Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 9, pagina 532-550 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 9, pagina 532-550 |
Aan de orde is de voortzetting van:
de algemene financiële beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota 2007 (30800), en van de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2007 (30800 IXA);
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2007 (30800 IXB);
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het BTW-compensatiefonds voor het jaar 2007 (30800 G);
de motie-Van der Laan c.s. over gedifferentieerde beloning van leraren (30800, nr. 28);
de motie-Van der Laan/Halsema over individualisering van de algemene heffingskorting (30800, nr. 31).
De voorzitter:
De leden kennen hun spreektijd. Het is nog niet geheel duidelijk of de stemcomputers goed werken – dat moet uit de schriftelijke antwoorden blijken – maar duidelijk is wel dat onze eigen klok op het spreekgestoelte niet werkt. De leden moeten het dus van mij hebben, want zij kunnen niet zien hoeveel tijd zij nog hebben. Het spijt mij buitengewoon.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik zei gisteren al dat hij er heel soepel over praat en dat hij het allemaal in de achterkamers van het kabinet regelt. Mevrouw Hirsi Ali heeft al gezegd dat in dit kabinet alles door vijf mensen wordt bepaald, maar er is er maar één die het allemaal in zijn bovenkamer bepaalt. Dank daarvoor, want het levert toch altijd weer leuke debatten op.
Met betrekking tot de vraag over de rol die het kabinet heeft gespeeld in relatie tot de recessie merk ik nog het volgende op. Ik heb steeds benadrukt dat weliswaar de voor- en nadelen in sterke mate afkomstig zijn uit het buitenland maar dat dit kabinet de recessie wel degelijk heeft verdiept en verlengd. Wij hebben te maken met de langste recessie sinds de Tweede Wereldoorlog, namelijk vijf jaar. Het kabinet heeft een enorme lastenverzwaring doorgevoerd, alleen al van 4,5 mld. in 2003. Dat werkte niet alleen keihard door in de portemonnee van de burgers – dat is toch altijd het meest belangrijk, zo zeg ik als oud-marxist – maar ook in het denken, in de bovenkamer, was het kabinet toch zeer somber in al die jaren. In de troonrede van 2004 was de toonzetting – ik citeer: "De wereldeconomie groeit in hoog tempo, de Nederlandse groei blijft daarbij echter achter." In de troonrede van 2005 staat het volgende: "Er zijn heel veel veranderingen in de wereld. Al die veranderingen leiden tot gevoelens van onzekerheid. De teleurstellende ontwikkeling van de afgelopen jaren heeft de onzekerheid nog versterkt." Verder herinner ik eraan dat directeur van de Nederlandsche Bank Nout Wellink de burger probeerde op te roepen om te gaan consumeren. De heer Blok had hier vorig jaar een soortgelijke inbreng, in de trant van: de mensen zijn allemaal zo somber, laten wij in ieder geval wat spaargeld vrijgeven. Wat er is gebeurd, is dat de portemonnee van de mensen platgeslagen is onder het credo dat er geen geld was, dat het allemaal zo slecht ging en dat er hervormd moest worden; dat laatste was natuurlijk de echte redengeving. En nu is er pas een keer ten goede. Met dat laatste zijn wij in ieder geval blij.
Verder ben ik verheugd dat het kabinet de zorgpremie volgend jaar niet gaat verhogen met de opleidingskosten. Het is deels een politieke schuif om de opleidingskosten uit de zorgpremie te halen, maar laat het dan ook zo blijven, zodat het nieuwe kabinet niet weer kan beginnen met het zuur, in de zin dat de zorgpremie gaat stijgen. Tegelijkertijd wordt het falen van het systeem van de zorgpremiesystematiek zichtbaar. Er zou concurrentie zijn. Vorig jaar was die er ook en dus ging de premie omlaag. Vervolgens gaan al die verzekeringsmaatschappijen met elkaar fuseren tot een kartel. Dat kartel kan de prijzen nu laten stijgen, terwijl de overheid automatisch de zorgpremie gaat vergoeden uit de algemene belastingen. Mijn collega Heemskerk zal straks in het debat met collega Hoogervorst daarop nader ingaan.
In mijn eerste termijn heb ik gevraagd om een extra impuls voor de glastuinbouw en de Buurt-, Onderwijs- en Sportregeling. Wij zullen beide punten terug laten komen in de debatten over de belastingen en de desbetreffende begrotingen.
Inmiddels heb ik een amendement ingediend over de schoolboeken. Het gratis verstrekken van schoolboeken kost vrij veel, volgens Berenschot naar schatting 200 mln. Wij willen in ieder geval dat dit kabinet een opstap maakt in dezen door middel van een ingroeiregeling, zodat er volgend jaar zomer in het nieuwe schooljaar een begin mee kan worden gemaakt. Voor de eerste opstap heb ik een dekking gevonden uit het FES. Nogmaals, het betreft hier een ingroeiregeling. Bij een nieuw kabinet zou ik het nooit zo durven voorstellen, aangezien je dan ruiterlijk een structurele dekking moet meegeven. Dat doe ik nu niet omdat wij nu allemaal weten dat dit kabinet op z'n laatste benen loopt en dit dus niet meer behoeft te regelen en het zelfs niet eens over zijn eigen graf heen mag regelen. Wel is duidelijk dat bijna alle partijen die aan de regeling zullen gaan deelnemen en zelfs de partijen die erbuiten gaan vallen, genoemde gratis verstrekking willen. Het zal op de eerste dag van de formatie waarschijnlijk dan ook geen probleem zijn om dit te gaan regelen. Des te belangrijker is het om nu te laten zien dat er een Kamermeerderheid is – hierbij doe ik een dringend beroep op het CDA – om dit alvast te regelen, zodat de regeling in ieder geval in concept klaar ligt voor het nieuwe kabinet en ingevoerd kan worden in het voorjaar. De dekking heb ik als volgt gevonden. In het FES is voor 2006 een impuls voorzien van 1,9 mld. Het kabinet schrijft zelf dat daarvan 28 mln. niet besteed kon worden. Dat wordt nu opgevuld met een kasschuif naar het jaar 2007. Dus er is wat geld dat heen en weer wordt geschoven. Door die kasschuif terug te doen, valt die 28 mln. vrij. Mijn amendement is meeondertekend door de heren Rouvoet, Van der Vlies, Irrgang en Vendrik.
Ik eindig met een motie over de verpleeghuizen. Het kabinet geeft een impuls aan de verpleeghuiszorg van 400 mln. Dat zijn echter allemaal "kleine" jaarbedragen, volgend jaar 63 mln. Het jaar daarna voorziet het kabinet in nog meer. Wij weten echter dat de problemen niet met 63 mln. kunnen worden opgelost. Mede namens collega's Rouvoet, Van der Vlies, Irrgang en Vendrik verzoek ik het kabinet om de uitbreiding van het budget in 2008 één jaar naar voren te halen. Dat kan via een motie, omdat het in het budgettair kader zorg en de premievaststelling van AWBZ terug moet komen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de zorg voor ouderen moet Croneworden verbeterd;
overwegende dat het kabinet daartoe in de periode 2007-2011 een bedrag van 400 mln. extra uittrekt;
overwegende dat de problemen in de verpleeghuiszorg op veel plaatsen vragen om een snellere aanpak;
verzoekt de regering, het programma voor verbetering met een jaar te versnellen door het extra budget van 63 mln. in 2007 te verhogen met 75 mln., door middel van een kas- of premieschuif,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Crone, Rouvoet, Van der Vlies, Irrgang en Vendrik.
Zij krijgt nr. 46(30800).
De heer Crone (PvdA):
Daarmee kunnen versneld de acute problemen in de verpleeghuiszorg worden aangepakt.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Voorzitter. Ook ik dank de minister voor de uitgebreide beantwoording. Aangezien er vanmorgen zo veel cijfers langs kwamen, er zo veel interpretaties gegeven werden en er verschillende jaren aangehaald werden, denk ik dat veel mensen afgehaakt hebben en zich afvragen waar het over gaat. Het gaat gewoon goed. Laten wij onze zegeningen tellen. Iedereen gaat er in koopkracht op vooruit in 2007. Het gaat goed met de economie. Het gaat goed met de werkgelegenheid. Laten wij dat constateren.
Ik heb gesproken over ouderen voor ouderen. Ik heb daar een schriftelijk antwoord op gekregen van de minister. Daar staat in dat zij het niet nodig hebben en dat er bovendien commerciële organisaties zijn die kunnen helpen. Verder zou er sprake zijn van concurrentievervalsing. Zo werkt het echter niet. Ouderen willen graag door ouderen geholpen worden. Daar hebben zij vertrouwen in. Zij zullen niet naar die commerciële organisaties gaan. Daarom wil ik de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ouderen onvoldoende op de hoogte zijn van voor hen beschikbare financiële regelingen;
overwegende dat ouderenbonden al enkele jaren door middel van vrijwilligers ouderen ondersteunen bij het aanvragen van diverse regelingen;
overwegende dat hierdoor zo'n 100.000 ouderen worden geholpen en dat dit project vanwege het grote maatschappelijke nut is gesubsidieerd;
verzoekt de regering:
- nog twee jaar de benodigde middelen beschikbaar te stellen om het hele project zelfvoorzienend te maken;
- dit te financieren uit de algemene uitgaven of op een andere bij de voorjaarsnota te bepalen wijze,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Nerée tot Babberich, Crone, Bakker, Van der Vlies, Rouvoet, Hermans, Van Oudenallen, Vendrik en Irrgang.
Zij krijgt nr. 47(30800).
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Voorzitter. Wij werden uitgedaagd door de heer Crone toen het ging om de gratis schoolboeken. Het CDA heeft inderdaad in het programma staan dat de schoolboeken gratis moeten worden. Wij willen dat buitengewoon zorgvuldig doen. Er zitten veel haken en ogen aan. Bovendien moet er een structurele dekking gevonden worden en niet een dekking zoals de heer Crone heeft aangegeven, door een bedrag uit het FES-fonds te halen en daarmee proberen structurele dingen te doen. Wij willen ook dat voor het schooljaar 2007/2008 de schoolboeken gratis worden. Aangezien het in diverse programma's staat, neem ik aan dat het zeer zeker bij de formatieonderhandelingen aan de orde zal komen en dat het huidige kabinet nu al zal kijken welke oplossingen er mogelijk zijn.
De heer Crone (PvdA):
Ik gun het u dat u hier nog niet wilt verzilveren wat uw congres zou willen. Dat is uw politieke keuze. Het is verder niet zo bijzonder om een bijdrage uit het FES-fonds te halen om dit te financieren. Het kabinet haalt nu namelijk twee jaar achter elkaar 1 mld. uit het FES om de lastenverlichting van dit kabinet te financieren. Dat wordt later pas structureel gedekt uit de teruggave van Europa. Ik vind dat allemaal best. Ik heb het hier over 28 mln. Het is geen ongebruikelijke dekkingsmethode. Dat moet u dan ook niet aanvallen. U moet gewoon eerlijk zeggen dat u het er politiek niet mee eens bent of dat u het niet durft of dat het niet mag van de VVD. Deze dekking kan echter wel. Het is inderdaad niet structureel. Daarom heb ik ook gezegd dat er een structurele dekking moet worden gevonden. Die kan onder andere uit de fusieregeling komen. In het onderwijs is er een fusieregeling en hoe meer fusies er zijn hoe meer geld er komt. Dat kan echter niet eenmalig worden geregeld. In de antwoorden van de minister staat ook dat dat in 2007 nog niets op zal leveren, maar toevallig wel 28 mln. in 2008.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik herhaal dat in het programma van het CDA staat dat de schoolboeken gratis moeten worden. Daar moet een zorgvuldige regeling voor uitgewerkt worden. Ik voeg daaraan toe dat de laagste inkomens een tegemoetkoming krijgen uit de zogenaamde WTOS. Wat dat betreft, is de nood dus al gelenigd, maar ten behoeve van een zorgvuldige invoering van het geheel wachten wij totdat het goed geregeld wordt in de formatiebesprekingen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Even een vraagje De Nerée tot Babberichover de no-claim. Dinsdag lukte het met CDA-woordvoerder Omtzigt niet om die af te schaffen. Gisteren lukte het ook nog niet echt met de heer De Nerée. Hoe is het vandaag? Gaat het vandaag wel lukken om de no-claim af te schaffen?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
De no-claim wordt afgeschaft; dat hebben wij gezegd.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Kunnen wij dat vanmiddag even regelen, met een motie?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dat kunnen wij nu niet even regelen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
O, dat kan niet.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
U wilt altijd alles snel regelen, maar wij willen het zorgvuldig doen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
U gaat uw verkiezingsprogramma toch wel uitvoeren, hoop ik.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij gaan absoluut ons verkiezingsprogramma uitvoeren.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Zullen wij daar nu dan een begin mee maken?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dat zullen wij doen na de verkiezingen, wanneer de formatiebesprekingen beginnen. Dan zullen wij er zeker voor zorgen dat de no-claim op een nette wijze wordt afgeschaft.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Wat raar! U hebt het afgelopen weekend toch een congres gehad? Dan zou je zeggen dat je na dat congres het verkiezingsprogramma gaat uitvoeren.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Absoluut.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Wat let u dan?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dat doen wij ook; dat kondigen wij ook aan.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Oké. Zullen wij dan even tot zaken komen over afschaffing?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij komen tot zaken na de verkiezingen, als u daarbij zit.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Tjonge. Eigenlijk durft u de no-claim niet af te schaffen, hè?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wat wilt u daar nou mee zeggen? U voert nu weer een toneelstukje op. De no-claim gaat weg. Dat hebben wij gezegd.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Oké. Wanneer gaat die weg? Gaat die nu weg?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij zullen ervoor zorgen dat daar bij de formatiebesprekingen goede afspraken over gemaakt worden. Ik neem aan dat het kabinet, gehoord en gezien hebbend wat de verkiezingscongressen hebben opgeleverd, nu al nadenkt over wat er zou kunnen gebeuren.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Mijnheer De Nerée, u zit hier vandaag toch niet voor niets in de Kamer? U bent politicus namens het CDA, een grote partij met veel macht, die in de Kamer het verschil maakt, ook vandaag. Als u echt wilt, kunnen wij de no-claim vandaag afschaffen. Ik blijf u uitdagen: waar blijft uw commitment aan het verkiezingsprogramma dat afgelopen weekend is vastgesteld? U loopt daarvoor weg.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dank u voor het feit dat u ons veel macht toedicht; ik hoop dat wij na de verkiezingen nog meer macht krijgen, want de kiezers weten waar wij voor staan, onder andere voor de afschaffing van de no-claim, op een zorgvuldige manier.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik heb een vraag over de schoolboeken. Volgens mij zitten wij allemaal in de politiek om met de mogelijkheden die wij hebben – of wij nou grote of kleine invloed hebben – dingen te realiseren die wij als partij graag willen. Daarvoor zijn wij toch de politiek in gegaan? U wilt dit graag – dat geldt ook voor de no-claim, maar ik spits dit nu even toe op de schoolboeken – en de mogelijkheid bestaat, maar u zegt dat het wel zorgvuldig moet gebeuren. Waarom gaat u dan niet met de andere fracties om de tafel zitten om dat zorgvuldig te bestuderen en om daar een goede dekking voor te vinden? Waarom gaat u dat pas over een paar maanden doen? Of krijgen wij een herhaling van wat bij de afschaffing van het lesgeld is gebeurd? Toen stemde u keer op keer tegen, maar kwam u uiteindelijk zelf met een voorstel dat u vervolgens opnam in een CDA-boekje "alle 101 goed".
