Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 12 september 2007 over zedelijkheidswetgeving en bestrijding van kinderporno op het internet.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik zal veel moties indienen, maar dat komt omdat het een moeilijk en lang debat is geweest.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het wenselijk is dat kindersekstoerisme op alle mogelijke wijzen wordt bestreden;

overwegende dat er wettelijke mogelijkheden zijn om kindersekstoeristen in eigen land te vervolgen maar dat dit zelden gebeurt;

verzoekt de regering, de aanpak van kindersekstoerisme te verbeteren door in de top 10 van landen waarin Nederlanders zich het meest schuldig maken aan seksueel geweld tegen kinderen, in ieder land van deze top 10 ten minste één liaisonofficier te plaatsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(31200 VI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voorlichting een belangrijk middel is in de strijd tegen kindersekstoerisme;

overwegende dat de reisbranche hier een belangrijke bijdrage in kan leveren;

verzoekt de regering, in overleg te treden met de reisbranche en nationiale luchtvaartmaatschappijen om hen ertoe te bewegen, de code of conduct van ECPAT te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(31200 VI).

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Wij hebben een uitgebreid debat gevoerd over het blokkeren van kinderpornosites door providers. Ik heb begrepen dat heel veel providers daartoe willen overgaan en dat de wetgeving daaromtrent nogal ingewikkeld wordt. Ik wil de minister daarom verzoeken de volgende maatregel te nemen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het wenselijk is dat sites met seksueel geweld tegen kinderen die op geen andere wijze aangepakt worden, geblokkeerd worden door providers;

overwegende dat het blokkeren van sites op een transparante en controleerbare wijze moet gebeuren;

overwegende dat een aantal providers wil meewerken aan het blokkeren, mits de opgave van sites door een rechter getoetst wordt en er een onafhankelijke klachtenregeling is;

verzoekt de regering, er zo spoedig mogelijk zorg voor te dragen dat het blokkeren van sites met seksueel geweld tegen kinderen gepaard gaat met een rechterlijke toets en een onafhankelijke klachtenregeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(31200 VI).

Mevrouw Gerkens (SP):

Mijn volgende motie gaat over de Financial Coalition Against Child Pornography. In het debat heb ik op vragen daarover geen antwoord gekregen. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Gerkens

overwegende dat commerciële kinderpornoproducenten gebruikmaken van de financiële infrastructuur;

overwegende dat het frustreren van geldstromen van de producenten van kinderporno in andere landen een succesvol onderdeel is van de bestrijding van kinderporno;

verzoekt de regering, in overleg te treden met financiële instellingen om hen ertoe te bewegen dat zij zich aansluiten bij de Financial Coalition Against Child Pornography,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(31200 VI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat is gebleken dat niet alle politiekorpsen een (periodieke) monitor bijhouden omtrent de opsporing van seksueel misbruik van minderjarigen (al dan niet via internet);

overwegende dat de landelijke prioritering en selectie van strafzaken omtrent de opsporing en vervolging van seksueel misbruik van minderjarigen (al dan niet via internet) gebaat is bij het bestaan van een dergelijke politiemonitor;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat elk politiekorps een politiemonitor bijhoudt omtrent het seksueel misbruik van minderjarigen en dat (digitale) koppeling van deze monitoren landelijk mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gerkens, Teeven en Arib. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(31200 VI).

Mevrouw Gerkens (SP):

Mijn laatste motie gaat over het aantonen van de leeftijd van 18 jaar. De minister begreep pas helemaal aan het eind van het debat wat ik precies bedoelde. Hij heeft in het debat gezegd dat hij daarnaar wil kijken, maar ik ben al sinds maart bezig om dat van hem gedaan te krijgen. Ik heb daarom toch besloten om daarover een motie in te dienen. Ik heb deze zo breed geformuleerd dat zij alle ruimte geeft om dat op een goede wijze te doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het niet meer dan billijk is dat exploitanten van sites die een vorm van commerciële porno aanbieden, aan kunnen tonen dat de modellen die zij daarvoor gebruiken, de minimale leeftijd van 18 jaar hebben;

verzoekt de regering, voor 1 januari 2008 met voorstellen te komen op welke wijze zij dit in regelgeving gaat vervatten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20(31200 VI).

Mevrouw Arib (PvdA):

Mevrouw Gerkens verzoekt de regering in een motie om zo snel mogelijk te gaan onderhandelen over een onafhankelijke klachtenregeling als het gaat om het filteren van kinderporno. Er is algemene overeenstemming in de Kamer dat het filteren van kinderporno noodzakelijk is. De minister heeft beloofd om voor het eind van het jaar met concrete maatregelen te komen. Is het niet een beetje voorbarig om daarover nu een motie in te dienen? Moeten wij dat overleg niet afwachten alvorens een nieuwe motie in te dienen?

Mevrouw Gerkens (SP):

Nee, juist niet. Ik heb met de providers gesproken die in druk overleg zijn met de KLPD over die blokkering. Zij zeggen tegen mij dat zij morgen kunnen overgaan tot blokkering. De minister belooft wetgeving te maken, maar dat is bijzonder ingewikkeld bij dit onderwerp. Het is niet mogelijk om dat op enige andere wijze te doen. De wens van de providers is om blokkades of het stoppen van doorgifte van sites gepaard te laten gaan met een justitiële toets. De rechter kan eens in de twee weken naar de lijst kijken. Dat is gewoon goed voor de rechtsgang, dat moet men toch met mij eens zijn. Daarnaast is er een onafhankelijke klachtenregeling. Ik ben heel tevreden dat het KLPD er enorm goed werk van maakt, maar wij moeten politieagenten niet op hun blauwe ogen geloven, dat is niet goed voor de rechtsstaat.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

In een andere motie verzoekt u de minister om in overleg te treden met financiële instellingen om hen ertoe te bewegen zich aan te sluiten bij de Financial Coalition Against Child Pornography. Ik heb anderhalf jaar geleden een motie met praktisch dezelfde inhoud ingediend. Toen heeft de voorganger van deze minister ons toegezegd dat hij in overleg zou treden met het ministerie van Financiën. Dat is bij mijn weten ook gebeurd. Nu het Verdrag van Lanzarote er ligt, zodat wij inderdaad iets gaan doen met die financiële organisaties, heel concreet met het bestrijden van mensen die op deze manier kinderporno tot zich willen nemen, vraag ik mevrouw Gerkens wat de meerwaarde is van deze motie. De minister heeft aangekondigd dat hij die financiële transacties juist als bewijsmateriaal gaat gebruiken.

