voorstellen de verhoging van de assurantiebelasting per 1 maart 2008 in werking te laten treden.

De heer Van der Vlies vraagt mij de evaluatie van de werkruimteregeling voor zelfstandigen naar de Kamer te sturen. Die heb ik gisteren naar de Kamer gestuurd.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mij past een woord van verontschuldiging. Toen ik het woord voerde was ik er nog niet van op de hoogte dat de evaluatie gisteravond was gekomen. Intussen heb ik haar tot mij genomen. Ik neem aan dat wij nog een separaat moment kunnen vinden om er nog eens over te spreken, want daar zie ik wel aanleiding toe. Ik zal in de procedurevergadering van de commissie voorstellen een kort AO te houden.

Staatssecretaris De Jager:

Ik suggereer de heer Van der Vlies, dit onderwerp mee te nemen bij de evaluatie IB 2001, die is geagendeerd voor december.

De algemeen nut beogende instellingen, ANBI's, dienen voor ten minste 50% rechtstreeks het algemeen belang te dienen. Volgens vaste jurisprudentie bestaat bij amateursportverenigingen veelal het particuliere belang van de leden op de voorgrond. Bij de door de heer Remkes genoemde ANBI's is de feitelijke situatie kennelijk anders beoordeeld door de rechter. De wenselijkheid en haalbaarheid van het aanmerken van sportverenigingen als ANBI wordt nog onderzocht. Ik ben bereid ernaar te kijken, maar de voorlopige conclusie is dat het niet haalbaar is, vanwege de hoge uitvoerings­lasten. Er zijn enorm veel en verschillende amateursportverenigingen. Er zou ook een omvangrijke budgettaire derving plaatsvinden.

Ik wil nog even teruggaan naar mijn opmerking in het wgo over de autonomie van de inspecteur. Met de woorden die ik daar heb gebruikt, heb ik absoluut niet bedoeld dat mijn politieke verantwoordelijkheid verminderd is. De vergelijking met het OM en de rechter wil ik van tafel halen, want daarbij gaat het om andere situaties. Als ik het stenografisch verslag lees, lijkt het inderdaad alsof ik die zaken direct vergeleken heb. Dat was niet mijn bedoeling. Ik heb aangegeven dat de inspecteur autonoom is. De autonomie van de inspecteur is gebaseerd op artikel 11 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Daarin staat dat de inspecteur de aanslag vaststelt. Dit wijkt af van veel andere wetgeving, waarin staat dat onze minister bevoegd is. Dat kan ook een staatssecretaris zijn. In het mandaat van de minister van Financiën is dat voor fiscale aangelegenheden de staatssecretaris. In artikel 11 wordt specifiek vermeld dat de inspecteur bevoegd is om de aanslag vast te stellen. Daarop doelde ik toen ik sprak over autonomie van de inspecteur. Voormalige staatssecretarissen, onder anderen de heren Bos en Wijn, en ook minister Zalm hebben het begrip autonomie in de Kamer gebruikt en verduidelijkt. Dat betekent niet dat de staatssecretaris niet volledig politiek verantwoordelijk is voor de Belastingdienst. Bovendien staat de inspecteur in een hiërarchische verhouding tot de staatssecretaris van Financiën. Er is een bepaalde spanning zichtbaar in de praktijk.

De staatssecretaris is allereerst medewetgever. Ik sta in dit plenaire debat als medewetgever. In een algemeen overleg sta ik soms als uitvoerder. De staatssecretaris maakt fiscaal uitvoeringsbeleid als algemene instructie voor de inspecteur en voor belastingplichtigen. Ik heb ondanks het nachtelijke uur in dat wgo wel degelijk gezegd dat ik met mijn uitvoeringspet op beleid kan maken op basis van de wetgeving en zelfs een duiding kan geven aan de bedoeling van de wetgever. Dat kan zelfs bij individuele situaties. Ik heb gezegd dat ik het woord instrueren niet wilde gebruiken, maar dat ik het verzoek dat mij in die specifieke situatie is gedaan, zou overbrengen aan de inspecteur. Ik heb dat verzoek dan ook overgebracht aan de Belastingdienst.

De staatssecretaris is ook verantwoordelijk voor de hardheidsclausule in individuele gevallen. Die verantwoordelijkheid is hem bij wet gegeven. De inspecteur stelt de individuele aanslag vast, conform de wet. Dat neemt overigens niet weg dat de staatssecretaris een opdracht kan geven aan de Belastingdienst. Staatssecretarissen gaan daarmee echter zeer terughoudend om. Begin jaren tachtig is dat inderdaad gebeurd en dat heeft tot een Kamerdebat geleid. De heer Van der Vlies sprak daarover. Het gevolg was de motie-Couprie die op dit moment nog steeds leidraad is voor het handelen van staatssecretarissen van Financiën. In die motie wordt verwoord wat ik zojuist heb gezegd. Overigens is deze lijn in het wetsvoorstel Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht vervat. Dit wetsvoorstel is door deze Kamer aanvaard en inmiddels bij de Eerste Kamer ingediend. Nogmaals, er is op geen enkele manier sprake van inperking van mijn politieke verantwoordelijkheid. Die neem ik geheel, ook voor het handelen van de Belastingdienst. Met het beleid en met de andere instrumenten die mij zijn gegeven, kan ik mijn politieke verantwoordelijkheid wel degelijk omzetten in beleid.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Ik heb de Handelingen uit 1986 ook eens doorgelopen en gelezen wat daarin staat over de affaire Wibo van der Linden. Door alle aanwezige partijen bij dat debat en door staatssecretaris Koning is gezegd dat ook in individuele gevallen de staatssecretaris de belastinginspecteur mag instrueren. Volgens mij zijn wij klaar als deze staatssecretaris dat eveneens zegt. Natuurlijk, daarbij moet hij zich uiterst terughoudend opstellen en ook de Kamer moet uiterst terughoudend zijn als zij de staatssecretaris op dit punt wil aanspreken, maar uiteindelijk is de belastinginspecteur een ambtenaar en de staatssecretaris kan hem in het individuele geval instrueren. Daarvoor is de staatssecretaris aanspreekbaar door de volksvertegenwoordiging.

Staatssecretaris De Jager:

Ik ben uiteraard aanspreekbaar op mijn handelen als staatssecretaris. De geheimhoudingsclausule van artikel 67 AWR zal mij altijd verhinderen om over een individueel geval met deze Kamer te spreken. U maakt namelijk de sprong naar het parlement, maar daarmee gaat u te ver. Het parlement is medewetgever. Echter, als uitvoerder heb ik inderdaad de mogelijkheid om een opdracht te geven, maar ik heb al gezegd dat ik daarmee zeer, zeer terughoudend zal zijn. Er zijn andere instrumenten waarmee ik bij de uitvoering minder terughoudend hoef om te gaan. Die andere instrumenten zijn ook heel belangrijk. Ik denk daarbij aan het opstellen van beleid en het geven van een duiding of het doen van verzoeken aan de Belastingdienst.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter. Ik zou het op prijs stellen als de Kamer hierover meer diepgravend van gedachten kon wisselen. De staatssecretaris heeft de directe aanleiding voor deze gedachtewisseling wel in belangrijke mate weggenomen, maar desondanks zou ik het op prijs stellen als wij hierover nog eens konden spreken. Dat heeft te maken met de democratische, staatkundige aspecten. Met het oog daarop zou ik graag de discussie hierover op een meer volwaardige manier voeren.

Staatssecretaris De Jager:

Als de Kamer daaraan behoefte heeft, ben ik uiteraard beschikbaar voor een dergelijke gedachtewisseling.

De heer Van der Vlies (SGP):

Daarbij zou dan onderscheid gemaakt moeten worden tussen instrueren en dicteren. Het belang van dat onderscheid herinner ik mij van het debat van 1986. Dicteren is niet aan de orde. De inspecteur stelt op grond van zijn eigen verantwoordelijkheid en op grond van de instructies, de circulaires en dergelijke de belastingaanslag op. Het kan niet zo zijn dat wij hier, direct of indirect, spreken over belastingaanslag x, y of z van burger a, b of c. Dus: dicteren niet en met instrueren terughoudend zijn.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Ik heb zelf het debat van 1986 niet meegemaakt. Ik zat toen nog op de lagere school. Ik meen evenwel dat de heer Van der Vlies goed heeft weergegeven wat daar is gebeurd. Hij geeft eigenlijk ook weer wat in artikel 11 van de AWR staat, namelijk dat het uiteindelijk de inspecteur is die de aanslag vaststelt. Ik zeg erbij dat een burger allerlei mogelijkheden van beroep heeft. Ik noem: het aantekenen van bezwaar, in beroep gaan, in hoger beroep gaan en cassatie. Dat is de lijn. Er is dus geen sprake van enig deficit in de rechtsbescherming. Die is er via de rechterlijke macht. Allereerst kan men dus bezwaar aantekenen bij de Belastingdienst zelf, vervolgens is er de mogelijkheid van beroep, hoger beroep en cassatie.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. In aansluiting op de vraag van de heer Remkes verzoek ik de staatssecretaris om de Kamer een brief te sturen, zodat wij op basis van die brief een bredere discussie kunnen voeren.

Staatssecretaris De Jager:

Daartoe ben ik bereid. Gelet op het aantal brieven bij de behandeling van het Belastingplan wil ik daar wel even de tijd voor nemen. Dit is ook geen urgent punt. Ik denk ook aan hetgeen ik dit jaar nog moet bespreken met de Tweede en de Eerst Kamer, maar ik zeg de Kamer wel toe haar deze brief te zullen sturen.

Voorzitter. Ik ben aan het eind gekomen van mijn beantwoording van de vragen. Ik heb aan het begin gezegd dat ik zou ingaan op de amendementen die tot nu toe zijn ingediend, maar ik heb begrepen dat het uw voorkeur geniet dat ik alle amendementen in de tweede termijn behandel. Uiteraard volg ik u daar geheel in.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb nog vragen gesteld over mediation. De klachten nemen weliswaar toe, maar niet de mediationtaak, die daarop een uitstekend antwoord zou kunnen zijn. Wat zou er kunnen worden gedaan om dat wel mogelijk te maken? Daarop heb ik geen antwoord gekregen.

Staatssecretaris De Jager:

Ik neem aan dat u op de Belastingdienst doelt. Zal ik daar per brief op ingaan en bij een komend verzamel-AO, bijvoorbeeld over de Belastingdienst, een schets geven van de hele klachtbehandeling? Ik heb mij daarin verdiept. Die klachtbehandeling is heel uitvoerig. Het lijkt mij goed dat ook de wetgever er kennis van neemt hoe de huidige klachtbehandeling is vormgegeven.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dat lijkt mij prima. Ik zal er nu niet moeilijk over doen.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Er is bij een aantal collega's behoefte om nu kort te schorsen. Ik denk hierbij aan een minuut of tien. Dan beginnen wij met de tweede termijn van de Kamer. Daarna schorsen wij voor de dinerpauze en heeft de regering de tijd om zich voor te bereiden op haar tweede termijn. Dat is de meest efficiënte wijze om met onze drukke agenda en onze tijd om te gaan.

De vergadering wordt van 18.30 uur tot 18.40 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden om, gelet op de tijd, zo mogelijk enigszins terughoudend te zijn met interrupties.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Voorzitter. De lijn van de CDA-fractie over de topinkomens is de afgelopen drie, vier maanden consistent en duidelijk geweest. Wij hebben iedere keer gezegd dat wij de zorg van de samenleving delen over excessieve beloningen aan de top van het Nederlandse bedrijfsleven. Wij hebben echter ook iedere keer consequent gezegd dat het niet moet leiden tot bredere maatregelen die een grotere groep van hogere inkomens treffen. Wij hebben ook iedere keer onze zorg geuit over het vestigingsklimaat in Nederland, over de kenniseconomie, en over de cultuur van ondernemerschap. Dit zijn allemaal zaken die essentieel zijn voor de innovatieve slagkracht van de Nederlandse economie. Hoewel er natuurlijk zeker kanttekeningen te plaatsen zijn bij bepaalde opmerkingen uit het bedrijfsleven, denk ik toch dat vooral niet onderschat mag worden hoe belangrijk die overwegingen zijn voor de toekomst van ons allemaal.

De CDA-fractie heeft wel degelijk alternatieven aangedragen. Ik heb hier de Handelingen van de algemene financiële beschouwingen. Gezien de tijd ga ik het niet allemaal voorlezen. In die Handelingen heeft mijn collega De Nerée tot Babberich zeer uitdrukkelijk alternatieven aangedragen die wellicht in de plaats zouden kunnen komen voor met name de maatregel gericht op de pensioenaftopping. De suggesties die hij deed, hadden te maken met excessieve gouden handdrukken, inhaalstortingen op toppensioenen en bonussen die op heel hoog niveau terechtkomen en daardoor excessief lijken. Inderdaad zijn die alternatieven op dit moment nog niet in detail uitgewerkt. Het kabinet is om een reactie gevraagd. Vorige week heeft het kabinet schriftelijk laten weten dat het de alternatieven aan het bestuderen is. Men ziet voor- en nadelen maar kan nog steeds niet tot een gebalanceerde afweging komen en heeft daarom meer tijd nodig.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er weerstand bestaat tegen het voornemen, de aftrekbaarheid van pensioenpremies boven een bepaald inkomen te beperken;

overwegende dat ook bij het bedrijfsleven bereidheid bestaat om excessieve beloningen langs fiscale weg te adresseren;

verzoekt het kabinet, de voorgestelde maatregel inzake de beperking van de aftrekbaarheid van pensioenpremies te vervangen door (een) maatregel(en) die meer gericht zijn op excessieve beloningsbestanddelen en dezelfde opbrengst genereren, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jules Kortenhorst, Cramer en Tang. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(31205,31206).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Maar ik dacht dat als u echt de boel onder druk wilt zetten, u hier met een amendement komt óf dat u het amendement van de heer Remkes steunt. Dat amendement ziet erop toe dat het punt van het pensioensparen uit het Belastingplan wordt gehaald. Dan dient u toch geen motie in? Het is al heel raar wat u hier doet.

In de tweede plaats blijft mijn vraag aan u: waar blijft uw voorstel? De CDA-fractie heeft constant tegen het kabinet gezegd gerichtere maatregelen te willen; het kabinet heeft er niets van willen weten. U hebt voortdurend gesuggereerd dat u weet hoe het wél moet. Mijnheer Kortenhorst, het is nu toch echt tijd om met voorstellen te komen. Wat wil de CDA-fractie met de topinkomens?

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Het is duidelijk wat de CDA-fractie wil met de topinkomens. De excessen moeten worden aangepakt en er mogen geen maatregelen komen die aansluiten bij grotere inkomensgroepen. De maatregelen die de CDA-fractie voorstelt, zouden kunnen aangrijpen bij gouden handdrukken, bij "back service" van toppensioenen en mogelijk bij bonussen op hoge niveaus. Er zijn wellicht nog andere specifieke maatregelen mogelijk; die zullen beter bekend zijn bij het ministerie van Financiën. De CDA-fractie heeft het kabinet al bij de algemene politieke beschouwingen gevraagd om met alternatieven te komen. Ik heb eerder vandaag van de staatssecretaris gehoord dat het kabinet bereid is om over die alternatieven na te denken. De CDA-fractie wacht graag de voorstellen van het kabinet af.

De heer Remkes (VVD):

Ik ben ook wat verbaasd over de tekst van de motie. Ik heb wel een paar heel duidelijke vragen aan de heer Kortenhorst. Ik begrijp en neem aan dat hij het kabinetsvoorstel echt niet wil. Als dat zo is, waarom steunt de CDA-fractie dan niet gewoon het desbetreffende amendement van de VVD-fractie?

