Noot 1 (zie blz. 512)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Financiën op vragen gesteld in de eerste termijn van de algemene financiële beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota 2007 (30 800) en van de behandeling van de begroting van de Nationale Schuld, Financiën en het BTW-compensatiefonds voor het jaar 2007 (30 800-IXA. 30 800-IXB en 30 800-G)

Vragen Crone (PvdA)

Dhr. Crone stelt voor dat het kabinet € 80 miljoen extra ter beschikking stelt aan de BOS-impuls (Buurt, Onderwijs en Sport), waarmee achterstanden voor jongeren worden aangepakt.

Het kabinet heeft al extra middelen ter beschikking gesteld voor de BOS-regeling. Voor de derde (en laatste) tranche van de BOS-regeling (looptijd 2006–2011) heeft het kabinet € 47 miljoen beschikbaar gesteld. De totale BOS-regeling (drie tranches) behelst € 80 miljoen.

Naast de BOS-impuls is er vanuit het FES voor 2006 en 2007 in totaal € 36 miljoen beschikbaar gesteld voor aanpassingen aan de huisvesting voor Brede Scholen. Deze hebben o.a. tot doel de onderlinge betrokkenheid in de buurt te vergroten. Daarnaast is er voor 2006 € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor de aanpassing van sportaccommodaties. Door deze impulsen worden gebouwen en sportaccommodaties meer geschikt gemaakt om voor verschillende doeleinden en door verschillende doelgroepen te worden gebruikt (multifunctioneel gebruik).

Daarnaast zal er in het najaar van 2006 in het kader van het FES een plan worden uitgewerkt voor Brede Scholen. Nadat het CPB dit plan heeft getoetst, neemt het kabinet begin 2007, met in achtneming van het oordeel van het CPB, een definitief besluit over mogelijke financiering van dit project.

Bovendien is in 2006 en 2007 in totaal € 25 miljoen beschikbaar gesteld voor sociale herovering van wijken («krachtige buurt») die aantoonbaar achterblijven, waar de problemen zo groot zijn dat mensen het opgeven en wegtrekken. Sociale herovering wil zeggen dat overlast en verloedering worden tegengegaan, zodat bewoners zich veiliger voelen op straat. Om dit te bereiken heeft het kabinet 12 steden uitgenodigd plannen te maken, waaruit in ieder geval betrokkenheid en activering van bewoners spreekt en andere lokale partijen, zoals zorginstellingen en ondernemingen. Eind 2007 zullen de resultaten van de plannen zichtbaar zijn in de uitgekozen wijken.

Dhr. Crone stelt voor om de nadelen van de gestegen aardgasprijzen voor de glastuinbouw te compenseren met subsidies voor investeringen in energiebesparing.

Het kabinet trekt in 2007, 2008 en 2009 in totaal € 210 miljoen uit voor innovatieve, energiebesparende maatregelen in de glastuinbouw. De helft daarvan komt beschikbaar via de LNV-begroting, de andere helft via verruiming van (bestaande) fiscale instrumenten voor glastuinbouwbedrijven die investeren in energiezuinige («groene label») kassen.

Vragen De Nerée tot Babberich (CDA)

De ouderenbonden wensen een subsidie van € 320 000 voor een netwerk van vrijwilligers om waar nodig formulieren voor ouderen in te vullen. Het CDA vraagt om een toezegging.

Ouderenbonden hebben voor het opzetten van een «Hulp bij aangifteservice» reeds 3 jaar lang een bedrag van € 50 000 van de Belastingdienst ontvangen. Daarnaast is voor dit doel 3 jaar lang een fulltime medewerker beschikbaar gesteld. Aanleiding hiervoor waren de wijzigingen door de Belastingherziening 2001. De bijzondere ondersteuning is uitdrukkelijk van tijdelijke aard geweest.

Bij de belastingheffing geldt het principe dat de burger zelf de kosten draagt van zijn fiscale verplichtingen.

Bovendien werkt subsidiëring marktverstorend; ook commerciële partijen bewegen zich op dit terrein.

Om deze redenen wordt geen extra subsidie voor de ouderenbonden overwogen; vanaf 2007 ontvangen zij dezelfde ondersteuning als vergelijkbare organisaties als FNV en CNV (opleiding van vrijwilligers, opleidingsmateriaal).

Dhr. de Nerée vraagt om te kijken naar de mogelijkheid om de verkoop van huizen door woningcorporaties aan pensioenfondsen te stimuleren.

