Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 8, pagina 494-499 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 8, pagina 494-499 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving (30678).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Mevrouw de voorzitter. Het kan niet anders of de fractie van de PvdA steunt een wetsvoorstel dat de positie van de werknemer versterkt in het geval een werkgever onder het wettelijk minimumloon betaalt. Wij hebben daar wel een aantal opmerkingen bij. Dat nu een civiele procedure wordt omgezet in een bestuursrechtelijke handhaving moet in de ogen van de regering gepaard gaan met het schrappen van twee bepalingen in de wet, waarmee juist meer rechten aan de werknemer worden gegeven.
De eerste bepaling houdt in dat een werkgever die onder het wettelijk minimumloon is gedoken 5% toeslag per dag moet geven aan de werknemer. De rechter kan daar nog iets anders van maken. Dat recht wordt nu echter geschrapt. Ik zie niet wat de wijsheid daarvan is. Daarom heb ik samen met mevrouw Van Gent een amendement ingediend om die bepaling te handhaven. Mensen die onder het minimumloon betaald worden hebben gewoon te weinig geld om van te leven. Dat zijn de klanten van de voedselbank. Dat zijn de mensen die in een schuldenpositie komen. Dat willen wij niet. Vaak maak je schulden als je lang een laag inkomen hebt. Ik wil daarom de huidige wettelijke regeling dat de werkgever een toeslag van 5% bij de terugbetaling doet handhaven.
De tweede bepaling die wordt geschrapt, is dat de Arbeidsinspectie de ondernemingsraad van de onderneming die de wet en de cao ontduikt informeert. Ik begrijp de theorie wel, maar ik vind het belangrijk dat de ondernemingsraad kan reageren op zo'n signaal, om te bewaken dat de werkgever zich houdt aan de cao-bepalingen. Ik zie graag dat de bestaande bepaling gehandhaafd wordt. Ik heb daarom ook daarover samen met mevrouw Van Gent een amendement ingediend.
Ik was niet gelukkig met de door de staatssecretaris gehanteerde theorie dat het aantal formatieplaatsen bij de Arbeidsinspectie voldoende is om niet alleen de Wav, maar ook het hele traject van het minimumloon goed uit te voeren. Hij wil geen geld voor uitbreiding beschikbaar stellen. Ik nodig hem uit om nog eens aan te geven waarom hij denkt dat je voor de prijs van één twee dingen kunt doen. Dat is misschien op de markt zo, maar niet in de fraudebestrijding. Daar hebben wij het hier over. Ik houd ervan dat de overheid een ferme vuist heeft, om fraude echt aan te pakken, met voldoende man- en vrouwkracht. De staatssecretaris heeft mij daar nog niet van overtuigd.
Ik begrijp ook niet goed waarom in het wetsvoorstel niet wordt vooruitgelopen op de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht. In de Wet boete en maatregelen is dat wel gebeurd. Ook alle elementen van de Europese regelgeving zijn daarin overgenomen. Nu gebeurt dat niet voor de bestraffing en sanctionering van werkgevers die in de fout gaan, terwijl vier jaar geleden dat wel gebeurde toen het werknemers betrof. Dat is een beetje raar. Natuurlijk, de vierde tranche is in behandeling, maar die behandeling duurt en duurt en duurt. Ik vind het dus niet meer dan terecht dat je de componenten van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht die ook bij de behandeling van de Wet boeten, maatregelen enzovoorts in aanmerking zijn genomen, voor de werkgevers van toepassing verklaart. Op dit punt vraag ik om opheldering. Ook krijg ik graag de verzekering dat als het aan de staatssecretaris ligt het regime van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht op korte termijn zal gelden.