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Ik vermoed dat de heer Remkes nu spreekt over het eigenwoningforfait.

De heer Remkes (VVD):

Nee, er ligt tevens nog een amendement over het pensioensparen.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Mijn motie is op het punt van het pensioensparen duidelijk. De maatregel moet worden vervangen. De CDA-fractie vraagt het kabinet om met een aantal voorstellen te komen en steunt uw amendement niet. Wij wachten de maatregelen van het kabinet af. Op die manier komen wij in de komende maanden tot een goede oplossing voor dit netelige dossier.

De heer Remkes (VVD):

De essentie van mijn opmerking is dat een motie in dezen niet het geëigende parlementaire instrument is. Dan zul je echt een amendement in moeten dienen. Dat kan in combinatie met die motie.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Ik begrijp dat u aanmerkelijk meer ervaring dan ik in dit huis hebt. Misschien is het een innovatieve aanpak.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik word hier zo moe van! Ik vind het zo'n schijnheilig gedoe! De CDA-fractie wil de twee onderdelen niet, te weten aftopping pensioenopbouw en eigenwoningforfait. Dan amendeer je dat toch weg?

Mijnheer Kortenhorst, wat voegt uw motie nu toe aan hetgeen de commissie-Frijns is gevraagd? Die komt met adviezen en mogelijkheden om de topinkomens aan banden te leggen. Wat is dit voor schijnheilig gedoe?

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Mevrouw Koşer Kaya, de commissie-Frijns gaat over governance en dat is een ander dossier. Wij hebben het er al eerder over gehad dat dat een belangrijk dossier is. Er moet nog wel degelijk over gesproken worden. Wij praten echter vandaag over fiscale maatregelen. Onze motie strekt ertoe de fiscale maatregel inzake de aftopping van de pensioenaftrek te vervangen door een of meerdere alternatieve maatregelen met eenzelfde opbrengst. Dat kun je niet via Frijns regelen, want die gaat niet over belastingen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De commissie-Frijns komt met een pakket van adviezen, ook op dit punt. Maar waarom dan nu deze invulling via een motie? Nog steeds blijft die schijnheilige houding bestaan. U wilt die twee dingen niet in het Belastingplan. Welnu, amendeer ze dan weg!

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Nogmaals, Frijns komt niet met fiscale maatregelen. Dat is niet het onderwerp van zijn advies. Met betrekking tot het Belastingplan hebben wij duidelijk gezegd dat wij ongelukkig zijn met de maatregel inzake de pensioenaftopping en dat wij willen dat het kabinet met andere voorstellen komt op dit punt. Daar komt geen amendement voor maar een motie.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Ik wil de heer Kortenhorst graag feliciteren met deze motie. Ik vraag mij wel af hoe hij de PvdA-fractie zo gek heeft gekregen. Wat heeft hij beloofd dat Paul Tang van de PvdA zijn handtekening onder deze motie heeft gezet?

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Dank voor deze felicitatie. Het is inderdaad bijzonder om je eerste motie in te dienen. De heer Tang is overtuigd door mijn argumenten: vestigingsklimaat, kenniseconomie en ondernemerschap.

De heer Irrgang (SP):

Volgens mij vond de heer Tang de aftopping van de pensioenpremieaftrek tot vandaag een geweldige maatregel, maar nu heeft hij zijn handtekening gezet onder een motie waarin staat dat er naar alternatieven moet worden gezocht. Beweert u echt dat u de PvdA-fractie puur met argumenten ervan heeft overtuigd dat dit niet zo'n goed idee is en dat er wellicht betere alternatieven zijn?

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Mijnheer Irrgang, bij een eerdere discussie over de Wet Big kwamen wij al tot de conclusie dat ik niet geschikt was voor psycholoog, laat staan dat ik gedachten kan lezen.

Wij hebben kennisgenomen van de nota van wijziging op het punt van het eigenwoningforfait. Het is voor mijn fractie niet de favoriete clausule in het Belastingplan, maar zij gaat er wel mee akkoord. Wij zien ook dat er in het totale pakket van de maatregelen met het oog op koopkracht een juiste balans is gevonden.

Ik heb vandaag goed nieuws gehoord over de vergroening van het belastingstelsel. Er is consensus over de noodzaak van meer vergroening. Er is niet alleen sprake van het meer belasten van milieuonvriendelijk gedrag, maar ook van meer differentiatie, dus van meer keuzemogelijkheden. Alle fracties hebben in dit verband hun voorwaarden gesteld. Mijn fractie blijft de maatregelen van de regering toetsen aan de voorwaarden die ik eerder heb verwoord.

Ik heb met grote zorg kennisgenomen van het standpunt van de fractie van de PVV. De kop in het zand steken voor de problemen van de klimaatverandering is in mijn ogen volstrekt onaanvaardbaar. Ik heb vertrouwen in de toekomst. Deze portefeuille is handen van een ambitieuze staatssecretaris. Wij zien de verdere vergroening van het belastingstelsel met vertrouwen tegemoet.

In het kader van de fiscale maatregelen met betrekking tot het ondernemingsklimaat heb ik kennisgenomen van de toezegging van de staatssecretaris voor de kilometeradministratie. Ik ben blij, te horen dat de rood-wit-blauwe auto's met zwaailichten daar niet onder vallen. Dat scheelt een enorme papierwinkel. Ik reken erop dat dit Walhalla ook voor de rest van de bedrijfsauto's snel in zicht komt.

Ik ben blij met de toezegging dat het "Te woon"-concept geaccommodeerd kan worden binnen de herinvesteringsregeling. Ik blijf mij zorgen maken over de gecombineerde projecten van sociale en commerciële woningbouw. Die spelen wellicht juist een rol in de wijken waar wij onze aandacht op willen richten. Ik ben er nog niet van overtuigd dat er geen manier is om investeringen van de woningbouwcorporaties tot op zekere hoogte fiscaal te faciliteren. Collega Tang zal op dit punt een motie indienen die op onze steun kan rekenen.

Stadsherstellichamen vervullen een belangrijke taak in moeilijke, oudere wijken en voor bijzondere panden en locaties. De CDA-fractie wil de rol van die stadsherstellichamen blijvend ondersteunen. De motie van collega Cramer hierover kan dan ook op onze steun rekenen.

In het wgo hebben wij onze zorg al uitgesproken over de energiebelasting op de keramische industrie. Wij hebben een amendement ingediend voor vrijstelling op de energiebelasting voor aardgas in die sector om een Europees level playing field te realiseren. Misschien zou ik in dit verband beter over een gelijk speelveld kunnen spreken.

Ten slotte kom ik op artikel 10a. Dit vormt zonder meer een van de meer gecompliceerde onderdelen van onze discussie vandaag. Ik heb de toezeggingen van de staatssecretaris gehoord. Ik blijf mij zorgen maken over datgene wat als een safe harbour zou kunnen dienen voor terechte constructies, en kijk nog steeds naar de mogelijkheid van een amendement van mijn fractie daarover.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil tot slot van dit debat vijf punten naar voren brengen. Ik neem opnieuw met genoegen nota van de woorden van de staatssecretaris ten aanzien van een verdere vergroening van de belastingen in de komende kabinetsperiode. De staatssecretaris stelt zeer terecht dat het niet alleen gaat om "verdere vergroening voor hetzelfde geld", om de fractie van de Partij van de Arbeid maar even te citeren, maar dat het juist gaat om vergroening van de totale belastingmix, waarbij de facto sprake kan zijn van ontlasting van arbeid en verdere belasting van milieuvervuiling. Ik benadruk dit nog maar even. Het is heel belangrijk dat de staatssecretaris die koers verder inslaat, deze wil verkennen en met nadere voorstellen komt. Kortheidshalve verwijs ik maar even naar de voorstellen die wij vorig jaar hebben gedaan bij gelegenheid van het verkiezingsprogramma. Die zijn doorgerekend door het Centraal Planbureau. Hierin hebben wij een pakket van 14 mld. aan vergroening voorzien, waarin veel zit. De staatssecretaris kan daarop een heel eind studeren. Als er nog vragen zijn, dan weet hij ons te bereiken. Er zijn ook andere plannen, bijvoorbeeld van de FNV en de Stichting Natuur en Milieu, ik meen uit december vorig jaar, met eveneens een uitgebreide vergroeningsagenda, zij het iets bescheidener dan die van ons. Het verschil zat vooral in de kilometerheffing. Deze plannen bevatten allerlei goede ideeën om de vergroening van de belastingen verder vorm te geven. Ik beveel die ideeën van harte in de aandacht van de staatssecretaris aan.

Met maar redelijk genoegen constateer ik – dit is mijn tweede punt – dat er heel snel, in vliegende vaart, een differentiatievoorstel voor de ticketbelasting hier in de Kamer ligt. Vrijdag gaan ambtenaren al spreken met de luchtvaartsector. Dat is mooi. Dan moet dit voorstel er toch echt voor 1 mei kunnen zijn, toch? Mooi. Dat geldt dan ook voor dat bredere vergroeningspakket. Er ligt al een eerste notitie over de vraag hoe deze staatssecretaris de komende jaren verdergaat. Dan ligt er meteen ook een stevig autopakket. Dat is mooi, maar eerlijk gezegd wil ik daar toch niet op wachten. Ik handhaaf dus mijn amendementen ter zake van de CO2-heffing voor auto's en de uitruil bpm-mrb, die wat mij betreft een jaar te vroeg komt.

Het derde punt betreft de btw op medische diensten. Ik zeg het niet helemaal goed, maar men begrijpt wat ik bedoel. Ik heb de daad bij het woord gevoegd, en de vraag die ik bij interruptie aan de staatssecretaris voorlegde, vormgegeven in een amendement, dat ongeveer op dit moment wordt ingediend. Ik doe het kabinet per amendement het voorstel om onderdeel b uit de memorie van toelichting met betrekking tot de btw-vrijstelling voor het jaar 2008 te schrappen. In de toelichting bij het amendement wordt deze staatssecretaris, maar zeer nadrukkelijk ook de minister van VWS, gevraagd om dit voorjaar met een nieuw voorstel te komen. Hierover dien ik ook een motie in. Wij begrijpen namelijk heel goed dat het spook van de vrijstelling een keer getackeld moet worden en dat er aan elke vrijstelling goede en correcte begrenzingen verbonden dienen te zijn. Op dit punt steunen wij de staatssecretaris. De vraag is echter of er dit voorjaar een beter, uitgebalanceerder voorstel kan komen dan op dit moment in het Belastingplan verwerkt zit. Wij denken dat er alternatieven zijn. Dit hangt ook af van de toekomst van de Wet BIG. Daarover gaat deze staatssecretaris niet – wij nemen het hem ook niet kwalijk – maar wel de minister van VWS. Die moet hiermee meteen ook aan het werk om, steun biedend aan de agenda van de staatssecretaris, dit voorjaar een compleet kabinetsvoorstel in de Kamer te laten landen. Ik verwijs naar het amendement. Voor zover het nog niet helder is, heb ik ook nog de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt het kabinet, in het bijzonder de minister van VWS en de staatssecretaris van Financiën, in het voorjaar van 2008 de Kamer te informeren over de toekomst van de Wet BIG en de relatie van deze wet met de fiscaliteit en met een herzien voorstel te komen voor de vrijstelling van btw voor gezondheidskundige verzorging van de mens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik, Cramer, Jules Kortenhorst, Tang, Koşer Kaya, Van der Vlies en Remkes.

Zij krijgt nr. 39(31205,31206).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik zou denken, mijnheer de staatssecretaris, dat je met zo'n motie het ministerie van VWS wel binnenkomt!

De staatssecretaris houdt vast aan een tamelijk scherpe en harde bezuiniging van 400 mln. Hij weet na vragen van mij en van collega's niet duidelijk te maken wat de inkomensconsequenties zijn en wie die 400 mln. vanaf 2008 gaat ophoesten. In hetzelfde debat presenteert hij een nota van wijziging om villabezitters acht jaar de tijd te geven zodat zij kunnen wennen aan een tarief van 2,35% van de WOZ-waarde van de eigen villa. Dat is nog nooit vertoond. Kennelijk zijn de villabezitters beschermenswaardig, maar trekt dit kabinet geen acht jaar uit om mensen te laten wennen aan de versobering van de buitengewone uitgaven.

Hoe heb ik het nu? De heer Rutte was nog zo vriendelijk om te spreken van een links kabinet. Dit is echter een onvervalst rechts kabinet! Ik vraag de staatssecretaris om uitleg. Waar haalt hij de moed vandaan om chronisch zieken, gehandicapten, ouderen en arbeidsongeschikten die op dit moment gebruikmaken van de buitengewone uitgavenregeling volgend jaar ten dele de prijs van 400 mln. bezuiniging te laten betalen? En waar komt de enorme soepelheid vandaan waarmee de staatssecretaris de villabezitter acht jaar de tijd geeft om te wennen aan een klein beetje meer belasting op de eigen villa? Acht jaar! Dat maakt de staatssecretaris niet eens mee als dit kabinet de rit niet uitzit.

De staatssecretaris geeft mij over de inkomensconsequenties van de buitengewone uitgaven niet de precisie die ik wens. Wat ik echter lees op pagina 98 van de Macro Economische Verkenning van het Centraal Planbureau doet mij vrezen voor de uitkomst. Daaruit blijkt dat met name mensen met lage inkomens, zoals de ouderen, de prijs betalen. De puntenwolk laat op geen enkele manier zien dat het inkomenspakket van dit kabinet in het jaar 2008 voldoende compensatie biedt voor de inkomensverlaging. Ik moet constateren dat het kabinet geen antwoord geeft op mijn vraag. Het CPB licht echter een tipje van de sluier op. Ik vrees dan ook met groten vreze dat de mensen met de smalste beurs het bedrag van 400 mln. moeten betalen. Ik ben het daarmee niet eens. Met dat onderdeel kan de fractie van GroenLinks niet akkoord gaan.Vendrik

Ook gaan wij er niet mee akkoord dat de aftrek van buitengewone uitgaven nu al in zijn geheel wordt afgeschaft, zonder dat wij zicht hebben op de reikwijdte en de inhoud van de nieuwe regeling voor chronisch zieken en gehandicapten. Ik handhaaf het amendement dat ik hierover heb ingediend met de grootst mogelijke kracht. Ik vraag opnieuw in alle redelijkheid aan de staatssecretaris of het niet heel logisch is dat wij willen weten wat de nieuwe regeling behelst. De staatssecretaris kondigt deze regeling aan, tegelijk met het voorstel om de bestaande regeling af te schaffen. Deze regeling betreft een kwetsbare groep. Veel mensen die ervan gebruikmaken, kunnen dankzij deze regeling misschien net de eindjes aan elkaar knopen. Dan is het toch logisch dat wij willen weten wie daarvan profiteert en hoe de balans tussen winst en verlies uitvalt, voordat de Kamer akkoord zou kunnen gaan met de algehele afschaffing van de aftrek van buitengewone uitgaven? Ik begrijp de halsstarrigheid van de staatssecretaris niet. Ik weet niet wat hieraan zo moeilijk is. De logica staat aan onze kant.