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij hebben ons best gedaan voor de afschaffing van het lesgeld en voor de verhoging van de gelden voor de kinderopvang. Daar hebben wij goede dekkingen voor gevonden. Dat gaat goed lopen en wij willen hetzelfde doen met de no-claim en met de schoolboeken. Ik heb niets toe te voegen aan wat ik zojuist tegen de heer Vendrik heb gezegd: wij zullen dat op een zorgvuldige wijze doen. Daar is een wetgevingstraject voor nodig. Ook dat zullen wij op een zorgvuldige wijze doen. Ook al zijn wij groot, toch blijven wij er altijd voor zorgen dat de processen die gevolgd moeten worden, zorgvuldig gevolgd worden. Daar zult u ook voor zijn, tenzij u nu zegt: wij zijn daar niet meer voor; jas de zaak er maar doorheen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Nee, u kent mij beter. Dat is niet het punt. Ik heb het nu specifiek over de schoolboeken. Ook ik wil dit graag zorgvuldig doen. Volgens mij is het niet ingewikkeld als wij dat zorgvuldig met elkaar bespreken. Dat kan tussen nu en het indienen van een motie of de stemmingen; dat kunnen wij zorgvuldig doen. Ik verwees naar de discussie over de afschaffing van het lesgeld omdat u toen een aantal keren tegen voorstellen hebt gestemd omdat die allemaal niet deugden. Ik prijs u voor het feit dat u uiteindelijk met een voorstel kwam...
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dank u wel. Ik ben blij dat u zich dat nog herinnert.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
...waarin u de motie-Slob uiteindelijk overnam.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dat is niet waar.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dat was geweldig; daar waren wij u erkentelijk voor. Dat gaan wij toch niet opnieuw doen met de schoolboeken, terwijl de mensen op die maatregel zitten te wachten? Wij kunnen dit vanmiddag toch zorgvuldig met elkaar besproken en een goede dekking zoeken? Dan is het geregeld. Waarom zou dat moeten worden neergelegd bij de formatiebesprekingen als wij dat vanmiddag goed en netjes met elkaar kunnen doen? Uw congres wil het en u zegt dat u het zelf wilt; nou dan?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Met die toezegging zult u het moeten doen. Er is op dit moment geen haast om het nu te regelen. Het moet zorgvuldig gebeuren. Als dit bij de formatiebesprekingen keurig wordt geregeld, is precies het doel bereikt dat wij allemaal willen bereiken. De heer Rouvoet wil het nu doen. Wij schuiven het wat naar voren met het oog op de zorgvuldigheid. De mensen die het niet kunnen betalen of die daarmee problemen hebben, krijgen bovendien een vergoeding uit de WTOS.
De heer Irrgang (SP):
Voorzitter. De oppositie en het kabinet komen er vandaag niet uit over de cijfers. Ik geef het dus maar op voor vandaag. Wij hebben immers toch gelijk.
Op een aantal punten kunnen wij er vandaag wel uitkomen, zoals bij het uitvoeren van belangrijke besluiten van het CDA-congres.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog steeds misleidende reclame wordt gemaakt door kredietverschaffers;
overwegende dat er een kwetsbare groep mensen is die in de problemen komt door te lenen van eerdergenoemde kredietverstrekkers;
verzoekt de regering, de regels voor reclame door kredietverschaffers aan te scherpen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Irrgang, Crone, Vendrik, Van der Vlies en Rouvoet.
Zij krijgt nr. 48(30800).
De heer Irrgang (SP):
De tweede motie heeft betrekking op een vraag in eerste termijn over de publieksfilms waarop de minister schriftelijk heeft geantwoord. De minister zegt dat het 18 mln. in plaats van 20 mln. is geworden omdat er geld nodig is voor de omschakeling van ether naar digitaal. Ik begrijp dat daarvoor geld nodig is. De afspraak is echter 20 mln. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering eind 2004, vanaf 2005 structureel 20 mln. heeft toegezegd voor publieksfilms en dat dit in de filmbrief van 31 maart 2006 opnieuw wordt bevestigd;
constaterende dat in de Miljoenennota voor het jaar 2007 eenmalig niet 20 mln. maar 18,1 mln. is gereserveerd voor film;
verzoekt de regering, met een voorstel te komen waardoor de eenmalige korting op publieksfilms teniet wordt gedaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Irrgang, Crone, Vendrik en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 49(30800).
De heer Irrgang (SP):
De motie is niet gedekt. Een bedrag van 2,1 mln. is echter budgettaire peanuts. Daar komt de minister wel uit.
De heer Blok (VVD):
Ik begrijp van de SP altijd dat het belangrijkste onderwerp bij de financiële beschouwingen de armoedebestrijding is. Ik heb daar sympathie voor. De motie van de heer Irrgang gaat echter over de publieksfilm.
De heer Irrgang (SP):
De heer Blok schetst een heel eenzijdig beeld van de SP. Juist ook cultuur is van ontzettend groot belang. Wij nemen het daar dan ook graag voor op met deze motie. Ik hoop op steun van de heer Blok.
De heer Blok (VVD):
De heer Irrgang kent meestal zijn cijfers. Hij weet ook hoe de cultuurconsumptie over de inkomenscategorieën in Nederland is verdeeld?
De heer Irrgang (SP):
Wij zijn voor goede publieke voorzieningen, ook voor de hogere inkomens. Daarom stellen wij voor om de door dit kabinet gemaakte belofte na te komen.
De heer Blok (VVD):
Ik constateer dat de SP op deze historische dag voor het eerst een subsidie aan de rijken steunt.
De heer Irrgang (SP):
Wij zijn voor goede publieke voorzieningen voor iedereen.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
De SP is in de toekomst misschien een regeringspartij. De heer Irrgang wappert nu echter zo maar 2,1 mln. over tafel. De mensen moeten toch het vertrouwen hebben dat uitgaven gedekt zijn?
De heer Irrgang (SP):
De minister heeft in verleden over dergelijke voor ons heel grote bedragen gezegd die wel uit de plooien van zijn jas te zullen schudden. Ik heb het vermoeden dat het hiervoor ook geldt. Als dat niet zo is, ben ik graag bereid om naar een oplossing te zoeken.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Ik constateer dat deelname van de SP-fractie aan de regering veel plooien in de jas veronderstelt. De SP denkt immers dat het vanzelf wel goed komt.
De heer Irrgang (SP):
Wij hebben zo-even een tegenbegroting ingediend die van voor tot achter is gedekt. Ik zie een en ander met vertrouwen tegemoet.
Voorzitter. Ik dien nog een laatste motie in. Het CDA-congres heeft het afgelopen weekend een belangrijk besluit genomen. Het lijkt mij van belang om dat politiek vast te leggen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat afschaffing van de no-claim nu breed gedragen wordt,
spreekt uit dat gewenst is dat, indien de no-claimteruggave wordt afgeschaft, er geen eigen risico voor in de plaats komt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Irrgang en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 50(30800).
De heer Blok (VVD):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording en via hem de ambtenaren die op deze momenten meezweten. Ik dank hem in het bijzonder voor het antwoord op de vraag over de AFM. Ik had al een breed ondertekende motie klaarliggen die mijn uitspraken steunde. De motie hoef ik nu niet in te dienen, maar zij geeft wel aan dat de Kamer het gevoel deelt dat de belastingbetaler niet zou moeten opdraaien voor mensen die graag beleggen in tulpenbollen of kennissen van de tennisbaan.
Ik ben enkele citaten verschuldigd aan de heer Crone over grepen in de aardgaspot. Gisteren kreeg ik te horen dat hij die uitspraken niet zou hebben gedaan. Hij heeft mij zeer geholpen door vijf minuten eerder vanaf het sprekersgestoelte een greep in het FES te doen. Ik beschikte over profetische gaven gisteren. Ik heb een citaat opgezocht van de financiële beschouwingen van vorig jaar. Ik moet daarin helaas ook de heer Verhagen noemen, want hij komt in dat citaat voor. De heer Crone zei vorig jaar: "Maxime Verhagen heeft in de Telegraaf breed uitgemeten dat de aardgasbaten moeten worden benut om de stijging van de gasprijzen voor de burger te compenseren. Daarmee ben ik het eens. Ik heb alleen gezegd dat wij daarvoor alleen het deel van de aardgasbaten moeten besteden dat niet naar het FES moet." Dat andere deel heeft hij net uitgegeven. Het komt er dus op neer dat hij graag grabbelt in de aardgasbaten.
De heer Crone (PvdA):
Ik heb wel honderd keer gezegd dat een deel van de aardgasbaten mag worden besteed aan iets anders, maar dan alleen het deel dat niet naar het FES gaat. Ik heb dat gisteren ook gezegd. Er gaat 42% naar het FES voor FES-doeleinden. De gasbaten die niet naar het FES gaan, zijn belastingmeevallers, meestal vennootschapsbelasting. Daar kun je je eigen opvattingen over hebben: de Zalmnorm of de Balkenendenorm. De heer Verhagen heeft een paar dagen voor het debat in een gesprek met de Telegraaf gezegd dat hij het geld zelfs uit de FES-baten wilde halen, maar dat heb ik nooit gezegd. Er is een belangrijk verschil tussen de gasbaten en de FES-baten en ik dacht dat u dat wel wist.
De heer Blok (VVD):
U bent niet de enige zondaar. De discussie van gisteren ging over de vraag of de gasbaten in goede handen zijn bij de PvdA. Houdt die partij zich aan de verstandige afspraak dat een deel daarvan structureel wordt geïnvesteerd om bij te dragen aan de economische groei en dat het andere deel in het saldo terechtkomt om de staatsschuld te verminderen? Ik heb gisteren gezegd dat uw uitspraken daarover mij niet aanstaan. U hebt mij uitgedaagd om met een citaat te komen en dat heb ik nu gedaan.
De heer Crone (PvdA):
Het citaat bewijst niet wat u net hebt betoogd, namelijk dat ik geld uit het FES haal voor consumptieve doeleinden. Uw kabinet haalt nu echter 2 mld. uit het FES om een consumptieve lastenverlichting uit te delen, vooruitlopend op een teruggave uit Europa. U verwijt mij iets wat niet terecht is. Dat zou u uzelf moeten verwijten. Er wordt een bedrag van 2 mld. uit het FES gehaald dat niet wordt gebruikt voor onderwijs of infrastructuur.
De heer Blok (VVD):
De Europese molens malen nu eenmaal langzaam. Het geld van de Nederlandse belastingbetaler komt pas over twee jaar en dat is de reden dat wij het even voorfinancieren. Het geld komt wel; dat weten wij zeker. In uw geval zouden wij het geld nu niet aan de belastingbetaler kunnen teruggeven. Dat is ook een duidelijke boodschap van de PvdA.
De heer Crone (PvdA):
U haalt geld uit het FES; dat is de kern.
De heer Blok (VVD):
Wij geven het later weer terug. Wij weten zeker dat wij het krijgen, maar het probleem is dat de Europese molens nu eenmaal niet zo snel malen. Dat is heel anders dan geld uitgeven dat helemaal niet terugkomt.