Mevrouw Gerkens (SP):

Wat de minister gaat doen, is totaal verschillend van wat de Financial Coalition Against Child Pornography bedoelt. De minister kijkt op afstand naar bewijzen op grond van een financiële transactie. Wat de Financial Coalition Against Child Pornography doet, is het frustreren van alle geldstromen die op welke manier ook met kinderpornografie te maken hebben. Dat doen die instellingen onafhankelijk. U hebt dat inderdaad een jaar geleden in een motie gevraagd. Ik heb geprobeerd om hierover met u in overleg te treden, maar dat is helaas niet gelukt. Ik weet dat dit verzoek is gekomen van het ministerie van Justitie en dat dit in een la is beland bij het ministerie van Financiën. Ik heb er tot tweemaal toe naar gevraagd in het debat, maar ik heb daarop geen antwoord gekregen van de minister. Als ik geen reactie krijg, denk ik dat het goed is om de minister een steuntje in de rug te geven op dit gebied. Als de minister ons blij kan maken met een mededeling hierover, kan ik de motie intrekken.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Ik zeg niet voor niets dat wij er anderhalf jaar geleden over hebben gesproken. Ik vind voortschrijdend inzicht belangrijk in deze zaken die met digitale middelen geregisseerd moeten worden. Ik vind het belangrijker om effectief strafbare feiten aan te pakken die door deze mensen worden gepleegd, dan zo'n wereldwijde coalitie waar wij verder niet zoveel mee doen. Dat vind ik langzamerhand behoren tot de symboolpolitiek. Om die reden heb ik destijds mijn motie ingetrokken.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik kan mij herinneren dat u de motie hebt ingetrokken omdat er een toezegging was van de minister om dat te gaan doen. De minister heeft dat niet gedaan. De minister van Justitie heeft stappen ondernomen, maar hij heeft het verder aan het ministerie van Financiën overgelaten en daar is niets gebeurd. Ik wijs erop dat in diverse landen wordt gewerkt met de Financial Coalition on Child Pornography. Dit gebeurt met succes, want commerciële kinderpornoproducenten luisteren nog maar naar één ding, hun portemonnee. Als die gevuld kan worden, dan vullen zij hem. Als wij dit op wat voor manier dan ook gaan frustreren, dan lijkt mij dat een welkome aanvulling op de bestrijding van kinderporno. Ik zou toch hopen dat uw fractie daar ook achter staat.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat is gebleken dat strafzaken met betrekking tot seksueel misbruik van minderjarigen (al dan niet via internet) in kwalitatief en kwantitatief opzicht het beste landelijk kunnen worden geprioriteerd en geselecteerd omdat anders kostbare opsporings- en vervolgingscapaciteit verloren gaat;

van mening dat het dringend noodzakelijk is, de pakkans met betrekking tot het misbruik van kinderen aanzienlijk te vergroten;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat een landelijk officier van justitie wordt aangesteld die wordt belast met de selectie en prioritering van strafzaken waarin misbruik van minderjarigen (al dan niet via internet) aan de orde is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teeven, Gerkens, De Roon en Arib. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(31200 VI).

De heer Teeven (VVD):

Mijn tweede motie is de volgende.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de opsporing van seksueel misbruik van kinderen in het buitenland door Nederlanders buitengewoon tijdrovend en ingewikkeld is;

overwegende dat de opsporing is gebaat bij het in een vroeg stadium onderkennen van het bestaan van bewijsmateriaal ter zake;

constaterende dat het gebruik van controlebevoegdheden bij het in- en uitreizen van passagiers naar/van Nederland kan leiden tot het aantreffen van bewijsmateriaal;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de opsporing van strafbare feiten ter zake van het misbruik van kinderen in een zo vroeg mogelijk stadium kan aanvangen, zo nodig door wijziging van de bepalingen met betrekking tot de voorbereiding van strafbare feiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Teeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(31200 VI).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Wij hebben inderdaad een zeer uitvoerig en inhoudelijk goed debat met de minister gevoerd over kinderpornografie en de zedelijkheidswetgeving. Ik wil op twee punten een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Van der Staaij

constaterende dat het Nationaal Actieplan Seksueel Misbruik van Kinderen beoogde een samenhangend beleid te voeren, waarbij wordt voorkomen dat er steeds versnipperde activiteiten worden opgezet naar aanleiding van acute verschijnselen;

overwegende dat daarbij tevens werd beoogd de samenwerking tussen overheidsinstanties, maatschappelijke instellingen en niet-gouvernementele instellingen bij de bestrijding van seksueel geweld en misbruik te versterken;

voorts overwegende dat het kabinet een groot aantal acties heeft aangekondigd in de bestrijding van onder meer kinderpornografie en kindersekstoerisme;

overwegende dat ook nu het risico op versnipperde activiteiten en onvoldoende samenhang bestaat en ook de verdere versterking van de samenwerking tussen betrokken overheden en organisaties wenselijk is;

verzoekt de regering om binnen een halfjaar te komen met een voortgangsrapportage op dit terrein, waarbij niet alleen aandacht wordt besteed aan de genomen maatregelen, maar ook aan de gesignaleerde knelpunten en de in verband daarmee te ondernemen acties en een dergelijke rapportage jaarlijks te herhalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Arib, Anker, Teeven en Gerkens.

Zij krijgt nr. 23(31200 VI).