De aanwezigheid van deze voorzitter inspireert mij. Wij hebben zojuist van de heer Jules Kortenhorst een knettergekke motie voorgeschoteld gekregen. Het is verbazingwekkend dat de Partij van de Arbeid deze motie heeft ondertekend. Ik hoor Bos nog zeggen tijdens de algemene financiële beschouwingen dat het kabinet met voorstellen komt. Als het CDA gerichte maatregelen of fiscale strafmaatregelen wil tegen excessieve beloning, kwamen die volgens hem bovenop het pakket van het kabinet. De CDA-fractie vond toen dat er sprake moest zijn van een ruil. Dat was ook vorige week maandag de stand van zaken. Nu is er geen sprake van "bovenop" of van een ruil. De coalitie heeft op voorhand besloten dat een belangrijk onderdeel van het kabinetsvoorstel de prullenbak in kan. Ik doel op beperking van de pensioenpremieaftrek voor de allerrijksten in dit land. Voor de vorm mag het nog een jaar in het Belastingplan staan, wat overigens vreemd is. Het kabinet neemt daar kennelijk genoegen mee. Er is geen sprake van plus-plus of uitruil; het voorstel wordt gewoon ingetrokken. Dat staat in deze motie. Het is verbijsterend dat dit de uitkomst is van twee maanden onduidelijkheid. Daarvoor moet elders een prijs betaald zijn. Vanavond vechten wij het uit met de minister van Financiën. Er komt nu op twee gebieden volledige stilstand; daar is maanden over gedaan. De modernisering van het ontslagrecht krijgt geen gestalte en dat is jammer voor kwetsbare mensen maar goed nieuws voor de topverdieners met hun ontslagvergoedingen. Verder is de fiscale aanpak van topinkomens zo goed als terug bij af. Wat een winst! Sommige mensen lijken het misverstand te huldigen dat regeren stilzitten is. Men is angstig om überhaupt te bewegen. Kennelijk is dat het hoogste gebod van deze coalitie. Mijn fractie neemt daar met kracht afstand van.

De heer Tang (PvdA):

Ik begrijp niet waarop de heer Vendrik baseert dat de plannen weg zijn. Ik bestrijd dat. De bezitters van huizen van meer dan 1 mln. worden aangepakt; het plafond gaat eruit. Het tarief van het eigenwoningforfait wordt verhoogd. Dat deel is dus gewoon overeind gebleven. De heer Vendrik moet dat met mij eens zijn. Verder wordt met de motie een betere uitwerking van de ideeën die er leven beoogd. Die ideeën leven niet alleen bij de CDA-fractie maar ook bij het FNV. Het FNV heeft bijvoorbeeld het voorstel gedaan om de inhaalpremie te beperken. Dat is een maatregel waarmee een bijdrage van hogere inkomens wordt gevraagd en waarmee de excessen aan de top kunnen worden aangepakt. Is dat een achteruitgang? Ik ben het ermee eens dat het ongelukkig is dat er nu geen uitgewerkte voorstellen liggen. Dat bemoeilijkt de discussie. Het is echter niet gezegd dat alles van tafel is. Momenteel zijn de fiscale maatregelen aan de orde en na de commissie-Frijns komen de institutionele maatregelen aan de orde. Naar mijn mening blijft het verhaal dus overeind.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het kabinet nam eindelijk maatregelen tegen de zelfverrijking aan de top van het bedrijfsleven. De maatregelen waren breder van strekking en gingen eigenlijk uit van het principe "de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten" maar met goede wil kon gezegd worden dat het kabinet paal en perk stelde aan de zelfverrijking aan de top van het Nederlandse bedrijfsleven. Degenen die zich in die top bevinden, zijn over het algemeen ook de bezitters van die dure villa's en degenen die overmatig hun pensioenpremies aftrekken. Die maatregelen waren niet goed genoeg, maar het begin was tenminste gemaakt. Toen kwam echter de CDA-fractie en die wilde wat anders ervoor in de plaats. Tot op de dag van vandaag heeft de CDA-fractie veel woorden eraan gewijd, maar geen concreet voorstel ingediend. De PvdA-fractie zei vervolgens bij monde van de heer Tang, in navolging van het kabinet: leuke voorstellen, maar hooguit in aanvulling op hetgeen door het kabinet wordt voorgesteld. Aan het kabinetspakket wordt niet getornd. Ik constateer vandaag dat de wereld is omgedraaid. Er ligt geen voorstel van de CDA-fractie voor, de maatregel van het eigenwoningforfait wordt over acht jaar uitgesmeerd en het pensioensparen wordt de facto ingetrokken. Dat staat in de motie. De heer Tang draait, en niet zo gering ook. Hij deelt kennelijk de zorg van de CDA-fractie met betrekking tot de villabezitter. Hij vindt kennelijk dat het pensioensparen uiteindelijk toch geen goed idee is. Zonder alternatieven zijn wij dus weer terug bij af. Er is twee maanden lang een hoop gedoe geweest. Het kabinet is dwars gezeten. De heer Tang steunt de CDA-fractie en wat is het eind van het liedje? Op het gebied van de topinkomens zijn wij geen moer opgeschoten. Ik neem dat de heer Tang buitengewoon kwalijk.

De voorzitter:

Ik geef de heer Tang nu gelegenheid om een vervolgvraag te stellen.

De heer Tang (PvdA):

Ik vind het onbegrijpelijk dat de heer Vendrik geen direct antwoord geeft op mijn vragen. Ten eerste blijft het voorstel van het eigenwoningforfait overeind. Ten tweede wordt met de motie beoogd om met gelijkwaardige alternatieven te komen voor het voorstel tot aftopping van de aftrekmogelijkheid van pensioenpremies. De heer Vendrik kan dan moeilijk volhouden dat een en ander van tafel is. Laat hem daar eens antwoord op geven. Vindt hij dat een en ander van tafel is? Dat kan hij toch niet volhouden?

De heer Vendrik (GroenLinks):

U moet echt opletten welke vragen u aan mij stelt. U zei: handen af van het eigenwoningforfait voor de villabezitter en handen af van de beperking van pensioensparen. Uw politiek leider zei dat tijdens de politieke beschouwingen en u zei het tijdens de financiële beschouwingen. Vorige maand hebben wij nog gehoord dat het kabinet dezelfde mening was toegedaan. Dat was een start. Daarnaast is er nog een hele discussie mogelijk – dat zeiden de heer Tang en het kabinet, de heer Bos voorop – over eventuele aanvullende, meer gerichte maatregelen. Het ging om maatregelen in aanvulling op, niet eens in ruil voor. De aanvulling is verdwenen en de ruil is ook verdwenen, want ik zie nog steeds geen voorstel. Ik zie wel dat het pensioensparen ter discussie wordt gesteld. Dat doet de heer Tang per motie. Ik zie wel dat het eigen woningforfait wordt uitgesmeerd over acht jaar. Alsof daar de grootste armoede in dit land zit. Dat constateer ik.

De voorzitter:

Ik wijs de heer Tang erop dat wij niet buiten de microfoon spreken, zoals hij nu probeert. Hij heeft twee interrupties gehad. De heer Kortenhorst krijgt het woord.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Ik vraag de heer Vendrik kennis te nemen van de Handelingen van de algemene financiële beschouwingen op 2 oktober 2007, waarbij hij overigens zelf aanwezig was. Op die dag heeft mijn collega, de heer De Nerée tot Babberich, drie voorstellen gedaan. Zij staan hierin. Als hij nog één keer zegt dat wij geen alternatieven hebben aangedragen, dan vraag ik hem eerst uitdrukkelijk deze bladzijde in detail door te lezen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik herinner mij dat debat erg goed, want wij hebben de heer De Nerée het hemd van het lijf gevraagd over wat hij precies voorstelde. Kwam er een motie? Kon hij het nader toelichten? Stond er iets op papier? Op dat moment niet. Soit, wij doen daar niet altijd even moeilijk over. Wij dachten dat het dan wel terug zou komen bij het Belastingplan. Wat schetst mijn verbazing? Er staat niks op papier en er wordt niks toegelicht. Dat deed u ook niet vanaf deze plek, mijnheer Kortenhorst. Geen amendementen. Dan wil de heer Kortenhorst dat ik die voorstellen echt serieus neem? Ik denk iets anders. Hij doet zijn voorstellen alleen maar om tijd te winnen. Hij doet die voorstellen niet om iets op te lossen, maar om ergens vanaf te komen. Dat maakt mij wantrouwig. Wij zitten hier niet een beetje te kwekken over wat er maatschappelijk aan de hand is. Hier wordt politiek bedreven. Dat betekent amendementen indienen, voorstellen maken, actief vooruit lopen en kijken waar de meerderheden zitten. Daar doet de heer Kortenhorst niet aan mee. Hij kwekt wel vanaf de zijkant en roept samen met de heer De Nerée wel van alles, maar de voorstellen komen niet. Als ik, geïnspireerd door wat de heer De Nerée zei, een voorstel doe, dan is het weer niet goed. Kortom: een hoop lucht, veel woorden, maar geen daden. Jammer dat het kabinet de heer Kortenhorst volgt. Dat is zonde, heel erg zonde. Wat dat betreft had hij een heel grote straf verdiend.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Als u zich goed herinnert, hebben wij een brief van het kabinet gevraagd met alternatieve voorstellen. Die brief is twee weken geleden gekomen, maar was niet concreet genoeg. Het kabinet heeft om meer tijd gevraagd. Die tijd nemen wij nu om met de juiste voorstellen te komen. Dat kunt u zich toch wel herinneren?

De heer Vendrik (GroenLinks):

O ja. Ik begrijp dus dat u niet in de gelegenheid bent om uw eigen voorstellen af te ronden en het vervolgens maar aan het kabinet overlaat. Dit terwijl de minister van Financiën hier ongeveer een half jaar geleden zei: ik kom niet met voorstellen, want ik wacht op de Kamer. Dat is een interessante figuur. Dat is nou precies de stilstand die ik op dit moment signaleer en hekel. Iedereen van de coalitie wacht op iedereen. De consequentie van dit alles is dat er niets gebeurt. Maatregelen die het kabinet overwoog, zijn goeddeels ingetrokken, worden ter discussie gesteld of uitgesmeerd. De alternatieven zijn er niet. Het CDA heeft ze niet, de minister van Financiën heeft ze niet, ze zitten niet in de nota van wijziging en de staatssecretaris weet het ook niet meer. De consequentie van dit hele spel waar u ons allen uren mee hebt beziggehouden, is stilstand. Er gebeurt niets. Gefeliciteerd, mijnheer Kortenhorst. U hebt uw punt binnen.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Na vele uren debatteren over het Belastingplan, kent het debat een buitengewoon teleurstellende afloop. Deze coalitie heeft kennelijk meer compassie met de eigen villabezitter dan met de ziektekostenaftrek voor arbeidsongeschikten en ouderen. De eigen villabewoner krijgt een overgangsregeling voor de buitengewone uitgaven. Ondanks aandringen van een groot deel van de Kamer geeft de staatssecretaris niet toe met betrekking tot de volledige afschaffing in 2009 die wél in het Belastingplan staat, maar waarvoor nog geen vervangende regeling beschikbaar is. De staatssecretaris geeft in het geheel niet mee als het gaat om de bezuinigingen voor 2008. Wij weten feitelijk niet eens wie daar nu het slachtoffer van worden. Voor mijn fractie is ook nog van groot politiek belang dat wij er geen enkel vertrouwen in hebben dat de vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties zoals deze wordt ingevoerd, geen negatief effect zal hebben op de sociale woningbouw in Nederland. Wij vrezen dat dit zal leiden tot meer verkoop van sociale huurwoningen en minder investeringen, allebei tegelijkertijd. Deze twee aangelegen punten zijn voor mij voldoende reden om mijn fractie te adviseren tegen het wetsvoorstel Belastingplan 2008 te stemmen.

De heer Tang (PvdA):

De SP had in haar verkiezingsprogramma staan dat zij 600 mln. wilde ophalen door de introductie van de vennootschapsbelasting voor woningbouwcorporaties of door middel van vermogens- en rendementsheffing. Dat heeft ook het effect waarover wij ons zorgen maken, namelijk dat actieve en investerende woningbouwcorporaties hiermee worden gestraft. Wij hebben geprobeerd om dat te voorkomen. Op dit punt is er in de kern toch eigenlijk geen verschil tussen het voorstel van de SP en het wetsvoorstel?

De heer Irrgang (SP):

Mijnheer Tang, u bent een spelletje aan het spelen. U weet donders goed dat wat de SP voorstelt in haar verkiezingsprogramma, deze heffing van 600 mln., in de sector blijft. Het geld wordt teruggepompt in sociale woningbouw, precies waarvoor het nodig is. De kritiek was juist dat de corporaties zo veel op hun handen zitten. Het geld moet geïnvesteerd worden in sociale woningbouw. Wat uw coalitie doet, is ieder jaar opnieuw 500 mln. uit de sociale woningbouwsector halen. Dat zal leiden tot minder sociale woningbouw, tot meer verkoop en tot nog meer commercieel gedrag van corporaties. Dat is precies datgene waartegen wij zo'n bezwaar hebben. Het is ook iets totaal anders dan hetgeen wij voorstellen in ons verkiezingsprogramma, vandaar ook mijn kritiek op het kabinet.

De heer Tang (PvdA):

Ik mag dus wel constateren dat u een heffing had staan op woningbouwcorporaties. Uw argument daarbij is dat deze heffing wel weer wordt teruggepompt. Dit kabinet doet hetzelfde. De discussie over het functioneren van het investeringsfonds komt nog. Ik stel vast dat u in principe geen bezwaar hebt tegen een heffing voor woningbouwcorporaties.

De heer Irrgang (SP):

Mijn bezwaar heeft er altijd in gelegen dat u ieder jaar opnieuw 500 mln. uit de sociale woningbouwsector haalt, wat funest is voor de sociale woningbouw. Dat er daarnaast een investeringsfonds is, is een heel andere discussie. Het gaat daarbij om een andere 250 mln. Wij hebben niet gezegd dat wij daar tegen zijn. Wij hebben wel eens kritiek gehad op de uitvoering, maar de idee van een investeringsfonds op zich is goed. De heffing van 500 mln. voor woningbouwcorporaties waarvoor helemaal niets terugkomt, is echter iets anders. U moet deze twee zaken niet verwarren.

Ik ben de staatssecretaris dankbaar dat hij heeft voorgesteld om de maatregel inzake de medische vrijstelling nog even uit te stellen en te werken aan een beter voorstel. Ik denk dat dit een wijs besluit is. Ik vraag hem drie punten die voor de SP-fractie van belang zijn, in zijn overweging mee te nemen. Mijn eerste punt betreft de NIP-psychologen. Als de heer Tang wordt behandeld door de heer Kortenhorst vanwege het tekenen van die gekke motie, dan dient hij hiervoor uiteraard geen medische vrijstelling te krijgen. Dat lijkt mij duidelijk, want de heer Kortenhorst is hiervoor helemaal niet geschikt. Als een echte psycholoog die niet onder de Wet BIG valt, dit wél kan doen, moet hij naar mijn mening een vrijstelling krijgen. Dit probleem moet opgelost worden.

Dit geldt mijns inziens ook voor de ergotherapeuten. Mijn laatste punt betreft de administratieve lasten voor de huisartsen. Complementaire diensten moeten er niet toe leiden dat een huisarts binnen een consult verschillende administraties moet bijhouden. Hiervoor moet een werkbare oplossing gevonden worden.

De staatssecretaris heeft zijn wat rare opmerking in de late uurtjes ook nader toegelicht. Ik heb de consequenties daarvan op dat moment ook niet goed overzien, ongetwijfeld als gevolg van het late tijdstip.

De staatssecretaris vertelde dat hij soms op werkbezoek dingen ziet waarvan hij vindt dat zij niet kunnen. Hij vindt dat hij bepaalde mogelijkheden moet hebben om daar iets aan te doen. Dat is het individuele instructierecht. Bij de discussie hierover, op een later moment, moeten wij ook kijken naar de democratische controle van de Kamer op acties die zijn ondernomen naar aanleiding van een werkbezoek. Ik begrijp dat er sprake is van een geheimhoudingsplicht. Wellicht kunnen wij daar een oplossing voor vinden. Wij moeten hier in elk geval over spreken en wij zien wel hoe ver wij daarmee komen.