De heer Crone (PvdA):
Als ik iets volgens FES-criteria uit het FES haal, mag het niet, maar als u iets tegen de FES-criteria uit het FES haalt, mag het wel. U betaalt niet eens twee jaar rente terug voor de lening uit het FES. Ik vind het zeer selectieve verontwaardiging, maar zo kennen wij u.
De heer Blok (VVD):
Het verschil is wel dat bij de PvdA het geld echt op gaat en bij ons gewoon weer terugkomt!
Voorzitter. Tot zo ver de citaten van de heer Crone die wel veel tijd hebben gekost. Ik heb nog het al veel besproken punt van de zelfstandigenaftrek voor 65-plussers, waarvoor wij tijdens de eerste termijn van de minister eigenlijk al een werkbare oplossing hebben gevonden die ik heb neergelegd in een breed ondertekende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ondernemerschap voor 65-plussers bevorderd dient te worden;
overwegende dat daarom voor ondernemers van alle leeftijden dezelfde regels moeten gelden;
constaterende dat de zelfstandige ondernemers van 65 jaar of ouder nu geen aanspraak kunnen maken op zelfstandigenaftrek;
verzoekt de regering om een eerste stap te zetten om vanaf 1 januari 2007 ook 65-plussers aanspraak te laten maken op de ondernemerswinstvrijstelling, die de zelfstandigenaftrek zal vervangen;
en verzoekt de regering, dit voorstel te dekken uit het budget dat beschikbaar is voor de verhoging van de zelfstandigenaftrek in 2007,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Blok, De Nerée tot Babberich, Bakker, Hermans, Van der Vlies, Vendrik, Irrgang, Rouvoet en Van Oudenallen.
Zij krijgt nr. 51(30800).
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. Ik ben geloof ik de enige niet medeondertekenaar, terwijl ik toch erg voor ondernemerschap ben. Ik kom uit een ondernemersgeslacht en mijn zoon... maar ik zal het niet weer vertellen. Met deze motie worden mensen onder de 65 jaar wel ontmoedigd om ondernemer te worden, want die moeten het gaan betalen voor de zelfstandigen boven de 65 jaar die nog moeten gaan beginnen.
De heer Blok (VVD):
Dankzij dit kabinet vindt er een enorme lastenverlichting plaats voor ondernemers die u deze week helaas niet ondersteund hebt. Omdat er nu zo veel ruimte is, is er daarmee ook ruimte gekomen om een breed gedeelde wens in de Tweede Kamer om aan deze ongelijkheid een eind te maken nu eens handen en voeten te geven. De financiële beschouwingen zijn de momenten om keuzes te maken en om die ook financieel te onderbouwen en dat gebeurt hier op een keurige manier.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Ter afronding van dit debat vier punten.
De minister zei vanmorgen dat iedereen eigenlijk wel naar eigen believen shopte in de cijfers, maar dat geldt dan kennelijk ook voor het kabinet. Eerlijk gezegd ben ik het daar niet mee eens. GroenLinks heeft drie kabinetten-Balkenende beoordeeld op basis van openbare cijfers en dat leverde 50 stappen achteruit op en wij startten elk jaar ultimo 2002, want premier Balkenende startte namelijk in dat najaar. Dat beeld laat een trieste erfenis zien. Ik zei al in het debat en herhaal het nu: er zijn meer werklozen dit en volgend jaar dan in 2002.
De minister blijft vervolgens het echte antwoord schuldig op de verslechtering van de begroting in het licht van de vergrijzing. Hij verwijst naar de afspraken in het regeerakkoord en die zijn – ik herhaal dat nog maar eens – volstrekt irrelevant. Dit kabinet claimde keer op keer het antwoord te hebben op de vergrijzing. De maat der dingen om dat te beoordelen, de prestaties van het kabinet, is dan dat beroemde robuuste saldo, zoals berekend door het Centraal Planbureau en dat saldo verslechtert met 6 mld. dit jaar en volgend jaar! Kon die verslechtering dan omdat de kosten van de vergrijzing waren afgedekt? Nee, want die lijken juist groter te worden, zie het laatste rapport van het Centraal Planbureau. Het zijn volgens mij gewoon de aankomende verkiezingen waardoor een extra rekening van 6 mld. wordt doorgeschoven naar het volgend kabinet. Na het zoet komt het zuur, de politicus heeft het toch gewonnen van de econoom.
Voorzitter. Geluk is wat mij betreft een iets serieuzere kwestie dan zojuist aan het eind van de beantwoording van de minister leek. Ik vraag het kabinet echt om verder te gaan met het entameren, het stimuleren en het enthousiasmeren van onderzoek hiernaar. Niet voor niets houdt een groeiend legioen economen zich bezig met vraagstukken rondom geluk. Dat onderzoek, dat debat kan leiden tot nieuwe inzichten over het te voeren beleid. Dus ook politiek relevant. Laat dat ook een erfenis zijn van deze minister. Ga voor het geluk, Gerrit!
Tot slot de vergrijzing. Volgens mijn fractie is vergrijzing een monument van de beschaving dat zo veel mensen in welstand en gezondheid oud kunnen worden. Dat is een verworvenheid die uniek is. Maar er zijn ook kosten verbonden aan de vergrijzing. Hoe langer wij wachten met het nemen van maatregelen om die kosten solidair te financieren, hoe meer die rekening wordt doorgeschoven naar toekomstige generaties. Het vraagstuk van de vergrijzing is dus bij uitstek een vraagstuk van solidariteit. Ik vind dat het juist aan linkse partijen is om dat vraagstuk adequaat op te lossen. Want als die rekening niet wordt betaald, wordt die afgewenteld op hen die het meeste nodig hebben. Ik was namelijk innig tevreden toen de econoom Bas Jacobs vorige week – hij is overigens van een verkeerde partij – aantoonde dat het programma van GroenLinks de beste resultaten van alle partijen laat zien in termen van afdekken van de kosten van de vergrijzing.
De heer Bakker (D66):
Voorzitter. Ik zocht snel naar het citaat van Bas Jacobs, want volgens mij kwam hij juist met allerlei voorstellen die niet in het verkiezingsprogramma van GroenLinks en wel in dat van D66 te vinden waren. Maar dat even terzijde, ik kon het zo gauw niet vinden.
Ik heb een paar punten naar aanleiding van de eerste termijn. Ik dank de minister voor de antwoorden. Ik heb gesproken over de bezuinigingen op de zorg op basis van de rapporten van Scheepbouwer en Bakker. Iedereen worstelt met de vraag hoe wij dat geoperationaliseerd krijgen in politieke besluiten die je al dan niet kunt nemen. De minister heeft toegezegd dat hij er samen met de minister van Volksgezondheid naar zal kijken en ons er nader over zal berichten. Ik wacht dat graag af, maar ik meen dat het voor welke partij dan ook van groot belang is in de komende jaren.
De motie-Van der Laan van vorige week over de individualisering van de algemene heffingskorting had ik gisteren al aan de stemmingslijst toegevoegd. Ik ben blij met de optimistische geluiden van de minister dat het allemaal volgend jaar kan gebeuren op het moment dat die besluiten vallen. Ik heb het gisteren al gezegd: kampioen emancipatie van dit debat is toch echt de heer De Nerée tot Babberich. Trofee!
Het is netjes om het in dit debat aan te kondigen, als je later in de begrotingsbehandeling nog een begrotingsoverstijgend amendement zou willen indienen. Dat zijn wij net als vorige jaren van plan voor de experimenten met heroïneverstrekking. Die zijn voor het derde achtereenvolgende jaar niet deugdelijk geraamd in de begroting van Volksgezondheid. Wij hebben dat twee jaar achtereen uit Justitie moeten bijplussen. Zo'n amendement is opnieuw in voorbereiding, maar dat zien wij straks bij de begrotingshoofdstukken.
Mijn laatste punt betreft de uitvoering van mijn motie van begin vorig jaar over de externe rapporten, de McKinseyrapporten enzovoorts. Wij wilden graag de motivering en de rekening graag erbij geleverd zien door ministeries, als zij zo'n rapport naar de Kamer sturen. De minister heeft in het voorjaar gezegd dat niet hij, maar de ministeries over de uitvoering gaan. Hij zegde echter toe dat hij de collega's een "blauwe" brief over dit onderwerp zou sturen. Heeft die "blauwe" brief resultaat gehad of is het daarbij gebleven?
De heer Crone (PvdA):
Ik heb voorgesteld om een begin te maken met een ingroeiregeling voor gratis schoolboeken. Ik zou daar ook graag de steun van uw fractie voor krijgen, want het is toch vaak de fractie van D66 die ertoe doet als je een meerderheid wilt halen.
De heer Bakker (D66):
Ik was even stil, opdat iedereen dit laatste goed tot zich kon laten doordringen.
Ik vind het voorstel van de heer Crone verleidelijk en ik zou het wel eens moeilijk kunnen krijgen in mijn fractie als ik zou adviseren om er niet voor te stemmen. Ik zit er daarom wel een beetje mee, want ik zet wel vraagtekens bij de dekking. Volgens mij is het FES hier niet voor bestemd. De heer Crone zegt dan: een volgend kabinet moet tijdens de formatiebesprekingen maar een betere dekking vinden. Dit is waar, maar ik vind dit toch een beetje een "camel nose" financiering en daar hebben wij in het verleden leergeld voor betaald.
Ik denk zelf nog over de mogelijkheid van een meer structurele dekking, hetzij van het hele plan, hetzij van bijvoorbeeld een eerste of, zoals de minister zei, laatste leerjaar. Dan neem je een structurele maatregel die structureel is gedekt. Dan is het ook meteen klaar. Ik denk dat wij een dergelijk besluit beter kunnen verantwoorden.
De heer Crone (PvdA):
De fractie van D66 heeft altijd gezegd dat de middelen van het FES meer voor kenniseconomie moeten worden gebruikt. Ik denk dat dit geen probleem oplevert met de FES-definities.
In antwoord op de opmerking over een structurele dekking herinner ik de heer Bakker graag aan het voorstel dat hij gisteren heeft gedaan om de fusieprikkel in het onderwijs af te schaffen. Uit het antwoord van de minister blijkt dat dit in 2008 toevallig 28 mln. oplevert en daarna nog meer. Ik denk dat de structurele dekking hier vloeiend achteraan zal lopen. In de geest van D66, zal ik maar zeggen.
De heer Bakker (D66):
Het voorstel om de schoolboeken gratis te maken, is in ieder geval zeer in de geest van D66. Door mijn worsteling te tonen, heb ik al duidelijk gemaakt dat ik graag wil meedenken over de dekking. Ik vind het FES wat minder voor de hand liggend. FES-gelden worden weliswaar in onderwijs en kennis en dergelijke geïnvesteerd, maar dit zijn altijd eenmalige investeringen. Daarna is het geld op. Het voorstel van de heer Crone zal in de komende jaren alleen maar duurder worden, want er zullen steeds meer jaren bij betrokken worden. Bovendien is een structurele financiering nodig die ieder jaar terugkomt. Ik zie dus nog wat problemen en ik vind dat wij het aan twee kanten netjes moeten houden, zowel aan de kant van het voorstel als aan de kant van de dekking van het voorstel.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Misschien kan ik de heer Bakker op dit punt helpen. Als dit echt vast zit op de dekking, kunnen wij wellicht kiezen voor een dekking uit de algemene uitgaven. Hij heeft een motie mede ondertekend waarin dit een adequate dekking wordt genoemd. Begrijp ik goed dat de heer Bakker mee doet als wij van het FES de algemene uitgaven maken? De dekking kan dan geen probleem zijn, anders moet hij zijn handtekening onder de motie schrappen.
De heer Bakker (D66):
U zag dat ik in de bankjes zat te grinniken over die zinsnede over de algemene uitgaven. Over de Zalmregels valt inderdaad wel het een en ander te zeggen. Tegen de heer De Nerée zei ik dat die regels er vooral moeten zijn wanneer de PvdA in de regering zit. Ik begrijp dan ook goed waarom hij het zo heeft opgeschreven. Er is twee maal € 320.000 mee gemoeid en zo'n bedrag is gemakkelijker weg te poetsen dan een in de jaren structureel oplopend bedrag van 28 mln. U maakte dus een leuke opmerking, maar ik denk dat ik uw dekkingsvoorstel maar niet moet overnemen. Maar serieus: het zou wel heel mooi zijn als wij een goede dekking zouden kunnen vinden.
De heer Crone (PvdA):
De beste dekking is natuurlijk dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Maar dan moeten wij natuurlijk wel in de regering komen!
De heer Bakker (D66):
Ik heb het gevoel dat die sterkste schouders van u de komende jaren heel wat te torsen krijgen. De kiezer kan dat nog verhoeden, maar daar praten wij 23 november nog wel over verder.
De heer Hermans (LPF):
Voorzitter. Ik bedank de minister voor de uitgebreide beantwoording.
Ik heb de discussie over cyclisch en procyclisch begrotingsbeleid met belangstelling gevolgd. Dat geldt ook de kritiek van de leden van de Studiegroep Begrotingsruimte en de REA. Ik heb echter goed nota genomen van het verweer van de minister van Financiën, die wees op het EMU-saldo en het uitgavenpatroon van Zalm. Deze factoren billijken het inderdaad dat een begroting als deze is gepresenteerd.