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijn tweede motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de herziening van de zedelijkheidswetgeving op grond van het ILO-verdrag tot uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid welbewust is gekozen voor verruiming van de leeftijdsgrens inzake kinderporno (artikel 240b Wetboek van Strafrecht);

constaterende dat uit het evaluatierapport blijkt dat tot nu toe geen sprake is van effectieve handhaving van het wettelijk verbod en deze groep daarom niet daadwerkelijk wordt beschermd;

verzoekt de regering om te bevorderen dat het wettelijk verbod ook voor 16- en 17-jarigen daadwerkelijk wordt gehandhaafd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(31200 VI).

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Op twee punten zal ik namens mijn fractie een motie indienen. Omdat ons gebleken is dat in de korpsen de kennis en de deskundigheid op het punt van goed rechercheren op digitale wijze nog niet overal op hetzelfde hoge niveau is, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de afgelopen jaren een toename van capaciteit is gerealiseerd bij de opsporing en vervolging van kinderporno waarbij sommige politiekorpsen aanzienlijk grotere successen boekten dan andere korpsen;

overwegende dat het van groot belang is om te komen tot een effectieve aanpak van de bestrijding van kinderporno;

verzoekt de regering om een landelijke "aanjager", zoals die bij de aanpak van huiselijk geweld effectief is gebleken, in te stellen met als doel de expertise die er is bij de opsporing en de vervolging van kinderporno digitaal te implementeren bij de korpsen die minder ver zijn op het terrein van de bestrijding van kinderporno,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Pater-van der Meer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(31200 VI).

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Ik dien een motie in over websites met publicaties die bij velen gevoelens van ergernis oproepen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er maatschappelijke onrust heerst over de handelwijze van de vereniging Martijn;

overwegende dat de vereniging Martijn met haar publicaties langs de rand gaat van datgene wat toelaatbaar is;

verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze en wanneer de vereniging strafrechtelijk kan worden aangepakt, wanneer zij voor betrokkenen onwelgevallige of ongewenste foto's en/of teksten publiceert, en of de wetgeving ter zake toereikend is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Pater-van der Meer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(31200 VI).

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Ook ik heb het debat met de minister als zeer constructief ervaren. De aangekondigde maatregelen spreken ons aan. Die steunen wij dan ook. Op enkele aantal punten die betrekking hebben op het tempo van werken en dus niet op de bereidheid van de minister, dien ik drie moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat zedenmisdrijven zo veel mogelijk moeten worden voorkomen;

constaterende dat seksueel misbruik in instellingen voor kinderopvang, jeugdzorg, justitiële jeugdinrichtingen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapten in onvoldoende mate wordt gemeld bij de bevoegde instanties;

van mening dat het melden van seksueel misbruik bijdraagt aan de preventie én sanctionering van zedenmisdrijven en instellingen dwingt werk te maken van beleid ter voorkoming van seksueel misbruik;

verzoekt de regering, alle instellingen waar kinderen/minderjarigen verblijven, zoals kinderopvang, jeugdzorg voor verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapten, justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, te verplichten om seksueel misbruik bij bevoegde instanties te melden en aangifte hiervan bij het Openbaar Ministerie te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Arib en Teeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(31200 VI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van belang is dat recidive van voormalige zedendelinquenten wordt voorkomen;

van mening dat er een evenwicht moet worden gevonden tussen het bieden van adequate nazorg en bescherming van privacy van voormalige zedendelinquenten enerzijds en bescherming van de bevolking tegen potentieel recidive anderzijds;

verzoekt de regering, maatregelen te nemen waardoor de burgemeester op de hoogte wordt gebracht van de vestiging van voormalige zedendelinquenten binnen zijn gemeente en tevens de burgemeester de bevoegdheid te verschaffen om toe te zien op de kwaliteit van de nazorg en die maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn ter voorkoming van recidive, met inachtneming van de vigerende privacywetgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Arib en Teeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(31200 VI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat van onderwijzend personeel in het kader van indiensttreding een verklaring omtrent het gedrag (VOG) wordt vereist;

van mening dat een VOG voor allen die beroepshalve of als vrijwilliger met minderjarigen omgaan, een bruikbaar middel kan zijn ter voorkoming van kinderporno of seksueel misbruik;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat voor organisaties die uit publieke middelen worden gefinancierd en waarbij veel met minderjarigen wordt gewerkt als voorwaarde voor deze financiering gaat gelden dat die organisaties bij het in dienst nemen van personeel of het aantrekken van vrijwilligers voortaan een VOG moeten vereisen;

verzoekt de regering tevens, in overleg te treden met de overige instanties die veel met minderjarige werken om in dat overleg het belang van een VOG te benadrukken als middel ter voorkoming van kinderporno of seksueel misbruik,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Arib en Teeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(31200 VI).

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw de voorzitter. Aan het begin van mijn antwoord in dit VAO, zoals dat in een niet onmiddellijk begrijpelijke aanduiding op de agenda staat, herhaal ik graag iets wat ik aan het begin van mijn antwoord in het AO, het algemeen overleg, over dit onderwerp heb gezegd. Het is goed dat er, zoals over en weer werd geconstateerd vanuit de vaste commissie voor Justitie en door mij, nu een zo grote mate van betrokkenheid is bij de bestrijding van kinderpornografie. Zoals enkelen van de nu aanwezigen zich herinneren, heb ik toen in herinnering geroepen dat het nog niet zo lang geleden is dat er hier in deze zaal een controverse was over de vraag of het bezit van kinderporno wel strafbaar moest worden gesteld. Ik ben dankbaar voor de brede steun die er hier nu, net als in het algemeen overleg, is voor een krachtige aanpak van dit kwaad. Want dat is het ten opzichte van de kinderen die worden misbruikt bij de productie van kinderporno, maar ook ten opzichte van de kinderen die niet daadwerkelijk worden misbruikt, maar die wel worden bedreigd of in hun menselijke waardigheid worden aangetast door de verspreiding van kinderporno. Het is goed om dat hier in herinnering te roepen. Dat is ook de reden dat het openbaar ministerie vandaag de dag niet alleen optreedt tegen het bezit van kinderporno en de verspreiding daarvan als daar daadwerkelijk seksueel misbruik aan ten grondslag ligt, maar ook wanneer op de een of andere manier de productie van kinderporno gefaket is, want ook dan gaat het om een maatschappelijk schadelijk kwaad dat moet worden bestreden.