Het creëren van mogelijkheden voor de woningcorporaties om woningen ter verkopen aan Pensioenfondsen lijkt geen goede oplossing te kunnen bieden voor problemen van corporaties. Hiervoor zijn meerdere redenen aan te voeten.

Ten eerste streven pensioenfondsen naar een marktconform rendement. Dit betekent dat zij alleen bereid zullen zijn woningen van corporaties te kopen, als de aankoopprijs dusdanig laag is dat het marktconforme rendement bereikt wordt. In dit geval zou het kopen van woningen van corporaties echter ook aantrekkelijk zijn voor private partijen. De onderscheidende reden om verkoop van huizen door corporaties aan pensioenfondsen te stimuleren komt hiermee te vervallen.

Ten tweede hebben corporaties in het algemeen meer dan voldoende kasmiddelen dan wel financieringsmogelijkheden om de benodigde fondsen te verkrijgen voor de van hen te verwachten investeringen. Een corporatie die dan onverhoopt toch nog liquiditeits problemen zou hebben, kan woningen verkopen aan het WoonInvesteringsFonds (WIF). Het creëren van extra verkoopmogelijkheden aan beleggers voegt hier niets aan toe.

Toelichting:

Het WIF is een vehikel van de corporatiesector zelf, dat woningcomplexen aankoopt van corporaties die snel liquide middelen willen hebben om te kunnen investeren. Het bestaat als sinds 2005. Voor de aankoop is geen OVB verschuldigd onder de voorwaarde dat het geld ook echt binnen een paar jaar in de stedelijke vernieuwing wordt ingezet.

Vraag Blok (VVD)

Vraag aan de minister om met concrete initiatieven te komen n.a.v. eerdere voorstel om consumenten meer mogelijkheden te bieden om financiële kennis te verwerven.

Zoals in mijn antwoord op eerdere kamervragen van mevrouw van Egerschot1 verwoord, is Financiën een project gestart dat gericht is op de vergroting van het financieel inzicht van de Nederlandse consument. Dit heeft er inmiddels toe geleid dat op 10 november a.s. gestart wordt met het Platform Vergroten Financieel Inzicht (tijdelijke naam). Financiën doet dit echter niet alleen, maar gaat binnen dit Platform samenwerken met andere partijen die te maken hebben met financiële beslissingen van de consument. Daarbij kan gedacht worden aan consumentenorganisaties, banken, verzekeraars, universiteiten en andere overheidsorganisaties als de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Er zijn immers al veel initiatieven op dit terrein waardoor tevens waardevolle expertise bij diverse partijen aanwezig is. Daarnaast is bundeling van krachten noodzakelijk om de consument voor dit onderwerp te interesseren en deze te motiveren om meer met de eigen huishoudfinanciën aan de slag te gaan. Een integrale aanpak is noodzakelijk. Om die reden is het Platform erop gericht deze bestaande activiteiten in samenhang te presenteren, van elkaars initiatieven te leren en deze te stimuleren en de beschikbare middelen effectiever te besteden. Binnen het Platform zullen allereerst initiatieven op het terrein van budgetteren (gelinkt aan de schuldenproblematiek), onderwijs en beleggen gestart worden. Tevens zal, zoals ook in de eerder genoemde beantwoording aangekondigd, een grootscheeps onderzoek naar de huidige stand van het financieel inzicht van de Nederlandse consument worden verricht. Ook zal een communicatiestrategie richting de consument worden ontwikkeld. Ik ben voornemens om u voor de start van het Platform nader op de hoogte te stellen van de diverse te ontplooien activiteiten en bij die gelegenheid zou ik dan ook graag nader op dit onderwerp ingaan.

Vraag Irrgang (SP)

Waarom is er in 2007 € 18 miljoen voor film beschikbaar in plaats van de toegezegde € 20 miljoen?

Van het filmbudget van structureel € 20 miljoen wordt in 2007 € 1,9 miljoen beschikbaar gesteld voor de eenmalige kosten van de switch-over van analoge naar digitale ethertelevisie, naast de € 2 miljoen per jaar die het kabinet voor de jaren 2007–2010 voor dit doel heeft vrijgemaakt. Vanaf 2008 is het structurele bedrag van € 20 miljoen voor filmstimulering beschikbaar

Vraag Bakker (D66)

Dhr. Bakker stelt voor de positie van leraren te verbeteren, en dit te financieren door het afschaffen van de fusieprikkel. Is dit technisch mogelijk?