Een winstpunt van deze algemene financiële beschouwingen is dat alle fracties, van links tot rechts, procyclisch begroten afwijzen. Laat dat nu eens een trendbreuk zijn! In de politiek wordt namelijk meestal maar een deel van die systematiek ingevuld: meer geld uitgeven in tijden van economische tegenspoed. Ik hoop dat wij dat nooit meer zullen doen.
Mijn fractie wil graag een duit in het zakje van de ambtenarendiscussie doen. Wij willen hieraan door middel van een motie een gefundeerde bijdrage leveren. Het belang van deze motie is vandaag onderstreept door het boekje van de wetenschapsjournalist Herman Jansen met de ietwat gechargeerde titel Ambtenarenplaag. Hij concludeerde in dit boekje echter wel dat elke belofte om het aantal ambtenaren terug te brengen wordt gevolgd door meer ambtenaren.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat bureaucratie, overmaat aan controle en stapeling van beleid zouden moeten worden voorkomen;
constaterende dat er een direct verband bestaat tussen het percentage overhead en bovengenoemde negatieve ontwikkelingen;
voorts constaterende dat het percentage overhead bij ministeries 44,5 is, daar waar een gezond percentage zou moeten liggen tussen 31,1 en 34,2 (Berenschot 2006);
verzoekt de regering, met een plan van aanpak te komen voor de komende vier jaren waarbij ministeries als overheadsnorm het zogenaamde "gezonde" kwartiel 2 voor gemeenten hanteren (31,1%-34,2%), waarbij 34,2% geldt als maximum volgens de overheaddefinitie van Berenschot en waarbij afvloeiing van personeel via natuurlijk verloop gaat zonder gedwongen ontslagen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Hermans. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 52(30800).
De heer Hermans (LPF):
Voorzitter. Er is een vraag van mijn collega niet beantwoord en wel zijn vraag over de stijging van de energieprijzen en dan vooral het verschil van 80% met Engeland.
Ten slotte vraag ik de minister in te gaan op een andere conclusie van de eerder genoemde wetenschapsjournalist en wel het fenomeen van het Mickey Mousegeld. Zo noemt hij het gegeven dat in oktober en november onderuitputting wordt voorkomen door snel gelden te beleggen. Men doet dat om te voorkomen dat men in het volgende begrotingsjaar wordt gestraft voor die onderuitputting. Het is natuurlijk volstrekt onwenselijk dat overheden niet worden beloond voor spaarzaam gedrag. Het zal niet eenvoudig zijn om hieraan iets te doen, maar ik wil de minister toch uitnodigen om hiervoor een suggestie te doen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn nogal wat punten uit de tegenbegroting van de fractie van de ChristenUnie aangeroerd. Hierop is de minister in het kort en vrij algemeen ingegaan. Ik snap ook wel dat hij kennelijk niet door allerlei discussies uit zijn goede humeur gebracht wil worden. Een en ander hangt natuurlijk ook een beetje samen met de status van dit kabinet, dat wel missionair is maar tegelijkertijd ook niet al te veel kan zeggen over 2007. Ik wil de minister wel oproepen om meer ambitie te tonen bij het streven naar een begrotingsoverschot. Volgens mij is dat een oproep naar zijn hart, of zou dat althans moeten zijn. De minister kan naar hartenlust in onze tegenbegroting shoppen. Er is bepaald geen bezwaar tegen om de krenten uit de pap te pikken. Een bezuinigingstip van mijn kant: ons land en het onderwijs zijn er zeer mee gebaat als de verplichte buitenschoolse opvang wordt geschrapt.
Ik heb een korte reactie van de minister gekregen in de schriftelijke beantwoording op het spaardagenvoorstel. Hij gaat er wel een beetje aan voorbij dat, anders dan de levensloopregeling die vrije tijd stimuleert en subsidieert, de ChristenUnie werken stimuleert in plaats van vrije tijd. Dat lijkt mij een winstpunt vergeleken met de levensloopregeling. De levensloopregeling is nou eenmaal impopulair: 5% van de werknemers maakt er gebruik van. Dit percentage staat in een heel schril contrast met de verwachting van het kabinet dat 33% van deze regeling gebruik gaat maken. Ik vraag mij af of de minister daar zelf in gelooft. Volgens mij gelooft hij in zijn hart ook niet in de levensloopregeling en geeft hij de voorkeur aan een uitbouw van de spaarloonregeling. Dat doen wij met onze spaardagen. Aangezien ik het humeur van de minister nu niet meer wil bederven, zal ik hem dat echter niet in vragende zin voorleggen.
Ik kom te spreken over de specifieke afdrachtskorting voor ouderen en de herintredende vrouwen waarover wij vorige week een motie hebben ingediend. De heer De Nerée had mij beloofd dat hij daar in tweede termijn op terug zou komen. Dat heb ik echter gemist in zijn betoog en dat vond ik jammer. Dit was nu een voorbeeld waarvan ik heb gezegd dat wij hier de daden voegen bij de woorden van het CDA-fractie, die ook graag de arbeidsmarktpositie wil verbeteren. Ik was nog in afwachting van een toelichting waarom de CDA-fractie tegen voorstellen heeft gestemd die aansluiten bij haar eigen pleidooien vorige week bij de algemeen politieke beschouwingen.
De voorzitter:
Als ik mijn werk goed zou doen, zou ik nu zeggen dat ik het de heer De Nerée niet toesta om op deze manier zijn tweede termijn te verlengen. Maar vooruit.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dank u. Ik heb nog even gekeken wat tijdens de algemeen politieke beschouwingen aan de orde is gekomen. Daar is over deze motie opgemerkt dat deze een aanzienlijke uitvoeringslast kent en weinig effectief is. Daarbij is verwezen naar de ervaring met de toetredingskorting. Beleid dat het combineren van arbeid en zorg vergemakkelijkt is wél effectief. Juist daaraan heeft het kabinet de afgelopen periode het nodige gedaan. Ik noem als voorbeeld de intensivering van de kinderopvang. Ik hoop dat ik hiermee voldoende heb gereageerd. Mijn verontschuldigingen dat ik er niet in míjn tweede termijn op ben teruggekomen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dit citaat heb ik natuurlijk ook gehoord, want ik zat er vorige week bij. Ik had eigenlijk gehoopt dat de CDA-fractie ook een zelfstandige positie zou hebben en niet alleen de letterlijke bewoordingen van de minister-president van vorige week zou citeren, want dat was de positie van het kabinet. In een dualistisch systeem had ik gehoopt dat u ook een zelfstandige argumentatie zou hebben. Ik zoek naar instrumenten die dichterbij brengen wat u kennelijk ook wil, namelijk dat wij ouderen en herintredende vrouwen daadwerkelijk aan werk kunnen helpen. U verlaat zich echter helemaal op de argumentatie van de minister-president van vorige week. Dat betreur ik. Wij zullen voorstellen blijven doen om die moeilijke groepen te helpen om weer aan het werk te komen. Ik hoop dat wij in een nieuwe situatie wél op uw steun kunnen rekenen. Wij moeten de slogan van Feyenoord niet gaan omdraaien in "geen daden, maar woorden", want het komt natuurlijk aan op de daden.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Anders dan de heer Rouvoet geloven wij onze minister-president in de meeste gevallen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Een zelfstandig oordeel ontsiert u anders niet.
De heer Bakker (D66):
In de journalistiek noemen ze dat "embedded". Ik geloof dat dit "embedded" Kamerleden zijn: zij zeggen gewoon hetzelfde als de regering.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Is dat in het Nederlands "ingepakt"? Of niet?
De heer Bakker (D66):
Wij zullen dan maar "ingebed" zeggen.
De herintrederskorting en de specifieke ouderenkorting zijn toch maar variaties op het type maatregelen waarvan wij er de afgelopen tien jaar talloze hebben gezien en waarvan steeds is vastgesteld dat zij niet of nauwelijks werken en veel "deadweight loss" kennen. Oftewel: je stopt bakken geld in iets dat vanzelf ook al zou gebeuren. Maatregelen die echt helpen, zoals het individualiseren van de algemene heffingskorting, daar verzet u zich tegen, terwijl dat echt aantikt. Die bonussen van u en die specifieke ouderenkorting, daarvan hebben wij toch echt gezien dat zij niet werken.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Laat ik het omdraaien. Mij valt op dat uw fractie de afgelopen jaren, in de periode dat D66 nog gewoon voluit deel uitmaakte van de kabinetten, arbeidsmarktbevorderende maatregelen zoals de strafkorting van € 2000 van Verhagen van harte steunde als zij geld opleverden. Als het echter geld kost, bijvoorbeeld als werkgevers een tegemoetkoming geven door een lagere ouderenkorting, geeft u niet thuis. Dat was toen al zo en dat is in de huidige situatie kennelijk nog steeds zo. Soms moet iets geld waard zijn.
Ik vind dat u een somber beeld geeft van dat type maatregelen. De daden zijn uitgebleven, maar ik mag u eraan herinneren dat wij vorig jaar van dezezelfde minister en van de toenmalige staatssecretaris Wijn van Financiën wel degelijk de toezegging hebben gekregen dat zij serieus aan de slag gaan met zo'n specifieke korting voor ouderen. Ik wil die toezegging nu graag verzilveren, om die term maar eens te gebruiken. Zo somber ben ik er niet over. Ik wil die mensen graag een steun in de rug geven. Dat kan, onder andere via zo'n "afwaskorting". Het kost inderdaad een paar centen, maar dan heb je ook wat.
De heer Bakker (D66):
Wij hebben in de afgelopen pakweg twaalf jaar talloze kortingen gesteund. SPIK, SPAK, SPOK...
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Nee, de SPOK dus niet.
De heer Bakker (D66):
Nee, de SPOK is de uwe. Alleen hebben wij ook leergeld betaald, namelijk dat die maatregelen inderdaad heel veel geld kosten. Als zij nu ook nog iets opleverden, dan zou je zeggen: akkoord, maar zij leveren zo vaak maar heel weinig op. En dat is de reden waarom wij zeggen: laten wij er dan maar van afzien. Ik zou ook eigenlijk vinden – maar dat is een debat dat het huidige te buiten gaat – dat wij ook eens nuttige dingen moesten gaan doen met al die re-integratiemiddelen, waar tegenwoordig vooral heel veel re-integratiekantoren beter van worden en heel weinig werklozen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dat voorbeeld brengt ons weer bij de principiële discussie die ik gisteren met de heer De Nerée heb gevoerd. Je kunt niet zeggen: wij laten het probleem van de ouderenwerkgelegenheid rusten en gaan de mensen die, om wat voor redenen dan ook, kiezen voor de zorg, voor mantelzorg, voor vrijwilligerswerk thuis, dwingen om de arbeidsmarkt op te gaan. Daar los je het probleem van de ouderenwerkgelegenheid niet mee op, nog los van de principiële discussie of je zo'n strafkorting voor alleenverdieners wel wilt. Wij willen dat dus niet. Dat je er ook het probleem van de ouderenwerkgelegenheid niet mee oplost, heb ik vorige week weer bevestigd gekregen toen wij met een beperkt aantal fracties te gast waren bij de ANBO, waar men zeer enthousiast is over dit soort maatregelen. Die kunnen werkelijk zoden aan de dijk zetten.
Het onderwerp van de schoolboeken laat ik rusten. De heer Crone heeft daarover mede namens mij een amendement ingediend. Zijn argumentatie was ook de mijne.
Tot slot wil ik graag een motie indienen. Ik zal een toelichting verder achterwege laten, maar de motie gaat over de restauratieachterstanden bij monumenten. Wij hebben daar vaker over gesproken en wij hebben er ook een motie over ingediend. De regering heeft toen gezegd dat wij daarop terug zouden komen bij de behandeling van de najaarsnota. In de schriftelijke antwoorden zegt de minister dat besluitvorming zou plaatsvinden bij de najaarsnota. Dat is mij nou net een tandje te weinig, want ik wil dat er een oplossing komt voor de enorme achterstand bij de restauratie van monumenten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat per 1 februari 2006 het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) van kracht is geworden;
overwegende dat bij invoering van deze nieuwe regeling nog sprake was van restauratieachterstanden bij monumenten ten bedrage van 135 mln.;
overwegende dat de toezegging van de regering om bij Najaarsnota terug te komen op deze achterstanden onvoldoende zekerheid biedt of de benodigde financiële middelen daadwerkelijk beschikbaar komen;
verzoekt de regering, bij Najaarsnota de benodigde financiële middelen voor het wegwerken van de restauratieachterstanden beschikbaar te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 53(30800).
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Mocht iemand willen weten waar de dekking vandaan komt: die komt uit de algemene uitgaven.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Ik wil de minister dankzeggen voor zijn beantwoording. Aan het einde van mijn inbreng heb ik vier aandachtsvelden genoemd, de schoolboeken, de verpleeghuizen, de glastuinbouw en de monumentenrestauratie. Op drie van die vier velden zijn acties ondernomen. Wat de monumentenrestauratie betreft, wordt er in de schriftelijke antwoorden verwezen naar de najaarsnota. Daar zal besluitvorming plaatsvinden, maar collega Rouvoet diende daar zojuist een motie over in. Drie van de vier zijn dus belegd en de glastuinbouw zal ik zo nodig nog aan de orde stellen bij de behandeling van de begrotingen van EZ en LNV. Ik moet even het nettoresultaat bezien van de maatregelen die recentelijk genomen zijn en die in het vooruitzicht zijn gesteld. Ik zal het bezien en kijken of er nog een tandje bij moet.