In dat verband heb ik melding gemaakt van de nieuwe technieken die worden gehanteerd bij de verspreiding van kinderporno. Degenen die op het internet kinderporno bekijken zonder deze daadwerkelijk te downloaden, kunnen volgens de huidige strafbepalingen niet worden vervolgd op grond van het bezit van kinderporno. Dat is de reden dat ik in het overleg heb toegezegd dat het wetsvoorstel ter uitvoering van het verdrag dat ik onlangs op Lanzarote heb ondertekend, zal worden aangeboden aan uw Kamer. Ik verwacht dat dit medio volgend jaar het geval zal zijn. In reactie op enkele moties zal ik nadrukkelijk erop wijzen dat wij ook in het algemeen overleg hebben geconstateerd dat het van belang is dat de voortgang bij de bestrijding van kinderporno wordt gevolgd. Ik heb in verband daarmee ook in het vooruitzicht gesteld dat er in het eerste kwartaal van het komende jaar een brief zal komen waarin de stand van zaken wordt beschreven bij de bestrijding van de kinderporno, inclusief een paar van de punten die naar voren zijn gebracht. Ik zal daar dadelijk ook op inhaken, omdat sommige dingen die in de moties zijn gevraagd, wat verder overleg en uitzoeken vergen. Het zal in een aantal gevallen dus beter zijn om er aan de hand van een voortgangsbericht verder naar te kijken. Ik zal daar dadelijk op terugkomen.

Ik begin dan met de motie van mevrouw Gerkens over de bestrijding van kindersekstoerisme door medewerkers van de reisbranche. In de motie wordt verzocht om in overleg te treden met de reisbranche en nationale luchtvaartmaatschappijen om hen ertoe te bewegen, de "code of conduct" van ECPAT te ondersteunen. In het overleg heb ik daarop al positief gereageerd. Ik zal dan ook graag in overleg treden met deze organisaties met als oriëntatiepunt de "code of conduct", respectievelijk dat met mijn collega's opnemen die de meest gerede partners zijn om dat te doen.

Mevrouw Gerkens (SP):

Die toezegging had ik gemist, maar bij dezen heb ik haar goed gehoord. Ik trek de motie dan ook in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Gerkens (31200-VI, nr. 15) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Hirsch Ballin:

Daarmee kom ik op de tweede motie van mevrouw Gerkens. Die betreft de top tien van landen waar Nederlanders zich het meest schuldig maken aan seksueel geweld tegen kinderen en vraagt om in ieder land van deze regio in ieder geval één liaison officer te plaatsen. In mijn brief ter voorbereiding van het AO en in tweede termijn van het AO heb ik daarbij stilgestaan. Ik heb daarover uiteraard ook overlegd met mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die het beheer heeft over het Korps landelijke politiediensten en de liaison officers die daartoe behoren, en met mijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking. Ik heb dat gedaan omdat het mij ook in het overleg duidelijk was waar het mevrouw Gerkens om ging, namelijk een effectief optreden. Wij hebben de strafbepalingen zo verruimd dat er ook in Nederland strafrechtelijk kan worden opgetreden tegen misbruik van kinderen indien dat in het buitenland door Nederlanders wordt gepleegd.

Nu is het probleem daarbij dat het toch in de eerste plaats aan de autoriteiten en de politie van dat land is om het nodige te onderzoeken en vast te stellen en daarmee een strafvervolging mogelijk te maken. Zonder aanknopingspunten en bewijsmateriaal is een strafvervolging in Nederland uitzichtloos. Daar moeten wij dus wat aan proberen te doen. Ik heb twee wegen waarlangs dat kan. Een daarvan is die van de liaison officers, dus degenen die van hieruit contacten onderhouden met de lokale autoriteiten. Ik wil graag toezeggen dat wij het netwerk van liaison officers zullen bekijken op de deugdelijkheid ten opzichte van de behoefte. Ik denk niet dat ik er goed aan zou doen, nog afgezien van het feit dat ik niet de beheersbevoegdheid heb die daarvoor nodig is, om te zeggen dat er precies in de tien landen op deze lijst een liaison officer moet worden geplaatst. Dit moet dus worden bezien op het punt van de functionaliteit. Ik zeg graag toe, dat na te gaan met mijn collega van BZK. Dat is een slag anders dan te zeggen dat precies die tien liaison officers er komen, maar ik zal graag de positionering van de liaison officers bezien vanuit een oogpunt van doelmatigheid.

Bij die doelmatigheid speelt ook de andere kant van de zaak een rol, namelijk dat er natuurlijk wel een netwerk moet zijn van politieactiviteiten daar. Een liaison officer die te maken heeft met een niet functionerende, disfunctionerende of onbetrouwbare politie, kan niets beginnen. Liaison betekent contact onderhouden. In een "failing state" een liaison officer plaatsen, is een zinloze onderneming. Het begint uiteraard met de aanwezigheid aldaar van voldoende competente en bij deze zaak betrokken politie. Ik heb al eerder toegezegd – en collega Koenders heeft mij dat bevestigd – dat wij gaan kijken of wij bijvoorbeeld in Cambodja niet toch weer iets op gang kunnen brengen in de politie. Die toezegging bevestig ik graag, evenals dat ik samen met de beheerder van het KLPD wil nagaan of het netwerk van liaison officers goed aansluit daarbij. Het precieze tiental dat de motie vraagt, kan ik niet toezeggen. Ik hoop met wat ik nu zeg te beantwoorden aan het doel van de motie. Het zal echter niet voldoen aan de letter van de motie. Anders gezegd: als ik hiermee beantwoord aan het doel van de motie, dan is de motie wellicht niet nodig, en als mevrouw Gerkens verwacht dat ik aan de letter beantwoord, dan moet ik de aanneming van deze motie ontraden.