Ik zal mijn fractie adviseren om voor het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2008 te stemmen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. De woningmarkt op slot, de arbeidsmarkt op slot en een schijnheilige motie over topinkomens. Ik heb er mijn buik van vol. Wat een schijnheiligheid. Wie heeft er nu gewonnen? Dat zijn niet de mensen die een huis willen kopen en niet de nieuwkomers op de arbeidsmarkt. De PvdA-fractie krijgt een vastzittende woningmarkt en de CDA-fractie heeft de arbeidsmarkt op slot gedaan. Er lag nog geen motie van de CDA-fractie klaar, of de staatssecretaris vond dat het eigenwoningforfait gefaseerd kan worden ingevoerd. De aftopping van de pensioenopbouw is nu helemaal van de baan. En maar volhouden dat er geen koehandel heeft plaatsgevonden rond het ontslagrecht. Wie houdt dit kabinet nu voor de gek? Stilstand, nul-nul is het.

Laat ik beginnen met de uitleg over de uitvoerbaarheid van de verpakkingsbelasting. Pakken papier zijn er nodig om uit te leggen dat die goed zal uitwerken. Ik ben niet gerustgesteld door de antwoorden van de staatssecretaris. Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag wat het effect is op het budgettaire beslag van de hypotheekrenteaftrek als corporaties woningen verkopen om aan liquide middelen te komen. De staatssecretaris maakt zich er wel erg gemakkelijk van af.

Ik heb de motie van de heer Vendrik over de beperking van de btw-vrijstelling voor medische beroepen met plezier ondertekend. Er moet een oplossing komen, linksom of rechtsom. Hoe dit verder wordt vormgegeven, interesseert mij vrij weinig.

Excessen in de buitengewone uitgavenregeling moeten worden bestreden. De regeling kan echter niet worden afgeschaft zonder dat er een alternatief is. Dat is wat op dit moment gebeurt. Chronisch zieken en gehandicapten verkeren in onzekerheid en dat is onacceptabel.

Er is één maatregel die een positief effect heeft op de werkgelegenheid, namelijk snelle afschaffing van de thuiszitbonus. Dit kabinet wil daar vijftien jaar over doen. De lastenverzwaring in 2008 bedraagt 5 mld. en die over de gehele kabinetsperiode 7 mld. Aan de autonome lastenverzwaring wordt ook weinig gedaan, zeker wanneer je bedenkt dat binnen nu en enkele jaren 700.000 extra zorgmedewerkers nodig zijn bovenop de miljoen zorgmedewerkers die er nu zijn. Daar wordt niets aan gedaan.

Verdere sociaaleconomische hervormingen zijn noodzakelijk, maar dit kabinet durft niet. Het heeft angst voor hervormingen. Ik dien een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering in deze kabinetsperiode 200.000 mensen extra aan de slag wil helpen en de arbeidsparticipatie wil verhogen naar 80% in 2016;

overwegende dat het kabinet een commissie van deskundigen zal instellen die voor 1 juli 2008 moet rapporteren over de instrumenten die het beste werken om mensen aan de slag te krijgen;

overwegende dat de microlastendruk in de periode 2008-2011 cumulatief met 7 mld. stijgt;Koşer Kaya

constaterende dat uit de analyse van de verkiezingsprogramma's door het CPB kan worden geconcludeerd dat sociaaleconomische hervormingen, lastenverlichting op arbeid en individualisering van de algemene heffingskorting een positieve uitwerking hebben op de arbeidsmarkt en de evenwichtswerkloosheid verlagen;

verzoekt de regering, de commissie van deskundigen advies te vragen over verdere sociaaleconomische hervormingen, vermindering van de (stijging van de) lastendruk en versnelde individualisering van de algemene heffingskorting opdat het kabinetsbeleid daadwerkelijk tot een additionele versterking van de arbeidsdeelname leidt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(31205,31206).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik heb deze motie vooral ingediend omdat dit kabinet niet het lef heeft om daar zelf wat aan te doen.

Wat de antwoorden op de vragen over mediation betreft, ben ik blij dat wij daarover een wat breder debat kunnen voeren. Daar dank ik de staatssecretaris voor.

De voorstellen voor verdere vergroening van het belastingstelsel zie ik met belangstelling tegemoet. Toch kan ik dit debat niet anders typeren dan dat er bij dit kabinet een enorme angst is om te regeren.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. De PVV-fractie heeft hier vandaag loud and clear gezegd wat zij vindt van de voorgestelde fiscale maatregelen. Die betekenen een koopkrachtdaling voor alle burgers in dit land. Dit is voor ons in een tijd van hoogconjunctuur onbespreekbaar. Zo lang mensen met een modaal inkomen nauwelijks kunnen rond komen, accepteren wij geen lastenverzwaringen en extra belastingdruk.

Hierbij komt dat er al voelbare koopkrachteffecten zijn van de hoge olieprijs, de dreigende inflatie, de kredietcrisis en de hogere prijzen van grondstoffen. Ik kan dan ook niet anders dan mijn fractie adviseren om tegen dit Belastingplan te stemmen.

Ik wil nog wel even stil staan bij drie maatregelen. Allereerst is dat de buitengewone uitgavenregeling. Daar is al veel over gezegd. Vrijwel alle fracties hebben om uitstel van deze maatregel gevraagd. Ook onder andere de CG-Raad, Nibud en CSO hebben zich kritisch uitgelaten over deze maatregel, maar helaas zijn alle reacties tot nu toe aan dovemansoren gericht.

De staatssecretaris vraagt ons om nu al in te stemmen met de afschaffing van de buitengewone uitgavenregeling per 1 januari 2009, terwijl nog niet eens bekend is hoe de nieuwe regeling eruit komt te zien en wat de koopkrachteffecten voor betrokkenen zullen zijn. Daarom vragen wij of de staatssecretaris deze afschaffing nog even in de ijskast wil zetten en uit het Belastingplan 2008 wil halen.

Voorts wil ik enkele opmerkingen maken over de drank- en tabaksaccijnzen. In de tweede nota van wijziging worden de accijnzen op rookwaren verder verhoogd om geld vrij te spelen om de verlaging van de kansspelbelasting te kunnen financieren. Hierdoor wordt eens en te meer duidelijk dat het de staatssecretaris helemaal niet gaat om een gedragsverandering, maar dat het er gewoon om gaat om budgettaire gaten elders te dichten. Ook dit heeft hij in het wetgevingsoverleg van verleden week als volgt bevestigd: indien er een positief gedragseffect van uitgaat, is dat meegenomen. Hij hoopt van niet, want dan komt hij te kort. Hierover heb ik de volgende motie voorbereid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de accijnzen op alcohol en tabak telkenmale worden gebruikt als favoriet dekkingsmiddel;

overwegende dat de grensstreken hierdoor in grotere economische onzekerheid leven doordat deze producten in buurlanden worden gekocht;

overwegende dat de burgers al genoeg worden gedupeerd door alle lastenverzwarende maatregelen van dit kabinet;

verzoekt de regering, in deze kabinetsperiode de accijnzen op alcohol en rookwaren te bevriezen tot het huidige niveau,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(31205,31206).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik kom te spreken over de kansspelbelasting. De verlaging van de eerder voorgenomen verhoging van de kansspelbelasting naar 29% lijkt een mooie geste, maar heeft helaas voor de toekomst van de branche weinig effect. Met deze geste speelt de staatssecretaris Holland Casino als staatsbedrijf in de kaart. Deze verlaging betekent namelijk nog steeds de nekslag voor veel particuliere ondernemingen in deze sector: die zullen moeten sluiten. Dit komt Holland Casino natuurlijk goed uit, die als gevolg van deze concurrentievervalsing meer klanten zal kunnen trekken. Daarom vraag ik de staatssecretaris nogmaals om deze maatregel te heroverwegen ten behoeve van het behoud van banen, inkomsten voor de staat en het voortbestaan van de branche. Ook hierover heb ik een motie voorbereid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Tony van Dijck

overwegende dat de invoering van de kansspelbelasting van 29% voor de kansspelautomatenbranche, tezamen met het wegvallen van de btw-aftrek, een substantiële lastenverzwaring vormt voor de kansspelsector, die het voortbestaan van een groot aantal ondernemingen in gevaar kan brengen;

overwegende dat hierdoor veel mensen hun baan dreigen te verliezen;

overwegende dat dit van grote invloed kan zijn op de uiteindelijke opbrengst;

overwegende dat de effecten die deze maatregel kan hebben op het beleid gericht op preventie van gokverslaving en de bescherming van de consument, niet in kaart zijn gebracht;

verzoekt de regering, deze maatregel op te schorten en eerst in overleg met de branche de effecten van deze maatregel te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42(31205,31206).

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Om te beginnen dank ik de staatssecretaris heel hartelijk voor de uitgebreide en wat mij betreft ook behoorlijk complete beantwoording. Voorzover ik kan zien heeft hij een vraag van mij laten liggen, over de sloopaftrek. Ik heb expliciet gevraagd of hij bereid is daarover na te denken bij de evaluatie van de bedrijfsopvolging en de bedrijfsbeëindiging. Ik heb niet kunnen meekrijgen of hij daar antwoord op heeft gegeven.

Het antwoord van de staatssecretaris over de lichamen voor stadsherstel heb ik goed gehoord. Ik deel zijn standpunt, dat hij zich daar wat minder zorgen over maakt, niet zo. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Vpb-heffing bij woningcorporaties gevolgen heeft voor de maatschappijen voor stadsherstel;

overwegende dat deze maatschappijen voor stadsherstel belangrijk werk doen voor het behoud van ons cultureel erfgoed;

verzoekt de regering, in overleg te treden met de maatschappijen voor stadsherstel om te bezien op welke wijze de financiële gevolgen van de Vpb-heffing een optimale voortzetting van de werkzaamheden niet in de weg staan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cramer, Tang en Jules Kortenhorst. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(31205,31206).

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik snap het antwoord van de staatssecretaris over de kansspelbelasting, maar ik ben er niet blij mee. Ik vind dat hij iets te actief heeft geacteerd. Ik hoopte, misschien wel tegen beter weten in, dat hij bereid zou zijn om het percentage aan te passen. Ik snap zijn motivering, dat hij aansluit bij de automatenbranche. Dat is een keuze, maar die zou ik niet hebben gemaakt. Ik zie echter ook wel dat ik niet tegen beter weten in kan blijven vechten.

Ik vraag de staatssecretaris wel of ik mag aannemen dat het extra voordeel voor Holland Casino, dat minder belasting afdraagt, tot een hogere winstafdracht zal leiden.

De intenties van de staatssecretaris inzake de automobiliteit zijn zeer duidelijk. Ik neem er op dit moment genoegen mee. Ik wil zijn toezegging wel laten ijken met een motie op dit punt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer eerder uitspraken heeft gedaan omtrent de milieudifferentiatie van belastingen op automobiliteit (de motie-Huizinga-Heringa en de motie-Spies);

van mening dat een geïntegreerd langetermijnperspectief op de belastingheffing op automobiliteit (te weten bpm, mrb, kilometerheffing en IB-bijtelling op auto's van de zaak) dringend nodig is om burgers en bedrijfsleven, waaronder de automobielsector en de transportsector, te kunnen laten inspelen op de vergroening en de gevolgen van de invoering van de kilometerheffing, met het oog op het behouden van zo veel mogelijk maatschappelijk draagvlak;

van mening dat de huidige bpm-heffing op basis van energielabels en catalogusprijzen kan en moet worden vervangen door een heffing op basis van absolute uitstoot van CO2 zonder dat dit leidt tot verdere stijging van de belastingdruk op automobiliteit;

van mening dat een bredere differentiatie van de IB-bijtelling op auto's van de zaak gewenst is;

verzoekt de regering, voor 1 mei 2008 te komen met het genoemde geïntegreerde langetermijnperspectief en met uitgewerkte voorstellen tot verdere differentiatie in de bpm en de IB-bijtelling op basis van de absolute CO2-uitstoot,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cramer, Jules Kortenhorst en Tang. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(31205,31206).

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik heb mijn amendement over de biokunststoffen gewijzigd. Het heeft nu stuk nr. 36 en is gecombineerd met het amendement over het statiegeld van collega Tang.

Ik heb gezegd dat ik bezig was met een amendement op de Wet BIG. Ik heb dat amendement niet verder afgemaakt ten gunste van het amendement van de heer Vendrik dat ik mee heb ondertekend. Zijn opmerkingen daarover waren behartigenswaardig.

Het antwoord van de staatssecretaris op de motie-Slob beschouw ik als een bevestiging dat het gaat om de bewijsregeling.

Ik heb ook goed gehoord dat de omzetting van cultuurgrond naar natuur zonder overdrachtsbelasting kan gebeuren.

De heer Tang (PvdA):

Voorzitter. Sta mij toe een opmerking te maken over de motie die betrekking heeft op topinkomens. Waarom heeft de Partij van de Arbeid deze motie ondertekend?

De fiscale subsidies op eigen woningen van boven 1 mln. worden aangepakt en verdwijnen. Dat blijft zo, dat heb ik de staatssecretaris horen zeggen.

In de motie wordt niet meer en niet minder gezegd dan dat er alternatieven zijn die gelijkwaardig zijn aan het voorstel van het kabinet. Dat is voor de Partij van de Arbeid acceptabel. Bovendien beschouwen wij het als winst dat de alternatieven gericht worden op het aanpakken van de excessen bij de topinkomens. Daarmee zijn wij nog niet klaar. Er komt nog een commissie-Frijns die kijkt naar een ander pakket van maatregelen voor het beheersen of in goede banen leiden van topinkomens. Dat is alleszins acceptabel.

Ik onderstreep nogmaals dat het een wens van het CDA was om nogmaals te kijken naar alternatieven. Die wens kwam ook vanuit de FNV en vanuit de pensioenfondsen. Dat is voldoende redenen om te luisteren en die wens serieus te nemen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik ben heel nieuwsgierig naar gelijkwaardige alternatieven. Kan de heer Tang daarvan enkele voorbeelden geven?

De heer Tang (PvdA):

Ik ben het onmiddellijk met u eens, mevrouw Koşer Kaya, dat het ongelukkig is dat er geen uitgewerkte voorstellen liggen. Dat hadden wij graag anders gezien. Het geeft aan hoe complex de materie is.

Ik geef een voorbeeld waarover wij contact hebben gehad met de FNV en de pensioenfondsen: de inhaalpremie. Die is nu in hoge mate aftrekbaar en daarvan profiteren de hoogste inkomens het meest. Bij de hoogste inkomens horen natuurlijk de topinkomens, want juist de bestuurders aan de top van een bedrijf maken van deze regeling ruimhartig gebruik. Dit voorstel betekent ook dat voor de hoge inkomens de fiscale subsidies op pensioensparen worden aangepakt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik begrijp dat de PvdA tegenwoordig geleid wordt door de vakbond en dat de vakbond een voorstel aan de PvdA heeft gedaan om dit als eventuele maatregel neer te leggen. De maatregel die u hebt weggegeven, mijnheer Tang, heeft u kennelijk weggegeven omdat de vakbond die niet wilde. Waarom hebt u uw naam onder de motie gezet, zonder dat u weet wat het uiteindelijke resultaat zal zijn? Die vraag heb ik u gesteld, maar die wilt u niet beantwoorden.

De heer Tang (PvdA):

Voor alle duidelijkheid: het voorstel inzake de eigen woning blijft in de kern overeind. Daarover zijn wij het eens.