Ik sluit af met het kindgebonden budget. Ik heb begrepen dat de minister bereid is om de kindgerelateerde maatregelen te stroomlijnen en effectiever in te zetten als dat mogelijk is. Dat is wat ons betreft niet het hele verhaal. Het idee om een kindgebonden budget in te stellen, is ontstaan uit de waargenomen ongelijkheid in behandeling van ouders die de reguliere kinderopvang benutten en daarvoor een tegemoetkoming krijgen van de overheid en ouders die informele kinderopvang regelen en dat geheel zelf moeten betalen. Er is sprake van een discrepantie. In beide gevallen zijn de ouders vrij om te participeren op de arbeidsmarkt, maar de ene wordt ondersteund door de overheid en de andere niet. Het kindgebonden budget is ook bedoeld als een antwoord op dit probleem. Mijn fractie houdt om die reden krachtig vast aan dit voorstel.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Voorzitter. Tijdens de algemene beschouwingen heb ik gezegd dat ik de cijfers wat onduidelijk vond en dat ik het moeilijk vond om uit te vinden wat de juiste waren. Ik ben blij dat in het debat vandaag ook woordvoerders van andere fracties zeiden dat zij het lastig vonden om te ontdekken wat de juiste cijfers zijn. De minister zei dat de kiezer dat maar moet uitzoeken en dat de burger dat zelf mag horen. Ik houd mij vast aan wat de minister heeft gezegd en ga ervan uit dat de cijfers in verschillende publicaties van het ministerie van Financiën de goede zijn.
De minister zei dat het CPB op elk moment cijfers kan publiceren. Ik vind dat het CPB een politiek statement heeft gemaakt. De publicatie heeft onrust veroorzaakt, een maand voor de verkiezingen. Ik weet niet wie er in het kabinet over gaat, maar het lijkt mij verstandig om te stellen dat het CPB op bepaalde momenten, bijvoorbeeld in de periode voor de verkiezingen, geen cijfers naar buiten moet brengen. Maar ja, wie ben ik om dat hier te roepen, slechts een van de parlementsleden.
Er is ook een teleurstelling vandaag. Wij hebben gesproken over schoolboeken. Daardoor heb ik er een excuus voor dat ik niet weg kon om naar de Dag van Respect te gaan in Amsterdam. Ik had daar vandaag in twee klassen van het Instituut Schreuder iets willen zeggen. Ik hoop dat in de toekomst goed te maken. Toen ik aan de Dienst Communicatie vroeg of zij nog leuke dingen hadden voor de kinderen, zoals het pakket van de Derde Kamer, bleek dat die allemaal op waren. Ik moet het maar snel goed gaan maken.
Ik had een motie voorbereid over ondersteuning van mensen die op de armoedegrens zitten. Ik begreep dat dit vooral op stedelijk niveau moet plaatsvinden. Daar ga ik achteraan met de toezegging van de minister. Ik had ook een motie klaarliggen waarin ik voorstelde om het fileleed op te lossen door een soort matchmaker aan te stellen die onderzoekt of bepaalde mensen van baan kunnen wisselen zodat zij niet zo veel meer hoeven te rijden, waardoor het fileleed wordt verminderd en op de uitgaven aan reiskostenvergoedingen kan worden bespaard. Ik begreep dat de minister vindt dat dit geen taak is voor de politiek. Ik hoop dat het ministerie wel medewerking kan verlenen aan een dergelijk initiatief. Als de minister het daarmee eens is, hoef ik deze motie niet in te dienen.
Ik heb nog twee moties over. Ik wil beginnen met de belangrijkste. Er wordt veel gesproken de vraag of vermindering van het aantal ambtenaren tot besparingen leidt. Het lijkt mij heel naar als je baan op die manier steeds op de tocht staat in de Tweede Kamer. Ik heb de afgelopen dagen verschillende ministeries gebeld. Ik vroeg: god, weet u ook of er een ideeënbus is.
De voorzitter:
U vroeg aan de mensen van het ministerie: mijnheer of mevrouw, weet u of...
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Wat zegt u?
De voorzitter:
U sprak een woord uit en dat vervang ik door: mijnheer of mevrouw, weet u ook of... Ik zal u zo zeggen welk woord ik bedoelde.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Oké, ik bied mijn excuses aan als ik een fout heb gemaakt. Ik wilde zeggen dat ik een aantal ministeries heb gebeld en heb gevraagd: god, hebt u ook een ideeënbus...
De voorzitter:
Nee mevrouw, niet dát woord gebruiken.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
O, nu begrijp ik wat ik niet mag zeggen. Sorry, heel goed dat u mij corrigeert. Met dit onderzoek ben ik tot de conclusie gekomen dat er geen ideeënbussen bestaan of dat mensen niet meer weten wat dat zijn. Toen ik vroeger voor de KLM werkte, heb ik veel leuke ideeën ingebracht waarmee ook nog kosten werden bespaard. Ik wil het daarom omkeren en ervoor pleiten dat de minister gaat proberen een actiever beleid binnen alle ministerie tot stand te brengen. Goede ideeën van personeel van ministeries of van de Tweede Kamer moeten worden ingezameld. De minister kan daarmee zeker iets doen. Daardoor zou er over een half jaar bekend kunnen worden wat daar uitkomt. Je kunt daarbij denken aan heel simpele zaken. Zo moeten ambtenaren in het stadhuis van Amsterdam twee etages omhoog om kopieën te maken. Hier bij de Tweede Kamer staat er gelukkig wél een kopieermachine om de hoek. Het lijkt mij soms zo simpel om tot bezuinigingen te komen.
De voorzitter:
Ik stel voor dat wij ons nu samen in de richting van het voorlezen van uw motie begeven. Leest u direct daarna ook uw andere motie voor, anders gaat het te lang duren.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Ik ga mijn motie voorlezen; u haalt mij de woorden uit de mond.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel creativiteit en oplossingen bij bedrijven en bij overheidsinstellingen in het hoofd van eigen personeel zit, mede doordat men door de praktijk dingen inziet;
constaterende dat over de hele wereld ideeënbussen bij bedrijven helpen tot meer nieuwe impulsen en betrokkenheid van personen bij het desbetreffende bedrijf;
constaterende dat er meer dan 20.000 ambtenaren in Den Haag werken die vast heel goede ideeën hebben;
constaterende dat niet bij alle ministeries en/of in de Tweede Kamer zelf een ideeënbus staat of dat men niet van het bestaan afweet;
verzoekt de regering, een actiever beleid in te zetten om ambtenaren op ministeries op te roepen om goede ideeën te spuien door middel van een ideeënbus via een speciaal formulier op de website;
verzoekt de regering tevens, hier als incentive de meest besparende oplossingen te belonen;
verzoekt de regering voorts, over een halfjaar een verslag uit te brengen aan de Kamer over de stand van zaken;
verzoekt de regering ten slotte, bij de presentatie van de volgende Miljoenennota de beste ideeën die tot een besparing hebben geleid of kunnen leiden, daarin op te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Oudenallen en Crone. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 54(30800).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat samenwonenden een lagere uitkering per persoon ontvangen dan eenpersoonshuishoudens en daardoor op de armoedegrens komen;
overwegende dat door samenwonen meer huizen op de huurhuizenmarkt ter beschikking komen;
voorts overwegende dat de gezamenlijke kosten bij samenwoning lager zullen worden, waardoor de koopkracht bij behoud van de volledige eenpersoonshuishoudenuitkering zal stijgen;
verzoekt de regering, een doorberekening te maken Van Oudenallenmet deze onderwerpen als mogelijkheid tot koopkrachtverhoging, ervan uitgaande dat een derde van de eenpersoonshuishoudens door deze maatregelen zullen gaan samenwonen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Oudenallen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 55(30800).
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Zalm:
Voorzitter. Ik sluit mij aan bij het gestelde door de heer Irrgang dat wij de slag over al die verschillende cijfers en welke jaren je met welke moet vergelijken nog uren kunnen voeren, maar dat dit niet echt iets oplost. Ik ga direct door naar de meer concrete zaken.
De heer Crone heeft gesproken over de opleidingskosten. Ik moet wat dat betreft mijn excuses aanbieden. Ik heb de Kamer op dat punt misleid, verkeerd geïnformeerd of onvolledig geïnformeerd. De moties kunnen alvast worden geschreven. Er is nog niets besloten over 2008. Budgettair kan het zowel de ene als de andere kant op. Als het via de begroting gaat, leidt dat tot een gunstiger verloop van de premies, omdat het inhaaleffect waarmee wij nu worden geconfronteerd zich dan in ieder geval niet voordoet. Als het alsnog via de verzekering gaat, moet er vanuit de begroting compensatie worden geboden voor de daardoor optredende lastenstijging. Zo zit het systeem in elkaar, althans als er vanaf 2008 een lastennormering geldt. Het is dus eigenlijk lood om oud ijzer hoe je het doet. Je kunt uitgaan van de principiële gedachte van de financieringsbron, de algemene middelen of de premie ziektekosten. Je kunt ook kijken naar hoe dat het beste is in te passen in het koopkrachtbeeld. Het kan beide kanten op. De kwestie moet bij de formatie of bij een andere gelegenheid definitief worden geregeld. Er is geen budgettaire belemmering voor continuering, noch voor het schuiven van deze kwestie naar de verzekering. Dit als correctie op mijn eerdere iets te stellige positie.
De heer Crone (PvdA):
De minister maakt direct zijn excuses. Dat is sterk, want dan kun je hem niet meer afzetten. Inhoudelijk is het wel belangrijk, vanwege de mogelijkheid van een premieschuif. Vlak voor de verkiezingen is er een mooie, lage premie, maar het volgende kabinet kan die premie weer verhogen als de opleidingskosten voor rekening van de verzekeraars komen. Dat zal dan worden gecompenseerd via de zorgtoeslagensystematiek, maar alleen voor de mensen met lagere inkomens. De mensen met hogere inkomens krijgen te maken met een premiestijging. Dat geldt, zeg ik tegen de heer De Nerée, ook voor de middeninkomens. Ik stel dus vast dat een toezegging die ik dacht te hebben binnengehaald niet zo hard is als ik had gehoopt. Laten wij dus hopen dat het meevalt, maar het gaat toch om een politiek vastgestelde premie. Daarom is de premie nu lager.
Minister Zalm:
Nee. Dit kabinet gaat niet over de begroting 2008. Ik heb laten doorschemeren wat mijn opvatting is over waar het opleidingsbudget van moet worden betaald, namelijk vanuit de begroting. Dat moet nog wel worden besloten. Dan heb je een rimpelloze ontwikkeling in 2008 ten opzichte van 2007. De heer Crone heeft gelijk als hij zegt dat, als dit niet gebeurt, de mensen met hogere inkomens een probleem hebben. Via de belasting kun je die mensen echter ook met allerlei instrumenten bereiken. Misschien kun je wat doen aan de tarieven van 42% en 52%. Die zouden kunnen worden verlaagd. Dat zou ook een zelfstandig voordeel kunnen zijn. Ik houd mij hier verder buiten. Wij dienen de begroting 2007 in en verdedigen die, maar de begroting 2008 is aan mijn ambtsopvolger.
Dan de kwestie van de schoolboeken. De heer Crone is daarin een beetje tweeslachtig. Enerzijds zegt hij dat dit kabinet die kwestie niet hoeft te regelen, omdat er straks nog een formatie komt en er dan tijd genoeg is om het te regelen. Ik ben het daarmee eens. Als je hierover in het voorjaar besluit, kan het nog worden geregeld voor het schooljaar 2007 als dat wenselijk wordt geacht. Dan moet je de zaak ook laten liggen tot dat moment, maar de heer Crone dient wel een motie in. Daar hoeven wij blijkbaar niets mee te doen. Daar moet de formateur iets mee doen, maar de heer Crone geeft geen dekking aan. Dat vind ik niet elegant. Als je structureel iets wilt, moet je structureel dekking aangeven. Die eenmalige 28 mln. is geen structurele dekking. Dat beweert de heer Crone ook niet. Hij stelt dat de structurele dekking bij de formatie wordt geregeld, maar de heer Crone heeft op andere momenten ook wel eens gepleit voor het uitdelen van zuur en het zoet op één moment in de tijd, dus niet eerst het zoet en dan het zuur. Dat is mijn aanbeveling ook.
Over de verpleeghuizen heeft de heer Crone ook een motie ingediend. Ik lees de motie zo dat hij het bedrag wel gelooft, maar dat hij het naar voren wil halen in de tijd. Dat naar voren halen is nu juist vervelend. De idee is dat er ook een soort van prestatiebekostiging gaat plaatsvinden. Op verzoek van het CTG of de zorgautoriteit in oprichting is een onderzoek gedaan door PricewaterhouseCoopers. Dat concludeert dat de verpleeghuizen op zichzelf in staat zijn om voldoende zorg te leveren met voldoende kwaliteit voor het beschikbare bedrag. Er zijn echter grote verschillen in productiviteit tussen verpleeghuizen. Als je de laagste categorie weet op te trekken naar het gemiddelde heb je al een enorme slag geslagen.