Ik vind wel dat de regering met dit voorstel het niet toepassen van de regels voor het minimumloon op een goede manier bestrijdt. Dat móet gezegd worden. Ik zie mevrouw Verburg verbaasd kijken, maar als iets goed gaat zeg ik het ook, evenzeer als ik dat doe als mij iets niet bevalt. Ik prijs de regering ervoor dat zij haar oorspronkelijk voorstel om het verband tussen het wettelijke minimummaandloon en de normale arbeidsduur los te laten, heeft ingetrokken. Dat was echt een onzalig idee.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Het is goed dat de regering met verve de ontduiking van het betalen van het minimumloon door werkgevers aanpakt, want het is natuurlijk schandelijk dat dit soort praktijken voorkomen. Op zichzelf is het goed nieuws dat de aantallen werknemers die met die ontduiking te maken krijgen, is gedaald. In 2001 ging het nog om 68.000 werknemers en in 2004 om 36.000 werknemers, maar in de ogen van de fractie van GroenLinks zijn dat nog steeds 36.000 werknemers te veel. Dat zal de regering met mij eens zijn. Het ontduiken van het minimumloon moet dan ook hard en effectief worden aangepakt. Het is voor deze mensen al geen vetpot en bovendien moet men voor het minimumloon vaak heel hard werken. Het kan dan niet zo zijn dat er van deze mensen misbruik wordt gemaakt. Wellicht is dat het gevolg van onkunde, doordat deze werknemers niet precies weten waar zij recht op hebben. Het is ook mogelijk dat hiërarchische verhoudingen in een onderneming een rol spelen en dat daardoor deze mensen beschroomd zijn om van de ontduiking werk te maken.
Voorzitter. Het voorgaande heeft mij ertoe gebracht om de amendementen van mevrouw Noorman mede te ondertekenen. Ook ik begrijp niet dat de bijzondere regeling afgeschaft moet worden. Als er namelijk sprake is geweest van ontduiking, moet de desbetreffende werknemer een tegemoetkoming kunnen krijgen. Zoals mevrouw Noorman zei, gaat het hierbij om mensen die heel snel in de problemen komen als zij minder krijgen dan het minimumloon. Dat loon heet niet voor niets minimumloon. Het is best lastig om daarvan op een goede manier rond te komen.
Ik vind het verder goed dat de betrokken werknemer en de ondernemingsraad in kennis worden gesteld van een geconstateerde niet naleving. Daarover gaat het andere amendement. Het is goed dat gecheckt kan worden of de cao wordt ontdoken. Daarom moet de regelgeving op dit punt worden gehandhaafd.
Voorzitter. In de stukken wordt een verband gelegd met de Wav, omdat het daarbij gaat om hetzelfde idee. Er is dan sprake van uitbuiting en het ontduiken van de regels door de werkgever. Ook dat moet hard en effectief worden aangepakt.
Voorzitter. De staatssecretaris tracht blijkbaar tot een uitruil te komen. Hij zegt namelijk dat als wij het vrije verkeer van werknemers vlot regelen, bij de Arbeidsinspectie capaciteit vrijkomt om beter te controleren op het betalen van het minimumloon. Binnenkort hebben wij daar een overleg over en dat lijkt mij heel erg terecht. Er wordt namelijk de sfeer gecreëerd dat dat vrije verkeer van werknemers in kannen en kruiken is. Vandaag hebben wij evenwel een brief gekregen van de FNV, de CNV en het MHP en zij zijn op dit punt aanmerkelijk genuanceerder. Zij vragen met name aandacht voor de goede regels, waarvan de naleving door de Arbeidsinspectie gecontroleerd moet worden. Daarover zijn afspraken gemaakt in de vele overleggen die wij hierover hebben gehad. Die controle betreft het naleven van de arbeidsvoorwaarden en de huisvesting van mensen die in Nederland komen werken. Ik hoor graag van de staatssecretaris waarop zijn optimisme is gebaseerd dat je met dezelfde mensen en door het schuiven met taken meer zou kunnen doen. Er is namelijk nog niets geregeld. Het lijkt mij hartstikke mooi, als wij hier bijvoorbeeld over twee jaar kunnen zeggen dat het ontduiken van het minimumloon is gereduceerd tot kleine aantallen, zeker veel minder dan die 36.000 en dat er ook in het kader van de Wav geen ontduiking plaatsvindt van de afspraken die wij hebben gemaakt over arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden.
Mevrouw Bibi de Vries (VVD):
Voorzitter. Ik heb minder dan een minuut spreektijd aangevraagd, dus het lampje mag wat mij betreft gaan branden.