Vervolgens vragen wij het kabinet om te komen met alternatieven voor het voorstel voor het aftoppen van pensioensparen. Wij willen dat die alternatieven gelijkwaardig zijn. Dat betekent een hogere bijdrage van de hogere inkomens en het aanpakken van excessen bij topinkomens.

De heer Irrgang (SP):

U spreekt over de wens van het CDA en over de wens van de FNV, maar ik wil het hebben over de wens van de fractie van de Partij van de Arbeid. Vorige week maandag zei u: andere maatregelen vinden wij prima als dat aanvullende maatregelen zijn. Wat is er sinds vorige week maandag gebeurd dat u niet meer praat over aanvullende maatregelen, maar over maatregelen in plaats van? Er is bij u iets gebeurd.

De heer Tang (PvdA):

Nee, u winkelt selectief. Er is in datzelfde debat gezegd: als er alternatieven of betere ideeën zijn, zijn wij altijd bereid om daarover te spreken. Er zijn nu geen uitgewerkte alternatieven, maar wij denken wel dat er werkbare alternatieven zijn. Nogmaals, u winkelt selectief. Daarom zeg ik: wij willen graag dat de excessen aan de top worden aangepakt en dat zal met de voorstellen van het kabinet gebeuren. In die zin zijn de alternatieven aanvullend. Dat staat ook heel duidelijk in de motie. Verder wijs ik erop dat er ideeën zijn. Ik noem in dat verband de inhaalpremie. Daarover mag u uw mening geven en zeggen of dat een goed of een slecht idee is, maar het betekent dat een gelijkwaardig alternatief mogelijk is.

De heer Irrgang (SP):

Maar "aanvullend" is toch niet "in de plaats van". U kunt toch niet ontkennen dat u tijdens de algemene financiële beschouwingen heel duidelijk over de voorstellen van het CDA heeft gezegd: meer en andere maatregelen vinden wij prima, maar zij komen niet in de plaats van andere maatregelen. Zij dienden daarop dus een aanvulling te zijn.

De heer Tang (PvdA):

Het gaat bij dat "aanvullend" om de aanpak van de excessen aan de top. Allereerst vragen wij expliciet aan het kabinet om met alternatieven te komen. Verder komt de commissie-Frijns met voorstellen en dat is ook een aanvulling. Verder blijf ik herhalen dat u selectief winkelt. Wij hebben niet alleen gezegd dat andere maatregelen een aanvulling op bestaande moeten zijn. Meerdere malen heb ik gezegd dat wij openstaan voor betere ideeën. Dat heeft u niet alleen mij horen zeggen, dat hebt u ook de minister van Financiën vorige week maandag horen zeggen. U schudt wel met uw hoofd, maar u kunt dat in teletekst en in Nu.nl lezen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. De Partij van de Arbeid betaalt twee keer een prijs. Er was ruimte voor additionele maatregelen. Die is nu weg.

De heer Tang (PvdA):

Nee.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U was voorstander van beperking van het pensioensparen door de toppers. Dat is ook niet meer aan de orde. U wist wat u had, mijnheer Tang, maar u weet niet wat u krijgt. Vertel mij nou eens wat er in u gevaren is dat maakt dat u deze dubbele prijs wenst te betalen?

De heer Tang (PvdA):

U komt met hetzelfde punt. U zegt dat er twee keer een prijs is betaald, maar volgens mij is er helemaal geen prijs betaald. Er komen namelijk alternatieven die op zijn minst gelijkwaardig zijn aan het voorstel van het kabinet. Dat is ons uitgangspunt. Nogmaals, het is spijtig dat er geen uitgewerkt voorstel is, maar het doel kan ik aangegeven. Voor ons is dat: een hogere bijdrage van de hogere inkomens en het aanpakken van de excessen aan de top. Als dat gebeurt, zijn er gelijkwaardige alternatieven. Ik ben het met u eens dat wij de voorstellen van het kabinet moeten afwachten. Het ware beter geweest dat die nu al uitgewerkt waren.

De Vendrik (GroenLinks):

Voor de Partij van de Arbeid kon het hooguit gaan om aanvullende maatregelen. Dat is het springende punt. Daarop doelde ik toen ik het had over prijs nummer één. Prijs nummer 2 wordt door de heer Tang nu aangegeven. Die alternatieve voorstellen zijn niet door de fractie van het CDA met amendementen gedaan. Zij zijn ook niet gedaan met nota's van wijziging. Er zijn dus geen concrete voorstellen van het kabinet of het CDA, en daar gaat het om. Van die concrete voorstellen is niets te zien en toch, mijnheer Tang, bent u bereid om te zeggen: die maatregel voor dat pensioensparen moet er maar niet komen. Dat doet u ook nog onder dekking van de FNV. Dapper! U betaalt twee keer een prijs. Daarom herhaal ik mijn simpele vraag: waarom, mijnheer Tang, waarom doet u dat?

De heer Tang (PvdA):

De arrogantie waarmee u zegt niet te moeten luisteren naar signalen uit de samenleving, verbaast mij enorm. Ik prijs dit kabinet omdat het op alle mogelijk manieren probeert om contact met de samenleving te hebben en om naar haar te luisteren. Dat is het verschil met het vorige kabinet. Nu komen de signalen en wat zegt u: stop vooral uw oren dicht. Is dat het beleid dat u wilt, mijnheer Vendrik?

Voorzitter. Ik benadruk dat de maatregel voor het eigenwoningforfait blijft gelden en dat er een gelijkwaardig alternatief komt voor het voorstel van het kabinet voor het aftoppen van pensioensparen. Dat is voor ons geen verlies.

Ik wil het hebben over vergroening. Tijdens de behandeling, die nu al vele uren gaande is, is er veel over gesproken. Dat doet ons vreugd. Ik zal er puntsgewijs doorheen gaan. Wij hebben er bijvoorbeeld op aangedrongen om de vliegbelasting meer te differentiëren en hebben daarover een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vliegbelasting in het Belastingplan een eerste stap is om de kosten van milieueffecten tot uitdrukking te brengen in de prijzen van vliegtickets;

van mening dat de vliegbelasting gebaseerd moet zijn op de milieudruk en daarmee afhankelijk moet zijn van afstand en van vliegtuigtype;

overwegende dat differentiatie naar afstand en naar vliegtuigtype kan bijdragen aan het maatschappelijk begrip voor de vliegbelasting;

van mening dat de keuze om transferpassagiers en vracht te ontzien zeer wel te rechtvaardigen is;

verzoekt de regering, zo snel mogelijk maar uiterlijk voor 1 mei 2008 te komen met een analyse van de mogelijkheden om de vliegbelasting te relateren aan de af te leggen afstand en het gebruikte vliegtuigtype,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tang, Jules Kortenhorst en Cramer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(31205,31206).

De heer Tang (PvdA):

Het tweede punt in de vergroening is de saldering van btw. Wij hebben daarover van gedachten gewisseld. Het voorbeeld van de broek en de elektronen is daarbij gepasseerd. Wij blijven van mening dat de huidige praktijk in de wet moet worden vastgelegd, zodat energieleveranties op dezelfde manier worden behandeld en de duurzame productie door kleinverbruikers wordt gestimuleerd. Daartoe is het amendement op stuk nr. 24 ingediend door ons en anderen.

Dan kom ik bij het kopje ondernemers. Daar ligt ook een amendement en daarover is al eerder van gedachten gewisseld. Wij hebben naar voren gebracht dat met name de financiering van kleine en snel groeiende bedrijven een probleem is Nederland en een extra stimulans kan gebruiken. Dat willen wij ten eerste doen door beleggen bij Alternext te bevorderen. Ten tweede hebben wij beargumenteerd dat de meewerkaftrek een heel praktische en fijne regeling is die vooral in stand moet blijven en waarvoor geen volwaardige fiscale alternatieven zijn. Daartoe is het amendement op stuk nr. 25 ingediend.

Ik kom bij de vennootschapsbelasting voor de woningbouwcorporaties. Wij zijn blij met de toezeggingen en tegemoetkomingen van de staatssecretaris. Dat heeft ons zeer geholpen. Ik wil op twee punten graag moties indienen, te weten de VSO en de gemengde projecten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat begin 2007 een convenant (VSO) is afgesloten tussen de Belastingdienst en de woningcorporaties over de uitvoering van de Vpb over commerciële activiteiten;Tang

overwegende dat vanaf 2008 woningcorporaties integraal onder de Vpb gaan vallen;

overwegende dat de administratieve lasten met betrekking tot de splitsing van activiteiten voor de Vpb over 2006 en 2007 niet onnodig hoog moeten worden;

overwegende dat met betrekking tot de uitvoering van de integrale Vpb snel duidelijkheid moet worden gecreëerd voor de woningcorporaties;

verzoekt de regering, in de uitvoering van de belastingheffing over 2006 en 2007 een flexibele implementatie van de VSO toe te passen die erop gericht is om de administratieve lasten voor woningcorporaties te beperken;

verzoekt de regering, met het oog op de integrale Vpb-heffing vanaf 2008, met spoed tot een nieuwe VSO met de sector te komen, waarin oog is voor de maatschappelijke rol van woningcorporaties en waarin afspraken worden gemaakt omtrent de waardering van onroerend goed op de openingsbalans,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tang, Jules Kortenhorst en Cramer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(31205,31206).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het maatschappelijk gewenst is om gemengde wijken met zowel koop- als socialehuurwoningen te realiseren;

overwegende dat de woningcorporaties bij projecten voor dergelijke gemengde wijken geconfronteerd worden met bedrijfseconomische verliezen op de exploitatie van socialehuurwoningen, waardoor de totstandkoming van deze projecten bemoeilijkt wordt;

overwegende dat dit probleem voorkomen kan worden als door corporaties de winst behaald met de verkoop van woningen wordt gesaldeerd met een afwaarderingsverlies naar lagere bedrijfswaarde op de woningen bestemd voor sociale verhuur;

verzoekt de regering, voor 1 april 2008 met voorstellen te komen voor het wegnemen van belemmeringen bij gemengde projecten waarbij sprake is van een juridisch en geografisch samenhangend geheel van socialehuurwoningen en woningen bestemd voor de verkoop,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tang, Jules Kortenhorst en Cramer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47(31205,31206).

De heer Tang (PvdA):

Wij hebben voor de staatssecretaris nog een aantal technische vragen. Ik hoop dat ik die aan hem mag overhandigen en dat wij een schriftelijke reactie daarop kunnen krijgen of in tweede termijn alsnog een antwoord kunnen krijgen. De vragen hebben met name betrekking op het gelijke speelveld, waarover wij in het wetgevingsoverleg ook van gedachten hebben gewisseld.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat deze vragen ter inzage worden gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Tang (PvdA):

Voorzitter. Er is gesproken over de verzilvering, over het niet-gebruik van fiscale kortingen en over de complexiteit van de kortingen. De PvdA-fractie vindt dat dit probleem door de regering wel onderkend wordt, maar dat er een betere analyse en benadering moet komen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel mensen geen gebruikmaken of kunnen maken van de mogelijkheid van belastingteruggave en fiscale kortingen;

overwegende dat er een veelvoud aan heffingskortingen is die het belastingstelsel onoverzichtelijk maken;

verzoekt de regering, in de eerste helft van 2008 een analyse voor te bereiden over het niet-gebruik en de vereenvoudiging van de heffingskortingen, en te rapporteren hoe zij binnen toekomstige budgettaire mogelijkheden deze problemen wil benaderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tang, Jules Kortenhorst en Cramer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(31205,31206).

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter. Ik ga niet meer omstandig op de verschillende maatregelen in, want daar ben ik en in een wetgevingsoverleg en in eerste termijn duidelijk over geweest.

De motie van de heer Kortenhorst en de nota van wijziging van het kabinet zijn geknoei en drie keer niks. De heer Kortenhorst haalt natuurlijk het punt van het eigenwoningforfait helemaal niet binnen, omdat dat principe als streven overeind blijft. De heer Tang is het punt van het pensioensparen echt kwijt. Ik vind het onbegrijpelijk. Ik ben voor fatsoenlijk overleg met de samenleving en het kabinet heeft ruim de tijd gehad om op dit punt met fatsoenlijke, ook door de vakbeweging gedragen voorstellen te komen. Kennelijk is het daar niet in geslaagd. De afgelopen paar maanden heeft het kabinet voorbij laten gaan om met alternatieven te komen. Dan had de heer Tang hier nu niet met lege handen gestaan. En dan komt er vervolgens zo'n motie. En dan ben je het dus kwijt. Er staat echt "vervangen" in en daarmee is het voorstel dus weg. Ik vind dat overigens terecht. Deze opmerkingen zijn bedoeld als meelevende opmerkingen met een collega.

Wat de medische diensten betreft ben ik wat in problemen gebracht. De collega van GroenLinks heeft zich bekeerd tot de coalitie. Dat is altijd onverstandig. Ik ben het inhoudelijk met het doel van het amendement eens, maar de dekking bevalt mij niet. Ik heb de motie ondersteund en overweeg of het amendement zijn zelfstandige waarde moet behouden.

Er ligt een aantal amendementen van de VVD-fractie. Wat het pensioensparen betreft is het amendement helder. Het kan zo door de coalitie worden onderschreven. Datzelfde geldt voor het amendement over het eigenwoningforfait. Bij acceptatie van het huidige voorstel van het kabinet is die rechte koers van het CDA aanmerkelijk minder recht dan de heer Kortenhorst in eerste instantie en in het wetgevingsoverleg heeft gesuggereerd. Wij hebben een amendement ingediend over het schrappen van de voorgestelde halvering van de indexatie van de zelfstandigenaftrek. De VVD-fractie ontgaat de argumentatie voor dat voorstel totaal. Wij hebben een amendement ingediend dat ertoe strekt dat mensen die voor 31 december een ticket hebben gekocht, nog daarna met deze belasting worden geconfronteerd.

Wij hebben onder stuk nr. 33 een amendement ingediend over een alternatief voor fijnstofdifferentiatie, dat aansluit bij het maatschappelijk initiatief van Rijdend Nederland. In de richting van de staatssecretaris zeg ik daarbij dat een veiligheidsklep is ingebouwd: als er onvoldoende resultaten worden geboekt in termen van aantallen roetfilters, dan komt er een moment om te gaan heroverwegen. Dat is echter niet dit moment, maar ligt in de loop van volgend jaar, waarbij de sector dan afgerekend kan worden op zijn prestaties.

De VVD-fractie heeft eveneens een amendement ingediend met als doel het ongedaan maken van het vervallen van de meewerkaftrek; ik begrijp overigens dat er nog een ander amendement op dat punt is.

Er ligt nog een amendement over artikel 64. Ik vind dat artikel 64 in feite materieel hetzelfde als het oude voorstel. De staatssecretaris is er niet in geslaagd dat beeld weg te nemen.

Als laatste ligt er een amendement over de bestemmingen Canarische Eilanden en Madeira, oftewel het "modale gezin"-amendement. Dat strekt ertoe deze bestemmingen onder het lage tarief te laten vallen. Ik merk dat de heer Vendrik daar blijkbaar ook in geïnteresseerd is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp nu wat de heer Remkes bedoelt met contact met de burgers in het land.

De heer Remkes (VVD):

Zo is het precies!