Zoals de Minister-president al meldde bij de Algemene Politieke Beschouwingen ontraadt het Kabinet de motie.

Voor leraren is in de huidige kabinetsperiode al een bedrag van 270 miljoen structureel aan scholen beschikbaar gesteld (waaronder de 100 miljoen voor professionalisering onderwijspersoneel). Deze middelen zijn bestemd voor onder andere functie- en beloningsdifferentiatie, het stimuleren van zijinstroming en het opleiden in de school. Binnen de bekostiging van de scholen is nog eens 160 miljoen beschikbaar voor functieen beloningsdifferentiatie. Deze middelen worden nog maar mondjesmaat gebruikt. De scholen zijn dus aan zet. Zij kunnen leraren extra belonen. Het Kabinet neemt wel het verzoek over om extra overleg met de werkgevers te voeren.

De voorgestelde dekking, afschaffing van de fusieprikkel in het voortgezet onderwijs, vereist een wijziging van het formatiebesluit voortgezet onderwijs. De leerling-leraar ratio, die nu verschilt tussen enerzijds gecombineerde scholen en anderzijds categorale scholen en smalle scholengemeenschappen, wordt dan gelijkgetrokken. Omdat de maatregel een wijziging van het formatiebesluit vereist levert ze pas in 2008 geld op (28 miljoen in 2008 oplopend naar 84 miljoen structureel vanaf 2010). Deze middelen komen dan beschikbaar door het toepassen van een korting op het budget van bovengenoemde gecombineerde scholen.

Vraag Rouvoet (CU)

Verzoek om reactie op het voorstel van de CU om met spaardagen i.p.v. de levensloopregeling te gaan werken. De spaardagenregeling houdt volgens het conceptverkiezingsprogramma van de ChristenUnie in dat elk jaar maximaal 10 extra gewerkte dagen kunnen worden gestort in de spaarloonregeling. Bij opname geeft de ChristenUnie een heffingskorting van 50%.

De levensloopregeling bestaat pas een half jaar. Het is naar de mening van het kabinet te vroeg om nu al te stellen dat de regeling niet populair (genoeg) is. Het CBS komt begin 2007 met cijfers over het gebruik van de levensloopregeling.

De «spaardagenregeling» voegt geen mogelijkheden toe ten opzichte van de levensloopregeling. De levensloopregeling biedt al de mogelijkheid om de waarde van verlof- of ADV-dagen in geld te storten. Dit is inderdaad een mogelijkheid die ook voor lagere inkomens aantrekkelijk is.

De spaardagenregeling biedt slechts de mogelijkheid om jaarlijks 10 dagen op te bouwen. Hiermee kan veel minder worden opgebouwd dan in de levensloopregeling waarin elk jaar tot 12% van het loon kan worden gestort (met een absoluut maximum van 210%).

De heffingskorting van 50% bij opname is juist voordeliger voor hogere inkomens. Het absolute voordeel is daarmee afhankelijk van het loon van de werknemer en het aantal vakantiedagen dat jaarlijks is gespaard. De huidige levensloopverlofkorting is in verhouding voordeliger voor lagere inkomens omdat het een absoluut bedrag is en niet afhankelijk is van de hoogte van de jaarlijkse inleg.

Vraag Rouvoet (CU)

Dhr. Rouvoet vraagt om het herstellen van restauratieachterstanden, memoreert aan de bij de Voorjaarsnota gedane toezegging hieromtrent en vraagt om «boter bij de vis».

Over geld voor inhaal van restauratieachterstanden zal besluitvorming bij najaarsnota plaatsvinden.

Vraag Van der Vlies (SGP)

Volgens dhr. Van der Vlies verdienen ouderen meer waardering op de arbeidsmarkt. Is de Minister bereid zijn portemonnee te trekken als sociale partners hier beleid op gaan maken?

Participatie van ouderen krijgt steeds bredere aandacht. Dat is een verheugende ontwikkeling. De vraag is of de overheid een financiële bijdrage zou moeten leveren als de sociale partners tot afspraken op dit gebied komen. Het ligt mijns inziens voor de hand eerst de voorstellen van de SER af te wachten. De sociale partners delen, gegeven de door hun geformuleerde doelstellingen om de arbeidsparticipatie van de groep 55–64 jarigen fors te verhogen, de importantie van dit onderwerp. Zij zullen in het nieuwe MLT advies ongetwijfeld voorstellen doen om de participatie van ouderen te bevorderen. Vervolgens ligt het in de rede om de reactie op het Middellange Termijnadvies (MLT-advies) van de SER en verdere maatregelen ten aanzien van het verbeteren van de arbeidsparticipatie van ouderen nu aan een volgend kabinet over te laten.