Twee aspecten zijn hierbij aan de orde. Het eerste betreft de vraag welk deel van het personeel verzorgend is en welk niet. Daarin zitten grote verschillen tussen verpleeghuizen. Je kunt daarvoor een zekere norm stellen. Het tweede betreft de vraag hoeveel procent van de tijd het verzorgend personeel echt bezig is met verzorgen en hoeveel procent van de tijd is gemoeid met koffiedrinken, vergaderen, ziekteverlof et cetera. Als je de standaarden neemt, is het mogelijk om met het huidige budget de productiviteitsslag te maken. Uit hetzelfde onderzoek blijkt namelijk ook dat er instellingen zijn die met het bestaande budget uitstekende zorg weten te leveren, zoals het hoort.
Wij hebben de budgetten gekoppeld – daarom zijn zij ook tijdelijk – aan het opvoeren van de verhoudingsgetallen tussen verzorgend en niet-verzorgend personeel enerzijds en het percentage tijd dat verzorgend personeel kan besteden aan echte zorg anderzijds. Een deel wordt betaald als voorschot en een ander deel wordt na afloop betaald, als de prestatie geleverd is. Daarom moet er in 2008 een veel groter bedrag gereserveerd zijn dan in 2007. Als je het bedrag naar voren haalt, ga je het prestatie-element missen omdat je op voorhand al het geld uitdeelt. Het lijkt meestal niet zo moeilijk als het in de tijd geschoven wordt, maar beleidsinhoudelijk is het problematisch. Daarom heb ik goede gronden om aanvaarding van deze motie te ontraden.
De heer Van der Vlies (SGP):
Als medeondertekenaar van de motie neem ik de vrijheid om een nadere vraag te stellen. De verschillen in prestaties tussen de instellingen zijn geconstateerd. Daar doe ik niets aan af; daar moet aan gewerkt worden. Daarom herken ik een deel van het verhaal van de minister uitdrukkelijk wel. Maar zijn vooronderstelling dat alle verschillen zijn op te heffen door goed management, waag ik vooralsnog te betwisten. Dat, zo zegt ook het veld en zo geeft het onderzoek aan, is verre van zeker en verre van waarschijnlijk. Vandaar dat wij die extra impuls in de tijd wat naar ons toe willen trekken, opdat de misère zo snel mogelijk getackeld wordt.
Minister Zalm:
Dan stuiten wij op een principieel verschil en dan helpt deze motie ook niet. Als u van mening bent dat wij structureel, duurzaam extra middelen moeten hebben dan helpt de motie niet. Wij hebben een reeks die uiteindelijk in 2012 op nul eindigt, omdat wij de productiviteitsverbetering menen te halen. Met hetzelfde rapport in de hand kunnen mijn ambtenaren overigens ook beargumenteren dat een miljard te verdienen valt in de zorg bij handhaving van de huidige kwaliteit. Het is dus maar net hoe je met de cijfers wilt omgaan. Als wij de beste 25%, het hoogste kwartiel, als maatstaf en benchmark nemen, kunnen wij met het bestaande budget alle verschillen tussen geleverde en geïndiceerde zorg oplossen. En dan heb ik het alleen nog maar over de verdeling tussen cliëntgeoriënteerd personeel en niet-cliëntgeoriënteerd personeel. Daarnaast zijn er tussen degenen die in de verzorging actief zijn, grote verschillen in het percentage tijd dat effectief door de verzorgenden wordt besteed aan verzorging. Ook daar liggen dus mogelijkheden als je in de richting van de 60% gaat, wat het gemiddelde is, en dat percentage van 56 omhoog weet te krijgen. Op beide vlakken is dus enorm veel winst te boeken. Wij gaan dus niet, zoals in 2002, met geld lopen sproeien over de sector. Daar is terecht kritiek op gekomen, omdat daardoor niet veel verbeterd is. Er is alleen maar meer bureaucratie gekomen. Wij gaan nu echt proberen om de financiering en de tijdelijke extra financiering afhankelijk te stellen van het opvoeren van de prestaties op zorggebied. Dat is primair een taakstelling voor het management. Daarbij past het niet om op voorhand al veel geld te geven, zonder dat is aangetoond dat men presteert. Men krijgt in 2007 een voorschot. Vervolgens wordt er in 2008 afgerekend aan de hand van de prestatie die men in 2007 heeft geleverd. Vandaar dat het bedrag zo oploopt. Als je dat bedrag laat aflopen of gaat afvlakken, ontstaat er een probleem met de filosofie rond deze manier van financieren.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik wil het verhaal van de minister niet betwisten in de kern, maar de facilitering van het proces en het maatwerk dat daarbij nodig is, vragen om ruimte. Die ruimte wordt geboden, maar niet voldoende binnen de range van de totale taakstelling. Daarom staat in de motie: laten wij een schuif in de tijd maken, zodat wij die extra impuls wel kunnen geven. Dat is althans mijn bedoeling achter de motie.
Minister Zalm:
Een en ander hangt ook af van de percentages die worden gekozen. Als wij in 2007 evenwel hetzelfde bedrag zouden hebben als in 2008, dan wordt het echt problematisch zijn. Het bedrag moet dan kleiner zijn. In 2007 is er sprake van een voorschot en de afrekening volgt in 2008. In 2008 krijgt men weer een voorschot en volgt de afrekening over 2007. Dan krijgt men, grof geredeneerd, dus ongeveer het dubbele bedrag. Verder is het in dit licht de vraag of men het personeel allemaal al per 1 januari in dienst krijgt of dat dit geleidelijk gebeurt. Er ligt dus een hele redenering achter deze reeks. Ik ben het overigens wel met de heer Van der Vlies eens, zij het node. Aanvankelijk had ik de positie gekozen dat er nog heel veel te verdienen zou zijn in de verpleegzorg, als iedereen het eens goed gaat doen. Bij het besluit om het onderhavige bedrag toe te kennen, is er dan ook gezegd dat het wat ver gaat om alleen de doelmatigheid op te voeren en dat er dus tijdelijk financiële steun gegeven moet worden. Welnu, daar komt deze reeks uit. Ik houd nogmaals een vurig pleidooi om de systematiek die ten grondslag ligt aan deze beredeneerde reeks te ondermijnen. Als dat gebeurt, komen wij weer uit bij het gewoon geven van geld.
Ik ben er overigens erkentelijk voor dat men mij geïnteresseerd beluistert. Ik vind dat al heel wat. Ik heb in ieder geval geprobeerd uit te leggen dat er in dit geval iets meer achter zit dan een ordinaire geldkwestie.
De heer De Nerée ben ik erkentelijk voor zijn steun. Ik geloof niet dat hij nadere vragen aan mij heeft gesteld, maar dat hoeft ook niet.
De heer Irrgang heeft gesproken over de misleidende reclame. Vrij recent zijn er tal van maatregelen genomen om de consument te beschermen, tot en met het verlagen van de kredietpercentages, maar ook het aanscherpen van de reclameregels. De AFM heeft het toezicht op de aangescherpte reclameregels pas op 1 mei jongstleden in portefeuilleregels gekregen. Daarom gaat het mij iets te ver om nu al over te gaan tot een verdere aanscherping van die regels, terwijl wij nog niet eens weten hoe het precies werkt en wie er inmiddels allemaal door de AFM op het matje geroepen zijn. De aangescherpte reclameregels zijn net door de Tweede en Eerste Kamer geloodst en in het Staatsblad geplaatst en daar moet toch op zijn minst een jaar tot anderhalf jaar ervaring mee opgedaan worden, evenals met het toezicht erop. Daarom is de motie ter zake mij te snel.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik heb ook een motie ingediend, mede namens een groot aantal andere leden. Uit het feit dat de minister hier niets over heeft gezegd, maak ik op dat die motie de volle steun van het kabinet heeft en dat wij haar dus eigenlijk wel kunnen intrekken.
Minister Zalm:
Het is sneu dat ik die motie heb overgeslagen. Uiteraard ga ik mij er alsnog te vuur en te zwaar tegen verzetten.
De heer Crone (PvdA):
Heeft u behoefte aan beraad in het kabinet?
Minister Zalm:
Nee hoor, ik ga gewoon op eigen houtje deze strijd aan.
De heer Irrgang (SP):
De minister zegt al het een en ander te hebben gedaan aan die misleidende reclames. Er is inderdaad een aantal dingen gebeurd. Die hebben wij ook in volle overtuiging gesteund. Tegelijkertijd zegt de minister dat je nog niet kunt zien of het al helpt. Dat ben ik echter niet met hem eens. Mijn fractievoorzitter heeft bij de algemene beschouwingen een voorbeeld genoemd van misleidende reclame. Het ging om een voorbeeld in de trant van: "Heeft u ook zo'n moeite om rond te komen, dan moet u dit en dit nummer bellen voor een lening!" In mijn eerste termijn heb ik niet voor niets over de voedselbanken gesproken. Er zit namelijk een relatie tussen die twee dingen. Als je daar komt, spreek je heel veel mensen die in de schulden zitten. De vraag is of wij op dit moment juist niet verder moeten gaan met het aan banden leggen van misleidende reclame. Ik vind het jammer dat de minister er nu voor opteert om eerst nog maar eens anderhalf jaar te wachten.
Minister Zalm:
Ik vraag de heer Irrgang om een kopie van de brief die ten grondslag ligt aan dat voorbeeld, zodat ik dit concrete geval aan de AFM kan voorleggen, om na te gaan of dit toelaatbaar is. Op veel punten hebben wij de zaak namelijk aangescherpt. Dat geldt trouwens ook voor de kredietregistratie in Tiel, waar het gaat om de registratie vanaf een bedrag van € 250, om de verplichte kredietwaardigheidstoets en om het vermelden van de maandlast en de totale prijs van het krediet. Er zijn dus al heel wat aanscherpingen geweest. Om nu al te concluderen dat het zit in de scherpte van de regels, daar ben ik nog niet aan toe. De beoordeling van individuele gevallen is een taak van de AFM zelf waar ik mij verder dan buiten wil houden. Wel vind ik het interessant om het voorbeeld waaraan de heer Irrgang refereerde, bij wijze van proefkonijn onder de aandacht te brengen van de AFM. Ik raad de heer Irrgang in ieder geval af om nu al, waar de wet net in werking is, tot aanscherpingen te concluderen. Gelet op wat ik de afgelopen tijd op dit vlak gedaan heb, ook in de sfeer van beperkingen van het gemak waarmee krediet wordt verleend respectievelijk de ondersteuning van de schuldhulpverlening, kan hij er van op aan dat als het echt nodig is, ik ook wel met voorstellen kom.
De heer Irrgang (SP):
Ik zal mijn best doen om het concrete voorbeeld nog even op te snorren. Ik zal het de heer Marijnissen vragen. Overigens, ik kan natuurlijk ook iets naar de AFM sturen met het verzoek er even naar te kijken. De minister en ik hebben hierin ongeveer dezelfde positie. Evenals ik heeft hij de AFM niet aan een touwtje. Ik heb slechts één voorbeeld genoemd. De andere voorbeelden kunnen wij iedere dag zien in al die bladen. In feite is dan ook de politieke vraag aan de orde of je vindt dat er meer ondernomen moet worden tegen dit soort misleidende reclame, dat mijns inziens onderdeel is van een maatschappelijk probleem dat groeiende is.
Minister Zalm:
Ik zeg toe dat ik voor het eind van dit jaar kom met een soort tussenevaluatie, een flitsevaluatie over nieuwe reclameregels en hoe daarmee omgegaan wordt. Mijns inziens kan ik dat straks gerust doen in mijn demissionaire periode en kan ik er eventueel voorstellen aan toevoegen om de regels ter zake aan te scherpen. Dan heb ik in mijn demissionaire tijd ook nog wat omhanden.
De heer Irrgang (SP):
Ik vind dat een belangrijke toezegging. Kunt u tevens toezeggen dat u dit nog voor de verkiezingen doet, zodat wij weten hoe u hierin staat?
Minister Zalm:
Nee, op 1 november bent u hier allemaal weg. Dat geldt ook voor mij, althans waar het gaat om het bedrijf hier. Het zou erg ongepast zijn als ik er als een soort verkiezingsstuntje nog mee kwam. Wij moeten ook even de gelegenheid krijgen om het informatiemateriaal te verzamelen en om een gesprek te hebben met de AFM om wat voorbeelden met elkaar door te lopen over wat wel en niet kan. Ik kom dan voor het kerstreces bij u terug met informatie. Dan kunnen wij daar op een zakelijke manier met elkaar over spreken, zonder dat ik ervan beschuldig kan worden dat ik er een verkiezingsnummer van maak. Dat lijkt mij het beste voor iedereen.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Kan de minister dan ook meteen meenemen dat mensen die een schuld hebben geen bankrekening schijnen te kunnen openen?
Minister Zalm:
Voor de dak- en thuislozen is dat volgens mij al geregeld. Ik zal daarnaar kijken.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Het gaat niet alleen om dak- en thuislozen. Mensen met een schuld schijnen geen kant uit te kunnen.
Minister Zalm:
Ik zal dat nagaan.