Voorzitter. Dan dien ik een aantal moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een zorgvuldige en volwaardige parlementaire behandeling nodig is van nieuw in te voeren belastingen;

verzoekt de regering, in de toekomst nieuw in te voeren belastingen per apart wetsvoorstel bij de Kamer in te dienen;

verzoekt de regering voorts, in het Belastingplan voor enig jaar geen voorstellen te doen die geen budgettaire gevolgen in dat jaar hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Remkes, Van der Vlies en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49(31205,31206).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in Nederland zo'n 16.000 instellingen zijn die bij een schenking of legaat geen belasting hoeven te betalen omdat zij een "maatschappelijk nut" dienen;

constaterende dat amateursportverenigingen aangesloten bij de bij NOC*NSF aangesloten sportbonden daar niet onder vallen;

overwegende dat deze amateursportverenigingen middels hun lidmaatschap van bij NOC*NSF aangesloten sportbonden gehouden kunnen worden aan met NOC*NSF afgesproken protocollen;

constaterende dat binnen de sportsector horizontale controle bij uitstek mogelijk is;

overwegende dat sport belangrijk is voor de gezondheid en participatie, emancipatie en sociale integratie bevordert;

constaterende dat sport daarom een groot maatschappelijk nut heeft;

verzoekt de regering, zorgvuldig verder te onderzoeken of en op welke wijze amateursportverenigingen, zo nodig met behulp van de sectororganisaties zelf, onder de ANBI-regeling gebracht kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Remkes, Tang en Jules Kortenhorst. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50(31205,31206).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Remkes

overwegende dat CO2-reductie en geluidsreductie bij het vliegverkeer centraal moeten staan;

overwegende dat in ieder geval dubbele heffingen ongewenst zijn;

van mening dat na inwerkingtreding van ETS de nu in het Belastingplan 2008 voorgestelde heffing in mindering wordt gebracht op de passagiersbijdrage in ETS-verband;

verzoekt de regering, met de sector (onder meer Schiphol en KLM) in overleg te treden over het nog gedurende deze kabinetsperiode leveren van een bijdrage van het vliegverkeer aan CO2-reductie via een systeem van emissiehandel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Remkes. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51(31205,31206).

De heer Remkes (VVD):

Ook dien ik een motie in over de corporaties. Voor de helderheid: mijn bezwaar geldt niet het feit dat corporaties wat extra woningen moeten verkopen. Dit zeg ik mede in de richting van de heer Irrgang. In het verleden hebben corporaties dat te weinig gedaan en deze verkoop moet verder aangemoedigd worden. Mijn bezwaren komen voort uit mijn inschatting van het investeringsgedrag in de stad. Dat is voor mij het springende punt. Ik heb geprobeerd om de staatssecretaris een handreiking te doen om ook in de toekomst met de corporatiesector op een goede manier door één deur te komen. Deze handreiking heeft hij niet aangegrepen. Daarom houden wij bezwaren tegen het voorstel zoals dat nu op tafel ligt. De motie is erop gericht om inzage te krijgen. Dit kan betrekkelijk simpel gebeuren via de rapportages van het Centraal Fonds. Ik betreur het dat de staatssecretaris zelfs op dit punt geen enkele toezegging deed. De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onduidelijkheid bestaat over de budgettaire effecten van het voorstel om woningcorporaties integraal vennootschapsplichtig te maken;

verzoekt het kabinet, in 2009 aan de Kamer te rapporteren over budgettaire opbrengsten van deze maatregel over het jaar 2008,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Remkes en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52(31205,31206).

De heer Remkes (VVD):

Ik heb een vraag waarmee ik aansluit bij vragen van de heer Kortenhorst over artikel 10a van de Wet op de vennootschapsbelasting. Ik heb mij er eerlijk gezegd aan gestoord dat dit voorstel wat is weggemoffeld in de verzamelbak "overige fiscale maatregelen", terwijl hierbij toch een tamelijk indringend punt aan de orde is, namelijk het feit dat twee keer in hetzelfde jaar een bepaald voorstel gewijzigd wordt. Dit kan natuurlijk consequenties hebben voor het vestigingsklimaat. Het springende punt daarbij is niet eens of ze een procentje meer of minder betalen; aan de orde is de stabiliteit van de fiscaliteit. Zigzagbeleid dient de stabiliteit niet. Ik ga er overigens van uit dat er op dit punt sprake is van eerbiedigende werking om daarmee verdere reputatieschade van Nederland in het buitenland te beperken.

De heren Kortenhorst en Tang hebben een voorstel gedaan in het kader van het wetsvoorstel OFM. Ik dacht dat dit nu opgenomen is in de tweede nota van wijziging om de huidige octrooibox uit te breiden. Mijn simpele vraag aan de staatssecretaris is of deze octrooiregeling met het overnemen van dit voorstel nog steeds EU-proof is. Ik vind dat er wat dit betreft geen onduidelijkheid boven de markt mag blijven zweven.

Wat ik de fractie zal adviseren om te doen, of in ieder geval wat de resultaten daarvan zijn, zal ik hier morgen melden. Het moge duidelijk zijn dat dit geen opgewekte opvattingen zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat wij alle thema's nog eens langslopen, maar ik zei in mijn eerste termijn al dat in het Belastingplan en de daarbij gevoegde stukken plussen en minnen zitten. Zo is het meestal. Wij moeten die plussen en minnen afwegen. Dat zullen wij morgenochtend doen en wij zullen morgenmiddag ons stemgedrag tonen.

De maatregel op het punt van de overdraagbare algemene heffingskorting blijft voor ons een moeilijk te verteren punt. De staatssecretaris moet dit vanuit het verleden begrijpen. Ook de verkiezingsprogramma's van enkele partijen maken dit begrijpelijk. Maar goed, de politieke werkelijkheid is dat dit nu gaat gebeuren. Ik vind dit een minpunt. Op de daartoe geëigende momenten zal ik daar de vinger bij blijven leggen.

Een ander minpunt is de beëindiging van de buitengewone uitgavenregeling. Voor het jaar 2008 is een forse bezuiniging voorgenomen en per 1 januari 2009 is de regeling buiten dienst gesteld. Wij vinden dit een minpunt omdat wij nog niet weten wat hiervoor in de plaats komt. Hetzelfde geldt voor de afschaffing van de vrijstelling van btw voor medische beroepen. Overigens heb ik een amendement meegetekend dat een jaar respijt inbouwt. De staatssecretaris toonde zich hiervoor ontvankelijk. Laten wij hopen dat wij in het komende jaar een goede afbakening en inkadering van de medische dienstverlening kunnen realiseren, zodat recht wordt gedaan aan allen die hiermee te maken hebben.

De kansspelbelasting had, zoals ik eerder heb gezegd, voor ons wat hoger mogen uitpakken. Ik heb een amendement in voorbereiding gehad over de belasting op last-minuteverpakkingen, dat zijn de verpakkingen aan het verkooppunt. De staatssecretaris heeft daarop gereageerd en wij hebben er een interruptiedebat over gevoerd. Ik zie af van het indienen van dat amendement. Dit doe ik met enige zorgen, maar ik begrijp dat de staatssecretaris in het overleg met de sector een eind kan komen. Hij kan een convenant sluiten en hij kan met een fiscale onderlegger komen. De staatssecretaris heeft gezegd ruimhartig te zijn, zeker in de gewenningsperiode. Hij zou niet meteen met een boete zwaaien. Ik geef de staatssecretaris op dit punt een kans, mede gelet op de politieke werkelijkheid. Ik heb de koppen geteld en ik denk dat mijn amendement geen kans maakt.

Gisteravond is de evaluatie van de werkruimteregeling gekomen. Ik heb al mijn excuus gemaakt voor het verwijt dat ik in mijn eerste termijn maakte. Dit gebeurde in onwetendheid. Er zat een halve dag tussen. Het was mij ontgaan dat de evaluatie al binnengekomen was. Wij gaan hier nog wel over spreken. De staatssecretaris ziet in de evaluatie geen aanleiding om de regeling van weleer te doen herleven, in welke vorm dan ook. Het is voor bepaalde categorieën van belastingplichtigen echter een forse ingreep geweest, die in één keer op hen afkwam. Dit betekende soms een bedrag van duizenden euro's. Voor het eigenwoningforfait worden acht gewenningsjaren ingebouwd. Ik bepleit deze weg van de geleidelijkheid regelmatig, maar ik constateer dat er een discrepantie in de behandeling is. Dat zit mij een beetje dwars. In een algemeen overleg komen wij hierover binnenkort te spreken.

Ik heb twee moties. De inhoud maakt wel duidelijk waarom die worden ingediend.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is, de fiscale aftrek van adoptiekosten te laten vervallen;

overwegende dat dit tot een onevenredige kostenverhoging voor aspirant-adoptieouders zal leiden en bovendien niet spoort met de positieve houding die in het coalitieakkoord wordt verwoord ten aanzien van de verruiming van adoptiemogelijkheden;

verzoekt de regering, aspirant-adoptieouders een adequaat alternatief voor de fiscale aftrekmogelijkheid te bieden vanaf het moment dat de fiscale aftrekmogelijkheid vervalt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies, Irrgang en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53(31205,31206).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemoedsbezwaarden sterk getroffen worden door het afschaffen van de buitengewone-uitgavenregeling omdat zij hierdoor bij hoge zorgkosten geen aftrekmogelijkheid meer krijgen;

voorts constaterende dat ook bij de invoering van de Zorgverzekeringswet al lastenverzwarende gevolgen zijn opgetreden voor deze groep;

van mening dat een beroep op een gewetensbezwaar zo veel mogelijk dient te worden gehonoreerd en zo min mogelijk onevenredig nadeel voor betrokkenen dient te betekenen;

verzoekt de regering, (in overleg met vertegenwoordigers van gemoedsbezwaarden) te onderzoeken welke knelpunten en financiële effecten er in de afgelopen jaren zijn opgetreden en hiervoor een passende oplossing te zoeken, hetzij via een compensatieregeling hetzij via wijzigingen in de regels rond zorgverzekering en zorgtoeslag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54(31205,31206).

De staatssecretaris heeft mij laten weten slechts enkele minuten nodig te hebben alvorens zijn tweede termijn te kunnen beginnen. Een aantal leden heeft om heel goede redenen echter aangegeven eerst voor een korte dinerpauze te willen schorsen. Gelet op de agenda die wij vermoedelijk vannacht nog moeten afronden, stel ik voor om die dinerpauze tot een halfuur te beperken. Ik hoop op enig begrip hiervoor.

De vergadering wordt van 20.12 uur tot 20.45 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

Ik sta geen interrupties meer toe tijdens de tweede termijn van de staatssecretaris. De leden hebben vandaag al voldoende ruimte gehad om te debatteren. Ik wijs erop dat het ook mogelijk is dat de reactie van de bewindspersonen op de moties en amendementen schriftelijk wordt gegeven.

Staatssecretaris De Jager:

Voorzitter. Ik kom nog terug op één vraag en verder beperk ik mij in tweede termijn tot de amendementen en moties.

De heer Kortenhorst overwoog, een amendement in te dienen inzake de bepaling voor de safe harbour. Ik kan hem toezeggen dat artikel 10a alleen geldt voor constructies die in dat artikel zijn omschreven en bovendien leiden tot belastingbesparing. In andere gevallen is artikel 10a niet van toepassing. Verder heb ik toegezegd dat dit artikel niet zal worden toegepast als duidelijk is dat de belastingbesparing van ondergeschikt belang is. Dit artikel is dus niet van toepassing op de constructies die de heer Kortenhorst op het oog heeft. Een safe harbour is niet nodig, gelet op mijn toezegging nu en ook in eerste termijn gedaan.

Op stuk nr. 36 hebben de fracties van ChristenUnie, CDA en PvdA een verzamelamendement ingediend. Het betreft het terugdraaien van het afschaffen van de meewerkaftrek, het invoeren van een vrijstelling voor box 3 en een heffingskorting, naar analogie van het maatschappelijk beleggen, in Alternextbedrijven, het invoeren van een aparte tarief voor verpakkingen van biokunststof gecertificeerd volgens de Europese norm EN 13432, het aanmerken van statiegeldflessen als secundaire/tertiaire verpakking en een additionele verhoging van de accijns op shag met € 1,90 per duizend gram rooktabak. De totale accijnsverhoging op shag in het Belastingplan 2008 komt daarmee op € 9,15 per duizend gram shag.

In de dekking is voorzien. De opbrengst van de additionele accijnsverhoging op shag is 19 mln. In 2008 is die opbrengst 9,5 mln. vanwege de invoeringsdatum van 1 juli.

EIM dicht de meewerkaftrek een zeer beperkte effectiviteit toe. Er is weinig toegevoegde waarde omdat er gunstiger alternatieven zijn. Ten aanzien van Alternext merk ik op dat er weinig overtuigende informatie is dat de fiscaliteit een effectief instrument is om marktfalen te compenseren. Ik sta sympathiek tegenover het differentiëren van verpakkingen naar milieudruk. Wij weten nog niet zo goed wat de milieudruk is van verpakkingen van biologisch afbreekbare kunststoffen. Wij zijn uitgegaan van een inschatting. In die zin is wat in het amendement wordt voorgesteld mogelijk, maar de methodiek is een beetje grof. Ik heb er al op gewezen dat biokunststoffen op basis van aardolie kunnen worden geproduceerd. Daar kunnen wij volgend jaar verder over spreken.

Ik zeg nogmaals dat een statiegeldsysteem en een verpakkingenbelasting totaal verschillende achtergronden hebben. Met de verpakkingenbelasting wordt de milieudruk in de prijs tot uitdrukking gebracht en met de statiegeldregeling wordt een hoger hergebruik en recycling beoogd. De speciale behandeling van statiegeldflessen kan leiden tot meer uitzonderingen. Wij hebben juist geprobeerd om de verpakkingenbelasting met zo weinig mogelijk uitzonderingsregelingen te starten, maar het zijn er inmiddels al meer geworden dan wij verwachtten. Dat ligt zowel aan het kabinet als aan de Kamer. Ik heb ook al gezegd dat er goedkeuring moet worden gevraagd aan de Europese Commissie omdat er aspecten van staatssteun aan kleven.

De verhoging van de accijns op shag leidt ertoe dat een pakje shag € 5,80 zal gaan kosten. Dat is iets minder dan in Duitsland, maar wel een stuk hoger dan in België, waar shag per pakje € 0,85 minder kost. Ik ben sowieso al van plan met mijn collega's van de grenslanden Duitsland en België over de accijnzen op brandstof, tabak, bier en wijn te spreken. Wellicht kan ik mijn collega's bewegen, ook tot accijnsverhoging over te gaan.

Ik laat het oordeel over dit amendement over aan de Kamer. Ik was er enthousiaster over geweest als de statiegeldverpakkingen erbuiten waren gebleven. Dat onderdeel had beter gekund. Ik vind dat wij een goede keuze hebben gemaakt door uit te gaan van de milieudruk. Daar staat tegenover dat de dekking correct is. Ik laat dus het oordeel over dit amendement over aan de Kamer.

Het amendement op stuk nr. 35 waarin wordt voorgesteld, de keramische industrie vrij te stellen van energiebelasting op aardgas, gaat uit van een inwerkingtreding bij KB omdat er goedkeuring van Brussel is vereist met het oog op staatssteun. De dekking wordt gevonden door verhoging van de belasting in de hoogste schijf. Ik ben bezorgd over mogelijke precedentwerking. Uit oogpunt van rechtsgelijkheid is het moeilijk om de keramische industrie anders te behandelen dan vergelijkbare industrieën. In de richtlijn inzake energiebelasting wordt ook geen onderscheid gemaakt. De vrijstelling van energiebelasting op aardgas voor alle mineralogische procedés betekent een derving die aanzienlijk hoger is dan het bedrag dat door het amendement wordt gedekt. Het amendement staat haaks op het principe "de vervuiler betaalt". Bovendien wordt geen tegenprestatie van de industrie verlangt die het milieu ten goede komt. Bij een al dan niet tijdelijke verlaging van de energiebelasting wordt vaak een concrete tegenprestatie verlangd van de industrie. Energie-intensieve sectoren die wel het hoogste tarief energiebelasting betalen, zullen worden geconfronteerd met een vertienvoudiging van het bedrag. Ook de concurrentiepositie speelt een rol. In dit verband zijn het Nederlandse belastingsysteem, de transportkosten en de kwaliteit van de Nederlandse klei van belang. Ik zie de urgentie van dit amendement niet. Ik ontraad dan ook de aanneming ervan.