De VVD-fractie heeft nog een vraag aan de staatssecretaris. Wordt de controle nu uitgebreid of niet? Met andere woorden, heeft de Arbeidsinspectie meer werk of minder werk? Dat is ons niet zo duidelijk geworden uit de stukken. Wij steunen het wetsvoorstel, maar de vraag is wat dit in de praktijk oplost.
Mevrouw Verburg (CDA):
Voorzitter. Wij vinden dit ook een goed wetsvoorstel. Dit zal het maatschappelijk draagvlak bevorderen onder het vrije verkeer van werknemers uit Centraal- en Oost-Europese landen. Het lost ook een probleem op van werknemers in Nederland zelf. Als werknemers onder het wettelijk minimumloon werden betaald, moesten zij tot nu toe een civielrechtelijke procedure aanspannen tegen hun werkgever. Ook hier al werkende Nederlandse werknemers kunnen nu een beroep doen op de Arbeidsinspectie. Dat vinden wij een groot voordeel.
Het tweede grote voordeel vinden wij de samenwerking die tot stand komt tussen sociale partners in het private domein en de Arbeidsinspectie in het publieke domein. Kan de staatssecretaris nog heel kort aangeven hoe die samenwerking in de praktijk handen en voeten zal krijgen? Betekent dat een telefoontje? Hoe gaat het dan verder?
Er is echter een punt dat ons niet helemaal aanstaat. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel en ook in de nota naar aanleiding van het verslag wordt ingegaan op de vraag of andere handhavingsdiensten en instituties ook hun handhavingsprioriteiten leggen bij de handhaving van het wettelijk minimumloon. Aangegeven wordt dat die instituties – ik denk aan het UWV, gemeenten, de Belastingdienst, de SIOD, de FIOD en noem maar op – deze handhavingsprioriteit zullen toetsen aan hun eigen handhavingsprioriteit. Dat vindt de CDA-fractie geen goed idee. Om die reden en omdat een aantal andere fracties dat met de CDA-fractie eens is, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat handhaving van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag een belangrijk instrument is voor het maatschappelijk draagvlak ten aanzien van het vrij verkeer van werknemers uit Centraal- en Oost-Europese landen;
van mening dat daarbij van belang is dat, naast een soepele samenwerking tussen sociale partners en de Arbeidsinspectie, ook de samenwerking tussen de Arbeidsinspectie en andere bij handhaving betrokken overheidsdiensten en instituties effectief vorm krijgt;
constaterende dat betreffende diensten en instituties thans aangeven de activiteiten van de Arbeidsinspectie te zullen toetsen aan de eigen handhavingsprioriteiten;
verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat vanaf uiterlijk 1 januari 2007 de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag tot de handhavingsprioriteiten behoort van alle bij de handhaving betrokken diensten en instituties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Verburg, Bibi de Vries, Noorman-den Uyl, Van Gent en Van Oudenallen.
Zij krijgt nr. 11(30678).
Mevrouw Verburg (CDA):
Voorzitter. Omdat de Kamer heeft afgesproken om alles in een termijn per wetsvoorstel te behandelen, geef ik alvast aan dat, als de staatssecretaris een ruime toezegging doet, wij bereid zijn te overwegen deze motie in te trekken.
Staatssecretaris Van Hoof:
Voorzitter. Het is goed om even te memoreren dat dit wetsvoorstel voortvloeit uit het kabinetsstandpunt over het werknemersverkeer uit nieuwe lidstaten. Het maakt ook onderdeel uit van het flankerend beleid als de grenzen op 1 januari aanstaande of eventueel later opengaan. Het wetsvoorstel ziet niet alleen op werknemers uit de MOE-landen, maar ook op Nederlandse werknemers die minder dan het wettelijk minimumloon krijgen betaald. De Arbeidsinspectie heeft niet alleen een controlerende taak ten aanzien van de Wav, maar ook ten aanzien van de Wet op het minimumloon.