De heer Teeven (VVD):

Kan de minister na overleg met zijn ambtsgenoot een brief sturen over waar de ideeën naar uitgaan? Dan is mevrouw Gerkens misschien bereid om haar motie aan te houden totdat die brief binnen is.

Minister Hirsch Ballin:

Dat lijkt mij prima. Ik zal volgend jaar een voortgangsbericht sturen, zodat wij die tijdig kunnen bespreken. Het lijkt mij een buitengewoon goede gedachte om dit onderwerp daarin mee te nemen. Dan hebben wij goed in beeld gebracht wat er in welke landen speelt en mijn collega van BZK kan intussen beoordelen wat er beheersmatig mogelijk is. Tevens hoop ik dan van mijn collega voor OS bericht te hebben over de inspanningen die gedaan kunnen worden om de situatie ter plaatse te verbeteren. Dat zeg ik graag toe.

Dan kom ik op de derde motie van mevrouw Gerkens, die op stuk nr. 17. Daarin wordt verzocht, er zorg voor te dragen dat het blokkeren van sites met seksueel geweld gepaard gaat met een rechterlijke toets en een onafhankelijke klachtenregeling. Ik heb in het algemeen overleg in eerste en tweede termijn benadrukt dat ik de providers en de politie nog drie maanden de gelegenheid heb gegeven, er samen op een constructieve manier uit te komen. Als dat niet lukt, ben ik aan zet om ervoor te zorgen dat de providers meewerken aan het blokkeren langs andere weg. Daarbij heb ik aangegeven dat de politie deskundig genoeg is om te beoordelen of materiaal dat op een site wordt aangetroffen, als kinderpornografie kan worden aangemerkt. In geval van onterecht blokkeren staat de rechtsgang open. Als de provider op onjuiste gronden iets wordt verweten, kan hij zich tot de rechter wenden. Als de provider zich gediffameerd voelt door de beschuldiging of onredelijk onder druk gezet, kan dat ook. Als er straks eventueel toch een regeling zou komen, dan gelden vanzelf de regels daaruit met betrekking tot de toegang tot de rechter. In die zin is de motie niet nodig, omdat de rechterlijke toets reeds mogelijk en beschikbaar is. De politie heeft ook een klachtenregeling, dus daarin is eveneens voorzien. Dat betekent dat ik de motie op beide punten overbodig moet noemen. Er is al een rechterlijke toets en er is een klachtenregeling. Wat nog nodig is, is dat de providers over de hele linie meewerken. Sommige doen dat al, andere niet. Dat is wat ik over deze motie te zeggen had.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik vind dat u nu wel heel snel en heel makkelijk zegt dat de motie niet klopt. De bestaande rechterlijke toets houdt immers niet in dat je naar de rechter kunt stappen met de vraag of je terecht of onterecht geblokkeerd bent. De toets betreft de lijst die gegeven wordt aan de providers. Er wordt eens in de zoveel tijd bezien of men daar wel terecht op staat. Op zijn minst de twijfelgevallen zouden voor de rechter bekrachtigd moeten worden. Nu ben ik ook een praktisch mens en die toets moet je natuurlijk niet iedere dag doen. Die sites zijn zo vlug als water: nu staan zij hier en over een uur staan zij daar. Maar een toets van eens in de twee weken zou heel goed zijn en die moeten wij niet aan de providers overlaten en ook niet aan het KLPD. U weet net zo goed als ik dat dit ook een precedentwerking gaat hebben over verdere dingen die wij al dan niet op het internet willen. Volgens mij moeten wij dat nu gewoon goed regelen.

Het tweede wat ik niet snap, is waarom u dat nog zo lang wilt laten voortbestaan. Waarom wilt u nog drie maanden de tijd geven? Als wij deze twee dingen even regelen – zo veel moeite is dat immers niet – dan gaan die providers morgen over tot het blokkeren van kinderpornosites. Dan zou ik zeggen: minister, doe dat nou toch, dan zijn wij er gewoon klaar mee en hoeven wij straks niet met ingewikkelde wetgeving te komen.

Minister Hirsch Ballin:

Nee, ik geloof ook niet dat wij met ingewikkelde wetgeving hoeven te komen. Daarom ontraad ik de aanneming van deze motie. Wij zijn immers al met de providers in overleg. De meesten staan open voor de voorstellen, maar zij vragen wel om inzicht in de gronden waarop wordt geblokkeerd. Sites die moeten worden geblokkeerd, hebben vaak buitenlandse IP-adressen. Dat weet mevrouw Gerkens ook, want daarover hebben wij met elkaar gesproken. Als de politie vraagt om een site te blokkeren die helemaal niet geblokkeerd hoeft te worden, zouden hiervan twee partijen last kunnen hebben. De ene partij is de bezitter van het IP-adres van herkomst. Degene die zich daarop als rechthebbende wenst te manifesteren, heeft de mogelijkheid om een civiele vordering in te stellen als de politie ten onrechte heeft geblokkeerd. Hiervoor is dus al een rechtsgang mogelijk; daarvoor hoeven wij niets te regelen. Ik wil geen overbodige wetgeving toezeggen. Als de eigenaar zich zou manifesteren, zou dat overigens mooi meegenomen zijn. De tweede partij die last kan hebben van de blokkade is de provider zelf. Hiermee maken wij uiteraard goede procedureafspraken. Drie maanden is mijns inziens helemaal geen lange termijn. Ik heb het daarover inmiddels al in twee achtereenvolgende AO's gehad en inmiddels zijn er nog maar een kleine twee maanden van over.

Mevrouw Gerkens legde ten slotte een relatie naar de meer algemene situatie dat er via het internet op de een of andere manier criminele activiteiten plaatsvinden. Ik heb al in algemene overleggen, niet alleen over kinderporno, maar ook over terrorismebestrijding, gezegd dat ik vind dat het moment gekomen is om de Kamer een algemene notitie te doen toekomen over rechtshandhaving op het internet. Voor zover er iets is dat wetgeving vergt, zal dat in deze notitie aan de orde komen. Ik stel mij voor om aan de hand van deze notitie ook de wettelijke kaders te bespreken. Ik zie geen reden om op dit onderwerp apart rechtsbescherming te regelen die er al is. Dat zou alleen maar tot uitstel leiden. Tijdens het algemeen overleg heb ik van mevrouw Gerkens begrepen dat uitstel het laatste is wat zij wil.