De heer Vendrik heeft op stuk nr. 12 een amendement ingediend voor het schrappen van de verhoging van de ouderenkorting. De opbrengst van 154 mln. wordt ingezet voor verhoging van de AOW. Dit amendement past niet in het koopkrachtbeeld van het kabinet. Alleen echtparen met uitsluitend AOW hebben een klein voordeel, maar de overige 65-plusstandaardhuishoudens ondervinden een nadeel van 0,25 tot 0,5%. Buiten de standaardhuishoudens treedt een beperkt positief effect op voor 65-plusser met een hoog aanvullend pensioen, omdat zij geen recht hebben op de ouderenkorting. Het inzetten hiervan voor de AOW is bovendien strijdig met de scheiding van de inkomsten en uitgaven. Het amendement wordt dan ook door mij ontraden.

De heer Vendrik stelt in zijn amendement op stuk nr. 13 voor om de regeling voor buitengewone uitgaven niet af te schaffen per 1 januari 2009. De dekking komt neer op een derving van 250 mln. Via de motie-Van Geel gericht op chronisch zieken en gehandicapten zijn de vrijvallende inkomsten van 250 mln. vanaf 1 januari 2009 ingezet voor andere beleidsvoornemens. Het amendement staat haaks op de voornemens van het kabinet om een regeling te ontwerpen die beter is toegespitst op chronisch zieken en gehandicapten. Ook moet de ingeboekte besparing op de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst weer ongedaan worden gemaakt. In 2011 moeten hiervoor 245 extra fte's aan het werk blijven die wij al ergens anders hadden ingepland. Ik ontraad aanneming van dit amendement ten stelligste.

Ook het amendement op stuk nr. 14 is van de heer Vendrik. De strekking is aanscherping van de uitzondering bij de versobering van de uitbetaling van de algemene heffingskorting. De groep die hierdoor met de versobering te maken krijgt, kan de verdeling van arbeid en zorg niet gemakkelijk veranderen. Het kabinet wil die groep niet confronteren met achteruitgang in inkomen. Daarom ontraad ik aanvaarding van het amendement.

De heer Vendrik wil met zijn amendement op stuk nr. 15 de beloning van een bestuurder niet aftrekbaar maken van de vennootschapsbelasting. Daarbij worden allerlei vormen van beloning bij elkaar opgeteld. Het amendement is niet goed voor het vestigingsklimaat omdat het leidt tot negatieve beeldvorming in het buitenland. Eerdere alternatieven gingen meer in op excessieve bonussen en bepaalde vormen van back service, terwijl de organisatie voor de gewone werknemers nog een middelloonstelsel kent. Dit amendement is wat dat betreft ongericht. Belangrijker is dat de maatregel geen effect heeft op bestuurders van niet-belastingplichtige lichamen. De bestuurder merkt trouwens zelf niets van de maatregel, want de aandeelhouder moet ervoor betalen. Organisaties die geen vennootschapsbelasting betalen omdat zij zijn vrijgesteld of omdat zij verlies lijden, worden hier ook niet door getroffen. Daarom ontraad ik aanneming van het amendement.

Het amendement op stuk nr. 16 is van de heren Vendrik en Duyvendak. De slurptaks die het kabinet heeft voorgesteld, is een schot in de roos. Velen hebben aanleiding gezien om die maatregel aan te scherpen. In het huidige stelsel is echt het eind van de mogelijkheden op dit punt in zicht. Nu dreigen er twee systemen langs naast elkaar ontstaan. Enerzijds is er de bpm op grond van de catalogusprijs met een bonus-malussysteem. Anderzijds is er de slurptaks. Wij hebben deze ingevoerd om snel een klein deel van het wagenpark stevig te raken. Dat ligt in het verlengde van de doelstelling van het kabinet. De motie over de absolute CO2-uitstoot omarm ik dan ook in zoverre dat het kabinet daar wel degelijk wat mee wil doen. Dat moet echter niet gebeuren in het huidige stelsel; daarvoor moet de bpm worden omgegooid. Er kan een beetje een vreemde situatie ontstaan. Er zijn D- en E-labelmodellen met € 400 en € 800 malus die een CO2-bonus krijgen terwijl een aantal B-labelmodellen, die dus een groen B-label hebben, met het amendement een CO2-toeslag zou krijgen. Dat maakt het beeld nog verwarrender dan het al is met de huidige labelindeling. Mensen verwachten niet altijd dat een auto die meer benzine verbruikt een gunstiger label kan hebben dan een auto die minder benzine verbruikt. In de combinatie met deze CO2-situatie ontstaat een enorm warrig beeld waarin de milieueffecten niet meer duidelijk zijn. Het kabinet wil gevolg geven aan de ingediende motie en tot een nieuw systeem komen. In dat verband ontraad ik het aannemen van het amendement.

De heer Vendrik heeft een amendement op stuk nr. 17 ingediend waarmee wordt beoogd om de huidige combinatiekorting af te schaffen en het geld in te zetten voor verhoging van de aanvullende combinatiekorting. Een verschuiving van combinatiekorting naar aanvullende combinatiekorting is al voorgesteld door het kabinet. Met het amendement van de GroenLinks-fractie wordt beoogd om dat effect te versterken. Beleidsmatig zijn er geen grote bezwaren tegen dat beeld. Het past echter niet goed in het koopkrachtbeeld dat het kabinet voor 2008 voor ogen heeft en gepresenteerd heeft in de begroting van SZW. Een modale kostwinner komt bijvoorbeeld op 3,25% minder uit als dit amendement wordt aangenomen. Bovendien is het onmogelijk om het amendement vanaf 1 januari uit te voeren vanwege de zeer hoge automatiseringskosten. De wijziging kan verder niet meer meelopen met de voorlopige teruggaaf en aanslagregeling in januari. Er zou dan een heel ingewikkelde herstelactie moeten worden georganiseerd voor het jaar 2008. Ik ontraad het aannemen van het amendement maar ik raad de heer Vendrik tegelijkertijd aan om het aan te houden tot de besluitvorming over het koopkrachtbeeld 2009. Het voorstel kan in dat kader worden bekeken. Voor dit moment ontraad ik het aannemen van het amendement.

De voorzitter:

Het is onmogelijk om een amendement aan te houden. Hooguit kan iemand het idee achter een amendement vasthouden.

Staatssecretaris De Jager:

Ik verzoek hem dan om de gedachte vast te houden.

De voorzitter:

De heer Vendrik loopt naar de interruptiemicrofoon maar wij hebben afgesproken niet te interrumperen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik zal verder nergens op reageren. De staatssecretaris zegt dat het een sympathiek idee is maar dat het niet nu gerealiseerd kan worden. Ik kan het amendement echter niet aanhouden.

De voorzitter:

De staatssecretaris zegt dat u het bij een volgende gelegenheid kunt indienen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is juist mijn punt. Ik kan het amendement ook zodanig wijzigen dat het een jaar later ingaat.

De voorzitter:

U hebt een punt. Staatssecretaris, kan het een jaar later ingaan?

Staatssecretaris De Jager:

In dat geval ontraad ik het amendement nog steeds. Ik wil het punt bezien in het kader van de koopkrachtbesluitvorming. De heer Vendrik kan het niet aanhouden maar hij kan wel bezien wat het kabinet ten behoeve van 2009 voorstelt. Er lopen anders twee verschillende besluitvormingen langs elkaar. Het is toch geen enkel probleem om het amendement dan opnieuw in te dienen? Ik ben ook best bereid om de gedachtegang mee te nemen in de besluitvorming over het koopkrachtbeeld 2009.

Ik kom op het amendement op stuk nr. 18. Met dit amendement wordt beoogd dat op 1 januari 2011 het maximumbedrag wordt bereikt met een inkomen ter hoogte van het wettelijk minimumloon in plaats van bij modaal. Ik moet de heer Vendrik melden dat het de prikkel vermindert om meer te gaan werken voor de minst verdienende partner op modaal niveau. Dat is in strijd met het kabinetsbeleid. Daarom ontraad ik aanname van dit amendement.

Dan het amendement op stuk nr. 20 van de heer Irrgang over het laten vervallen van de bonus-malusregeling gedekt door het structureel verhogen van de CO2-toeslag van € 110 per gram naar € 125 per gram. De gedachte daarvan vind ik in ieder geval beter dan die van het amendement van de heer Vendrik op het gebied van de CO2-toeslag en de bpm. Dit amendement heeft de charme van één regeling. De heer Irrgang laat de energielabelsystematiek vallen, dus is het wel iets beter te verdedigen. Een groot bezwaar is dat met dit amendement voor circa 90% van de nieuwe verkochte auto's geen differentiatie naar zuinigheid meer zou bestaan. Dat betekent dat auto's met een A- of B-label – dat zijn doorgaans kleine en zuinige auto's – juist duurder worden door dit amendement. Gelet op deze effecten hecht ik eraan om in mei met de toegezegde brief komen, waarin ook een evaluatie van de bpm-differentiatie wordt meegenomen. Ik zal daarover met de Kamer spreken. Daarom ontraad ik aanname van het amendement.

Voor wat betreft het amendement op stuk nr. 23 verwijs ik naar de door mij aangekondigde nota van wijziging.

De amendementen op stukken nrs. 24 en 13 van de heer Irrgang betreffen het terugdraaien van de integrale Vpb-plicht voor woningcorporaties en een dekking door middel van het terugdraaien van lastenverlichting van het mkb-tarief en verhoging van het Vpb-tarief en het algemene tarief. Het amendement is slecht voor het vestigingsklimaat. Het algemene tarief is juist per 1 januari 2007 verlaagd naar 25,5%. Door nu al te wijzigen, geef je een vreemd signaal de verkeerde kant op voor wat betreft het vestigingsklimaat. Dat geldt uiteraard in nog grotere mate voor het mkb-tarief, want het is juist een belangrijke stimulans voor ondernemerschap om het mkb-tarief te verlagen in de vennootschapsbelasting. Het staat haaks op het kabinetsbeleid om woningbouwcorporaties Vpb-plichtig te maken. Daarom ontraad ik aanname van het amendement.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik ben even het spoor kwijt. De staatssecretaris refereert aan het amendement op stuk nr. 23, maar dat is bij mij een ander amendement. Dat is niet van de heer Irrgang.

De voorzitter:

Het gaat om de amendementen op stukken nrs. 24 en 13.

Staatssecretaris De Jager:

Ik kom op het amendement op stuk nr. 27 met betrekking tot de kleine brouwerijen. Ik ontraad aanname van het amendement. In het verleden is er bij accijnsverhogingen nooit een bijzondere regeling getroffen voor kleine brouwerijen. Zij genieten al een korting van 7,5% op het normale tarief. Ik ben er ook tijdens het wetgevingsoverleg al op in gegaan. Er is geen enkele reden om deze korting ineens te verhogen tot ruim 28%. In het kader van het evaluatierapport belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, dat nagenoeg is afgerond, wordt geconcludeerd dat er vijftien jaar na de introductie van de kortingsregeling feitelijk geen reden meer is voor de kortingsregeling. Dit rapport wordt dit jaar nog naar de Kamer gestuurd. De korting nu juist sterk verhogen, zou een beweging de verkeerde kant op zijn.

Het amendement op stuk nr. 31 heeft betrekking op het schrappen van de verschuiving van bpm naar mrb. Om de overgang naar de kilometerbeprijzing te vergemakkelijken wordt een deel van de bpm geleidelijk naar de mrb verschoven. Tegen de heren Vendrik en Duyvendak die dit amendement hebben ingediend, zeg ik dat wij niet kunnen wachten op de kilometerheffing. Dit lijkt een beetje op de discussie over de kip en het ei. Wij willen juist nu al beginnen met het verschuiven van een deel van de bpm naar de mrb. Hoewel dit geleidelijk gebeurt, vinden sommigen deze stappen al te groot. Wij vinden dat met 5% bpm sprake is van een gematigd effect op de autoprijzen dat de markt kan hebben. Wij hebben dit echt nodig om over een aantal jaar – over vijf jaar is nog maar 25% van de bpm afgebouwd – de kilometerbeprijzing te kunnen invoeren. Als reden om af te zien van deze verschuiving wordt het effect op de CO2-uitstoot genoemd. Het MNP heeft evenwel aangegeven dat de reductie van de CO2-uitstoot bij een kilometerheffing substantieel groter zal zijn dan de toename van de CO2-uitstoot als gevolg van deze verschuiving. Ik ontraad dan ook het aanvaarden van dit amendement. Ik wil niet alleen het kabinet, maar ook de Kamer de koers richting kilometerbeprijzing laten bestendigen.

Het amendement op stuk nr. 32 gaat over het voorkomen dat vliegtickets die vóór 1 januari 2008 zijn gekocht voor een vliegreis die na 1 juli 2008 plaatsvindt, belast worden. De verkoopdata per passagier zijn geen onderdeel van de vluchtgegevens per vliegtuig. Het zal nog lastig zijn om op een goede manier zoiets te regelen. De luchtvaartmaatschappij zou per vliegtuig aan de luchthaven kunnen melden hoeveel passagiers vrij van heffing zijn omdat hun ticket al vóór een bepaalde datum is gekocht en aan de Belastingdienst om teruggaaf kunnen vragen. Dit is heel veel gedoe om relatief weinig geld. Het is ook niet nodig omdat prijswijzigingen, zoals een brandstoftoeslag, zelfs na de verkoop en volledige betaling van het ticket nu eenmaal ook voor rekening van bijvoorbeeld de luchtvaartmaatschappij zijn. Ik ontraad dan ook het aanvaarden van dit amendement.

Amendement op stuk nr. 33 betreft het schrappen van invoering van de fijnstofdifferentiatie. Dit amendement leidt tot budgettaire derving in de eerste drie jaar van cumulatief 260 mln. Ik constateer dat dit amendement niet is gedekt, wat conform de gangbare afspraken wel had gemoeten. Wij hebben hierover overleg gevoerd met de branche. De branche heeft niet aannemelijk gemaakt dat wij deze maatregel moesten terugnemen. Ik geef toe dat men er duidelijk op tegen was. Wij denken dat deze fijnstofmaatregel een groter effect zal hebben op fijnstof dan het andere voorstel. Ik heb al aangegeven dat het een sloopregeling voor oude auto's zeker niet hoeft te voorkomen. Een dealer die alleen onzuinige of vieze auto's verkoopt, zal uiteraard nadelen ondervinden van de maatregelen in het Belastingplan. Wij vinden dat ook van de autobranche gevraagd kan worden om op dit punt verantwoordelijkheid te nemen in het kader van zowel schone als zuinige auto's. Ik moet erop wijzen dat roet een groot maatschappelijk probleem is.

Het amendement op stuk nr. 34 betreft de Canarische Eilanden, Madeira en andere ultraperifere gebieden als de Azoren en de Franse DOM's het Ile de la Réunion in de buurt van Madagaskar, Martinique en Guadeloupe, en nog een aantal van dit soort landen waaronder Frans Guyana. De heer Remkes vindt dat deze bestemmingen onder het lage tarief zouden moeten vallen, maar het gaat hier niet om 2500 km-bestemmingen; Guadeloupe ligt op een afstand van 7000 kilometer. Dan zou je misschien ook voor het lage tarief naar de Nederlandse Antillen moeten kunnen vliegen. De vraag is waar dit dan eindigt. Het gaat om het tot uitdrukking brengen van milieudruk in de vliegbelasting. Ik ontraad het aanvaarden van dit amendement.