Er zal geen sprake zijn van uitbreiding van het aantal te controleren bedrijven. Het ligt voor de hand dat betaling onder het minimumloon vaak gepaard gaat met het in dienst hebben van illegalen. De Arbeidsinspectie zal een selectie maken van bedrijven waar het risico op dergelijke verschijnselen het grootst is. De Kamer en ik weten dat het dan vooral om sectoren zoals de tuinbouw of de horeca gaat. Bij de controles in het kader van de Wav zal tegelijk gecontroleerd worden of het wettelijk minimumloon wordt betaald. Dat vergt dus geen extra capaciteit. Bij de Arbeidsinspectie zijn ongeveer 180 formatieplaatsen beschikbaar voor de controle op de naleving van de Wav. Daarmee is ook de capaciteit voor de controle op de naleving van de Wet op het minimumloon duidelijk. Bovendien moet men zich realiseren dat de Arbeidsinspectie veel minder hoeft te controleren als de tewerkstellingsvergunningen zijn vervallen. Dat betekent dat de beschikbare capaciteit niet meer toegespitst op de illegaliteit maar veel meer toegespitst op de combinatie van illegaliteit en het wettelijk minimumloon kan plaatsvinden. Wij gaan er dus inderdaad van uit dat met de huidige capaciteit de handhaving van het wettelijk minimumloon in dit kader voldoende zal kunnen worden afgedekt en dat daar voldoende in zal kunnen worden voorzien. Ik ben dus inderdaad van mening dat de handhaving van het wettelijk minimumloon kostenneutraal zal kunnen plaatsvinden. Dat zeg ik naar aanleiding van de vraag of de capaciteit moet worden uitgebreid of niet. Op dit moment denk ik echt dat dat niet nodig is, gelet op de verschuiving die wij met elkaar mogen vaststellen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
U zegt dat het kostenneutraal kan en dat extra controle niet nodig is, maar wij weten allebei dat er sprake is van een substantieel aantal frauduleuze zaken waarbij werkgevers zich niet aan de regels houden. Ik vind 0,6% van de arbeidspopulatie heel veel. Kunt u verduidelijken hoe dit volgens u dan wel geregeld zou kunnen worden? Komen de opgelegde boetes ten goede van de exploitatie van de controle en de inspectie of gaan die boetes gewoon in de algemene middelen? Ik begreep in het land dat daar verschil van inzicht over is. Gaat u de meeropbrengst van de sancties ter beschikking stellen van het inspecterend orgaan?
Staatssecretaris Van Hoof:
Ik probeerde zojuist aan te geven dat uw waarneming voor een belangrijk deel te maken heeft met het door ons allen waargenomen feit dat op dit moment nog een substantiële hoeveelheid illegale arbeid wordt verricht. Wanneer je die illegale arbeid voor een belangrijk deel legaal maakt omdat je, populair gezegd, de grens openzet, hoeven op dat punt veel minder activiteit, intensiteit en nazorg in de vorm van procesverbalen en het opleggen van boetes plaats te vinden. Die capaciteit kun je heel goed inzetten ten gunste van datgene waarover wij nu spreken. Aan de ene kant is er dus minder werk, maar aan de andere kant komt er een activiteit bij. Dat neutraliseert en dat betekent dat de Arbeidsinspectie en ik verwachten dat wij dit op deze manier neutraal kunnen afhandelen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Dan verzoek ik u om een jaar na de invoering met een tussenrapportage naar de Kamer te komen, waarin wordt aangegeven in welke mate verschuiving van de inspectie heeft plaatsgevonden, wat het saldo is van de registratie van overtredingen en dus ook welke kosten en revenuen dit heeft opgeleverd.
Staatssecretaris Van Hoof:
De Kamer wordt, zoals bekend, periodiek geïnformeerd over de prestaties en de activiteiten van de Arbeidsinspectie. De Kamer krijgt ook het jaarplan en vervolgens de resultaten daarvan. De Kamer krijgt ook regelmatig rapporten. Zij beschikt dus over heel veel informatie. Ik denk daarom dat wij niet nog iets extra's zouden moeten maken, want het staat in allerlei rapportages en ik denk dat de Kamer wat dat betreft de juiste informatie al krijgt.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Mag ik u dan vragen om die rapportage zo toe te spitsen dat het effect van deze wetswijziging zichtbaar wordt? Dat is immers wat ik wil weten.