Vragen Herben (LPF)

Berenschot heeft onderzoek gedaan naar overhead bij de overheid. Wat zijn de cijfers nu precies?

Berenschot maakt onderscheid tussen primair proces («waartoe is de organisatie op aard») en overhead («het geheel van functies gericht op de sturing en ondersteuning van het primaire proces»).

Berenschot definieert overhead als alle centrale of decentrale afdelingen in publieke organisaties belast met management, personeel en organisatie, ICT, financiën, communicatie, juridische zaken, facilitaire diensten, secretariaten. Voor kernministeries geeft Berenschot het gemiddelde overheadpercentage van 44,5% (cijfers 2002/2003). Voor agentschappen geeft Berenschot het gemiddelde overheadpercentage van 31,6% (cijfers 2004/2005).

Het verschil tussen de woorden «overheid» en «overhead» is maar één letter. Minister Zalm noemt een getal van 25 000 ambtenaren die met beleid en ondersteunende diensten bezig zijn. Dat zou 21% van het totaal aantal rijksambtenaren zijn. Bureau Berenschot zegt echter dat dit 44,5% is. Kunt u verklaren waar hier het verschil in ligt?

De aanvliegroute van de foto rijksdienst is een andere dan die van Berenschot. De foto rijksdienst had niet als doel de overhead in kaart te brengen, maar om een beeld te krijgen hoe taken binnen de rijksdienst tussen beleid, ondersteuning, uitvoering en inspecties/toezicht verdeeld zijn en hoeveel ambtenaren bij deze onderdelen werkzaam zijn. Hierbij is aangegeven dat er sprake is van grijze gebieden, omdat het onderscheid tussen functiecategorieën niet altijd even scherp is. Op sommige beleidsafdelingen zitten bijvoorbeeld ook uitvoerende mensen, terwijl uitvoeringsorganisaties soms ook mensen in dienst hebben die zich met beleid bezighouden.

Het doel van Berenschot is om individuele organisaties te benchmarken met vergelijkbare organisaties in de database. Organisaties kunnen zo bepalen of en waar ze teveel overhead hebben, of dat ze wellicht te weinig overhead hebben (en dus alleen bezig zijn met de waan van de dag, en niet met de dag van morgen). De database zelf levert dus de gemiddelde overheadcijfers voor bepaalde sectoren. De methode van Berenschot is derhalve een waardevolle methode om individuele organisaties te helpen zichzelf te verbeteren.

Gegeven de verschillende doelen zijn er verschillende definities gebruikt. Bij de foto rijksdienst wordt gekeken naar directies, terwijl Berenschot kijkt naar iedere werknemer apart. Berenschot ziet op deze wijze overhead in delen die de foto rijksdienst beleid noemt en beleid in delen die de foto rijksdienst als ondersteuning ziet. De overhead van Berenschot is dus iets anders dan de ondersteuning bij de foto rijksdienst.

In de foto rijksdienst zijn inderdaad 25 000 mensen werkzaam binnen directies die zich bezighouden met beleid en ondersteunende diensten. Dit komt inderdaad neer op ruim 20% van het aantal ambtenaren binnen de rijksdienst. Van deze 25 000 mensen zijn ruim 13,5 duizend mensen werkzaam in ondersteunende diensten, ofwel 11%. Doordat Berenschot kijkt naar functieniveau en niet naar directieniveau komt dit bureau uit op 44,5% overhead bij de rijksdienst.

Door de verschillende doelen en definities van beide analyses komen er verschillende cijfers uit. Deze cijfers zijn dus niet goed of fout, maar zijn beide goed voor de doelen die ze hebben.

De administratieve lasten zijn niet gedaald, maar enkel op afstand geplaatst (bijvoorbeeld AFM). Wat vindt de minister van de één loket gedachte?

De stelling dat administratieve lasten niet zijn gedaald, maar op afstand zijn geplaatst, zoals op het gebied van financieel toezicht, is niet juist.

