Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en enige andere wetten in verband met de verlening van een tegemoetkoming aan personen die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene nabestaandenwet (30667).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Dit is een keurig wetsvoorstel. Het doet iets wat al een hele tijd niet is gebeurd, namelijk ervoor zorgen dat mensen die een uitkering hebben op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) ook een beetje beter worden van het feit dat er maatregelen zijn getroffen om bijvoorbeeld de AOW wat te verhogen. Mensen met een ANW-uitkering krijgen dat extra geld ook. Het voorstel is in zo'n vorm gegoten dat het ook aan hen blijft toekomen. Wij zijn voor dit voorstel.

Naar aanleiding van de behandeling van dit wetsvoorstel bedacht ik mij dat mensen met een ANW-uitkering al een lange tijd niet profiteren van partiële verbeteringen. Mensen met een ANW-uitkering die ook een WAO-uitkering hebben, soms jarenlang, krijgen verhogingen niet omdat deze onmiddellijk met de ANW worden verrekend. Dat is een grote frustratie. Ik hecht eraan om daar een oplossing voor te realiseren. Als inkomen uit arbeid wordt verrekend met de ANW, wordt iemand toch iets extra gelaten. Dat geldt ook voor pensioenen. Voor andere uitkeringen geldt dat echter niet.

In de Wet werk en bijstand bestaat wel een regeling die 65-plussers met een pensioen een bescheiden vrijlating geeft. Ik stel voor om in de ANW een bescheiden vrijlating te houden als een andere inkomenscomponent wordt verhoogd. Daartoe heb ik een amendement opgesteld dat nu wordt rondgedeeld. Ik heb hierin de letterlijke tekst van de regeling uit de WWB gebruikt waarin de vrijlating is geregeld voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder tot een bedrag van maximaal € 17,15 per maand. Dat is een bescheiden bedrag, maar het doet er wel toe voor mensen met een laag inkomen. Ik hoop dat de staatssecretaris bereid is om in deze gedachtegang mee te gaan. Het voorliggende wetsvoorstel inspireerde mij om voor te stellen om het mogelijk te maken dat mensen met een ANW-uitkering ook in de toekomst daadwerkelijk bescheiden koopkrachtverbeteringen kunnen incasseren zodat zij deze niet iedere keer afgeroomd zien conform de huidige systematiek.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ook mijn avond is goed, want ik mag voor de tweede keer vanavond mijn collega Mosterd vervangen. Wij zijn blij met dit wetsvoorstel. Ik wil iets zeggen over het amendement van mevrouw Noorman. Los van de dekking, zien wij een probleem. Ook bij een AOW'er met partnertoeslag worden inkomsten uit werk volledig gekort. Waarom moet er bij de ANW een ander beleid worden gevoerd dan bij de AOW? Dit voorstel lijkt een beetje op een voorstel dat mevrouw Van Gent in een eerder debat vanavond heeft gedaan. De CDA-fractie zal het amendement van mevrouw Noorman, hoe sympathiek het ook klinkt, niet steunen. Het is voor ons wel aanleiding om een motie in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het vast beleid is dat er geen stapeling van uitkeringen plaatsvindt;

overwegende dat om die reden uitkeringen in verband met werk volledig worden gekort op de ANW- en de AOW-uitkering;

voorts van mening dat het aanbeveling verdient, dit beleid te evalueren en te onderzoeken of dit beleid wijziging behoeft;

verzoekt de regering, voor 1 april 2007 een notitie naar de Kamer te sturen rond de korting op de AOW en de ANW bij inkomsten in verband met werk en de inkomsten uit werk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verburg. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(30667).

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter...

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Misschien heb ik het niet goed gehoord, maar sprak u over de AOW? Volgens mij worden de inkomsten uit arbeid niet op de AOW gekort.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik bedoelde in ieder geval de WAO.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

In dit geval verbaast het mij dat u om een notitie vraagt. Wilt u toch een vrijlating, maar op een ander moment? Dit is toch bedoeld om een parallel met de WWB te introduceren, zij het heel bescheiden? Dat biedt de mogelijkheid voor mensen om niet jarenlang in die bevroren situatie te blijven.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik wil graag herhalen dat uw amendement sympathiek oogt. De CDA-fractie heeft er echter geen zicht op waar het toe leidt, als wij verder aan die draad gaan trekken. Er ontstaat dan waarschijnlijk een situatie die wij althans niet kunnen overzien. Om die reden vragen wij aan de regering om voor ons voor 1 april 2007 een overzicht van dat veld te maken.

Staatssecretaris Van Hoof:

Voorzitter. Hoe mooi de avond begon in die zin dat ik mevrouw Noorman gelukkig dan wel blij kon maken, hoe vervelend het is dat ik nu afwijzend moet reageren op haar amendement. De reden is dat zij de grens van de € 17,15 afleidt uit de Wet werk en bijstand. Dat heeft zij ook gezegd. In de WWB geldt de vrijlating voor een particulier ouderdomspensioen voor mensen vanaf 65 jaar. De vrijlating, die overigens ook al gold in de "oude" bijstandswet, is in de WWB opgenomen, omdat het onrechtvaardig wordt gevonden dat de opgebouwde particuliere pensioenen volledig verrekend werden met de bijstand.