Staatssecretaris Van Hoof:
Zoals bekend is de wetswijziging gerelateerd aan de beweging met betrekking tot de open grenzen, want daar wordt de beweging tot stand gebracht. Die relevantie is natuurlijk punt één en aan de hand daarvan zal volgens mij in de rapportages van de Arbeidsinspectie blijken waarop ingezet is, waarop gecontroleerd wordt en hoeveel werk dat bij elkaar heeft opgeleverd. Ik denk dus dat het in de reguliere informatie over de inspectie zit. Als het daar niet uit te halen is, zal ik bezien of dat redelijkerwijs – zonder al te veel lasten en extra werk – op de een of andere manier duidelijk te maken is. Met uw instemming houd ik dus graag een klein slagje om de arm, maar ik begrijp uw behoefte.
Er zijn een paar concrete vragen gesteld die gerelateerd zijn aan ingediende amendementen. Een van die vragen betreft de kennisgeving aan de ondernemingsraad. In de huidige situatie is de kennisgeving aan de ondernemingsraad bedoeld om de werkgever via de ondernemingsraad extra prikkels te laten krijgen om alsnog het juiste loon te gaan betalen. Dat is vanuit die situatie ook een middel om dat te organiseren. In de nieuwe situatie wordt die drang, die prikkel, echter georganiseerd door de last onder dwangsom. Dat is een veel directer en veel effectiever middel om die druk te organiseren. Sociale partners informeren wij in het kader van het flankerend beleid. Dat doen wij vanuit de gedachte dat, waar beneden het minimumloon betaald zal worden, zeer waarschijnlijk ook buiten de cao om zal worden betaald. Gezamenlijk wordt overeenkomstig de afspraak gewerkt om uitwisseling tussen de arbeidsinspectie en de sociale partners te bewerkstelligen. Het is de taak van de sociale partners om de cao te handhaven.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
In artikel 28, lid 1, van de WOR is bepaald dat de ondernemingsraad uitdrukkelijk de taak heeft om erop toe te zien dat wettelijke voorschriften worden nageleefd. Als de werkgever de voorschriften met betrekking tot het minimumloon ontduikt, is niet illusoir dat hij zich ook niet aan andere regels in de cao of aan bedrijfsgebonden afspraken houdt. Juist op dat punt vervullen de WOR en de ondernemingsraden nadrukkelijk een rol. Ik pleit er daarom voor om die melding te handhaven. Zodoende geven wij het orgaan dat dicht op het proces zit de kans om zijn taak waar te maken.
Staatssecretaris Van Hoof:
Mevrouw Noorman-den Uyl haalt twee zaken door elkaar: de cao-partijen zijn verantwoordelijk voor de cao. Dat is niet de ondernemingsraad. Dat is anders als er afspraken worden gemaakt over arbeidsrechtelijke zaken, maar dan is er geen sprake van een cao. Wat mij betreft komen wij de afspraken in het flankerend beleid na. De cao is immers een regeling die civielrechtelijk wordt gehandhaafd. De ondernemingsraad mag op basis van de WOR de door mevrouw Noorman-den Uyl geschetste rol vervullen, maar dat is een andere dan die welke de cao-partijen in het kader van de cao hebben. Het lijkt mij dan ook geen goede zaak om de in het amendement op stuk nr. 10 voorgestelde tekst in het wetsvoorstel op te nemen. Derhalve ontraad ik de Kamer om deze motie aan te nemen. Ik vermoed namelijk dat het verwarring veroorzaakt. Als een en ander al aan de orde zou moeten komen, is dat mogelijk in het kader van het flankerend beleid.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ik handhaaf mijn amendement.
Staatssecretaris Van Hoof:
Ik kom op het amendement dat tot doel heeft om het schrappen van artikel 18c ongedaan te maken. Dat artikel gaat uit van civielrechtelijke handhaving. Als de werknemer kiest voor een loonvordering als blijkt dat de werkgever te weinig heeft betaald, kan tevens aanspraak worden gemaakt op een verhoging. Die kan overigens worden gematigd. In de nieuwe situatie gaan wij over op een systeem van publiekrechtelijke handhaving. In dat geval kan dat artikel worden geschrapt. De werkgever krijgt een boete wegens onderbetaling en er zal sprake zijn van een last onder dwangsom om het juiste loon alsnog te voldoen. Het schrappen van dat artikel zou overigens geen grote gevolgen hebben voor de wettelijke verhoging in geval van niet juiste betaling van het loon door de werkgever. Het Burgerlijk Wetboek voorziet immers al in die verhoging. Enerzijds wordt het dus opgelost door de last onder dwangsom en anderzijds gebeurt dat door de tekst in het Burgerlijk Wetboek. Uit het voorgaande blijkt dat ik de Kamer ook ontraad om dit amendement aan te nemen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ik heb in de nota naar aanleiding van het verslag gevraagd of mensen die onder het minimumloon worden betaald een vergoeding kunnen krijgen in verband met kosten en schulden. De staatssecretaris zei dat die voor niets anders in aanmerking komen dan de wettelijke rente. Die is echter echt wat lager dan het bedrag dat in de huidige regeling geldt. Dat is ook de reden waarom ik dat bedrag wens te handhaven, omdat daar het aspect van schadevergoeding in zit. Dat zit niet in de wettelijke rente.