Tegen de heer De Nerée zou ik willen zeggen dat ik mij er niet van bewust was dat wij als Financiën subsidies gaven, anders dan aan het Geld- en Bankmuseum en aan het Belastingmuseum. Wij blijken echter ook jaarlijks € 50.000 te hebben gegeven aan de ouderenbonden. Dat hebben wij drie keer gedaan. Men wist ook dat dat tijdelijk was. Dat is gebeurd naar aanleiding van de stelselherziening van 2001. Zij hebben ouderen daarbij geassisteerd. Er is toen gezegd dat de subsidie na drie jaar op zou houden en dat zij daarna net zo zouden worden behandeld als de FNV, de CNV en andere clubs die ook mensen ondersteunen bij het invullen van formulieren. De heer De Nerée vraagt om die periode met twee jaar te verlengen. Wij hebben daar echter afspraken over gemaakt. Wij wisten het dus van tevoren. Die € 50.000 moet nu weer gewoon aan echte doelen van de Belastingdienst worden besteed. Ik raad de aanvaarding van de motie op dit punt dan ook af. Ik kan niet anders, hoewel ik zie welke handtekeningen er allemaal onder staan.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
De Kamer zal hier een uitspraak over doen en gezien de handtekeningen die er onder de motie staan, zal die zeker worden aangenomen. Het voorziet in een behoefte. In een aantal debatten is naar voren gekomen dat de ouderenbonden, met name als het gaat om het kijken of ouderen voor bepaalde kortingen of toeslagen in aanmerking komen, goede diensten verlenen. Aangezien er te weinig gebruik wordt gemaakt van de regelingen die er zijn, denk ik dat dit een goed initiatief is. Daarom zou ik graag zien dat dat nog twee jaar wordt voortgezet. De motie spreekt zich daarvoor uit.
Minister Zalm:
Ik blijf de aanvaarding van de motie ontraden. Ik spreek echter niet het onaanvaardbaar uit. Dat genoegen zal ik de linkerflank in de Kamer niet doen. Als de motie wordt aangenomen, zal ik het binnen de begroting van Financiën moeten zien op te lossen.
De regering heeft inderdaad structureel 20 mln. toegezegd voor publieksfilms. Door het onderwijs moest ook iets worden geleverd om de toegankelijkheid van de publieke omroep te verzekeren. Dat is de switch off. Dat is echt een publiek doel. Het produceren van films is niet een publieke voorziening. Voor zover er iets is gebeurd, zou je kunnen zeggen dat de subsidie op private films is teruggegaan naar een publiek doel. In die zin zou je het kunnen duiden als een verbetering van de kwaliteit van de begroting. De heer Irrgang vraagt in zijn motie de eenmalige korting van 1,9 mln. ongedaan te maken. Dat wijs ik uiteraard af, zeker als daar geen dekking voor wordt gegeven. Ik moet ook nog maar zien of je bij die nieuwe regeling – wij gaan van de fiscaliteit over naar de subsidiekant – die 20 mln. het eerste jaar wel weggezet krijgt. Het zal volgens mij al de nodige moeite kosten die 18,1 mln. weg te zetten, laat staan een bedrag van 20 mln. Ook uit dat oogpunt is het dus niet nodig die 18,1 mln. te verhogen naar 20 mln.
De heer Irrgang (SP):
Het bedrag is wel toegezegd door het kabinet, meerdere keren zelfs. Ik vind het dan niet chic als het niet wordt gegeven. Als achteraf blijkt dat het niet is weg te zetten, dan merken wij dat wel bij de Najaarsnota van 2007, want dan is er sprake van een onderuitputting. Waarom worden de toezeggingen die zijn gedaan niet nagekomen?
Minister Zalm:
U zegt zelf in de motie: overwegende dat de regering eind 2004 vanaf 2005 structureel 20 mln. heeft toegezegd... Dat klopt. Er is echter eenmalig een probleem en daar is een eenmalige oplossing voor gevonden. Daarvoor is een klein beetje bijgedragen van uit dit budget. Ik denk dan ook dat wij keurig voldoen aan de beloftes die wij hebben uitgesproken. Ik kan het niet anders zien.
De heer Irrgang (SP):
Ik denk niet dat dat de interpretatie is die de meeste mensen aan die brief zullen geven.
Minister Zalm:
Inderdaad, zeker de filmproducenten zullen het niet zo ervaren, maar het is even niet anders. Soms moet een budgettair probleem binnen de begroting van OCW worden opgelost zonder dat dat steeds door de minister van Financiën moet worden betaald. Het wordt ook wel erg makkelijk regeren voor een minister als voor ieder probleem dat in dit huis opduikt, de rekening naar het Korte Voorhout wordt gestuurd.
Ik vermoed dat ik niet al te veel woorden hoef te wijden aan de no-claimmotie van de heer Irrgang. Het kabinet is daartegen. Dat is uitvoerig aan de orde geweest bij de algemene politieke beschouwingen. Het is natuurlijk wel onderdeel van de formatie en de verkiezingsprogramma's, maar in deze kabinetsperiode is afgesproken dat die no-claim er zou komen en dat die zou blijven. Dat verdedig ik dan ook graag, maar het politieke spectrum is glashelder. Ik heb dan ook de indruk dat het er eigenlijk weinig toe doet wat ik daar verder over te melden heb. Dat geldt trouwens voor meer onderwerpen, maar goed.
Ik ben de heer Blok erkentelijk voor het feit dat hij mij een motie bespaart over de AFM en aansprakelijkheid, omdat hij ervan uitgaat dat het wel goed komt. Ik denk dat wij het inhoudelijk met elkaar eens zijn over de zelfstandigenaftrek, maar de tekst van de motie is niet correct. De motie wekt immers de indruk dat de zelfstandigenaftrek gaat verdwijnen en wordt vervangen door de ondernemerswinstvrijstelling. Dat is niet zo. De zelfstandigenaftrek blijft, ook in het nieuwe systeem. Daar komt een ondernemerswinstvrijstelling bij. In onze benadering profiteert de 65-pluscategorie daar sowieso van. Dat was dus al geregeld. Het enige wat nog niet is geregeld – maar dat gaat nu geregeld worden – is dat ook een zelfstandigenaftrek ontstaat voor 65-plussers, maar dan voor de helft van de omvang van de actieve periode. Daarom is de tekst "verzoekt de regering om een eerste stap te zetten om vanaf 1 januari 2007 ook 65-plussers aanspraak te laten maken op de ondernemerswinstvrijstelling, die de zelfstandigenaftrek zal vervangen" volgens mij niet helemaal correct. Ik neem aan dat de heer Blok een gewijzigde versie zal indienen. Ik wacht de uitslag van de stemming uiteraard af, maar behoudens de PvdA-fractie staan bijna alle fracties eronder. Ik heb dus het vermoeden dat deze motie het zal halen. Ik zal daarom voor de stemming een nota van wijziging op het Belastingplan indienen.
Dan kom ik bij de heer Vendrik. Die heeft niet eens een motie ingediend. Ik denk dat hij vandaag een beetje ziek is.
De voorzitter:
Ik moet een verzuim van mijzelf goed maken: ik heb vergeten om te melden dat de heer Vendrik mij verzocht heeft om hem af te melden voor dit deel van dit debat, dat hij verder zal nalezen. Hij moet immers bij een ander overleg in de Kamer aanwezig zijn.
Minister Zalm:
Volgens mij heeft de heer Vendrik mij geen echt concrete vragen meer gesteld. Het is nog even een soort nagevechtje over de prestaties op het punt van de begroting en het begrotingssaldo. Dat laat ik Zalmdus maar even voor wat het is.
Ik kan de heer Bakker bevestigen dat de individualisering van de heffingskorting, als daartoe in het voorjaar wordt besloten, per 1 januari 2008 uitvoerbaar lijkt voor de Belastingdienst. Wij zullen daarvoor dus geen bijzondere activiteiten hoeven te ontwikkelen, vooruitlopend op een afspraak in het regeerakkoord. Volgens mij heb ik inderdaad een blauwe brief gestuurd over het vermelden van kosten bij een extern rapport, maar misschien worden er weinig rapporten gemaakt. Ik heb gezien dat er rapporten naar de Kamer zijn gezonden zonder vermelding van de kostprijs. Ik kan mij er niet gelijk één voor de geest halen waarin de kostprijs wél werd vermeld. Misschien zijn er tot nu toe niet al te veel externe rapporten gemaakt, maar wij blijven daarmee bezig.
De heer Hermans heeft terecht als pluspunt van het debat vastgesteld dat het procyclische beleid breed wordt afgewezen. Dat was een goede constatering van hem. Het doet mij ook een bijzonder genoegen dat de 300 mln., die wij bewust hebben overgehouden door beneden het uitgavenplafond te gaan zitten, eigenlijk niet is aangetast. Iedereen heeft discipline op dat vlak laten zien. Dat beschouw ik ook als een winstpunt. Mij was door iedereen die verstand had van de politiek gezegd dat dit nooit zou lukken. In de eerste plaats niet in het kabinet en in de tweede plaats niet in de Kamer. Als het in het kabinet zou lukken, zou de Kamer er zeker met het bedrag vandoor gaan. Voorwaar, het gebeurt niet. Dat is een illustratie van de wens van de Kamer.
De heer Hermans heeft een motie ingediend naar aanleiding van de discussie over de bureaucratie. Die motie richt zich tot de kabinetsformateur in mijn ogen. De motie slaat immers op de komende jaren. Het staat ook in veel verkiezingsprogramma's. Sommige plannen gaan ook verder dan deze motie. Het zittende kabinet komt niet meer met een plan van aanpak. Dat is voor een volgend kabinet. Het kabinet is tot 21 november actief in het verkeer met de huidige Kamer. Voor die datum kan ik geen plan overleggen. Het is relevant en interessant dat deze invalshoek voor verdere besparing wordt aangereikt. Het is zeker van nut. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.
De heer Hermans heeft gelijk dat ik hem nog een antwoord verschuldigd ben over de energieprijzen en wel het verschil in gas- en elektriciteitsprijzen tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Vrijwel het gehele, inderdaad grote verschil wordt verklaard door de belastingen. Nederland kent energiebelasting en heft btw. In Engeland is het vrijwel taxfree. Het zit dus niet zozeer in de producentenprijs, maar vooral in het verschil in belastingregime. De Engelsen heffen overigens weer op andere zaken meer belasting. Bij de indirecte belastingen, zoals op sigaretten en alcohol, zijn de Engelse tarieven aanzienlijk hoger dan de onze. Uiteindelijk wordt de schatkist toch gevuld, los van het feit dat de Engelsen een begrotingstekort hebben van om en nabij de 3% en wij geen begrotingstekort hebben.
Bij de kwestie van de dreigende onderuitputting aan het einde van het jaar is reeds een voorziening getroffen om de spendeerdrift te stoppen. Daarvoor is immers de eindejaarsmarge bedacht. Tot 1% van het begrotingstotaal mag het bedrag doorgeschoven worden naar het volgende jaar. Dat heeft ook geholpen. Ik heb er geen principieel bezwaar tegen om die voor de toekomst verder te verruimen. Op sommige onderdelen, zoals Ontwikkelingssamenwerking, is de eindejaarsmarge groter dan op een algemeen departement. Voor infrastructuur is de eindejaarsmarge oneindig omdat het via het Infrafonds loopt. Tot nu toe is mijn indruk dat het behoorlijk functioneert bij het vermijden van eindejaarsdrift. Bij concrete indicaties dat een verdere verruiming helpt, heb ik daar geen principiële bezwaren tegen. Financiën kan dat evalueren bij de departementen. Ik wil het voor de huidige kabinetsperiode laten zoals het is.
De heer Hermans (LPF):
De heer Bakker, die helaas afwezig is, heeft gevraagd of de minister samen met de minister van Volksgezondheid in wil gaan op de rapportages van de heer Bakker en anderen. De minister is daarop niet nader ingegaan.
Minister Zalm:
Ik heb al beloofd om samen met minister Hoogervorst te bekijken of wij iets kunnen produceren. Het is immers niet zo eenvoudig om de rapporten van Bakker en Scheepbouwer te operationaliseren, gelet op het sturingsinstrumentarium dat beschikbaar is.
Voorzitter. Ik kom bij de inbreng van de heer Rouvoet. Ambitie ten aanzien van het overschot is altijd goed. Gelukkig zijn wij beter geëindigd dan wij ooit hebben gedacht. Daarmee is het verhaal niet af, maar het is beter dan het omgekeerde. Wij hebben lang gedacht dat wij nooit een tekort van 0,5% zouden halen, omdat wij daar veel te ver vanaf waren. Wij hebben dat toch gehaald, zelfs een bescheiden overschot.
De heer Rouvoet heeft vooral de heer De Nerée tot Babberich aangesproken op spaardagen en levensloop. Hij vroeg mij nog iets waar ik geen antwoord op hoefde te geven. Als dat van te voren gezegd wordt, dan doe ik dat natuurlijk niet.
Zowel de SER als de Stichting van de Arbeid is tot de conclusie gekomen dat er geen financiële belemmeringen zijn om door te werken na 65 jaar. Ik heb al een paar argumenten genoemd in mijn eerste termijn. De marginale tarieven in de eerste schijf zijn zelfs lager als je 65 plus bent. De AOW biedt een steuntje in de rug. Ik zeg er ook bij dat het onderzoek van het CPB uitwijst dat de loonkostensubsidies van dit type niet effectief zijn. De SPAK hebben wij niet voor niets ten grave gedragen. Wij aarzelen over de effectiviteit.