De administratieve lastendoelstelling is een netto doelstelling. Dit betekent dat eventuele stijgingen van administratieve lasten door bijvoorbeeld nieuwe wetten of regels zich inderdaad kunnen voordoen, maar dan wel moeten worden gecompenseerd door extra reducties elders, zodat de administratieve lasten per saldo met 25% dalen. De administratieve lasten worden dus netto met 25% verminderd.

Met het op afstand plaatsen van activiteiten verdwijnen de lasten niet buiten beeld. Regelgeving die wordt uitgevoerd door op afstand geplaatste instanties maken gewoon onderdeel uit van de nulmetingen die gedaan zijn in kader van de administratieve lastenoperatie. Er is dus geen sprake van een verandering van de totale gemeten administratieve lastendruk door het feit dat de AFM een op afstand van het ministerie geplaatste uitvoerder van het toezicht is. Daarnaast laten enkele uitvoeringsorganisaties zoals bijvoorbeeld de AFM en DNB de eigen uitvoeringsregels toetsten door Actal.

De één loket gedachte is een van de instrumenten waarmee de dienstverlening van de overheid aan ondernemers en burgers wordt verbeterd. De één loket gedachte wordt, waar mogelijk, ook toegepast door het Kabinet, denk bijvoorbeeld aan het bedrijvenloket, of de omgevingsvergunning. Hiermee worden administratieve lasten voor ondernemers verminderd.

Waarom weigert de Minister het kwartje van Kok terug te geven?

In het hoofdlijnenakkoord van het kabinet Balkenende II is afgesproken dat het kwartje van Kok gelet op de herkomst vooral zal worden aangewend voor wegen en daarnaast voor onderhoud van openbaar vervoer en vaarwegen. Het ging om een bedrag van structureel 530 miljoen euro.

Het kwartje van Kok is dus aan de burger teruggegeven in de vorm van meer investeringen in wegen en openbaar vervoer.

De gasrekening is 80% duurder in vergelijking met het VK. Hoe staan we er nu voor? Wat kan de Minister doen om de stijging van de energierekening te stoppen?

Volgens het CPB zal de olieprijs in 2007 nagenoeg gelijk zijn aan die in 2006. De ontwikkeling van de gasprijzen wordt met name bepaald door de ontwikkeling van de olieprijzen, en wordt door de energiebedrijven vastgesteld. De invloed van de overheid hierop is beperkt. Om de stijging van de energierekening toch enigszins te compenseren heeft het kabinet het afnemerstarief van elektriciteit uit hoofde van de Milieukwaliteit Elektriciteit Productie (MEP) in 2007 afgeschaft en kwam in 2006 vooruitlopend hierop met een tegemoetkoming van 52 euro per huishouden. Deze maatregel heeft echter geen effect op de gebruiksprijs van energie zelf. Het kabinet is niet voornemens maatregelen te nemen die het energiegebruik zelf goedkoper maken. Dit zou in tegenspraak zijn met Europese afspraken over het niet nemen van marktverstorende maatregelen. Bovendien is het niet nodig gezien het koopkrachtbeeld (waarin de energieprijzen zijn verwerkt). De koopkracht zal in 2007 immers verbeteren.

Waarom wordt de arbeidskorting niet verhoogd in plaats van de algemene heffingskorting?

In het aan u toegezonden Belastingplan 2007 wordt een beleidsmatige stijging van de arbeidskorting van € 10 voorgesteld. Ook in het Belastingplan 2004 is een verhoging van de arbeidskorting voor 2007 met € 10 geregeld. Samen met een beperkte2 indexering zal de arbeidskorting stijgen van maximaal € 1 357 naar maximaal € 1 392. De algemene heffingskorting zal per saldo stijgen van € 1 990 naar € 2 043. Hierin is meegenomen een beleidsmatige verhoging van € 27 en een verlaging van € 6 ter financiering van een regeling voor mantelzorgers conform het amendement van de heer Van der Vlies. Met deze en andere wijzigingen streeft het kabinet naar een evenwichtig koopkrachtbeeld voor alle burgers.

Wat gaat het kabinet doen om de negatieve trend op het terrein van illegale arbeid aan te pakken?

De Staatssecretaris van SZW heeft u in het kader van het Handhavingsprogramma 2007–2010 onder andere geïnformeerd over het beleid van de komende jaren om illegale tewerkstelling aan te pakken. Ook is met u afgesproken dat er flankerende beleid ten aanzien van handhaving op arbeidsvoorwaarden en huisvesting ontwikkeld gaat worden in het kader van het werknemersverkeer met de Midden- en Oost-Europese landen. Over de invulling van dit flankerende beleid zult u nader worden geïnformeerd.