De heren Cramer, Van der Vlies en Kortenhorst hebben een amendement ingediend over peepshows en andere primair op erotisch vermaak gerichte optredens. Een van de eerste beslissingen die ik als staatssecretaris moest nemen – ik was nog maar een paar dagen beëdigd – was om in cassatie te gaan. Dat besluit was door het vorige kabinet voorbereid. In de pers stond toch dat je wel kon zien dat de ChristenUnie nu meeregeerde. Wij denken niet dat het voorgestelde in het amendement echt nodig is omdat wij in cassatie zijn gegaan. Wij gaan ervan uit dat wij daarin gelijk zullen krijgen. De advocaat-generaal heeft op 1 augustus al de conclusie getrokken dat peepshows geen toneelvoorstellingen zijn. Als de Kamer echter waarde hecht aan dit amendement, laat ik daar alle ruimte toe. Ik laat het oordeel over dit amendement dus aan de Kamer.

De heer Remkes heeft op stuk nr. 18 een amendement ingediend over de doelmatigheidsbepaling. Ik ben hier al uitgebreid op ingegaan. Ik wil hem ook herinneren aan zijn tijd als minister van BZK. In het kader van de inhoudingsplicht van de politiekorpsen voor TOR-uitkeringen was door het ministerie van BZK een verkeerde loontabel toegepast. Financiën heeft toen op verzoek van de toenmalige minister van BZK, de heer Remkes, vooruitlopend op de doelmatigheidsbepaling in het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving een centrale afwikkeling mogelijk gemaakt. Ik begrijp de bezwaren van de heer Remkes tegen de doelmatigheidsbepaling dus niet. Hij was er in elk geval als minister heel blij mee dat het mogelijk was om die toe te passen voor die politiekorpsen. Dat zou dus niet meer mogelijk zijn als zijn amendement wordt aangenomen. Ik kende dit voorbeeld niet, maar ik heb ook andere voorbeelden genoemd. Ik heb begrepen dat mijn verduidelijking de kou uit de lucht heeft gehaald. Ik ontraad aanvaarding van dit amendement ten stelligste. Artikel 64 Awr heeft absoluut een belangrijke toegevoegde waarde voor een goed functioneren van de Belastingdienst.

Het amendement op stuk nr. 19 betreft het terugdraaien van de halvering van de indexatie van de zelfstandigenaftrek. De kosten daarvan zijn 12 mln. De heer Remkes heeft daar geen dekking voor genoemd. Gelet daarop ontraad ik het aanvaarden van dit amendement. Ik constateer overigens dat er heel veel amendementen zonder dekking zijn ingediend. Ik wijs de Kamer erop dat dit bij een Belastingplan echt niet kan.

Ik kom toe aan het amendement op stuk nr. 21 van de heren Vendrik, Remkes en Van der Vlies en mevrouw Koşer Kaya dat gaat over het ongedaan maken van de herijking van de BIG-opleidingseis bij de btw voor paramedische diensten. Inmiddels is dat gedekt door wijnaccijns, zo is mij bekend geworden. De tekst van het gewijzigde amendement heb ik even niet. Hier kom ik later op terug.

Het amendement op stuk nr. 24 is van de fracties van de PvdA, de ChristenUnie en het CDA. Daarbij gaat het erom dat energiebedrijven voortaan btw gaan berekenen over het saldo. Dit is evenwel in strijd met de regels van de btw-richtlijn 2006. Wel kunnen wij proberen om voor deze maatregel een machtiging van de EU te krijgen in het kader van een vereenvoudiging van de belastinginning. De kans op succes lijkt klein, omdat het in feite geen vereenvoudiging is, maar een belastingkorting. Zoals gezegd, ben ik wel bereid om te proberen, dit bij de Europese Unie voor elkaar te krijgen. In het amendement is wel voorzien in een inwerkingtredings-KB. Ik kan er dus mee leven om dit te proberen, maar bij voorbaat acht ik de kans van slagen niet erg groot. Nogmaals, in ieder geval moeten wij dit aanmelden bij de EU.

Ik heb al mijn oordeel gegeven over het amendement op stuk nr. 25 bij de behandeling van amendement op stuk nr. 36, omdat die amendementen met elkaar samenhangen.

Het gewijzigde amendement-Vendrik c.s. op stuk nr. 26 gaat over de BIG-vereisten. De dekking betreft inderdaad de wijnaccijns. Het amendement bevat een heel ingewikkelde lijst van wijzigingsbepalingen van de artikelen 10 en 11d. Het kabinet vindt het jammer dat deze dekking is gekozen. Wijn was namelijk zo'n beetje het enige wat niet in het Belastingplan genoemd was. De Kamer maakt dit nu duurder via de accijns. Dit is kennelijk een favoriet dekkingsmiddel. Ik heb al aangegeven dat er bij wijnaccijns wel degelijk sprake is van grenseffecten. Europa kent in tegenstelling tot andere producten geen minimumaccijns op wijn. Ik had gehoopt dat er meer voor andere producten accijnsverhogingen zouden worden voorgesteld dan voor wijn. Zoals gezegd, zijn wij bij wijn kwetsbaarder voor grenseffecten. Er zijn namelijk landen die geheel geen accijns op wijn heffen.

In het kader van de BIG heb ik aangegeven dat ik wel kan leven met een jaar uitstel, als het maar geen afstel wordt. Ik hecht er dus aan dat wordt gedaan wat in het amendement van de heer Vendrik staat. Ik ga ervan uit dat de Kamer het kabinet daarin volop zal steunen.

Ik kom te spreken over de moties. Allereerst de motie van het lid Jules Kortenhorst. Daarin staat dat er weerstand bestaat tegen het voornemen om de aftrekbaarheid van pensioenpremies boven een bepaald inkomen te beperken. Dit wordt ook wel de topinkomenmotie genoemd. Ik kan zeggen dat ik deze motie ga uitvoeren. Het kabinet zal snel doen wat in de motie gevraagd wordt.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Ik dank u voor deze toezegging. Die is belangrijk in het kader van de discussie van de afgelopen twee dagen. U hebt het over "snel". Kunt u aangeven hoe snel "snel" is?

Staatssecretaris De Jager:

Ik heb aangegeven dat ik de motie omarm. Snel is snel. Het kan misschien binnen een paar weken, maar ik weet nog niet of dat mogelijk is. Snel is snel.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de leden alleen naar voren komen als zij een motie intrekken. Anders krijgen wij interrupties over de moties.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Wordt de motie ingetrokken? Zij wordt toch omarmd? Wat een poppenkast!

De voorzitter:

U doet nu iets dat wij niet hebben afgesproken.

Staatssecretaris De Jager:

De motie op stuk nr. 39 gaat over de btw op medische diensten. Ik lees de motie in die zin, dat wordt beoogd een oplossing te zoeken voor het probleem van de fiscaliteit versus de Wet BIG. Als de motie zo gelezen mag worden, heb ik er geen probleem mee.

Het lid Koşer Kaya diende een motie in over participatie, microlastendruk en de analyse van verkiezingsprogramma's. Zij verzoekt de regering, de commissie van deskundigen advies te vragen over verdere sociaaleconomische hervormingen, vermindering van de stijging van de lastendruk en versnelde individualisering van de algemene heffingskorting, opdat het kabinetsbeleid daadwerkelijk tot een additionele versterking van de arbeidsdeelname leidt. Ik heb in ieder geval geen behoefte aan een aparte commissie van deskundigen. Mevrouw Koşer Kaya doelt wellicht op een andere commissie van deskundigen, in het kader van het ontslagrecht. Het kabinet heeft geen behoefte om die discussie daarmee te belasten. Een aantal aspecten is in strijd met het kabinetsbeleid. Ik ontraad de motie.

De heer Van Dijck roept per motie op tot een bevriezing van de accijnsverhoging (stuk nr. 41). Ik ontraad die motie, omdat dit een te grote beperking is voor eventueel volgend beleid.

In de motie op stuk nr. 42 vraagt de heer Van Dijck om een opschorting van de maatregel inzake de kansspelbelasting. De motie is niet gedekt, maar kost wel geld. Wij zijn de kansspelsector al tegemoetgekomen met een nota van wijziging, waarin het tarief op 29% is gesteld. Ik ontraad de motie.

De motie op stuk nr. 43 van de ChristenUnie gaat over de Vpb-plicht van woningcorporaties en stadsherstellichamen. Ik heb vooralsnog geen signalen dat de stadsherstellers hun werkzaamheden op het gebied van het behoud van rijksmonumenten niet kunnen voortzetten. Mochten die signalen niet kloppen en zijn er wel stadsherstellers die zich door de maatregel niet langer kunnen inzetten voor het behoud van rijksmonumenten, dan ben ik uiteraard bereid met de stadsherstellers te gaan spreken.

Ik zie de motie op stuk nr. 44 van de heer Tang, over automobiliteit, op hoofdlijnen als ruggensteun voor het kabinetsbeleid van verdere vergroening van het belastingstelsel. Ik heb reeds toegezegd in het voorjaar een brief met de stand van zaken in de tweede tranche vergroening aan de Kamer te sturen. In die brief ga ik in op hetgeen in de motie is verwoord.

Motie nr. 45 van de heren Tang, Kortenhorst en Cramer gaat over de vliegbelastingdifferentiatie. Ik heb al toegezegd dat ik de verdere voortgang zal meenemen in de voortgangsnotitie tweede tranche vergroening. Wij kunnen dan in mei in de Kamer erover spreken. De gevraagde analyse kan daar onderdeel van uitmaken.

De motie op stuk nr. 46 van de heer Tang c.s. betreft de toepassing van de vaststellingsovereenkomst op de commerciële activiteiten van de woningcorporaties in 2006 en 2007 en afspraken over de integrale belastingplicht in 2008. In eerste termijn heb ik al aangegeven dat ik voor een constructieve interpretatie van de huidige VSO ben. Ik voeg daaraan toe dat daar waar mogelijk de administratieve lasten voor de jaren 2006 en 2007 zullen worden beperkt. Ik zal stimuleren dat de Belastingdienst en Aedes zo snel mogelijk aan tafel gaan om tot een nieuwe VSO te komen. Vanzelfsprekend zal daarbij de redelijkheid in acht worden genomen.

In de motie op stuk nr. 47, over gemengde projecten van woningcorporaties, wordt gevraagd het mogelijk te maken de winst die door een woningcorporatie binnen één gemengd project op de verkoop van woningen wordt gemaakt te salderen met de onrendabele top van sociale huurwoningen die binnen hetzelfde project gerealiseerd worden. De motie is ingegeven door de rol die het tot stand komen van gemengde projecten kan spelen bij de ontwikkeling van meer gevarieerde wijken. Dat kan vooral van belang zijn voor het succes van herstructureringswijken. Ik heb daar begrip voor, zeker omdat de herstructureringswijken een speerpunt van het kabinetsbeleid zijn. Bij een beperking tot die wijken zou het budgettaire effect ook beperkt zijn. Ik ben bereid om vanuit een positieve instelling daarnaar te kijken. Voordat een beslissing wordt genomen, wil ik in ieder geval goed nadenken over de vraag of sprake is van ongelijke behandeling, waardoor anderen naar de rechter zouden kunnen stappen om eenzelfde behandeling te vragen. Afhankelijk van de uitkomst van dat proces, kom ik met voorstellen. Die kunnen, indien nodig, in een volgend wetsvoorstel worden meegenomen. Ik sta sympathiek tegenover de doelstellingen van de motie.

Ik heb aangegeven dat het kabinet reeds een aantal zaken heeft gedaan op het gebied van kortingen. Ik laat het oordeel over de motie op stuk nr. 48 van de Tang c.s. over aan de Kamer.

In de motie nr. 49 van de heer Remkes c.s. wordt gesteld dat een zorgvuldige parlementaire behandeling van groot belang is. Het kabinet is het daarmee eens. Als dat de belangrijke portee is van motie, heb ik daarmee geen problemen. Er kunnen echter altijd uitzonderingen zijn. Wij hebben nu bij het Belastingplan twee aparte belastingen ingevoerd, omdat dit in het coalitieakkoord zo was verwoord en deze belastingen in 2008 moesten ingaan. Ik zeg de Kamer toe dat ik bij het indienen van wetsvoorstellen of van een nieuw belastingplan, steeds een zorgvuldige parlementaire behandeling voor ogen zal hebben.

In de motie op stuk nr. 50 van de heer Remkes c.s. wordt de regering verzocht, zorgvuldig verder te onderzoeken of en op welke wijze amateursportverenigingen onder de ANBI-regeling gebracht kunnen worden. Ik heb in eerste termijn de argumenten genoemd. Er wordt gekeken naar de wenselijkheid en de haalbaarheid. Er zitten nogal wat haken en ogen aan. Dat geldt zowel de dekking als de ingewikkeldheid van dit voorstel. Ik laat het oordeel over de motie over aan de Kamer. Ik vermeld daarbij dat wij niet zonder meer tot een dergelijke vrijstelling kunnen komen. Ik kom nog met een reactie op dit onderdeel.

In de motie op stuk nr. 51 van de heer Remkes wordt gesproken over de vliegbelasting. Ik ontraad aanvaarding van deze motie. Ik heb al eerder aangegeven dat de sector, ondanks aankondigingen in een overleg met Verkeer en Waterstaat en VROM, nog geen concrete ideeën op tafel heeft gelegd. Wij wachten nog steeds daarop, in de hoop daarover een zinvol overleg te kunnen voeren.

Ik heb in mijn brief van 1 oktober 2007 al gezegd dat het ETS-voorstel van de sector in fiscale zin geen alternatief kan bieden, omdat er geen inkomsten voor de Staat uit voortvloeien. Wij zullen in de toegezegde voortgangsnotitie over de tweede tranche vergroening ook de voortgang op dit dossier melden.

Ik veroorloof mij de opmerking dat emissiehandel een zaak is van VROM en Economische Zaken.

In de motie op stuk nr. 52 van de heer Remkes en mevrouw Koşer Kaya wordt het kabinet verzocht, in 2009 aan de Kamer te rapporteren over de budgettaire opbrengsten in 2008 van de maatregel om woningcorporaties integraal vennootschapsplichtig te maken. Ik vraag enig geduld met betrekking tot de termijn waarop dat mogelijk is. De aangiftes over 2008 hoeven pas in de loop van 2009 te worden gedaan. Daardoor zal pas in een later jaar betrouwbare informatie beschikbaar zijn.

De heer Van der Vlies c.s. vraagt in de motie op stuk nr. 53 om een alternatieve regeling die adoptieouders tegemoetkomt in adoptiekosten nadat de aftrek buitengewone uitgaven is komen te vervallen. De minister van Justitie gaat over een dergelijk alternatief. Ik verzoek de heer Van der Vlies, deze motie aan te houden totdat ik de gelegenheid heb gehad dit verzoek door te geleiden naar de minister van Justitie. De heer Van der Vlies kan dit punt ook aan de orde stellen in een overleg met de minister van Justitie.

De heer Van der Vlies heeft op stuk nr. 54 een motie ingediend betreffende de gemoedsbezwaarden. Die materie hoort te worden geregeld met de Zorgverzekeringswet en daar gaat de minister van VWS over. Zelfs als een alternatieve regeling mogelijk is, blijft het punt van rechtsongelijkheid met verzekerden. Zij kunnen de zorgkosten straks ook niet aftrekken. Ik verzoek de heer Van der Vlies dan om deze motie in een overleg met de minister van VWS aan de orde te stellen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van een twaalf uur durend debat over het Belastingplan. Ik dank de staatssecretaris en ook de leden voor hun medewerking. De stemmingen over de moties, de amendementen en het wetsvoorstel zullen morgen plaatsvinden.

Naar boven