Wij hebben een aantal regelingen ten gunste van het individu, zoals de arbeidskorting, de combinatiekorting en de eenouderkorting, maar die zitten in de loon- en inkomstenbelasting. Wij hebben de systemen wel, maar die sluiten rechtstreeks aan op het netto-inkomen van de werknemer. Wij hebben natuurlijk ook de kinderopvangregeling, waardoor het gemakkelijker wordt om aan het werk te gaan. Maar goed, inmiddels is wel gebleken dat onze meningen daarover uiteenlopen.
Ik vind het jammer dat de heer Rouvoet die motie heeft ingediend. Een minister van Financiën kan niet ongeclausuleerd uitspreken dat hij bij Najaarsnota 135 mln. beschikbaar stelt voor de monumenten, ook al loopt de begroting uit de hand. Dat is onverantwoord. Ik heb echter goede hoop dat wij voldoende onderuitputting zullen vaststellen bij Najaarsnota en dan is het bedrag van 140 mln. voor de restauratie nummer één op mijn lijstje. Hij vraagt mij een ongedekte cheque uit te schrijven voor 135 mln, terwijl ik de Najaarsnota nog niet heb. Dat mag hij mij niet vragen. Ik stel zijn geduld dus nog even op de proef. In november kom ik met de Najaarsnota, dus over een dikke maand heeft hij uitsluitsel. Mocht het er dan niet in zitten, dan moet ik wel met een verschrikkelijk goed verhaal komen om mijn leven hier te redden.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Nu maakt u het mij wel moeilijk. Ik formuleer zelf een vraag die u niet hoeft te beantwoorden, omdat ik hem niet mag stellen. Die laat u ook terecht links liggen. Nu zegt u van een andere vraag die ik heb gesteld dat ik hem niet had mogen stellen. Ik had hem al gesteld, dus ik kan hem ook niet meer uit de Handelingen halen. Die bevoegdheid is er niet meer.
Ik heb gekeken naar wat er eerder is gebeurd met een initiatief van ons voor de scheepsbouw. Keer op keer deden wij voorstellen en iedere keer verschoof het weer: van Najaarsnota naar Voorjaarsnota, daarna weer naar Prinsjesdag en dan werd het toch weer Najaarsnota. Dat moeten wij niet steeds doen. Dit is een maatschappelijk relevant thema, waarvoor brede steun is. Daarom heb ik een motie ingediend. Ik wil niet alleen de toezegging dat u een besluit neemt in het kader van de Najaarsnota, maar ik wil ook dat u uw commitment uitspreekt. Gelukkig bespeur ik nu meer commitment dan in de schriftelijke antwoorden. Daarin stond alleen dat u erop zou terugkomen bij de Najaarsnota. Ik zal eens kijken wat ik met die motie kan doen. Ik wil niet al te onredelijk zijn, maar ik trek die motie ook niet zomaar in. Ik heb u echter goed verstaan.
Minister Zalm:
Ik denk dat mensen uit die sector zullen bevestigen dat ik een goede reputatie heb op het gebied van de restauratie van monumenten. Dat blijkt zelfs de heer Crone te kunnen bevestigen. In de loop der tijd is vanuit Financiën soms ook op eigen initiatief erg veel gedaan om het restauratiegebeuren in Nederland goed op de rails te zetten, ook in combinatie met kredieten enzovoorts. Het zou mij ook persoonlijk een lief ding waard zijn als ik mijn ambtsperiode kan afsluiten met het opgelost hebben van het restauratievraagstuk, inclusief de achterstanden. U voelt hoe ik erin zit, maar ondanks deze hartstocht kan ik als minister van Financiën nooit iets ongeclausuleerds toezeggen als ik het totale beeld nog niet heb. Dat is gewoon een principekwestie.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik heb erover gezegd wat ik gezegd heb. Ik zal overwegen of ik de motie aanhoud of intrek. Ik heb de minister goed verstaan en zijn intentie is niet onduidelijk. Zijn reputatie bij restauraties, of het nu van kabinetten of monumenten is, is inderdaad bekend.
Minister Zalm:
Dank u wel, ik vind dit een sympathiek gebaar.
Voorzitter. De heer Van der Vlies heeft volgens mij terecht vastgesteld dat op een aantal hem aangelegen punten er in deze begroting wel het een en ander is gedaan. De visserij heb ik nog niet gehoord vandaag, maar ook daarvoor is in deze begroting toch goed in voorzien. Aan het budget voor mantelzorg wordt ook hard gewerkt. Voor monumenten en glastuinbouw is het uiteindelijk volgens mij toch ook wel bevredigend. Ik ben hem dan ook erkentelijk dat hij vaststelt dat die punten adequaat zijn geregeld. Er was mij overigens ook wel iets aan gelegen om ze adequaat te regelen.
De heer Van der Vlies (SGP):
Dat is nu juist het punt. Ik heb inderdaad bevestigd dat het een en ander geregeld is. Over de visserij heb ik verleden week al gesproken en ik vond dat ik dat nu niet hoefde te herhalen. Of nu alles adequaat geregeld is, gaan wij nog even tegen het licht houden, maar ik ben blij van de minister te horen dat het ook zijn intentie is om het adequaat te regelen. Daar kan ik hem dus op aan blijven spreken!
Minister Zalm:
Het was vooral mijn intentie om vast te stellen dat het adequaat geregeld is. Dat was een beetje stout bochtje van de heer Van der Vlies.
Ik kom op de kindgerelateerde kwesties. Als het gaat om het kindgebonden budget loopt er toch een zekere scheidslijn in deze Kamer. De redenering van het kabinet is dat wij ook middelen ter beschikking stellen die conditioneel zijn aan het op de arbeidsmarkt actief zijn. Het echte volstrekt liberale kindgebonden budget – de heer Van der Vlies deed ook een beroep op mijn liberale gevoelens – is natuurlijk onconditioneel. Dat is toch een andere invalshoek dan het stimuleren van arbeidsparticipatie, waarvoor in ieder geval de kinderopvangregeling is bedoeld. Dat is bewust gekozen, je zou kunnen zeggen een zeker paternalistisch motief, of het motief van de externe effecten of welk motief je er verder achter zou willen leggen, bijvoorbeeld dat het ook draagvlakverbredend is als de arbeidsparticipatie toeneemt. Er is zeker wel een goed verhaal voor te houden dat wij zo'n op arbeidsparticipatie gericht beleid voeren, maar wat de SGP en ChristenUnie wensen is toch dat dit stimuleringselement uit de regeling vervalt en het gewoon een aan het kind gerelateerd budget is waar ouders zelf over kunnen beschikken, ongeacht of ze allebei werken, een van de twee werkt of allebei niet werken. Daar komt het toch op neer!
De heer Van der Vlies (SGP):
Zegt de minister dan dat hij allen die nu informele kinderopvang regelen eigenlijk vanwege zijn aanpak en invalshoek naar de formele kinderopvang zou willen verwijzen? In beide gevallen gaat het om arbeidsparticipatie maar op zodanige wijze dat de desbetreffende ouders daar in vrijheid voor kiezen. Die arbeidsparticipatie wordt zo gezegd dus door beiden bediend.
Minister Zalm:
Dat vat ik, maar uw voorstel gaat nog een stapje verder. Formele en niet formele kinderopvang moet bij arbeidsparticipatie niet alleen gelijk worden behandeld, maar ook als men geen kinderopvang neemt en je gewoon thuis je kind verzorgt. Dan mis je natuurlijk wel het participatieaspect en dat zal u toch ook moeten erkennen. Als het gaat om uw vergelijking tussen formele en informele opvang, kan ik uw redenering voor een stukje wel volgen, maar u zegt ook dat ook als geen gebruik wordt gemaakt van opvang, formeel noch informeel, dat kindgebonden budget naar de ouders moet. Dat is toch wat u beoogt? Daarmee kom je natuurlijk wel buiten het kwadrant van de participatiebevordering.
De heer Van der Vlies (SGP):
Dus mijn dochter die voor een bepaald dagdeel mijn kleinkind bij opa brengt, doet zichzelf eigenlijk tekort.
Minister Zalm:
Volgens mij niet. Zij heeft groot gelijk dat zij dit doet, want ik zou ook graag mijn kind bij u brengen als ik uw zoon was.
De heer Van der Vlies (SGP):
Prima, u bent altijd welkom.
De minister begrijpt toch wel wat ik bedoel? Die dochter doet dit, omdat zij ook haar aandeel wil leveren in de vorm van een arbeidsprestatie.
Minister Zalm:
Zeker, maar dit speelt ook bij mantelzorg. Er zijn veel mensen die geen beroep doen op de formele thuiszorg, maar dit in eigen kring regelen. Zij doen dit pro deo zonder beloning en betaling. Dit is zeer te prijzen, zelfs zodanig dat er nu voor dit werk een symbolische tegemoetkoming wordt geregeld. Toch is dit wezenlijk anders dan de betaalde thuiszorg. Ik denk dat het monetariseren van alles wat goed is, ook slecht is.
De heer Van der Vlies (SGP):
Het gaat mij om de discrepantie. Mensen die naar de formele kinderopvang gaan, worden budgettair ondersteund. Daarvoor worden honderden miljoenen euro's uitgegeven, echt beduidende bedragen. De mensen die óók een arbeidsprestatie leveren, maar dit op informele wijze doen, wordt dit om zekere redenen onthouden. Overigens ervaren zij dit niet zo, maar als budgethouder en medewetgever wijs ik toch op die discrepantie.
Minister Zalm:
De heer Van der Vlies heeft gelijk, maar nogmaals, zijn voorstel gaat verder dan dit alleen.
Mevrouw Van Oudenallen heeft gesproken over de "timing" van de publicaties door het CPB. Ik zal dit deel van de Handelingen opsturen naar het CPB. Daar kan men dan nadenken over die "timing", zeker in verkiezingstijd.
Met haar motie met betrekking tot het samenwonen kan ik moeilijk uit de voeten. Het is waar dat je als je samenwoont minder kosten hebt dan een alleenstaande. De vraag is welke gevolgen wij daaraan moeten verbinden. Het minimuminkomen van een echtpaar is nu 100% minimumloon. Een alleenstaande krijgt 70% van het minimumloon. Als nu twee alleenstaanden gaan samenwonen, zouden zij 140% hebben. Dat doen wij niet, want als je met zijn tweeën bent, heb je minder nodig. Op grond van die redenering wordt onderscheid gemaakt tussen de uitkering voor een alleenstaande en de uitkering voor samenwonenden.
Een andere techniek zou zijn om een alleenstaande de helft van een uitkering van samenwonenden te geven, dus 50%, en dan verdienen wij er iets aan. Als wij er echter voor zouden kiezen om twee mensen die gaan samenwonen 140% te geven, moeten alle bestaande paren in Nederland ook 140% krijgen in plaats van 100%. Dit zou een extreem dure operatie zijn.
Mijn stelling is dat er niets productiefs uit deze motie kan voortkomen.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
Ik heb deze overweging meegenomen, maar ik heb gevraagd of de minister een berekening zou willen maken. Hij moet die dan niet afzetten tegen de mogelijkheid dat alle bestaande paren ook 140% zouden krijgen. De achtergrond van mijn vraag is dat er veel huurhuizen vrijkomen als er meer mensen gaan samenwonen. Daar kunnen wij niet tegen opbouwen. Dit is een investering in de toekomst die je naar voren haalt. Mijn vraag is nu of de minister dit kan berekenen. Ik denk dat hier niet zo maar wat uitkomt; de uitkomst zou best wel eens verrassend kunnen zijn.
Dit is de strekking van mijn motie. Als de minister haar zo wil zien, zou hij dan de moeite willen nemen om een van zijn stagiaires eens zo'n berekening te laten maken? Ik kan daar dan verder mee in de toekomst.
Minister Zalm:
Voorzitter. Ik zeg nu niets toe. Ik wacht de stemmingen over de motie af. Als ze wordt aangenomen, zal ik ervoor zorgen dat één van onze stagiaires zich hierop stort.
De ideeënbusmotie vind ik wel heel leuk. Als de bevolking goede ideeën heeft voor bezuinigingen, moeten wij daar zeker iets mee doen.
Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):
In de motie wordt niet over de bevolking maar over ambtenaren gesproken.
Minister Zalm:
Op dat punt wil ik verder gaan dan de motie, want er zijn ook gewone burgers die op een gemeentehuis of een departement dingen zien gebeuren die te mal voor woorden zijn. Op de website van het ministerie van Financiën kan een virtuele ideeënbus worden geopend voor leuke bezuinigings- en besparingsideeën. Wij zullen hiervoor natuurlijk een prijs instellen met een bijbehorende jury. Ik zeg u nu alvast maar dat ik u zal uitnodigen om in deze jury zitting te nemen.
De heer Irrgang (SP):
Voorzitter. Met het oog op de toezegging van de minister houd ik mijn motie over misleidende reclame op stuk nr. 48 aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Irrgang stel ik voor, zijn motie (30800, nr. 48) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt van 15.40 uur tot 16.30 uur geschorst.
Voorzitter: Noorman-den Uyl
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20062007-532-550.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.