Mevrouw Gerkens (SP):

Volgens mij praten wij langs elkaar heen. Uitstel is inderdaad het laatste wat ik wil. Wetgeving maakt dit onderwerp inderdaad alleen maar gecompliceerder en zal ertoe leiden dat het langer duurt. De vraag is bovendien hoe je dit in wetgeving zou moeten vervatten zonder in algemeenheden te vervallen. Als het laatste gebeurt, is het bovendien de vraag of je niet dicht bij censuur uitkomt. Deze discussie kunnen wij straks voeren als de notitie er is. Ik vraag echter nu om een goede regeling. Uit het overleg blijkt dat het KLPD dit nog steeds niet wil doen, terwijl de providers steeds zeggen dat zij direct zullen overgaan tot blokkade als er zo'n goede regeling is. Ik snap niet waarom de minister hiervan nu geen werk maakt. Het is namelijk iets wat gemakkelijk kan worden toegezegd en wat zo is geregeld. Als dit is geregeld, kunnen wij ervoor zorgen dat de rechtsgang goed wordt gewaarborgd en dat de sites op een gemakkelijke manier kunnen worden geblokkeerd. De minister zegt dat het nog maar om twee maanden gaat, maar ik vind op dit punt elke dag er een te veel.

Minister Hirsch Ballin:

Ik ook. De drie maanden zijn echter toegezegd. Als van deze drie maanden er anderhalve om zijn, kunnen wij niet tegen de gesprekspartners zeggen dat wij bij nader inzien er zes weken van willen maken. Wij zullen dus de uiterlijke termijn van drie maanden moeten gunnen. Er komt bovendien een notitie over de rechtshandhaving op het internet. Daarnaast is er toegang tot de rechter. Ik begrijp alle doelstellingen van mevrouw Gerkens. Mijns inziens lopen onze wegen niet uiteen. Daarom ben ik wat verbaasd over haar opmerkingen. Nu er een klachtrecht is bij de politie en er een rechtsgang openstaat bij de burgerlijke rechter, zie ik niet wat ik nog meer zou kunnen toezeggen dan overbodige wetgeving.

Ik kom op de vierde motie van mevrouw Gerkens, waarin zij de regering verzoekt om in overleg te treden met financiële instellingen en om aansluiting te zoeken bij de Financial Coalition Against Child Pornography. Ik heb al gezegd dat dit contact met het ministerie van Financiën vergt. Het is echter ook een onderwerp van meer algemene betekenis. Ik heb ook al gezegd dat het controleren van het financieel verkeer een werkzaam middel is. Ik zei dit in verband met de nieuwe wetgeving die is gericht tegen de internetkansspelen, maar ook in verband met de aangekondigde wetgeving tegen het zonder downloaden bekijken van kinderporno op het internet. Hierover zijn mevrouw Gerkens en ik het dus eens. Ik zal graag bevorderen dat het overleg met de financiële instellingen een plaats krijgt bij de uitwerking van de notitie over de rechtshandhaving op het internet. Ik zeg u graag toe dat ik u bij die gelegenheid zal berichten over de uitkomsten van het overleg met de financiële instellingen.

Met haar vijfde motie, die mevrouw Gerkens samen met de heer Teeven en mevrouw Arib heeft ingediend, vraagt zij te bewerkstelligen dat elk politiekorps een politiemonitor bijhoudt omtrent het seksueel misbruik van minderjarigen en de digitale koppeling van deze monitors landelijk mogelijk te maken. Hiervoor is uiteraard overleg nodig met het Openbaar Ministerie en de politie. Dat overleg zal er met name op gericht zijn om zeker te stellen dat kwalitatief en kwantitatief alles in de juiste mate wordt opgepikt en dat er een goede prioritering is. Ik heb het voeren van dit overleg in het algemeen overleg al toegezegd. Inmiddels heb ik contact opgenomen met het Openbaar Ministerie. Het overleg krijgt de komende maanden gestalte en het is heel goed denkbaar dat dat leidt tot het creëren van nieuwe instrumenten. Ik denk daarbij dus aan de politiemonitor die in de motie van mevrouw Gerkens wordt genoemd, maar ook aan de mogelijkheid van landelijke functionarissen. Thans is er het overleg van de zedenofficieren, waarvan ik ook in het algemeen overleg melding heb gemaakt. Ik meen dat het het beste is dat ik over de resultaten die ik bereik bij de bespreking van onderwerpen als de politiemonitor, de landelijke functionarissen, een landelijke officier van justitie enzovoorts met het Openbaar Ministerie in de komende periode de Kamer informeer met de in het begin van mijn antwoord genoemde brief.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Er is het gevaar dat de minister en de Kamer elkaar niet helemaal goed verstaan. Hij spreekt namelijk over de vergadering van zedenofficieren. Met mijn motie over een landelijke officier van justitie gaat het mij er niet om dat de zaken allemaal landelijk worden afgedaan. De bedoeling van de motie is dat er een officier is die die zaken prioriteert en selecteert en die ze uitdeelt aan de parketten, zodat een goede keus wordt gemaakt voor de te behandelen zaken, niet alleen in kwantitatief opzicht, maar ook in kwalitatief opzicht. Dat is belangrijk, ook voor het overleg met het college. Ik meen overigens dat de minister en ik elkaar goed verstaan, maar ik zeg dit voor de zekerheid.

Minister Hirsch Ballin:

Dit maakt uw verzoek des te beter uitvoerbaar. Ik zal hierop in de brief ingaan. Ik dank u voor de verheldering dat het niet gaat om het landelijk behandelen van deze zaken, maar om landelijke afstemming.