Staatssecretaris Van Hoof:
Schadevergoeding zit niet in de publiekrechtelijke handhaving en moet daar ook niet in zitten. In dit kader speelt de verdeling tussen de civielrechtelijke handhaving en de publiekrechtelijke handhaving. De dwangsom is hier het geëigende instrument om een en ander te bewerkstelligen. Voor de niet-tijdigheid verwijs ik naar het Burgerlijk Wetboek.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
De staatssecretaris zit er naast. Ik heb in het debat over de tijdige betaling door het UWV net zo lang doorgeploegd tot duidelijk werd dat het UWV gerechtigd is om een schadevergoeding te betalen. Dat gebeurt met een schadebesluit. Wij hebben daar twee weken geleden over gedebatteerd. Dat staat vast. Daarmee is het argument dat in de publiekrechtelijke sfeer geen sprake is van schadevergoeding van de baan. De mensen om wie het hier gaat, hebben wel degelijk te maken met schade. Het is dus passend als de huidige bepalingen in stand blijven.
Staatssecretaris Van Hoof:
Wij lopen het gevaar te gaan millimeteren. Mevrouw Noorman-den Uyl spreekt van de publiekrechtelijke sfeer. Ik spreek daar niet over. Ik spreek van arbeidsvoorwaarden en de handhaving daarvan met tot voor kort een civielrechtelijke procedure als het mis gaat. Daar hoorde een eventuele verhoging bij. Wij gaan nu over naar een publiekrechtelijke handhaving en een heel andere situatie, een andere reactie en een ander overheidsinstrument. In die situatie is de relatie met de verhoging niet aan de orde. Wij halen dan twee dingen door elkaar.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
De staatssecretaris beroept zich op een dwangsom die echter ten goede komt van de overheid en niet van het slachtoffer van het fout handelen van een werkgever. Het is niet meer dan passend dat de overheid in haar eigen regelingen erin voorziet dat een werkgever door opcenten, boven de bij de werknemer opgebouwde schuld, de werknemer genoegdoening geeft. Ik handhaaf het amendement. Ik vraag de staatssecretaris dit opnieuw te overwegen.
Staatssecretaris Van Hoof:
Ik heb mevrouw Noorman gehoord. Onze standpunten zijn duidelijk.
Bij de vierde tranche wordt in het voorstel naadloos aangesloten bij de regelingen in de Wav, de Arbeidstijdenwet en de Arbowet. In het kader van de vierde tranche Awb is afgesproken dat alle wetgeving in beginsel tegelijkertijd wordt gestroomlijnd. Er is dus geen reden om in dit wetsvoorstel hiervan af te wijken. Het zal gelijktijdig gebeuren en het komt er dus aan.
Mevrouw Van Gent dacht mij te horen zeggen dat ik optimistisch ben over het vrij verkeer van werknemers. Ik heb de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken. Over de uiteindelijke stand van zaken zal ik de Kamer informeren als ik daarover meer weet. Het pakket waarover wij spreken is breder dan alleen deze wet of alleen de afspraken met de sociale partners. Bij dat pakket is door de griffier van de commissie verzocht om daarover informatie te verstrekken. Ik ben bezig te bezien hoe ik die vraag op de best mogelijke wijze kan beantwoorden.