Voor de ANW bestaat er wat dat betreft echter geen probleem, omdat het particuliere nabestaandenpensioen niet verrekend wordt met een ANW-uitkering. Ik zie verder ook geen aanleiding om een vrijlatingsgrens voor ander inkomen in verband met arbeid in de ANW op te nemen. Voor inkomen uit arbeid, zoals loon, bestaat, zoals mevrouw Noorman wel weet, wél een vrijlatingsregeling. Ook in dat opzicht is er dus geen aanleiding om iets te doen. Voor die vrijlatingsregeling bestaat overigens een goede reden. Wij moeten dan ook voorkomen dat mensen met een ANW-uitkering die daarnaast werken, hun baan opgeven, omdat hun volledige inkomen op de ANW-uitkering in mindering wordt gebracht. Dat is duidelijk, dunkt mij.

Verder is het nog belangrijk dat onder de definitie van inkomen uit arbeid in de zin van de ANW, ook uitkeringsregelingen worden verstaan met een arbeidsvoorwaardelijk karakter. Daarbij moet gedacht worden aan een regeling die werkgever en werknemer met elkaar zijn overeengekomen. Voor die uitkeringen geldt de vrijlatingsgrens van 50% van het minimumloon en 1/3 van het meerdere dus ook. Op dit onderdeel loopt het inkomensbesluit van de ANW uit de pas met de inkomensbesluiten van bijvoorbeeld de AOW en de Toeslagenwet. Daarin worden arbeidsvoorwaardelijke uitkeringsregelingen tot inkomen in verband met arbeid gerekend. Derhalve worden die volledig met de uitkering verrekend.

Op voorstel van het toenmalige kabinet is het inkomensbesluit van de ANW in 1997 aangepast, in reactie op commentaar van de Kamer. Ik denk dan ook dat het uit een oogpunt van deregulering en transparantie niet wenselijk is om nu in de ANW nog meer afwijkingen ten opzichte van andere sociale verzekeringen aan te brengen, als het gaat om de verrekening van inkomsten met uitkering. Samenvattend ben ik van mening dat het aannemen van het amendement moet worden ontraden omdat het voor de mensen geen stimulans is tot arbeidsdeelname. Ik heb geschetst dat het WWB-argument niet van toepassing is. Het geharmoniseerde inkomensbesluit van alle relevante wetten zal nog worden voorgehangen. Dit is afhankelijk van informatie die wij nog moeten ontvangen en verwerken, onder andere over de langetermijnvisie rond de WW, waarover de SER nog praat. Helaas kan ik op dit moment niet vaststellen of ik hiermee ook heb gereageerd op de motie die mevrouw Verburg heeft ingediend. Naar mijn mening is dat het geval.

De voorzitter:

Mevrouw Verburg heeft zich verontschuldigd. Zij heeft mij beloofd de beantwoording in de Handelingen te zullen nalezen.

Staatssecretaris Van Hoof:

Zij zal daarin lezen dat ik meen hiermee op haar motie te hebben gereageerd. Mocht dat niet het geval zijn, zie ik wel hoe zij daarmee omgaat.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Wat is, kort en krachtig, de reactie van de staatssecretaris op de motie van mevrouw Verburg? Ontraadt hij het aannemen ervan? Acht hij deze overbodig? Dat wil ik gewoon weten.

Staatssecretaris Van Hoof:

Wanneer de motie beoogt te vragen wat ik veronderstel dat het geval is, heb ik net aangegeven dat het in de maak is. Dan is de motie in ieder geval voortijdig. Zij zou dus kunnen worden aangehouden. Maar eigenlijk is zij overbodig, omdat wij al doen wat de motie vraagt.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De staatssecretaris ontraadt het aannemen van mijn amendement. Daarover wil ik nog een opmerking maken. Hij zegt dat het een tegengestelde prikkel zou zijn om aan het werk te gaan. Dat is niet het geval. Er is sprake van een forse vrijlating, forser dan bij andere regelgeving. Er is dus geen sprake van een desincentive. Het is mijn bedoeling om iets te bieden aan mensen die geen enkel perspectief hebben. Het zijn vooral alleenstaanden en vaak weduwen met een WAO-uitkering. Het zijn er niet veel. Die vrees is ongegrond. Het zijn veelal mensen die er hun leven lang nooit op vooruit zijn gegaan, behalve bij dit ene wetje dat wij nu behandelen. Naar mijn mening is het niet meer dan redelijk dat wij de ruimte maken voor zeer bescheiden mutaties. Meer vraag ik niet.

Staatssecretaris Van Hoof:

Ik begrijp dat mevrouw Noorman haar bijdrage nog eens wil onderstrepen. Ik blijf van mening dat wel degelijk sprake is van een desincentive, zij het niet voor de volle honderd procent. Ik heb uitgebreid beargumenteerd waarom dit amendement naar mijn mening niet in het wetsvoorstel moet worden verwerkt en het aannemen ervan dus moet worden ontraden.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over het wetsvoorstel en de ingediende motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 21.32 uur

Naar boven