Mevrouw Gerkens heeft voorts een motie ingediend waarmee wordt gevraagd om voor 1 januari 2008, dus voor het begin van het reces van deze Kamer en binnen een termijn van vijf, zes weken, te komen met voorstellen om in regelgeving te vervatten dat exploitanten van sites die een vorm van commerciële porno aanbieden, kunnen aantonen dat de modellen die zij gebruiken de minimale leeftijd van 18 jaar hebben. Mevrouw Gerkens heeft er met haar toelichting op deze motie op gewezen dat de leeftijdsgrens is gekozen om effectief te kunnen optreden. Ik meen dat het goed is om dat in het oog te houden, want de porno-industrie is vaak in het buitenland gevestigd. Ook dat moeten wij dus in het oog houden. Ik wijs erop dat bij het aantonen van een bepaalde leeftijd er in de praktijk de moeilijkheid is van de koppeling tussen de datum van het maken van de kinderporno en de leeftijd van de betrokkene op dat moment. Het gaat mij hierbij dus om het praktische aspect en om de handhaafbaarheid. Bij het prostitutiebedrijf kennen wij wel de verplichting om leeftijden aan te tonen, maar daar hebben wij met een geheel andere situatie te maken. Bij kinderporno gaat het om beelden die zijn vastgelegd. Het zal buitengewoon lastig zijn om een koppeling te leggen tussen datum van vastlegging en de leeftijd van de betrokkene op die datum. Je kunt dus niet iemand aanspreken en de leeftijd op dat moment laten aantonen. Ik betwijfel dus sterk dat dit de meest doelmatige aanpak is voor wat mevrouw Gerkens nastreeft. Daar komt nog bij dat wij ook willen optreden tegen gemonteerde kinderporno. Vooralsnog heb ik zulke grote twijfels of dit een nuttige bijdrage levert aan het bestrijden van het euvel van de kinderporno dat ik op dit punt niet verder wil gaan dan de verzekering dat ik de mogelijkheden met het OM wil bespreken op het punt van de effectiviteit van bescherming tegen misbruik dat aan de kinderporno ten grondslag ligt.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dit geldt ook voor webcamseks. Bij mijn onderzoek ben ik gestuit op meisjes die zich aanbieden en die gewoon openlijk zeggen dat zij 17 jaar zijn. Dat gebeurt hier in Nederland. Dat zou toch niet mogen. Het enige wat ik vraag is dat, als u naar de porno-exploitant gaat en vraagt hoe oud dat meisje is, hij kan aantonen dat het meisje 18 is. Dat kan gewoon met het paspoort. Als u nu naar een kroeg loopt, kunt u vragen wat de leeftijd is van de persoon die staat te tappen. Datzelfde kunt u vragen aan degene die de modellen inhuurt. Hier in Nederland is dat echt goed mogelijk, ook bij webcamseks.

Minister Hirsch Ballin:

Ik geloof dat mevrouw Gerkens het optreden tegen seksueel misbruik en het optreden tegen de vastleggingen in kinderpornografische voorstellingen door elkaar haalt. Ik zal de effectiviteit van de handhaving van de leeftijdsgrens graag bekijken. Op dat punt zijn wij niet verdeeld. Het gaat mij uitsluitend om de effectiviteit.

Ik ben ingegaan op de motie van de heer Teeven en mevrouw Gerkens over de landelijk officier. Ik zal in de genoemde brief terugkomen op de structuur OM en politie op dit terrein.

Ik kom bij de motie van de heer Teeven inzake het in een zo vroeg mogelijk stadium aanvangen van de opsporing van kinderporno, zo nodig door wijziging van de bepalingen met betrekking tot de voorbereiding van strafbare feiten. Het zal moeilijk uitvoerbaar zijn om de handelingen en de bewijsstukken aan te wijzen waaruit de strafbare voorbereidingshandeling kan blijken. Dat is ook bij andere delicten wel eens bekeken, maar het heeft nooit veel opgeleverd. Ik ben bang dat er iets wordt voorgesteld wat een ineffectief instrument zal zijn. Desalniettemin zal ik deze gedachte bij het Openbaar Ministerie onder de aandacht brengen.

Ik kom bij de motie van de heer Van der Staaij, mevrouw Arib, de heer Anker, de heer Teeven en mevrouw Gerkens, waarin wordt gevraagd om binnen een halfjaar te komen met een voortgangsrapportage op dit terrein, waarbij niet alleen aandacht wordt besteed aan de genomen maatregelen, maar ook aan de gesignaleerde knelpunten en de acties en om een dergelijke rapportage jaarlijks te herhalen. Daarbij gaat het met name om de samenwerking tussen de verschillende instellingen, overheidsinstanties enzovoorts. Ik heb hier aan het begin van mijn antwoord al de toezegging herhaald over een brief. Ik denk dat die goed kan dienen om inzicht in de stand van zaken te geven. U kunt die brief in het voorjaar van 2008 verwachten.

Ik kom bij de motie van de heer Van der Staaij waarin wordt gevraagd om te bevorderen dat het wettelijk verbod ook voor 16- en 17-jarigen daadwerkelijk wordt gehandhaafd. Ik heb geen behoefte aan deze motie. Ik denk niet dat die nodig is, maar het punt zal wel bij het Openbaar Ministerie onder de aandacht worden gebracht.

Dan kom ik bij de motie van mevrouw De Pater-van der Meer om een landelijke "aanjager", zoals bij de aanpak van huiselijk geweld effectief is gebleken, in te stellen. "Aanjager" is een bredere formulering dan landelijk officier of landelijke politiefunctionaris en dergelijke. Misschien slaat de motie van mevrouw De Pater een brug naar de doelstelling die de heer Teeven voor ogen stond ten aanzien van de landelijk officier. Het is duidelijk dat hier behoefte bestaat aan een goede landelijke structuur. In de brief die ik u voor het voorjaar van 2008 heb toegezegd, zal ik u daarover berichten.