Overigens is bij de evaluatie van de bestuurlijke boete Wav (van 15 september jl.) geconstateerd dat er indicaties zijn dat de bestuurlijke boete en de uitbreiding van het aantal controles van de Arbeidsinspectie effect sorteren. Zo blijkt dat het percentage overtredingen bij hercontroles is gedaald van 37% in 2003 naar 26% in de eerste helft van 2006. Er wordt dus minder recidive geconstateerd. Eind 2006 zal opnieuw een onderzoek worden gestart naar het nalevingsniveau van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De resultaten van dit onderzoek kunnen worden vergeleken met de resultaten uit het onderzoek «Naleving van de Wet arbeid vreemdelingen» dat u 20 januari 2006 jl. is aangeboden.

Leiden verdringingseffecten die het gevolg zijn van de instroom van buitenlandse werknemers (Polen) tot meer uitkeringen?

In de brief die de Staatssecretaris van SZW naar de TK zal sturen over het vrij verkeer van werknemers zal nader worden ingegaan op de vraag naar een mogelijke stijging van uitkeringen in relatie tot de arbeidsmigratie vanuit de nieuwe lidstaten van de EU.

Wat is de follow-up op het onderzoek van het Ministerie van Financiën naar de financiële geldstromen en de daarbij behorende verantwoordingslasten bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA)?

Na onderzoek en in overleg met het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) heeft het ministerie van Financiën een voorstel gedaan om te komen tot minder bureaucratie en een efficiënte verantwoording voor BJAA. In dit voorstel wordt uitgegaan van het principe van single audit, single information: één verantwoordingsdocument en één accountantsverklaring dat volstaat voor BJAA om zich naar alle financiers binnen het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) over ontvangen middelen te verantwoorden.

Voor BJAA kan dit worden bereikt door:

– in of bij de jaarlijkse verantwoording van BJAA ook de van de gemeenten en stadsdelen binnen het ROA ontvangen middelen duidelijk zichtbaar op te nemen;

– alle partijen die middelen aan het BJAA hebben verstrekt van één-en-hetzelfde controleprotocol uit te laten gaan voor de controle van de verantwoording van het BJAA.

1 Kamervragen Van Egerschot, met antwoord, TK 2005/06, nr. 1700.

2 De arbeidskorting wordt 0,52% minder geïndexeerd dan gebruikelijk ter financiering van de wetsvoorstellen ter verlichting van de administratieve lasten (Paarse krokodil, kamerstukken 30 055).

Noot 2 (zie blz. 579)

Interpellatievragen

Deze vragen zijn heden aan de orde.

Interpellatievragen van het lid Kant (SP) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over knelpunten in de thuiszorg. (Ingezonden 5 oktober 2006)

1. Hoe kan het zijn dat, ondanks extra geld en de belofte dat de problemen zouden worden opgelost er nog steeds klantenstops zijn in de thuiszorg? Wat is uw reactie op de klantenstops in Noord-Brabant, Brabant Zuidoost, Noord-Limburg, Gelderland en Overijssel? Wat is uw reactie op de signalen van het meldpunt van de Consumentenbond dat er nog steeds mensen geen thuiszorg krijgen?

2. Hoe rijmt u dit met het recht op zorg en uw uitspraken dat iedereen de zorg krijgt waar men recht op heeft?

3. Op welke manier en op basis van welke criteria is de € 95 miljoen verdeeld over de zorgkantoren en zorgaanbieders? Op welke wijze is rekening gehouden met de zorgvraag?

4. Wat is uw reactie op de gesignaleerde problemen in de berichten van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), gehandicaptenzorg en begeleid wonen-trajecten?

5. Hoe gaat u deze problemen in de extramurale zorg oplossen?

6. Vindt u het belangrijk dat patiënten zelf kunnen kiezen voor een thuiszorginstelling? Vindt u ook dat zorgkantoren op dusdanige manier contracteren dat keuzevrijheid mogelijk is?

7. Hebt u inmiddels inzicht of de € 95 miljoen voldoende is om de tekorten te verminderen, of is er toch meer geld nodig zoals de € 125 miljoen die Zorgverzekeraars Nederland voorstelt?

8. Erkent u dat de spanningen tussen zorgverzekeraars/zorgkantoren en zorgaanbieders inherent zijn aan het huidige systeem van contractering?

Naar boven