Mevrouw Verburg heeft een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om allerlei zelfstandige organen te dwingen om de handhavingsprioriteiten te veranderen. Met deze formulering geef ik al aan waar naar mijn mening de grens ligt. De Arbeidsinspectie gaat straks gebruik maken van de gegevens van de Belastingdienst over bijvoorbeeld de eerstedagsmelding. Dat is een instrument waarmee de Inspectie kan werken bij de handhaving rond illegale arbeid in de nieuwe situatie. Bij de risicoanalyse in het kader van de wet minimumloon wordt ook gebruik gemaakt van gegevens van de Belastingdienst, alsmede van het UWV en allerlei andere instanties. Daarmee wordt bijgedragen aan het bepalen van de vijver waarin de meeste vissen zitten. In die vijver wordt gevist, om het populair te zeggen. In die zin zijn de instanties die in de motie worden genoemd bij elkaar betrokken. Omdat de zelfstandige instanties – zbo's en gemeenten – een eigen handhavingstaak hebben, is het heel moeilijk om hen iets op te leggen.
Als ik de motie goed begrijp, dan gaat het mevrouw Verburg om het tot stand brengen van maximale samenwerking en om het brengen van die instanties naar de dezelfde vijver waar de vissen in zitten. Het lijkt mij goed om haar in dit verband te herinneren aan de slagen die de laatste jaren gemaakt zijn. Ik wijs op de verschillende interventieteams waarin Vreemdelingenpolitie, gemeente, UWV en Arbeidsinspectie gezamenlijk optrekken in de sectoren waar problemen worden verwacht. Er opereerde een interventieteam in het Westland en ook rond de Utrechtse Straatweg. Ook in de horeca zijn interventieteams actief. De samenwerking wordt dus veel meer tot stand gebracht vanuit functionele posities en vanuit de eigen verantwoordelijkheid dan vanuit geduw en getrek van mijn kant.
Ik heb niet de mogelijkheid om handhavingsprioriteiten op te leggen aan de verschillende zelfstandige instanties, maar ik begrijp de geest van de motie. Die samenwerking is voor een deel al aanwezig en wordt waar nodig ondersteund en uitgebreid. Ik kan het dus met mevrouw Verburg eens zijn, maar dat verschilt van hetgeen in de motie staat. Ik vraag haar dus om wat zij opgeschreven heeft te heroverwegen.
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik zal erover nadenken en overleggen met mijn collega's. Het antwoord van de staatssecretaris stelt mij echter niet helemaal gerust. Wij hebben ernaar gevraagd en twee keer hetzelfde antwoord gekregen. Ondertussen kennen wij onze pappenheimers in de uitvoerings- en handhavingsketen. Wat betreft de regionale interventieteams, hebben wij gehoord dat de prioriteit van de een vaak botst met die van de ander, waardoor bepaalde interventies niet kunnen doorgaan. Het is de Kamer serieus; er moet worden gehandhaafd. Wij willen ten minste dat de Arbeidsinspectie op geen enkele wijze wordt gehinderd. Al die instituties en andere diensten moeten de handhaving van de regels voor het minimumloon en de minimumvakantiebijslag ondersteunen.
Staatssecretaris Van Hoof:
Ik begrijp de gedachte die ten grondslag ligt aan de inzet van mevrouw Verburg. Op het punt van de samenwerking heb ik informatie naar de Kamer gestuurd. Ook ik weet dat verschillende prioriteitstellingen enige tijd geleden wel eens zorgden voor problemen. Ooit is een inspectie niet doorgegaan omdat er hier in Den Haag opeens iets heel bijzonders gebeurde waarover wij nu met elkaar nog spreken. Zoiets is niet altijd te vermijden. Binnenkort heb ik een overleg met de Kamer over handhaving in het algemeen. In de stukken die ik in dat verband aan de Kamer heb gezonden, staat dat er de laatste tijd juist positieve ontwikkelingen zijn, ook van de kant van het OM. In het licht van de gebeurtenissen in het verleden begrijp ik de zorg van mevrouw Verburg. Die zorg is echter vertaald in verbetering. Het zal bovendien een permanent punt van aandacht blijven; ik zal niet achterover gaan leunen. Tegen die achtergrond herhaal ik mijn verzoek aan mevrouw Verburg.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, aanstaande dinsdag over het wetsvoorstel en de ingediende motie te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt enkele minuten geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20062007-494-499.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.