Ik kom bij de motie van mevrouw De Pater-van der Meer waarin wordt gevraagd te onderzoeken op welke wijze de vereniging Martijn strafrechtelijk kan worden aangepakt, wanneer zij voor betrokkenen onwelgevallige of ongewenste foto's en/of teksten publiceert en of de wetgeving ter zake toereikend is. Dat valt uiteen in een civielrechtelijk en een strafrechtelijk deel. Recentelijk is gebleken dat er civielrechtelijk effectief kan worden opgetreden tegen de publicaties waarop mevrouw De Pater doelde.

Over het strafrechtelijk deel is het Openbaar Ministerie, respectievelijk het Korps Landelijke Politiediensten terdege op de hoogte van deze site. Deze wordt in de gaten gehouden. Uiteraard kan pas strafrechtelijk worden opgetreden als kinderporno daadwerkelijk verspreid wordt. Ik bevestig hier dat dat dus werk in uitvoering is.

Mevrouw Arib vraagt in haar motie alle instellingen waar minderjarigen verblijven, zoals kinderopvang, jeugdzorg, voorzieningen voor verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapten, justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, te verplichten seksueel misbruik bij de bevoegde instanties te melden en daarvan aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie. Dit is een sympathieke motie, maar vergt wel overleg met mijn collega's die deze sectoren onder hun hoede hebben. Er is uiteraard de aangifteplicht voor ambtenaren, maar dit is een sector waarin het werk vaak wordt gedaan door personen die geen ambtenaar zijn. Deze mensen staan in een privaatrechtelijke relatie tot hun werkgever. De beste manier om het aan te pakken is wellicht een gedragscode in de desbetreffende branches. In ieder geval moet het effectief zijn, zoals ik ook beluisterde in de toelichting op de motie van mevrouw Arib en de heer Teeven. Ik zeg graag toe dat ik de mogelijkheden van zo'n gedragscode en/of regulering met mijn collega's zal bespreken.

Mevrouw Arib (PvdA):

Er bestaat wel een soort meldcode. Het punt is alleen dat men niet verplicht is er iets mee te doen; dat is afhankelijk van instellingen. Hulpverleners die zich vergrijpen aan kinderen zijn strafbaar, maar niet in alle situaties wordt daarvan aangifte gedaan. Ik vind dat het doen van aangifte in alle sectoren verplicht gesteld moet worden. Ik begrijp dat u moet overleggen, maar het is ietsjes anders dan een gedragscode.

Minister Hirsch Ballin:

Ik begrijp dat het u niet alleen gaat om de totstandbrenging van zulke codes, maar ook om de naleving en de effectieve toepassing ervan. Ik neem dat mee in het overleg met mijn collega's.

In een andere motie vraagt mevrouw Arib om maatregelen te treffen waardoor de burgemeester op de hoogte wordt gebracht van de vestiging van voormalige zedendelinquenten binnen zijn gemeente en hem de bevoegdheid te verschaffen om toe te zien op de kwaliteit van de nazorg, alsmede de noodzakelijke maatregelen te nemen om recidive te voorkomen, met inachtneming van de vigerende privacywetgeving. Ik vraag om die motie aan te houden, omdat wij binnen een redelijke termijn op de twee relevante onderdelen van die motie nader berichten. Het eerste betreft de rol van de burgemeester bij ex-veroordeelden die teruggaan naar hun plaats van vestiging. De nazorg ten aanzien van vroeger veroordeelden heeft in het kader van het preventiebeleid en het beleid ter bestrijding van recidive de intense belangstelling van de staatssecretaris van Justitie en van mij. Dat is ook te lezen in de brief die de Kamer vanmiddag heeft bereikt over het project Veiligheid begint bij voorkomen. Dat is daar een onderdeel van. Het betreft niet alleen de in deze motie genoemde personen maar meer in het algemeen de nazorg. Wij hebben daarover ook kaderafspraken gemaakt in het bestuursakkoord met de VNG. Ik zou mevrouw Arib willen vragen om dit punt in dat kader te bezien. Ik neem aan dat zij het beleid dat de staatssecretaris van Justitie en mij voor ogen staat, zal zien als een goede aanpak van dit onderwerp.

Wat betreft de verhouding met de privacywetgeving kan ik opmerken dat ik zeer binnenkort met mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een commissie zal instellen die zich bezighoudt met dit soort potentiële spanningsvelden. De gedachte daarachter is uiteraard geheel parallel aan hetgeen mevrouw Arib in de motie tot uitdrukking brengt.

Dan ga ik in op de motie van mevrouw Arib over de verklaring omtrent het gedrag (VOG). Het is de vijftiende motie. Daarin wordt de regering verzocht om in overleg te treden met organisaties die veel met minderjarigen werken en om in dat overleg het belang van een verklaring omtrent het gedrag te benadrukken als een middel ter voorkoming van kinderporno of seksueel misbruik. In een ander algemeen overleg hebben wij gesproken over de waarde van de verklaringen omtrent het gedrag. Ik heb bij die gelegenheid reeds enige toezeggingen gedaan die naar mijn mening reeds dekken wat hier aan de orde is. Ik heb begrepen dat het overleg over dit onderwerp met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is afgerond, zodat de Kamer naar ik aanneem wellicht morgen de brief zal ontvangen waarin ik op deze gehele materie inga. Ik denk dat het 't beste is om dit aspect daarbij te betrekken.

Ik teken hierbij aan dat wij geen wettelijke regeling nodig hebben. Elke organisatie heeft immers de bevoegdheid om bij dit soort functies, met het oog op de belangen die mevrouw Arib en de heer Teeven noemen, een verklaring omtrent het gedrag te vergen. Ik verwijs verder naar de brief, die de Kamer zeer binnenkort zal bereiken.

Mevrouw Arib (PvdA):

Is het mogelijk om die brief voor de stemmingen naar de Kamer te sturen?

Minister Hirsch Ballin:

Ik neem aan dat dit het geval is. Zoals gezegd, was het laatste bouwsteentje de afstemming met het ministerie van Onderwijs. Naar ik meen, is die klaar. Mijn advies is in ieder geval om deze motie aan te houden totdat de brief, die wellicht verder bestudeerd moet worden, besproken is.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven