Aan de orde is het debat over de Najaarsnota 2006 (30885).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Dit is de zoveelste Najaarsnota van minister Zalm. De eerste van minister Zalm heb ik ook meegemaakt, want toen waren wij beiden al hier, in dezelfde functies als nu. Ik heb vaak voorspeld dat het misschien wel de laatste Najaarsnota van minister Zalm zou zijn, maar ik heb bij de behandeling van het Belastingplan al gezegd dat je makkelijker kabinetten weg krijgt dan minister Zalm. Wie weet dus wie uiteindelijk na de nieuwe coalitieonderhandelingen het ministerie van Financiën gaat "doen".

Toch bespreken wij nu nog deze Najaarsnota. Er is in ieder geval één zwaar principieel punt waarop de minister echt de mist in gaat. Daar wil ik echt een serieus debat over voeren. Dat betreft ook het budgetrecht van de Kamer. Ik begin met een heel korte beoordeling van de Najaarsnota. Tot slot zal ik proberen om een paar begrotingszaken te regelen.

De Najaarsnota is het eindverslag van de stand van zaken van de begroting van de inkomsten en uitgaven over het lopende begrotingsjaar. Kijkend naar de oorspronkelijke begroting voor 2006, die is ingediend bij de Miljoenennota in september 2005, zijn enorme meevallers te boeken. Het EMU-saldo is nu niet -1,8%, zoals toen werd geraamd, maar +0,4%. Dat is een meevaller van 11 mld. Sinds de Miljoenennota van 2007, dus sinds september jongstleden is er ook weer een meevaller van 1,5 mld. Die meevaller heb ik overigens al inbegrepen in die 11 mld. Dat is dus enorm. Mijn eerste vraag is daarom of het inmiddels alweer veel beter is dan toen de minister een maand geleden deze Najaarsnota naar ons stuurde. Hoe staan wij er nu voor met het saldo en met de inkomstenmeevallers, maar ook met de uitgavenmeevallers? De minister noteert in de Najaarsnota immers dat er een onderuitputting is van 300 mln. Wij zijn eraan gewend dat dat tussen de Najaarsnota en het eind van het jaar meer wordt. Is dat ook nu zo en hoeveel wordt het dan volgens de minister? Van die 300 mln. geeft de minister overigens 140 mln. aan het Restauratiefonds; dat heeft ook onze steun. De EMU-schuld is in al die tijd afgenomen van 55,4% naar de nu verwachte 49,5%. Er zijn dus enorme meevallers door belastingen en gasbaten en ook kleine meevallers aan de uitgavenkant.

Dit roept wel vragen op. Hoe kunnen die ramingen zo ontzettend mis zitten? Als wij de hele periode van Balkenende, 4 jaar, overzien, valt sterk op dat de uitgaven aan de sociale zekerheid in die tijd in totaal 4,9 mld. lager uitkwamen. De sociale zekerheid heeft dus een veel lager uitgavenniveau gehad. De zorguitgaven zijn daarentegen 10,4 mld. hoger uitgekomen dan bij het regeerakkoord werd geraamd. Je kunt dus zeggen dat de gaten bij de zorg van VVD-minister Hoogervorst vooral zijn gedekt door de sociale zekerheid van minister De Geus. Je kunt het ook anders zeggen: het kabinet heeft wel heel fors gekapt in de sociale zekerheid. Die meevallers komen immers voor een deel door volumeontwikkelingen, maar voor een deel ook door bezuinigingen in de sociale zekerheid.

Een andere opmerking die ik mij veroorloof, is dat ik heel benieuwd ben hoe het CDA de gedachte om de komende jaren fors te bezuinigen in de zorg, gaat waarmaken als je ziet wat er de afgelopen vier jaar – ook onder CDA-bewind – is gebeurd. Er is immers 10 mld. meer uitgegeven in plaats van minder, mijnheer De Nerée. Misschien kan de minister deze enorme ramingsverschillen echter verantwoorden, al is het maar van de afgelopen anderhalf jaar, sinds de Miljoenennota op basis waarvan de begroting van dit jaar is opgemaakt. Ik spreek de minister daarmee dus een beetje aan op zijn vakmanschap, want iemand die regeert, kan vooruitzien en moet dus ook vooruitzien hoe het gaat met mee- en tegenvallers en begrotingsuitgaven en -inkomsten.

Daarmee hangt samen dat nu bijvoorbeeld bij suppletoire begrotingen van Verkeer en Waterstaat een enorm bedrag wordt uitgegeven voor het Infrafonds. Het Infrafonds is nu niet expliciet aan de orde, maar ik spreek de minister van Financiën hier toch op aan. In het Infrafonds worden de verplichtingen verhoogd. Voor de zaken die betrekking hebben op het spoor, gebeurt dat met 2,5 mld. en voor het hoofdwegennet met 900 mln. Er wordt dus "even" bij suppletoire begroting een verhoging van 3,4 mld. geregeld. Wij en andere Kamerleden hebben daarover veel vragen gesteld aan minister Peijs. Onder andere hebben wij haar gevraagd waaraan dat geld zal worden besteed. Tevens hebben wij haar verzocht om wat dat betreft een meerjarenbeeld te schetsen. Nu wordt een en ander immers zomaar geregeld, zonder daarbij aan te geven hoe lang die meerjarenverplichtingen doorlopen. Het is een groot bedrag dat meerjarig wordt vastgelegd. Wij hebben daarom ook gevraagd naar de resterende budgetflexibiliteit. Die budgetflexibiliteit is uiteraard van groot belang voor de volgende Kamer en regering. Zij moeten immers weten wat dit kabinet in zijn laatste maand "nog even" heeft vastgelegd.

De antwoorden van de minister van Verkeer en Waterstaat waren bijzonder teleurstellend. Alle vragen werden op een hoop geveegd en kort en achteloos beantwoord, zonder specificatie van het meerjarenbeeld en de projecten die daarmee zullen worden gerealiseerd. Er worden weliswaar enkele projecten genoemd, maar daaraan wordt in totaal niet een bedrag van 3,5 mld. besteed. Steeds wordt gezegd dat dit ook niet hoeft, omdat dit alles gebeurt conform de voorschriften van het ministerie van Financiën. Naar mijn oordeel kunnen wij dergelijke grote bedragen niet vastleggen. Ik laat het bij deze opmerkingen, omdat mevrouw Dijksma morgen namens mijn fractie met minister Peijs over dit onderwerp zal spreken. Toch hecht ik eraan om te zeggen dat dit ook hoort bij de hoofdregels die betrekking hebben op de manier waarop wij met elkaar omgaan op het terrein van het financieel beleid en de verantwoording. Ik hoop dat de minister van Financiën zich op dit punt ook kort kan verantwoorden. Mocht dat niet het geval zijn, dan kan hij morgen in ieder geval de minister van Verkeer en Waterstaat bijstaan. Op deze manier kan het immers niet.

Het heeft mij nogal gestoken dat wij nog vrijdagavond een brief van de minister van Financiën ontvingen waarin het budgetrecht van de Kamer werd geschoffeerd. In de brief staat dat dit demissionaire kabinet niet veel kan doen. Dat is juist. Vervolgens lees ik in de brief dat de Kamer daarom ook niet veel mag. Als zij al amendementen aanneemt, kan dat een extra uitgavenruimte geven. Mocht de minister echter van mening zijn dat er geen sprake is van een goede dekking, dan zal hij die amendementen niet uitvoeren. Een amendement is het beschikbaarstellen van een uitgavenplafond, maar het geld hoeft niet te worden besteed. Het plafond is het dak. Er mag dus niet meer worden uitgegeven, dus de minister zal dat dan niet uitgeven.

Wij herinneren ons de discussie bij de Najaarsnota 2001 nog goed. Die is vervolgd bij de Voorjaarsnota 2002. Eenieder heeft daaraan een bijdrage geleverd. Ik herinner mij nog de interrupties van de heer Van der Vlies en de moties van onder anderen de heer Bakker en de heer Van der Staaij. Wij hebben gezegd dat het op die manier niet kan. Eén fundament van de democratie is dat de Kamer het budgetrecht heeft. Het vaststellen van een begroting staat gelijk aan het vaststellen van een wet. Er is geen sprake van een motie waarmee de Kamer het kabinet uitnodigt om iets te doen. Het budgetrecht gaat verder. Er is sprake van een wet en daarin wordt vastgelegd wat moet worden uitgevoerd. Ik hoef de geschiedenis niet te herhalen, maar het is belangrijk om te zeggen dat de bevolking er in het verleden genoeg van had dat de koning besliste wat er werd uitgegeven. In 1814 werd melding gemaakt van het budgetrecht. In 1815, 1840 en in 1848 volgde aanscherping van die regeling. Daaruit bleek dat de Kamer de bestedingsruimte bepaalt. Tevens bepaalt zij hoe die wordt binnengehaald, namelijk door middel van belastingen, en hoe die wordt besteed. Het lijkt alsof wij met deze minister, koning Zalm, terugkeren naar het preconstitutionele tijdperk en alsof hij eenzijdig kan bepalen wat de Kamer al dan niet goed heeft gedaan. Alleen de Kamer bepaalt hoe met de budgetten wordt omgegaan. Zij bepaalt waaraan zij het geld wil uitgeven en of dat komt uit bezuinigingen elders of belastingverhogingen elders. Het is zelfs mogelijk dat het komt uit een tekort dat hoger of lager kan uitvallen.

De heer Blok (VVD):

Het budgetrecht van de Kamer gaat mij ook aan het hart. Ik zal echter niet de enige zijn die de afgelopen weken op zoek is geweest naar enige logica in het staatsrecht in tijden waarin sprake is van een demissionair kabinet. Ik heb ontdekt dat een demissionair kabinet niet meer kan aftreden op het moment dat de Kamer een amendement aanneemt dat naar de mening van eerstgenoemde te ver gaat, wat mij logisch lijkt. Erkent de heer Crone dat wij ons in een dergelijke situatie bevinden?

De heer Crone (PvdA):

De demissionaire staat is juist ingesteld om een kabinet dat niet meer kan worden weggestuurd, voor fouten te behoeden. Vanmorgen heeft een aantal staatsrechtsgeleerden daarover een artikel in de Volkskrant geschreven. Als minister Zalm iets verkeerd doet, kunnen wij hem niet meer wegsturen. Wij kunnen hem ook niet wegsturen als hij dadelijk weigert om iets te doen dat wij willen. Dit nu juist zo bizar. Een demissionaire status is nooit ingevoerd om een nieuw gekozen Kamer die op dat moment het meest actuele beeld geeft van het volksgevoel, in haar bevoegdheden te belemmeren. Zeker als het om vrij duidelijke zaken gaat, is de demissionaire status helemaal niet aan de orde. De minister voegt de demissionaire status overigens slechts als een terzijde toe aan zijn brief van vrijdagavond. Hij maakt het weer net zo breed als vijf jaar geleden toen hij niet demissionair was. Hij knikt nu instemmend. Hij vindt dat de Kamer op het tweede plan staat als een kabinet beslist dat iets niet deugdelijk gedekt is of het om politieke redenen anderszins niet wenselijk acht om iets uit te voeren. Het moet de heer Blok als liberaal toch aanspreken dat de democratie er juist op gericht is dat niet de koning, zelfs niet koning Zalm, beslist waar belasting wordt geheven en waaraan die wordt uitgegeven?

De heer Blok (VVD):

Wij hebben te maken met een demissionair kabinet, met een uitvoerende macht en een controlerende macht, dat zijn wij. Het kan heel goed zijn dat de uitvoerende macht zegt: ik vind dit onuitvoerbaar. Zo'n uitspraak leidt normaal gesproken tot een dreiging met aftreden en consequenties daarvan in deze Kamer om al of niet door te zetten. Die uiterste sanctie is er nu niet. Dit moeten wij ons toch realiseren? Dit betekent toch ook dat er enige terughoudendheid voor deze Kamer is geboden?

De heer Crone (PvdA):

Nu maakt de heer Blok er helemaal een potje van, want de minister zegt niet dat hij als uitvoerende macht iets niet doet. Wij zijn medewetgever, bij amendering van begrotingswetten zijn wij medewetgever. De minister doet een voorstel en wij kunnen dan zeggen: het kan wel 10 mln. meer of minder, om welke reden dan ook. Na de stemmingen is de wet ook als zodanig veranderd. De minister heeft nooitgezegd dat hij iets niet zal uitvoeren vanwege uitvoeringsproblemen, hij zegt bijvoorbeeld dat de dekking niet goed is. Dat heeft niets met de uitvoering te maken. Zelfs als wij het dekken uit het financieringstekort of uit belastinginkomsten of wat dan ook, dan kan daar een meerderheid voor of tegen zijn, maar dat heeft niets te maken met de uitvoering. Overigens heeft de Kamer dit in 2005 besproken, en in 2002 en 2001. Als er na aanname van een amendement nieuwe argumenten zijn, dan horen wij dat wel.

De heer Blok (VVD):

De minister moet zijn eigen positie uitleggen. Ik vraag de heer Crone nu als collega Kamerlid hoe wij moeten omgaan met die demissionaire status, dus hoe hij het feit beoordeelt dat de uitvoerende macht nu niet de uiterste consequentie kan trekken, los van de vraag wat die uitvoerende macht daarvan vindt. Dit is een relevante vraag op dit moment, niet alleen in dit debat, maar waarschijnlijk ook de komende week.

De heer Crone (PvdA):

De heer Blok zoekt het veel te breed. Het is veel simpeler. Als de minister zegt dat hij iets niet kan uitvoeren, om persoonlijke redenen of wat dan ook, kan hij zelf opstappen. Als hij zegt dat hij iets om politieke redenen niet uitvoerbaar vindt, moet hij dit hier open en eerlijk zeggen voordat het debat is afgerond. Als een meerderheid vervolgens toch besluit om het zo te doen, heeft hij het op dit punt verloren en kan hij zich daarbij neerleggen omdat hij het geen hoofdpunt vindt, maar hij kan dat ook niet doen. Dit verandert niets aan de positie van de Kamer.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Wij waren ook buitengewoon verbaasd over deze brief. Dit soort brieven hebben vaak het tegengestelde effect van wat ze beogen. Ik heb er wel begrip voor dat het kabinet van mening is dat het een beslissing over ongedekte amendementen aan een volgend kabinet moet overlaten, want dan moet er binnen allerlei posten worden geschoven. In de brief wordt echter ook gesproken over een adequate dekking en wie bepaalt wat adequaat is? Ik zou graag van de minister horen wat adequaat is. De heer Crone zegt dat het budgetrecht wordt aangetast. Ik zal er in mijn termijn nog wel op terugkomen, maar als wij een dekking aangeven, dan bepalen wij als die dekking er is, of die adequaat is en niet het kabinet.

De heer Crone (PvdA):

Natuurlijk moet de Kamer zich bewust zijn van de vraag waar het geld vandaan komt als zij een uitgave voorstelt. Of een dekking adequaat is, is een politieke vraag. De Kamer moet zelf een politieke keuze maken: dek ik deze post uit bezuinigingen elders, uit lastenverzwaring, uit een hoger financieringstekort of uit een kleiner overschot. Dat is een volstrekt politieke keuze. Dat vervolgens een Kamermeerderheid kan besluiten, al of niet op basis van een regeerakkoord, om het zus of zo te doen, is prima. Maar als zich een Kamermeerderheid aftekent die 100 mln. wil uitgeven voor iets en dat dekt uit een uitgavenkader dat nog ruimte kent, is dat een meerderheidsbesluit. De Kamer doet dat in haar volle bewustzijn, de minister kan nog adviseren om het niet te doen, maar als deze niet wordt gevolgd, is de begrotingswet als zodanig aangepast en is die 100 mln. beschikbaar.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Dat vind ik dus geen adequate dekking.

De heer Crone (PvdA):

Dat kunt u vinden, maar nergens in de wet staat dat het niet zo mag. Dat is een belangrijk verschil. De minister bepaalt niet hoe de wet is.

Ik wil het CDA wel even helpen. We hebben deze discussie namelijk in april 2002 al gehad. De heer Wijn was destijds financieel woordvoerder. Hij zei toen: zo gaan wij natuurlijk niet met elkaar om. Toen ik dit vanochtend las, dacht ik: dat "zo gaan wij niet met elkaar om" leek altijd het stopwoordje van de premier, maar de heer Wijn is daar kennelijk mee begonnen. Hij zei dat er meteen moet worden uitgevoerd; als er een conflict is tussen regering en Kamer over dekking en uitgaven, moet dit meteen met de Kamer worden uitgevochten. Hij zei dat men het CDA hieraan mocht herinneren als het CDA weer aan de regering zou deelnemen. En, aldus de heer Wijn, het budgetrecht van de Kamer mag niet materieel worden uitgehold. Hij motiveerde daarmee de steun aan twee moties die daarna werden ingediend; een van de heer Van der Staaij en een van de heer Bakker, beide medeondertekend door nagenoeg de hele Kamer.

Ik wil het eigenlijk kort houden. Nu ligt er een voorstel tot wijziging van de Comptabiliteitswet bij de Tweede Kamer. Toevallig hebben we vorige week, voordat deze brief van de minister binnen was, besloten om hierover een hoorzitting te organiseren en het in het nieuwe jaar te behandelen. Ik zou dit daarbij willen opvoeren en alvast aan deze minister willen vragen om de Comptabiliteitswet aan te passen in de geest van de toenmalige moties. Ik overweeg om hierover na de tweede termijn ook een uitspraak van de Kamer in haar nieuwe samenstelling te vragen. Dan vraag ik de Kamer om uit te spreken dat amendementen moeten worden uitgevoerd, niet als een soort plafond voor wat de minister niet hoeft uit te voeren, maar naar de bedoeling van de Kamer. Dus het bedrag is beschikbaar, in de toelichting staat vaak waarom het geld wordt uitgegeven, en het kabinet is gehouden om dat als zodanig te doen. En een amendement kan alleen maar niet worden uitgevoerd wanneer daarvoor na het debat nieuwe argumenten komen.

Nog twee korte punten. Ik heb een amendement in voorbereiding. Het uitgavenkader is onderschreden met 300 mln. Ik heb al gevraagd of het meer wordt. Het kabinet zegt daarvan: laten we van het uitgavenkader waarvan 300 mln. over is, in ieder geval 140 mln. in het restauratiefonds doen. Het is dus geen principiële kwestie dat onder het uitgavenkader niets mag worden uitgegeven, want het mag wel voor het restauratiefonds. Ik denk dat het heel verstandig zou zijn om met de Kamermeerderheid van vorige week voor de MEP-regeling een ruimere overgangsregeling te treffen en daarvoor 100 mln. uit het uitgavenkader beschikbaar te stellen. Die kan vervolgens nog voor januari aan TenneT worden overgemaakt, als voorschot op de uitvoering van de overgangsregeling in het volgende jaar. Daarmee kan de MEP-regeling meer in lijn met de oorspronkelijke bedoeling worden uitgevoerd.

Vergelijkbaar hiermee wil ik 40 mln. uittrekken voor de aanpassing van schoolgebouwen voor met name het speciaal onderwijs. De Kamer heeft onder andere via de motie-Verhagen meer geld voor het speciaal onderwijs beschikbaar gesteld, maar is vergeten om daar geld voor de aanpassing van schoolgebouwen bij te geven. Daarmee blijven we nog steeds binnen het uitgavenkader. Het lijkt me dat we daarmee een keurige dekking hebben voor verstandige maatregelen.

De heer Blok (VVD):

Over de MEP het volgende: de Kamer weet nog niet hoe groot het probleem is; daarom krijgen we in februari een brief over de omvang van het probleem. Dat er een probleem is, ben ik met u eens, maar hoe kunt u nu 100 mln. uittrekken als u nog niet weet hoe groot het probleem is?

De heer Crone (PvdA):

Minister Wijn heeft vorige week nog in een algemeen overleg tegen de Kamer gezegd dat hij in ieder geval te weinig geld heeft en dat hij weet dat we in februari zullen moeten constateren dat we moeten gaan loten wie in de overgangsregeling komt. Dat is natuurlijk bizar; we willen allemaal stabiliteit in het investeringsklimaat, in het bijzonder voor duurzame energie. Ik weet niet of 100 mln. genoeg is; misschien is het wel te veel, maar dat verwacht niemand. In ieder geval is er zo alvast 100 mln. beschikbaar dat niet ten laste komt van de begroting voor 2007, maar voor die van 2006. Dat hebben we dan alvast in de pocket. Het belast ook niet de formatieonderhandelingen, want alles is dan nu al geregeld.

De heer Blok (VVD):

We zijn het dus met elkaar eens dat we niet weten hoe groot het bedrag is. Ik kan niet anders dan concluderen dat u zegt dat er geld is en dat dit op moet, ongeacht de vraag of dat nodig is.

De heer Crone (PvdA):

De verwachting van het kabinet en van de Kamer is dat het eerder te weinig zal zijn dan te veel. In ieder geval wordt zo voorkomen dat moet worden geloot. Mocht er iets meer nodig zijn, dan zal de dan zittende regering daarover voorstellen kunnen doen. In ieder geval is er dan een bodem gelegd en is in de markt het vertrouwen een beetje hersteld. Men weet dan dat, als een volgens een kabinet verkeerde regeling bruusk wordt afgekapt, alle investeerders recht houden op een nette overgangsregeling en niet op een soort loterij.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Wat de heer Crone doet, is eigenlijk onbehoorlijk. Minister Wijn heeft gezegd dat in februari een brief komt. De MEP ligt ons na aan het hart en wij willen ook dat de zaken goed worden afgewikkeld. Minister Wijn heeft gezegd dat in februari een brief komt en dat dan bezien kan worden hoeveel aanmeldingen er zijn gekomen en welk bedrag beschikbaar is. De Kamer kan vervolgens zelf bepalen, eventueel samen met de regering, wat zij daarmee gaat doen. Op dat moment kan worden ingegrepen met het budgetrecht van de Kamer waar de heer Crone net een uitvoerig pleidooi voor hield. Om nu een greep voor 100 mln. in de kas doen en dat bedrag voor het einde van het jaar op de rekening van TenneT te storten, terwijl het ook in de optiek van de heer Crone om 10 mln. per jaar over een periode van tien jaar moet gaan, vind ik echt onbehoorlijk.

Het tweede punt dat de heer Crone noemt, betreft de klassenverkleining. Er is van uitgegaan dat de motie-Verhagen ongeveer 15 mln. kost. De heer Crone gaat nu met een bedrag van 40 mln. de zaak even overbieden. Waarom doet hij dat? Doet hij dat voor de bühne? Dit is nu absoluut niet aan de orde. Bovendien hebben het onderwijs en de VNG allang overeenstemming hierover bereikt. De heer Crone probeert goede sier te maken. Als er te weinig geld is, dan merken wij dat. Dergelijke zaken kunnen in de formatie geregeld worden. Dat moet niet gedaan worden door met een grote kolenschop geld uit een bak te halen en rond te strooien.

De heer Crone (PvdA):

Ik vraag u om niet van die grote woorden te gebruiken want die zijn echt niet van toepassing. Met betrekking tot de dekking heb ik al aangegeven dat deze door minister Zalm is aangegeven voor het restauratiefonds. Er doet zich een onderuitputting van minimaal 300 mln. voor. De minister zegt dat hij een deel van de uitgavenmeevallers bestemt voor andere uitgaven namelijk het restauratiefonds. Ook hiervoor geldt dat het geld voor 1 januari wordt gestort in een fonds; natuurlijk wordt het pas later uitgegeven want voor 1 januari wordt er niet veel meer gerestaureerd. Voor de MEP geldt precies hetzelfde. U zegt dat wij niet weten hoeveel het wordt. Minister Wijn heeft vorige week in het debat gezegd dat het in elk geval meer wordt dan beschikbaar is omdat hij moet loten. Als er geld genoeg was, hoefde hij niet te loten. Hij heeft gezegd dat als er meer geld was, hij dat niet hoefde te doen. In het kabinet heeft hij het geld echter niet kunnen loskrijgen. Als de Kamer de ruimte ervoor vindt, dan zal hij daarvan gebruik maken. Minister Wijn heeft gezegd dat als hij meer geld had, hij niet of minder hoefde te loten. Ik ben dus helemaal in lijn met wat Kamerbreed, ook door uw woordvoerder Atsma, is gezegd in dat overleg. Wij doen ons best om geld hiervoor te vinden. Ik heb dat geld gevonden uit dezelfde dekking die voor het restauratiefonds wordt gebruikt. Gebruikt u dus geen grote woorden als "onbehoorlijk bestuur", want dan moet u ook het geld terughalen uit het restauratiefonds.

Op het punt van het onderwijs hebben wij brieven ontvangen van de VNG. Er is 60 mln. nodig om de schoolgebouwen aan te passen. Wij doen dus niet eens genoeg. Wij blijven echter keurig binnen het uitgavenkader.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Bij de motie-Verhagen is uitgegaan van 15 mln.

De heer Crone (PvdA):

Dat ging niet over de gebouwen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik heb verder niet gezegd "onbehoorlijk bestuur" maar dat ik het in het algemeen onbehoorlijk vind. U bent niet bereid om te wachten op een brief van de heer Wijn in februari waarin hij het al dan niet bestaande probleem schetst en kijkt wat wij daaraan kunnen doen. U pakt gewoon 100 mln. uit de onderuitputting in het uitgavenkader en dat stopt u in TenneT. Dat kan daar in de volgende negen of tien jaar lekker op gaan zitten.

De heer Crone (PvdA):

Ik zal mijzelf niet herhalen. Dit is echt een beetje overdreven. Minister Wijn heeft vorige week gezegd dat als hij meer geld kon krijgen in het kabinet of als de Kamer dat kon vinden, hij dat geld kwijt zou kunnen. Hij zou dan minder hoeven te loten. Dat is toch de betrouwbare investeerder die ook uw fractie wil zijn op het punt van duurzame energie en de boeren in het bijzonder?

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. "Wat ik met Kerst eet, weet ik nog niet. Mijn vrouw zoekt het recept uit en dat moet ik vervolgens koken." Dat zijn de woorden van minister Zalm in de Elsevier van afgelopen week. De vraag is met welke recepten de Tweede Kamer de minister vandaag aan het werk zet. Interessanter is echter wat deze minister met inmiddels twaalf jaar ervaring zijn opvolger voorschotelt. Uit het genoemde Elsevier-interview blijkt dat de minister vindt dat het economisch hervormingsbeleid voortgezet moet worden en dat verdere maatregelen op het gebied van arbeidsmarkt, ontslagbescherming en WW nodig zijn. De fractie van D66 deelt de conclusie dat verdere hervormingen noodzakelijk zijn. Wij hebben hieraan in ons verkiezingsprogramma onze eigen invulling gegeven. Volgens het Centraal Planbureau is dit programma op de lange termijn het beste voor de betaalbaarheid van de vergrijzing en voor de werkgelegenheid. De politieke realiteit is echter dat ander partijen nu aan zet zijn om een recept voor de nieuwe minister van Financiën te bekokstoven. Daarvoor is de afgelopen jaren een uitstekende uitgangssituatie gecreëerd. In 2003 is daadkrachtig ingegrepen toen de overheidsfinanciën aan het ontsporen waren. Er is nu bij de Najaarsnota 2006 zelfs sprake van een klein begrotingsoverschot. Ik weet niet of wij wat overhouden, maar wij hebben dit overschot nu nog. In tegenstelling tot enkele jaren geleden profiteert de Nederlandse economie nu wel van de groei van de wereldhandel. Die profiteert zelfs zo zeer, dat het CPB het heeft over een robuuste economische groei.

Als wij willen blijven profiteren van de globalisering, en de vergrijzing betaalbaar willen houden, is verdere vernieuwing noodzakelijk, al is het maar omdat er ook geld moet komen voor nieuwe investeringen, de kwaliteit van het onderwijs, voor het oplossen van het lerarentekort, voor het klimaat en voor duurzame energie. Bij het hervormen is met name de toekomst van de AOW en de hypotheekrenteaftrek van belang. Het is mij opgevallen dat de partijen die de AOW willen fiscaliseren, desondanks in de CPB-doorrekening vrij zwak scoren op langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën. Ik kan dus wel meevoelen met het CDA, dat in zijn verkiezingsprogramma aangeeft niets te zien in fiscalisering. Aan de andere kant moet er wel wat gebeuren. Is de minister het met mij eens dat verhoging van de AOW-leeftijd uiteindelijk de meest effectieve maatregel is?

Uit de Najaarsnota blijkt de EMU-schuld met 49,5% van het bbp het laagste van de afgelopen 25 jaar te zijn. Om in dit verband van een rijkelijk gevulde schatkist te spreken gaat echter wat ver. Er zijn echter ministers van Financiën geweest die een beroerdere politieke erfenis hebben achtergelaten. De minister dient deze opmerking als een compliment op te vatten. Minder positief ben ik echter over datgene wat niet expliciet in de Najaarsnota staat. Uit de suppletoire begroting van het infrastructuurfonds, de heer Crone heeft hierover ook al gesproken, blijkt dat er voor 2,5 mld. aan nieuwe verplichtingen voor het spoor en voor vele honderden miljoenen voor wegen en andere projecten, is aangegaan. Weliswaar is een deel van deze extra verplichtingen impliciet af te leiden uit de begrotingen voor 2007, maar ik vind het meer dan slordig dat er geen toelichting wordt gegeven op miljarden aan nieuwe financiële verplichtingen. De D66-fractie heeft hierover daarom vragen gesteld tijdens de schriftelijke vragenronde over de suppletoire begroting van het infrastructuurfonds. De antwoorden hierop hebben echter geen helderheid gegeven. De verplichtingsverhogingen zaten voor een deel impliciet verwerkt in de begroting voor 2007 en zijn voor een deel nieuw. De minister van Verkeer en Waterstaat hoort de vragen van de Kamer te beantwoorden waarvoor het geld precies bedoeld is en wanneer de verplichtingen tot uitbesteding komen. In dit debat spreken wij echter met de minister van Financiën en niet met de minister van Verkeer en Waterstaat. Toch wil ik in dit debat over de Najaarsnota gebruik maken van de gelegenheid om hierover mijn ongenoegen te uiten.

De Commissie Gelijke Behandeling is gelukkig nog niet afgeschaft. Deze commissie heeft vorige week een rapport uitgebracht over onderscheid op grond van afkomst bij hypotheekverstrekking. Hiervan blijkt nog steeds sprake. Zeven van de negen onderzochte banken sluiten de houders van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd geheel uit van hypothecaire financiering. Vier hypotheekbanken maken onderscheid naar postcodegebied. Ik heb begrepen dat de gedragscode voor hypotheekverstrekkers per 1 januari 2007 wordt uitgebreid met een discriminatieverbod. Desondanks doet de Commissie Gelijke Behandeling nog wel een aantal aanbevelingen, zoals het vergroten van de transparantie van de acceptatiecriteria. Ik wil er namens D66 op aandringen in ieder geval discriminatie op basis van postcode volstrekt onmogelijk te maken. Graag een reactie. Wij wensen de minister alvast een goede kerstmaaltijd.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Tony van Dijck, die zijn maidenspeech zal houden.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Ik hoor hier vanavond van verschillende kanten dat het goed gaat in Nederland. De economie gaat goed, het financiële huishoudboekje is op orde en de seinen staan op groen. De economie groeit naar verwachting met 3%. Er is zelfs sprake van een begrotingsoverschot, het eerste sinds jaren. Dat klinkt allemaal heel mooi en op papier gaat het misschien wel goed met Nederland, maar in het land horen wij van de PVV heel andere geluiden. Er heerst onvrede en men klaagt steen en been. Vorige week nog ontving ik een brief van een gezin met twee kinderen waarvan beide ouders werken. Een van de ouders was een paar uurtjes per week meer gaan werken en daardoor liepen zij veel subsidies en toeslagen mis. De buren van deze mensen zijn allebei werkloos en krijgen die subsidies, toeslagen, privileges wel, waardoor de werkende buren uiteindelijk financieel slechter af zijn. Hoe is dit mogelijk?

De werkende bevolking heeft de afgelopen jaren grote offers gebracht om het tij te keren. Deze zijn het hardst aangekomen bij de lagere en de middeninkomens. Na het zuur komt het zoet, beloofde het kabinet. De tijd van het zoet is nu aangebroken en jazeker, de huishoudens wordt voor volgend jaar 1% meer koopkracht beloofd. Voorzitter, dat is een belediging. Op een salaris van € 2000 per maand bedraagt de koopkrachtverbetering € 20 per maand, vijf pakjes sigaretten. Dat is niet zoet, dat proef je niet eens.

De PVV wil de zuurverdiende belastingcenten teruggeven aan de burgers. Wij willen een kleinere overheid en lagere belastingen, zeker ook voor de lagere en middeninkomens. Daarnaast wil de PVV de AOW verhogen en de ondernemers moeten weer zin en de ruimte krijgen om te ondernemen. Minder regelgeving en een verlaging van het tarief in box 2 is hiervoor noodzakelijk. De cruciale vraag die nu opdoemt, is hoe dit wordt gedekt. De PVV-fractie wil middelen vrijmaken door een aantal rigoureuze efficiëntie- en bezuinigingsmaatregelen. Op de eerste plaats willen wij het geldverslindende ambtenarenapparaat flink uitdunnen. De overheid moet zich meer richten op haar kerntaken. Tevens moet de overhead tot een acceptabel niveau worden teruggebracht.

Verder willen wij onnodige en nutteloze uitgaven door de overheid drastisch verlagen. De bijdrage aan de Europese Unie moet aanzienlijk omlaag en daarvoor moet de minister zich sterk maken. Ik praat niet over een miljardje minder, maar over 4 mld. minder. Ook in het budget voor ontwikkelingssamenwerking kan flink worden gesneden. Het afbreken van de handelsbarrières en importheffingen voor OS-landen die naar Europa willen exporteren, is een veel socialer beleid dan de huidige 4,5 mld. aan ontwikkelingsgeld per jaar. Tevens dient kritisch te worden gekeken naar de royale subsidies die worden verstrekt aan allerlei stichtingen en naar de kosten van allerlei culturele en kunstzinnige projecten waar niemand echt op zit te wachten. Ook hier kan een flinke kostenbesparing worden gerealiseerd. Door al deze maatregelen kunnen wij een budget van ongeveer 15 mld. vrij spelen. Dat kan worden teruggeven aan de bevolking door voor iedereen de belasting te verlagen, hetgeen onvermijdelijk ook zal leiden tot economische groei, meer welvaart en meer welzijn voor de mensen.

Voor wat betreft de meevaller aan de inkomstenkant – in de Najaarsnota 2 mld. – stellen wij voor om daar, nu er een begrotingsoverschot is, een kwart van te gebruiken ter aflossing van de staatsschuld en de rest evenredig te verdelen over de volgende kernsectoren: de zorg, meer handen aan het bed, het onderwijs, meer leraren voor de klas, en de veiligheid, meer politie op straat. Want een begrotingsoverwicht of zelfs een begrotingsoverschot is één ding, maar het gaat om de burgers van dit land. Hun welvaart, hun welzijn, het onderwijs, de zorg en de veiligheid zijn zeker minstens zo belangrijk. De mensen in Nederland moeten het gevoel hebben dat werken weer loont en dat zij voor dit land willen blijven knokken, nu en voor toekomstige generaties.

De voorzitter:

Ik dank u wel. In uw maidenspeech klonk de visie van de PVV goed door en ik denk dat iedereen dat heeft herkend. Ik feliciteer u van harte met uw maidenspeech.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Sinterklaas is wel vroeg dit jaar, moet deze minister al heel snel hebben gedacht, want het regende vanaf het begin van dit begrotingsjaar meevallers. Bij de Voorjaarsnota kon de minister daarom al aankondigen dat het tekort over dit jaar niet 1,8% maar hooguit 1% zou bedragen. Met Prinsjesdag was dat tekort verder gekrompen tot 0,1%. Het is zeer waarschijnlijk dat de voorlopige rekening een groter overschot laat zien dan de 0,4% die in deze Najaarsnota wordt voorspeld.

Vorig jaar voorspelde deze minister bijvoorbeeld nog een tekort van 1,2% bij de Najaarsnota, om het jaar 2005 uiteindelijk definitief af te sluiten met een tekort van 0,3%, dus fors lager. Hiervoor is natuurlijk maar één verklaring, namelijk de fors aantrekkende conjunctuur. In die zin is het niet zo erg dat de feitelijke uitkomsten van het begrotingssaldo soms fors kunnen afwijken van de oorspronkelijke begroting. Maar dat het ministerie van Financiën, onder leiding van deze minister, de structurele ontwikkeling van de belastinginkomsten niet goed kan ramen is wel een probleem. De meevaller van 2 mld. bij de winstbelasting is het spiegelbeeld van de enorme tegenvallers in 2002, 2003 en 2004 bij de winstbelasting, die toen tot extra bezuinigingen en tot verdieping van de economische neergang hebben geleid, omdat zij ten onrechte door deze minister en door zijn ministerie als structurele tegenvallers werden beschouwd. Ook de directeur van het CPB, Coen Teulings, stelt dat het kabinet de zaken te somber heeft voorgesteld. De vraag is dus in hoeverre deze minister en zijn ministerie hieruit lering hebben getrokken en in de toekomst minder snel tegenvallers bij de winstbelasting als structureel zullen kwalificeren. De ervaring is toch dat dat veel te voorbarig is geweest.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Kan het niet zo zijn dat de economische groei en opbloei heeft bijgedragen aan een grotere winstgevendheid van het bedrijfsleven en dat daardoor meer belastingen binnenkomen? Dat zijn juist de vruchten van het kabinetsbeleid.

De heer Irrgang (SP):

Ik meen dat er een andere verklaring is, namelijk dat in 2002, 2003 en 2004 door dit kabinet de zaken misschien welbewust te somber zijn voorgesteld, in die zin dat er inderdaad sprake was van tegenvallende winsten, die echter vooral conjunctureel van aard waren, terwijl al die tegenvallers toen ten onrechte als structurele tegenvallers werden gekwalificeerd maar dat uiteindelijk niet waren. Nu zien wij allemaal meevallers optreden. Dat zijn eigenlijk geen nieuwe, structurele meevallers maar conjuncturele meevallers, omdat de winsten zich nu herstellen van de moeilijke periode toen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Drie jaar achter elkaar te lage opbrengsten is bijna structureel.

De heer Irrgang (SP):

De laagconjunctuur duurt soms iets langer dan verwacht, maar het is wel een laagconjunctuur. Dat is de fout die hier is gemaakt. Er was geen sprake van een structurele tegenvaller van de inkomsten uit de winstbelasting. Deze Najaarsnota is opgesteld door een demissionair kabinet. Dat vergt enige terughoudendheid van de Kamer, die niet demissionair is. Maar het vergt ook enige terughoudendheid van de minister. De brief die wij afgelopen vrijdag van hem hebben ontvangen, getuigt daar niet van. Ik sluit mij aan bij de woorden die de heer Crone daarover heeft gesproken. Het bewijst nog maar weer eens dat de liberalen in dit huis terug willen, niet naar de vorige eeuw, maar naar de negentiende eeuw, de tijd dat de koning hier de scepter zwaaide. Ik wist al wel dat Zalm de onderkoning van Nederland is. Maar dit gaat nog een stapje verder. Het moet mij van het hart dat ik, naast deze brief, de terughoudendheid de afgelopen maanden bij het kabinet niet heb bespeurd, en al zeker niet bij deze minister die op de valreep voor de verkiezingen 0,5 mld. lastenverlichting voor het bedrijfsleven door het parlement jaste en die een dag voor de verkiezingen via een Koninklijk Besluit probeerde om Amsterdam te dwingen mee te werken aan privatisering van Schiphol. Ook dat getuigt niet echt van terughoudendheid. In dezelfde week zijn de resterende aandelen van TNT voor 1,5 mld. verkocht, inclusief het bijzondere aandeel. Wat ons betreft blijkt hieruit niets van terughoudendheid. Naar onze mening is de minister nu dan ook niet in de positie om van de Tweede Kamer te verwachten dat zij zich terughoudend moet opstellen. Toch zullen wij dat wel doen. Het gedrag van de regering is daarmee echter niet in overeenstemming geweest.

Ik heb een amendement ingediend om 25 mln. extra uit te trekken voor de bestrijding van de wachtlijsten in de WSW. Bij de begrotingsbehandeling is hiervoor met het amendement-Verburg/Bussemaker ook al 25 mln. extra uitgetrokken. Vooralsnog is dit onvoldoende om de wachtlijsten bij de WSW echt op te lossen. Het betreft 15.000 mensen die op de wachtlijsten staan. Sommige mensen moeten maar liefst elf maanden thuis wachten op een baan in de WSW. Ik vrees dat het bedrag van 25 mln. extra dat ik met dit amendement ter beschikking wil stellen, opnieuw wel weer eens te weinig zou kunnen blijken te zijn. Het zal in ieder geval tot een merkbare verbetering van de situatie leiden. De SP-fractie stelt voor dat dekking kan worden gevonden in de nog te realiseren onderuitputting in de voorlopige rekening en de slotwet aangezien de taakstellende onderuitputting die nu nog resteert veel lager is dan vorig jaar het geval was. De ervaring leert dat in de jaren dat het economisch meezit, tussen de Najaarsnota en de voorlopige rekening en de slotwet nog een forse onderuitputting optreedt.

Mijn laatste opmerking betreft een bericht in de kranten over het Denkavit-arrest. Het leidt er waarschijnlijk toe dat de Belastingdienst enkele tegenvallers zal moeten incasseren. Misschien kan de minister daarop ingaan. Ik verwacht dat dit voor deze begroting geen al te grote consequenties meer zal hebben. Dat betekent niet dat wij er op dit moment geen interesse voor hebben.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. De Najaarsnota is, zoals te doen gebruikelijk, geen aanleiding tot een uitvoerig debat over uitgaven en ontvangsten. Het is bijna Kerstmis en tegen die tijd past altijd bescheidenheid. Dat verwachten wij van het kabinet en meestal doen wij er zelf ook aan mee. Hier hebben wij ook nog eens te maken met de Najaarsnota van een demissionair minister. Dat zou twee keer bescheidenheid van de kant van het kabinet moeten betekenen tegenover nog steeds dezelfde bescheidenheid van een niet-demissionaire Kamer, zoals wij dat vorige week met elkaar opnieuw hebben vastgesteld. Ik verwacht daarom grote terughoudendheid van deze minister bij het nemen van grote beslissingen, zowel wat betreft de Najaarsnota zelf als bij wat er post-Najaarsnota nog in het vat zit. Ik zal daarover dadelijk nog een specifiek punt aan de orde stellen.

Het eerste dat bij lezing van de Najaarsnota opvalt, is dat het EMU-saldo behoorlijk is opgelopen sinds de begroting 2006 hier ruim een jaar geleden werd besproken. Het valt ons op dat het verschil over het jaar 2006 tussen de oorspronkelijke begroting en de uiteindelijke realisatie van het EMU-saldo – de ervaring leert dat er in de voorlopige rekening nog enkele tienden bij de raming van de Najaarsnota komen – ruim 2 procentpunt van het bbp bedraagt. Wij spreken dan over een bedrag dat de minister heeft "misgepeerd" van tussen 12 mld. en 13 mld. Dat is immers het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de uiteindelijke realisatie. Veel gekker moet het niet worden.

Wie vervolgens inzoomt op de vraag waar dit grote verschil vandaan komt, komt vrijwel één op één uit bij de vennootschapsbelasting. De positie daarvan in het totaal van de overheidsfinanciën is een paar jaar geleden ook al eens aan de orde gesteld. Het wordt weer tijd daarover een paar kritische vragen te stellen. De heer Irrgang stelde zojuist ook al dat de opbrengsten voor de rijksschatkist van deze vennootschapsbelasting helemaal onderuit gaan in een periode van laagconjunctuur, bijvoorbeeld in de periode 2002 tot 2003, waardoor de begroting geheel ontregeld raakt. Daarbij komen ook nog eens de naijleffecten. Je raakt daardoor direct 2 procentpunt of meer kwijt en krijgt direct problemen met Europa. Nu de conjunctuur weer omslaat, knapt de begroting ineens enorm op, voorbij elke raming die de minister normaal of kansrijk achtte, en zitten wij weer op het andere uiterste. Tijdens de belastingherziening 2001 is door de toenmalige staatssecretaris van Financiën opgemerkt naar aanleiding van dit type belastingontvangsten dat zo fluctueert dat het de begroting belangrijk in de war stuurt, dat er daarnaast een stabiele belastingheffing op vermogen nodig is. Dat werd de vermogensrendementsheffing, die ook goed was voor de schatkist en het begrotingsbeeld.

De vennootschapsbelasting is een soort natuurverschijnsel, een soort tsunami van euro's die ineens binnen komt wandelen en die ook weer wegwandelt als het slecht gaat. Dit noopt tot een nadere analyse van de vertrekkende minister van Financiën. Moet hierop niet iets aparts verzonnen worden, om te komen tot een rustiger begrotingsbeeld en een grotere kans dat de uiteindelijke uitkomst dezelfde is als de begroting? Ik hoor graag het antwoord van de minister.

Dat de demissionaire status van dit kabinet oneindig groot is, hebben met name de bewindslieden van de VVD vorige week omstandig uitgelegd. Dit neemt onze fractie serieus. Maar wat blijkt? Bij het Infrafonds rolt zojuist uit de panden van de jas 800 mln. extra aan verplichtingenruimte. Mevrouw Peijs moet kennelijk nog snel wat contracten afsluiten voor nieuw asfalt in dit land. Wij hebben daarover opheldering gevraagd in de schriftelijke ronde. Het doet mij buitengewoon veel verdriet dat deze opheldering er niet is gekomen. Deze extra verplichtingenruimte leidt niet tot een belasting van de begroting 2006, want het gaat om verplichtingen die waarschijnlijk pas in de komende jaren uitbetaald worden. Wij krijgen geen toelichting, dus ik moet het zelf maar verzinnen, maar volgens mij wordt hier overduidelijk met een hele hoop asfalt over het graf van dit kabinet heen geregeerd. Dit past niet bij de demissionaire status van het kabinet. Het is bizar dat bij de Najaarsnota 800 mln. aan extra verplichtingenruimte ontstaat en aan de minister van Verkeer en Waterstaat wordt gegeven, maar het is helemaal bizar als dat ook nog wordt gedaan door een demissionair kabinet, hier vertegenwoordigd door een minister die zichzelf als de meest demissionaire van alle ministers beschouwt.

Ik sluit mij omwille van de tijd aan bij de vragen die de heer Crone en de heer Irrgang over de MEP, de schoolgebouwen voor het speciaal onderwijs en de WSW hebben gesteld.

Wij gaan met de nieuwe minister van Financiën een pittig debat tegemoet over het budgetrecht van de Kamer. Dit speelt al een aantal jaren en er is nu weer een akkefietje over de meerjarige doorwerking van amendementen. Laten wij vandaag in eensgezindheid afsluiten. Ik kijk daarvoor met name naar de fractie van het CDA, de fractie die, ik kan er niet onderuit, de grootste is gebleven. Laten wij de positie van de Kamer op het punt van het budgetrecht nu eens fundamenteel versterken bij de komende herziening van de Comptabiliteitswet. Dat is het beste cadeau dat wij een nieuwe minister van Financiën kunnen geven en het beste afscheidswoord dat ik aan de scheidende minister mag richten. Maar, mijnheer De Nerée, u en de CDA-fractie hebben de leiding in het debat hierover.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. De Najaarsnota laat een gunstig beeld zien; anderen spraken al over het overschot, dat nog gunstiger is dan was verwacht. Ook de staatsschuld is voor het eerst sinds lange tijd minder dan 50% van het bruto nationaal product. Zulke mooie cijfers zouden een aantal consequenties kunnen hebben. Gelet op het einde van de ambtsperiode van deze minister zouden wij een kleine heiligverklaring kunnen uitspreken, maar een heiligverklaring vraagt niet alleen om goede werken, maar ook om een vrome levenswandel. Natuurlijk speelt ook een rol dat ik niet helemaal zeker weet of ik nu voor het laatst met deze minister in debat ga; ik sluit niet helemaal uit dat wij de Voorjaarsnota en misschien ook nog de volgende begroting met deze demissionaire minister mogen bakkeleien. Maar er zijn ook consequenties die niet deze minister betreffen, maar meer de zorgen die een ruime financiële positie met zich meebrengt. Een van deze zorgen is vandaag al werkelijkheid geworden: de grepen die de fracties van PvdA en SP onmiddellijk in de welgevulde schatkist doen.

Er zijn ook waarschuwingen voor de wat verdere toekomst en daarop zijn mijn vragen aan de minister geconcentreerd. Zo lazen wij vandaag nog over de zorgen van Rens de Groot, de voorzitter van de raad van bestuur van het CWI, over de spanning op de arbeidsmarkt en de mogelijke consequenties daarvan voor de ontwikkeling van de economie in de komende jaren. Verleden week werd er ook in het kwartaalbericht van De Nederlandsche Bank gesproken over de risico's van een krapper wordende arbeidsmarkt als deze leidt tot hogere looneisen. Men laat zien dat dit een hogere inflatie tot gevolg zal hebben, die alle consumenten in Nederland zal raken, maar ook minder werk. En aangezien wij rond het jaar 2000 een soortgelijke ervaring hebben gehad – een goed draaiende economie en overschotten, maar ook oververhitting – vraag ik de minister, welke consequenties hij ziet bij de zojuist geschetste zorgen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Voorzitter. Dit is de laatste Najaarsnota van dit kabinet en ik moet zeggen dat ze er mag zijn. Het gaat weer beter in Nederland. De economische groei in 2006 zal uitkomen op ruim 3%, ruim boven het gemiddelde in de Eurozone, dat 2,5% bedraagt. Voor volgend jaar wordt ook een groei van ongeveer 3% verwacht. Het consumentenvertrouwen stond in oktober onveranderd op het hoogste niveau in vijf jaar. Producenten zijn volgens het CBS zelfs nog nooit zo positief geweest, sinds de metingen in 1985 begonnen. Het inflatiecijfer blijft mooi laag: over 2006 zal dit cijfer naar verwachting uitkomen op 1 à 1,5%, het laagste niveau in zestien jaar. De dramatische toename van het aantal faillissementen in de afgelopen jaren is omgebogen, zowel bij bedrijven als bij personen. Hierbij komt dat het aantal nieuwe ondernemingen gelukkig flink toeneemt. De afname van het aantal werklozen zet door: dit jaar zullen het er 415.000 zijn, voor eind volgend jaar wordt er een aantal van nog maar 360.000 voorspeld. Nederland werkt weer.

Dit alles vormt voor de CDA-fractie een reden om met gepaste tevredenheid terug te kijken naar de afgelopen periode. Minder mensen in de WW, de WAO en de bijstand, terwijl het huishoudboekje bijna weer op orde is. Hulde aan dit kabinet! Dit resultaat moeten wij nu niet in de waagschaal willen stellen. Er liggen wel gevaren op de loer. De heer Blok noemde het al, wij moeten ervoor waken dat de toenemende krapte op de arbeidsmarkt tot een explosie van de contractlonen leidt. Dat heeft Nederland aan het eind van de vorige eeuw en in het begin van deze eeuw bijna de nek omgedraaid. Er is in de afgelopen jaren met loonmatiging gewerkt aan een Nederland dat internationaal kan concurreren. Deze solide uitgangspositie moeten wij niet in een handomdraai verspelen door het stellen van hoge looneisen. Daar staat tegenover dat ook de werkgevers mogen worden aangesproken. Het is aan de werkgevers om draagvlak te creëren voor loonmatiging door bijvoorbeeld te investeren in scholing van werknemers.

Wat de economische ontwikkeling betreft, blijft waakzaamheid geboden, in de eerste plaats vanwege de internationale onzekerheden. De Amerikaanse economie is met een groei op jaarbasis van 2% duidelijk vertraagd. De effecten hiervan op de Nederlandse economie zijn moeilijk in te schatten. De olieprijs fluctueert daarnaast nog steeds sterk. Dit jaar is de olieprijs gestegen van 60 naar 80 dollar en daarna weer bijna even zovele dollars gezakt.

Kijken wij naar de overheidsfinanciën, dan zien wij dat het kleine plusje dat op Prinsjesdag over 2006 viel te melden, inmiddels een dikke plus van 2 mld., ongeveer 0,4% van het bbp, is. De CDA-fractie is blij dat ondanks de lastenverlichting die het kabinet heeft doorgevoerd, toch nog een overschot valt te constateren. Dat is plezierig, want ook de EMU-schuld daalt en zelfs tot onder de 49,5% van het bbp. Dit is procentueel gezien het laagste niveau in 25 jaar. Het is door voorgaande sprekers al gezegd: toch worden wij elk jaar weer verrast door cijfers in de Najaarsnota. Was dit grotere overschot en de mate van onderuitputting niet eerder te voorzien? Kan de minister – het is ook gevraagd door anderen – een update geven, gebaseerd op cijfers van nu?

Voorgaande jaren heb ik het EMU-saldo bij de lagere overheden ter sprake gebracht en nog altijd dragen zij in negatieve zin bij aan dit saldo. Uit de cijfers blijkt dat het in 2006 ongeveer 1,6 mld. is. In 2005 was het 1,9 mld. De verbetering van het saldo bij de lokale overheden blijft hiermee sterk achter bij die van de landelijke overheid. Als je kijkt naar de voorspellingen van het CPB zal het nog een tijd beneden de nul blijven. Wij willen van de minister weten wat de oorzaken hiervan zijn. Kan hij die aangeven en is hij voornemens te kijken wat eraan gedaan kan worden om het saldo van de lagere overheden te verbeteren? Hoe staat het met het monitoren van de relevante uitgaven? Worden de afspraken over de informatievoorziening over de lokale EMU-saldi inmiddels nagekomen? Ik heb in dit verband al eerder gesproken over het merkwaardige verschil tussen de kapitaaluitgaven en de kasuitgaven bij de lokale overheden. Ik dacht dat ik twee jaar geleden al gezegd heb dat dit dat merkwaardige effect veroorzaakt. Misschien moet daar iets aan gebeuren of moet een oplossing worden gevonden waardoor deze effecten zich niet meer voordoen.

Ik sprak namens mijn fractie over de Nederlandse EMU-schuld en het Nederlandse EMU-saldo in Europees perspectief. Wanneer ik het dan toch over Europa heb, moet mij nog iets van het hart. Waar Europa op het punt van het EMU-beleid zich wat meer mag inspannen en ten opzichte van een aantal landen wel wat strakker mag zijn, blinkt Brussel op tal van andere beleidsterreinen uit in gedetailleerde, niet strikt nodige voorschriften. Het zijn vaak voorschriften waarvan mij de Europese dimensie ontgaat. Het zal deze minister niet verbazen dat ik weer terugkom met het voorbeeld van de btw-verhoging op hobbypaarden. Mijn fractie weet dat dit voortvloeit uit de zesde btw-richtlijn. Bij de behandeling van het Belastingplan heb ik de minister gevraagd, de algemene problematiek van lage en hoge btw-tarieven in Brussel nog eens op te brengen. Gelukkig is een ander pijnpunt, het lage btw-tarief op arbeidsintensieve diensten, inmiddels tot 2010 verlengd, als ik het goed heb begrepen. In het algemeen merk ik op dat wat minder Europa en wat meer subsidiariteit op dit soort gebieden welkom zou zijn.

Ik wil ook nog de aandacht vragen voor een actuele kwestie. Begin dit jaar is de fiscus overgestapt van de Rabobank naar de Postbank. Wij krijgen vanuit het bedrijfsleven veel klachten over misgelopen rente, kosten van een extra girorekening en/of extra verzuimboete. In de brief van 16 januari jongstleden heeft de staatssecretaris toegezegd, dat door technische ontwikkelingen in het betalingsverkeer er onder normale omstandigheden geen vertraging is bij het overboeken van een bankrekening naar een girorekening. Ik weet dat de huidige situatie het gevolg is van een aanbesteding, maar het geld is lang onderweg en niemand weet waar het blijft. Ik kan mij dan voorstellen dat de Postbank op dit gebied de laagste aanbesteding doet. Van de minister wil ik graag de bevestiging dat het betalingsverkeer met overschrijvingen van de rekeningen van belastingplichtigen naar de girorekening van de Belastingdienst niet langer duurt dan bij het reguliere betalingsverkeer tussen bankrekeningen.

Dan wil ik een enkele opmerking maken over de uitgaven en de tweede suppletore begroting. Per saldo treedt er weinig verandering op; 300 mln. van het vastgestelde uitgavenkader blijft onbesteed. Dat vinden wij plezierig en wij willen dit graag zo houden, ondanks het feit dat de heer Crone met de grote hand 100 mln. bij TenneT wil stallen. Binnen de aangegeven kaders is overigens wel sprake van soms aanzienlijke mee- en tegenvallers en van verschuivingen. Een tegenvaller van 21 mln. aan overschrijding van het budget voor de huurtoeslag valt op. Is deze tegenvaller het gevolg van een daling van het niet gebruiken van de regelingen en nabetalingen of is die het gevolg van veel te ruime voorschotten? Bij dit laatste refereer ik aan het rapport van de Nationale ombudsman van 12 december. Daarin wordt vastgesteld dat 290.000 gezinnen een te hoog voorschot is gegeven. Wij verzoeken de minister met een soepele regeling te komen voor de terugbetaling van deze te hoge voorschotten. Daarbij zou een ruime terugbetalingstermijn moeten gelden en een ruime rentevrije periode. Het gaat hierbij namelijk vaak om kwetsbare inkomensgroepen.

Met de brief van de minister van 13 december is gebleken dat ook het toeslagenproces voor 2007 nog niet op schema is. Wij dringen er bij de minister op aan daarvoor zo snel mogelijk te zorgen.

Wij zijn erg blij met de 140 mln. aan extra middelen voor monumentenzorg. Wij hebben eerder voor het inzetten van deze middelen gepleit. Ook andere fracties hebben dat gedaan. De minister heeft zijn toezegging die hij tijdens de financiële beschouwingen deed en waarmee hij zei dat deze uitgave de hoogste prioriteit zou hebben, meer dan gestand gedaan.

De heer Irrgang heeft opmerkingen gemaakt over de fiscaliteit en een vraag gesteld over het Denkavit-arrest. Dat arrest is op 14 december jongstleden door het Europese Hof gewezen. Het betrof een Franse zaak die er in het kort op neer kwam dat als je bij de binnenlandse verhoudingen geen dividendbelasting hebt, je die bij grensoverschrijdende verhoudingen ook niet mag hebben. Mijn fractie wil graag weten wat hiervan de consequenties voor Nederland zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie is blij dat wij vanavond deze intussen wel zeer buitengewoon demissionaire minister hier mogen aantreffen. Het had niet veel gescheeld of minister Zalm was vertrokken zonder dat hij in de Kamer zijn mooie Najaarsnota had kunnen verdedigen. In een interview dat de minister onlangs gaf, kwam al aan de orde dat zolang hij in functie is hij op de schatkist blijft zitten. Tot nu toe is hem dat bijzonder goed gelukt. Een paar jaar geleden hebben wij nog op alle mogelijke manieren geprobeerd om het begrotingsgat een beetje te dichten. Intussen is er een mooi overschot. Dat is echt een compliment waard. Ik heb dat compliment de minister al bij de algemene financiële beschouwingen en bij de behandeling van het belastingplan gegeven. Het is wel opvallend dat bij deze Najaarsnota de inkomsten via de vennootschapsbelasting met 2 mld. meevallen. Dat is een opvallend positief resultaat en je vraagt je inderdaad af: was dat niet te voorzien? Hoe kon dit gebeuren? Het is fijn dat deze meevaller zich voordoet, maar hoe ziet de prognosticering eruit? Is deze meevaller alleen toe te rekenen aan de oplevende economie, een opleving die groter is dan voorzien? Of zijn er andere achtergronden? Zijn bij de definitieve cijfers meer van zulke leuke extraatjes te verwachten? Ik hoorde al percentages noemen en daarbij werd gesproken van decimalen achter de komma. Wie weet wat ons nog te wachten staat.

Het laatste jaar van dit kabinet is het oogstjaar. Daaraan zijn moeilijke jaren met een hervormingsagenda voorafgegaan. Die hervormingsagenda bevatte soms pijnlijke maatregelen, maar uiteindelijk is het resultaat positief. De burger kan daaruit opmaken dat de maatregelen nodig waren. Natuurlijk moet je opletten dat er maatwerk geleverd blijft worden, zodat iedereen de positieve effecten aangereikt krijgt, maar die effecten zijn er dan toch maar. Wij moeten er ook op letten dat zij in de nabije toekomst niet opnieuw worden verjubeld. Mijn fractie zal daarop blijven letten op de bescheiden plek die voor ons in dit parlement is gereserveerd.

Nog enkele concrete punten. Ook mijn fractie heeft de monumentenzorg aan de orde gesteld. Er is een groot reservoir aan te restaureren projecten. Veel van die projecten zijn besteksklaar en liggen op de plank, maar er is te weinig budgettair volume. Daar hebben wij over gesproken. Deze minister heeft toegezegd dat hij zich er bij gelegenheid van de Najaarsnota sterk voor zou maken dat dat rondkomt voor het deel dat op enig moment in de stukken vigeerde. Daar is later nog iets bij gekomen; zo gaat dat wel vaker. Mijn complimenten voor het feit dat dat er nu stevig in zit. Ik ga er graag van uit dat hij er samen met zijn collega van OCW voor zal zorgen dat dat budget goed en voortvarend wordt besteed.

Dan de MEP-subsidieronde. Mijn collega Van der Staaij heeft hier een aantal maanden geleden zijn uiterste best gedaan om de minister van Economische Zaken ertoe te bewegen om te investeren in duurzame energie. De argumenten daarvoor zijn wel gewisseld. De minister zal zich dat allemaal herinneren. Juist nu er sprake is van een grote meevaller, zou je eigenlijk verwachten dat de minister eraan meewerkt dat in de overgangsregeling die uiteindelijk getroffen wordt, niet opnieuw een stuwmeertje ontstaat door loting en uitloting. Iemand die met goede plannen meedoet en een honorabel project heeft, zou niet zijn neus moeten stoten. Misschien mag ik vernemen of daar echt niets aan te doen is. Collega Crone heeft daar suggesties voor gedaan. Ik erken dat die robuust zijn, maar daar zit wel een probleem. De ontmoediging die ervan uitgaat als er uitgeloot zou moeten worden, staat haaks op het beleidsdoel en de richting daarvan. Dat zouden wij dus niet moeten willen.

Morgen komt mijn collega Van der Staaij met een amendement voor ex-gedetineerden binnen de begroting van Justitie. Dat is dus niet relevant voor de Najaarsnota, maar ik noem dat maar even in het kader van de brief die wij vanmorgen kregen en waarover ik straks nog even een appeltje te schillen heb. Over de schippersinternaten had ik graag bij de begroting van VWS iets geregeld, maar die begroting wordt in het nieuwe jaar behandeld. Dat kan ik nu dus niet doen, maar ik behoud mij dus alle rechten voor om nog iets te doen voor de schippersinternaten.

Dan die brief die wij hebben gekregen. Ook ik moet eerlijk zeggen dat ik mijn wenkbrauwen wel een beetje heb gefronst. Ik begrijp de bedoeling van de minister: hij wil geen gaten geschoten zien worden in het financiële beeld dat hij achterlaat. Er is echter ook het budgetrecht van de Kamer. Wij moeten onderscheid maken tussen moties en amendementen. Als de aanneming van een motie wordt ontraden en als die motie dan toch wordt aangenomen, is kabinetsberaad nodig. Dat kan twee uitkomsten hebben: wel uitvoeren of niet uitvoeren. De Kamer neemt daar kennis van en kan dat aanvaarden of niet aanvaarden. Het is waar dat de minister bij een demissionaire status van het kabinet niet naar huis kan worden gestuurd. Dat moet staatsrechtelijk gesproken leiden tot terughoudendheid over en weer. Dat is heel helder. Bij een amendement ligt het echter een slagje anders, zeker als het de begrotingswetgevende macht betreft. Dat moeten wij ons wel realiseren. De begrotingswetgever heeft dan het laatste woord. Dat kan het kabinet leuk of niet leuk vinden, maar dat is zo. Het kabinet kan het aannemen van een amendement van die strekking ontraden, zelfs met klem ontraden, vanwege de dekking. Als er geen dekking is, is er een gat. Dat kan onaanvaardbaar worden genoemd. Als er wel dekking is, kan die dekking toch ontraden worden, maar als de Kamer die dekking aanvaardt, zou het enige middel van de regering nog zijn om het dragende stuk onder het amendement terug te nemen voor de eindstemming. Dat is het staatsrechtelijke beeld. Als ik dat niet goed heb, hoor ik dat graag, maar volgens mij is het zo. Een knap iemand die dat kan verbeteren, maar dat houd ik voor mogelijk. Wij kennen elkaar en ik ben een luisterend en leergierig mens. Ik houd mij dus aanbevolen, maar ik moet nog zien dat dat lukt.

De heer Crone (PvdA):

Ik deel vooralsnog de mening van de heer Van der Vlies. Ik ben benieuwd of wij nog wat kunnen leren van de minister. Die maakt in zijn brief een onderscheid met de gebeurtenissen van vijf jaar geleden. Toen was er geen sprake van een demissionair kabinet. Mijn hoofdpunt is dat een begrotingswet in principe uitgevoerd moet worden. Het gaat niet aan om te spreken van een extra plafond voor uitgaven waartoe niet overgegaan hoeft te worden. Dit moet in de geest van de wens van de meerderheid van de Kamer worden uitgevoerd. De minister schrijft in zijn brief dat hij demissionair is en dat hij de beslissing om de bestedingsruimte te gebruiken nadrukkelijk aan het nieuwe kabinet overlaat. Het probleem is dat er in ieder geval vóór 1 januari 2007 geen nieuw kabinet is. Wij kunnen materieel dus niets meer. Als de Kamer nog een miljoen wil besteden voor 1 januari 2007, al of niet deugdelijk gedekt, gaat dat niet door als de minister zegt niets te kunnen doen omdat hij demissionair is. Als de Kamer echter een voorstel doet dat in alle redelijkheid past binnen het eigen uitgavenkader, heeft de minister toch geen poot om op te staan?

De heer Van der Vlies (SGP):

De vraag van de heer Crone is eigenlijk of het overschot van de minister of van de Kamer is. Bij een begrotingswet is het laatste woord aan de Kamer. Zo heb ik het altijd geleerd. De minister kan aanvaarding met klem ontraden of zelfs onaanvaardbaar achten. Normaal gesproken kan die daarbij steunen op een coalitie die hem daarin volgt. Daarvan is echter in deze situatie geen sprake, zodat er een meerderheidsprobleem is.

De voorzitter:

Op verzoek van de minister schors ik de vergadering tot tien voor tien.

De vergadering wordt van 21.40 uur tot 21.50 uur geschorst.

Minister Zalm:

Voorzitter. Dit is hopelijk mijn laatste optreden in deze Kamer, althans voor wat betreft budgettaire nota's, want dit zou betekenen dat er een beetje schot komt in de formatie en daar heeft iedereen baat bij.

Ik wil beginnen met het pièce de resistance, het budgetrecht van de Kamer. Er sluipen toch wat modernistische elementen in de vertaling van het budgetrecht. Het budgetrecht van de Tweede Kamer is ooit ingevoerd om de spilzucht van de Koning te beperken en de Koning te beperken in het maximum van de uitgaven die hij zou kunnen doen. Zo is dit vastgelegd in de wet. De Comptabiliteitswet bepaalt dat een bedrag dat op een begrotingsartikel staat, het maximumbedrag is dat een minister mag uitgeven. Er zit dus geen bestedingsdwang in. De Kamer staat hem welgevoeglijk toe om iets te doen. De begroting kent dus een maximumkarakter.

Dit blijkt ook verder nog uit de wet, want de wetgever heeft de minister van Financiën zelfs eenzijdig de bevoegdheid gegeven om in te grijpen in de begrotingen van zijn collega's. Hij kan namelijk artikelen aanwijzen ten laste waarvan geen verplichtingen mogen worden aangegaan voordat hij daarmee heeft ingestemd. Dus ongeacht hetgeen de Kamer al heeft gegund aan de minister, kan de minister van Financiën ook nog eenzijdig beperkingen opleggen in het aangaan van verplichtingen.

Het begrotingssysteem gaat er dus van uit dat de Kamer maxima stelt aan de uitgaven die mogen worden gedaan. Dit betekent ook dat een minister als de Kamer een begrotingsartikel verlaagt, geen kant uit kan. Hij moet zich daaraan houden en mag niet meer uitgeven dan de Kamer hem toestaat. Het omgekeerde geldt niet. Als de Kamer een begrotingsartikel verruimt, dus daar extra middelen aan toevoegt, is de minister niet verplicht om die uitgaven ook te doen.

Het is dus een systeem dat maxima stelt ter beperking van de bestedingen van de minister, maar het verplicht niet tot uitgaven. Het kan natuurlijk voorkomen dat de Kamer van mening is dat een minister echt die uitgave moet doen; dan ontstaat er een politiek probleem. Het budgetrecht van de Kamer is echter gericht op het stellen van maxima waar de minister zich aan te houden heeft en niet op minima of een verplichting om te besteden als de Kamer een begrotingswet heeft aanvaard. Dit maximumkarakter is onderdeel van het budgetrecht van de Kamer, maar een begroting heeft geen minimumkarakter.

Dit neemt niet weg dat er een politiek conflict ontstaat als een minister er niets voor voelt om een uitgave te doen die de Kamer wel wil doen. Dit is een andere kwestie en staat los van het budgetrecht.

Ik denk dat mijn beknopte briefje aan de Kamer staatsrechtelijk zuiver is. Ik mag aannemen dat er een kabinet ontstaat voordat 2007 ten einde loopt. Dus ook als de Kamer amendementen heeft aangenomen, kan er bij de formatie nog een heel gesprek ontstaan over de begroting voor 2007. De onderhandelende partijen kunnen van mening zijn dat er andere prioriteiten moeten worden gesteld of dat de amendementen moeten worden uitgevoerd. Dit alles kan dan in de Voorjaarsnota in beeld worden gebracht en dan is er nog ruim tijd om die uitgaven te doen.

In mijn brief heb ik gesteld dat wij als de Kamer uitgavenverhogende amendementen aanneemt, daar in de korte tijd die dit kabinet nog rest, niet effectief gebruik van zullen maken. Wij laten het aan onze ambtsopvolgers, respectievelijk de gesprekken over de formatie over of die bedragen ook werkelijk moeten worden uitgegeven. Ik denk dat dit een staatsrechtelijk zuivere opvatting is. Mijn brief doelde natuurlijk op het jaar 2007. Ik had mij niet voorgesteld dat er nog ideeën waren om in de laatste twaalf dagen van het jaar uitgaven te doen die op een doelmatige en rechtmatige wijze zouden kunnen worden besteed. In ieder geval beschouw ik het stallen van gelden bij een staats-nv niet als een doelmatige en rechtmatige besteding van gelden. Ik vind het in die zin dus ook een minder gelukkige vondst om via TenneT nog even kasbedragen neer te zetten die een ander doel dienen dan waar deze organisatie voor in het leven is geroepen, namelijk ervoor te zorgen dat alle elektriciteit in Nederland netjes kan worden gedistribueerd.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. De minister zegt eigenlijk op een vriendelijke manier dat hij een begrotingsamendement van de Kamer voor 2006 – want daar hebben we het nu over, niet over 2007 wat een nieuw kabinet eventueel nog zou kunnen doen – wel formeel wil uitvoeren, maar niet materieel. Daar komt het eigenlijk op neer, want als het amendement extra geld voor de MEP wil, voert de minister zoiets materieel niet uit. Ik wil de minister in dit opzicht herinneren aan de herziening van de begroting van een paar jaar geleden, toen het aantal begrotingsartikelen fors werd verminderd. Omdat de eigen bewegingsruimte van de Kamer erg werd beperkt door het veel kleinere aantal begrotingsartikelen, was een van de afspraken om de toelichting van een amendement ook mee te laten tellen. Daar heeft de minister toen mee ingestemd. In de toelichting van deze amendementen staat heel duidelijk waaraan het geld moet worden besteed. Hij is dus ook gehouden om de extra besteding conform de toelichting uit te voeren.

Minister Zalm:

Nee, dat ging over iets anders: wanneer binnen een begrotingsartikel een andere bestemming was dan de regering voor ogen had, moest de Kamer de ruimte hebben om via een amendement of toelichting aan te geven dat die andere bestemming binnen dat begrotingsartikel zou moeten worden gevolgd. Dat is een andere kwestie dan wanneer zonder een adequate dekking een begrotingsartikel wordt verhoogd. In dat geval staat de regering voor de keus of ze gebruik wil maken van de bestedingsruimte die de Kamer biedt. Overigens gaat het bij de MEP niet om een kasbehoefte voor 2006. Dat is voor mij ook een beetje het probleem: het is een wat oneigenlijke manier om via de Najaarsnota en de begroting voor 2006 een probleem aan te pakken dat niet in 2006 speelt; er is immers geen kasprobleem in 2006, vandaar het idee om ergens geld te stallen om daar in 2007, 2008, 2009 of 2010 iets mee te doen. Dat is niet strikt nodig om een eventuele politieke wens van de Kamer te honoreren. De koninklijke weg is volgens mij om dit in de formatiegesprekken tot uitdrukking te laten komen of bij de Voorjaarsnota's voor de jaren 2007 en later; niet volgens het kunstje van een Najaarsnota, zonder adequate dekking.

De heer Irrgang (SP):

Zoiets geldt dan toch ook voor de begroting voor Verkeer en Waterstaat? Daar is nu ook flink bijgeplust en dat wordt ook niet dit jaar uitgegeven. Daar maakt u blijkbaar een andere afweging.

Minister Zalm:

Dat is een amendement dat slaat op verplichtingen, niet op kas. Een van uw collega's zei dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen wat in de Miljoenennota stond en wat nu suppletoir wordt geregeld. Ik geloof dat de heer Vendrik sprak van 800 mln. Dat is de nieuwe verplichtingenruimte die wordt gevraagd, louter ter uitvoering van het MIT, dat overigens ook door de Kamer is geaccordeerd. Daarvoor is er een andere planning en fasering. De minister wil verplichtingen aangaan voor 800 mln. van plannen in het MIT die door de Kamer reeds zijn aanvaard. Die 2,8 mld. stond al in de miljoenennotastukken. Bij de Miljoenennota doen we geen aparte suppletoire begroting voor het lopende jaar; dat komt tegenwoordig in de najaarsnotaronde. Vroeger hadden we een hele serie suppletoire begrotingen, nu hebben we twee rondes: de voorjaarsnotaronde en de najaarsnotaronde. Alles wat bij de Miljoenennota nog voor het lopende jaar wordt gedaan, wordt in de suppletoire begrotingen rond de Najaarsnota geregeld. Daarvan is 800 mln. nieuw, althans in termen van verplichtingenruimte, maar niet in termen van de MIT-planning die ook door de Kamer is aanvaard. Hier gebeuren dus helemaal geen spectaculaire zaken, het is een uitvoeringstechnische kwestie met betrekking tot verplichtingen die de minister dit jaar wil aangaan om het door de Kamer geaccordeerde MIT nog te kunnen uitvoeren. Dat is iets volstrekt anders dan de beleidsinhoudelijke discussie over de MEP.

De heer Van der Vlies (SGP):

De minister zegt terecht dat het door de Kamer beschikbaar stellen van een budgettair volume voor een bepaalde begrotingstitel een bovengrens stelt aan hoe ver de regering mag gaan. De Kamer kan de minister van Financiën echter niet verplichten tot het doen van de betalingen. Het is niet uit te sluiten dat hiermee een politiek conflict ontstaat. Als de Kamer bewust geld bestemt voor een titel en de minister redenen heeft om daar geen gevolg aan te geven, dan lopen zij elkaar op een zeker moment voor de voeten. Het is algemeen bekend waar dat uiteindelijk op kan uitlopen en dat is geen wenkend perspectief. Doorgaans wordt de zaak daarom in der minne geschikt. Wat is voor de minister op dit moment doorslaggevend: de demissionaire status van het kabinet of het feit dat er een overschot is op enig begrotingsjaar en de Kamer wensen heeft voor de bestemming daarvan?

Minister Zalm:

Ik geef direct aan dat er geen ander overschot of uitgavenruimte is dan in het beeld dat is geschetst met de Miljoenennota. Als wij willen uitkomen op de uitgavenplanning die wij voor ogen hebben, dan moeten wij voor het einde van het jaar nog 500 mln. aan onderuitputting op de verschillende begrotingshoofdstukken zien te vinden. Dat geld hebben wij nog niet gevonden. Er is dus geen sprake van een soort vrije ruimte. Integendeel, wij moeten nog steeds onderuitputting lokaliseren en aanwijzen. Ik heb er wel vertrouwen in dat dat gebeurt; door anderen is al opgemerkt dat ook vanwege het maximumkarakter van de begroting – niemand mag meer uitgeven dan wat daarin is opgenomen – er altijd wel wat overblijft. Het is dan ook alleszins mogelijk dat die ruimte wordt gevonden. Er zijn echter geen grote ruimten in de uitgavensfeer over. Die 500 mln. moet nog gevonden worden.

Er is gezegd dat de ene meevaller zich op de andere stapelt. Het laatste nieuws is dat het novemberbeeld niet in gunstige zin afwijkt van het voorziene tekort in de Najaarsnota. Het novembercijfer bestaat uit een overschot van 0,5%. Dat klopt met het kaspatroon dat eindigt met een overschot van 0,4%, hetgeen in de Najaarsnota is verantwoord. Uit de kasrealisaties tot en met november blijkt niet dat de trein steeds harder gaat.

De heer Crone (PvdA):

Ik wil eerst even het volgende recht zetten. Het is niet mijn doel om TenneT geld te geven omdat het toevallig een overheidsbedrijf is dat met stroom te maken heeft. Nee, TenneT is de aangewezen uitvoerder van de MEP-regeling en moet de facto volgend jaar die overgangsregeling uitvoeren. De minister van Economische Zaken heeft gezegd dat als hij meer geld had, hij via TenneT die route kon volgen. U moet daar dus niet badinerend over doen. Dit is de koninklijke weg. Het restauratiefonds krijgt nu ook geld dat het pas in het volgende jaar en de jaren daarna uitgeeft. Ik zie dus geen principieel verschil. Ons kasstelsel leidt ertoe dat als uit de begroting van 2006 geld wordt vrijgemaakt voor besteding door de maatschappelijke clubs in 2007, voor 1 januari het bedrag per giro moet worden overgemaakt. Op deze manier zijn wij dus bij TenneT gekomen. Als u zegt dat er een andere uitvoering van de MEP mogelijk is, dan doen wij het via die manier natuurlijk. Mijn hoofdpunt is echter dat als de Kamer bij meerderheid besluit dat een dekking goed is, u niet kan zeggen dat de zaak volgend jaar geregeld moet worden bij de formatie. Op dat moment is het immers niet meer mogelijk om geld uit 2006 over te maken. Het bedrag drukt dan op de begroting van 2007. Dat maakt toch een verschil.

Minister Zalm:

Dat is op zich geen verschil. Het maakt niet uit of u in uw huishouden iets in december of januari uitgeeft, het geld is uitgegeven. Zakelijk bekeken doet dat er niet zo veel toe. De vergelijking tussen het restauratiefonds en TenneT is echt niet gepast of, laat ik voorzichtig zijn in deze laatste harmonieuze bijeenkomst, is anders. Het restauratiefonds is een fonds en bankiert ook in de schatkist. Dit fonds creëert een ruimte die ook in de komende jaren gebruikt kan worden en verlaat de schatkist niet. TenneT is gewoon een bedrijf. Er is geen kasbehoefte voor deze regeling. Gemakshalve ga ik even niet in op de inhoudelijke overwegingen, want u vecht het nog wel uit met de minister van Economische Zaken of er al dan niet ruimte gecreëerd moet worden. TenneT is echt een bedrijfsmatig gerund bedrijf dat niet in de schatkist bankiert. Het is niet zo dat wij honderden miljoenen uit de schatkist in de liquiditeit van TenneT gaan stallen onder het motto dat hiermee later wel eens leuke dingen gedaan kunnen worden. Dat vind ik dus geen nette manier van werken. Toevallig ben ik voor 100% eigenaar, in die zin kun je dus zeggen dat dit het principe van vestzak-broekzak is. Dit is echter een rare manier van doen, omdat ik ook niet aan NS gelden ga geven onder het motto dat hiermee later een spoorlijn aangelegd kan worden. Geld verlaat de schatkist niet voordat het echt nodig is voor het doel waarvoor het dient. De discussie met de minister van Economische Zaken moet voluit worden gevoerd. De Najaarsnota vind ik echter niet het vehikel om dat debat af te ronden, en nog snel even ergens 100 mln. neer te zetten, terwijl er geen enkele behoefte is aan die kasmiddelen.

De heer Crone (PvdA):

De minister blijft om het kernpunt heen draaien. TenneT krijgt niet zomaar geld gestald, maar is de uitvoerder van de MEP en krijgt een voorschot om de afgesproken overgangsregeling uit te voeren. Omdat er te weinig geld is voor de overgangsregeling heeft de minister van Economische Zaken gezegd dat er geloot moet worden. De uitvoeringsinstantie krijgt dus geld en er wordt niets geparkeerd bij TenneT. TenneT krijgt dat geld om de MEP uit te voeren. Het geld dat onverhoopt overblijft, wordt natuurlijk teruggestort. Dit geld is gewoon een voorschot op de uitvoering.

Minister Zalm:

TenneT heeft hiervoor in 2007 absoluut geen geld nodig, ook niet als u uw zin zou krijgen in de discussie met collega Wijn. Volgens mij is die discussie nog volop gaande. Ik vind dit een oneigenlijke methode om die discussie even te beslechten via het storten van een kasbedrag bij een overheidsbedrijf.

De heer Pechtold (D66):

De minister sprak over die 888 mln. Daarover heeft mijn fractie een vraag gesteld. Wij hebben schriftelijk opgemerkt dat dit bedrag in tweeën valt op te splitsen, namelijk 217 mln. en een beetje van de Miljoenennota en 671 mln. en een beetje van de Najaarsnota. De minister gaat hierop nu niet in. Kan hij nog eens ingaan op die verplichtingen en dan met name op het onderscheid in die twee bedragen?

Minister Zalm:

Ik geloof dat de heer Crone het op dit punt bij het rechte eind had. Het gaat om 2,6 mld. aan verplichtingruimte die nu wordt gevraagd en die een rechtstreeks voortvloeisel is van de Miljoenennota. Het gaat dus echt om een hoger bedrag. Voor 2008/2009 wordt ook ten opzichte van de Miljoenennota extra verplichtingenruimte gevraagd. Dat is allemaal binnen het kader van het meerjarig investeringsprogramma, het MIT, dat eerder al door de Kamer is besproken. Het gaat om een fasering in het aangaan van verplichtingen. De minister meent dat zij al eerder verplichtingen kan aangaan, maar niet bovenop het MIT. Dit is gewoon ter invulling van het MIT. Het gaat niet om een groot nieuw beleidsbesluit, maar het gaat om planning van wegen en spoorwegen voorzien in het meerjarig investeringsprogramma. Hiervoor wordt de concrete verplichting door de minister aangegaan en daarvoor wordt toestemming aan de Kamer gevraagd. Ik heb begrepen dat hierover nog een apart debat met de minister volgt. Zij zal het ongetwijfeld veel beter kunnen uitleggen dan ik. Dit is de code die geldt. Het is niet zo dat de minister automatisch budgettaire verplichtingenruimte heeft als het MIT is aangenomen. Deze ruimte moet ieder jaar opnieuw worden gevraagd. De minister vraagt de Kamer of zij al wat meer verplichtingen kan aangaan ter realisering van het MIT dan zij eerder dacht te kunnen aangaan.

De voorzitter:

Ik zie dat het druk is bij de interruptiemicrofoon. Ik wil met alle liefde ruimte geven om vragen te stellen. Kunnen wij dan echter met elkaar afspreken dat in tweede termijn alleen moties worden ingediend? Ik zie dat de leden zich daarmee kunnen verenigen.

De heer Pechtold (D66):

Even voor de helderheid, anders hebben wij verschillende verwachtingen. Het gaat mij om het onderscheid tussen de 217 en de 671. De minister zegt nu toe dat zijn collega daar verder op in zal gaan. Daar wil ik op dit moment genoegen mee nemen. Als wij van haar dan maar de precisering krijgen van die twee bedragen.

Minister Zalm:

Ja, die krijgt u. Dat zeg ik met de toelichting erbij dat het dus niet gaat om nieuwe plannen voor wegen of om nieuwe spoorweg- of waterplannen of wat dan ook. Dit is allemaal in het kader van het MIT en de plannen die daar al lagen. De minister wil alleen al concrete verplichtingen aangaan ter realisering van het MIT. Er zit politiek geen nieuw beleid achter. Dat is het misverstand en daarom beschouwt u die antwoorden waarschijnlijk als betrekkelijk nietszeggend. Het zijn inderdaad nietszeggende antwoorden. Het is een bureaucratische, technische handeling die echter wel past bij het budgetrecht van de Kamer.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De kwalificatie van de minister van Financiën over de antwoorden van mevrouw Peijs met betrekking tot wat er nu precies wordt voorgesteld in het kader van het suppletoire Infrafonds maak ik tot de mijne. Die antwoorden verdienen inderdaad geen schoonheidsprijs in termen van helderheid. Wij zullen dat morgen met haar verder uitdiscussiëren. Toch is het niet van belang ontbloot. Wie extra ruimte beschikbaar stelt voor verplichtingen, zeker bij Najaarsnota, heeft vervolgens een nieuw kaspatroon nodig. Je gaat immers geen verplichtingen aan zonder dat daar de contractuele consequentie aan vastzit dat je dat geld ook een keer kwijt bent. Dat heeft consequenties voor de begroting 2007 en wellicht ook voor die van latere jaren, afhankelijk van het kasritme dat bij de betreffende verplichtingen hoort. Dat wordt allemaal niet toegelicht. Het is altijd fijn om met mevrouw Peijs te spreken, maar zij is van het CDA en dit soort dingen kun je toch beter met de VVD bespreken, zeg ik maar. Zeker na vorige week, toch?

Minister Zalm:

Daar ben ik het helemaal mee eens.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als de minister dus nog een wat preciezere uitleg heeft over wat hier nu precies gebeurt, dan houd ik mij aanbevolen.

Ik had ook nog een andere vraag. Daarvoor kom ik terug op de brief die de minister heeft gestuurd. Ik ben een beetje verbaasd over de politieke duiding. Wij weten van deze minister – dat zal waarschijnlijk ook gelden voor de nieuwe minister van Financiën – dat je amendementen zonder dekking altijd afwijst. Daar begin je gewoon niet aan. Dat is onzin en dat kan helemaal niet.

Minister Zalm:

U bent een man naar mijn hart.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Welke gek verzint dat nou, je hoort het ze denken bij Financiën.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Tot zover dus niets nieuws, maar waarom dan deze brief? De demissionaire status waar de minister zich op beroept, heeft uitsluitend betrekking op dat type amendementen. Waar is die brief dan voor nodig en vanwaar het beroep op de demissionaire status?

Minister Zalm:

De heer Vendrik heeft helemaal gelijk. Ik herinner mij dat ik die discussie eerder in de Kamer of en marge van de Kamer had met de toenmalige fractievoorzitter van de PvdA, Ad Melkert. Het ging om de vraag of in het laatste kabinetsjaar het uitgavenplafond nog wel moest worden toegepast. Toen heb ik gezegd: je amendeert je maar suf, maar wij doen daar niets mee, want een opwaarts amendement voeren wij gewoon niet uit; dat is alleen maar ruimte en ik zal mijn collega's instrueren om die ruimte niet te benutten. Die bevoegdheid heb ik.

Je kunt daar vervolgens een politiek conflict over maken. Dat is weer de afdeling politiek: dat mag en dat kan. Als de minister weigert om uitgaven te doen die de Kamer gedaan wil hebben, dan kun je daar een politiek conflict van maken. Maar dat is iets anders dan het budgetrecht van de Kamer. Het budgetrecht van de Kamer stelt maxima aan de uitgaven die een minister kan doen. De manier waarop deze brief is geformuleerd, zegt dus niet: er zal niet worden uitgegeven. Nee, dat laten wij netjes. Wij lopen niet vooruit op de ruimte die de Kamer eventueel geeft, op een naar ons oordeel niet verantwoorde manier. Wij laten het over aan onze opvolgers. Als zij wel onverantwoorde dingen willen doen, dan moeten zij dat maar doen. Daar is ook nog alle tijd en ruimte voor in de begroting 2007, tenzij het nieuwe kabinet pas over een jaar verschijnt. Dan hebben wij een probleem, maar dan komen wij elkaar nog wel weer tegen en dan krijgen wij nog meer debatten over de vraag hoe de Kamer met een demissionair kabinet moet omgaan.

Het is dus beleefdheid tegenover degenen die straks het nieuwe kabinet vormen dat wij niet vooruitlopen op budgettaire wijzigingen waarvan nog niet duidelijk is – wij hebben nu betrekkelijk toevallige Kamermeerderheden, althans dat is denkbaar – of het nieuwe kabinet daadwerkelijk dergelijke beslissingen wil uitvoeren. Dus ik vind het gepaste terughoudendheid van een demissionair kabinet om het aan het nieuwe kabinet over te laten een finale beslissing te nemen over de vraag of het wel of niet gebruikmaakt van de ruimte die de Kamer heeft geboden. Dat vind ik een vrij beschaafde en correcte opvatting.

De kwestie-Verkeer en Waterstaat kan ik niet beter verwoorden dan ik heb gedaan. Er is een MIT. De heer Vendrik zegt dat hij daar altijd tegen is geweest, dus iedere nadere invulling daarvan is alleen maar slecht. Dan moet hij tegen dit amendement stemmen. Het is echter niet zo dat de minister zich hier, in kas noch in verplichtingen, over de hele MIT-periode extra ruimte toemeet. Die heeft men van mij niet gekregen. Dit is een technische nadere invulling van het bestaande MIT. Het gaat dan om het bedrag van 2,6 mld. Zoals men weet, loopt het MIT op tot 80 mld. Mocht de heer Vendrik daarin nog flink het mes willen zetten, als hij ooit bij de formatiebesprekingen wordt betrokken, dan heeft hij daarvoor nog zeer veel ruimte.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Laten wij dat meteen maar doen, want dit is een van de gevoelige punten. Het MIT is voor de verkiezingen besproken en heeft toen tot uitvoerige debatten geleid. Wij vonden het onhelder of datgene wat nu wordt voorgesteld in het suppletoire infrafonds één op één aansluit bij wat indertijd is afgesproken. De minister van Financiën zegt dat dat zo is. Ik geloof hem op zijn woord. Daarnaast is echter ook aan de orde in hoeverre een nieuwe Kamer met een nieuw kabinet met datzelfde MIT nog in alle finesses van de besluitvorming uit een vorige periode wil doorgaan. Men zou ook kunnen zeggen: wij zijn demissionair, wij wachten even met het aangaan van contractuele verplichtingen die oplopen tot een bedrag dat in de miljarden loopt. Het is mogelijk dat een nieuw kabinet daarover andere gedachten heeft. Dat vind ik ook wel horen tot een demissionaire habitus, die de minister ten aanzien van andere amendementen zo graag naar voren brengt.

Minister Zalm:

Het is inderdaad naar mijn opvatting uitvoering van staand beleid. De Kamer kan natuurlijk zeggen dat zij dat staande beleid wil veranderen. Bij het MIT en bij het infrafonds hebben wij wel de ervaring, zeker de afgelopen jaren, dat daar veeleer het probleem optreedt van onderbesteding dan van besteding. Het feit dat de minister nu mogelijkheden ziet om het tempo enigszins op te schroeven zonder dat dat leidt tot extra kasbeslag in latere jaren vind ik op zichzelf een positieve ontwikkeling. Ik heb daar dus vanuit de uitvoering van staand beleid geen problemen mee. Als de heer Vendrik een beleidswijziging wil, adviseer ik hem dan ook om tegen deze verplichtingenruimte te stemmen. Wanneer hij vindt dat het MIT in belangrijke mate zijn instemming kan hebben, doet dit geen kwaad. Het is in ieder geval niets nieuws ten opzichte van het beleid dat eerder is geformuleerd en dat ook door de oude Kamer is geaccordeerd.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik kom nog even terug op de MEP. Van de opmerking van de minister over het afstorten van 100 mln. bij TenneT heb ik bij interruptie al gezegd dat ik dat belachelijk vind. Dat neemt het probleem niet weg. Het probleem is dat vandaag de inschrijving openstaat. De vraag is of er voldoende gelden zijn om daaraan tegemoet te komen. Wat ziet de minister dan als oplossing, behalve loten, wat Kamerbreed wordt afgewezen? Als hij een oplossing weet te vinden om af te komen van het probleem zijn wij hem reuze dankbaar.

Minister Zalm:

Er is een groot debat geweest over de MEP-regeling, die een enorm budgettair probleem vormt doordat die tegenvaller op tegenvaller stapelt, terwijl wij weer nieuwe tegenvallers in beeld krijgen. Voor de compensatieregeling is een bepaald bedrag uitgetrokken, ook in overleg met de Kamer. Het is aan de Kamer om dat bedrag in samenspraak met de minister van Economische Zaken zo goed mogelijk te bestemmen. Die discussie moet met hem worden gevoerd. Ik ben niet bereid om uit de algemene middelen extra budgetten op die toch al uit de hand lopende regeling ter beschikking te stellen. Dat kan natuurlijk in het debat met de minister anders uitvallen, maar dat is dan een debat dat betrekking heeft op 2007 en latere jaren en in ieder geval niet op de kasuitgaven 2006. Dat debat moet dan ook met de minister van Economische Zaken worden gevoerd in het kader van de Voorjaarsnota of een nieuw missionair kabinet, mocht deze voortreffelijke minister nog steeds die post bekleden.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Wij moeten het dus helaas zelf verzinnen. Dat zullen wij dan doen.

Minister Zalm:

Ik kan de heer De Nerée niet helpen. Met het strooien van geld wordt Nederland niet geholpen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Het is niet de bedoeling om met geld te strooien.

Minister Zalm:

Ik begrijp wel dat de heer De Nerée er goede bedoelingen mee heeft, maar deze regeling is volstrekt uit de hand gelopen en loopt nog steeds verder uit de hand.

De heer Crone wijst, evenals anderen, op de behoorlijke verschillen tussen de begroting en de huidige situatie. Het mechanisme lijkt te veroorzaken dat het, als het eenmaal goed gaat, alleen maar beter gaat en dat het steeds slechter gaat als het eenmaal slecht gaat. De omgekeerde beweging heeft zich ook voorgedaan. De begroting 2003 startten wij met een positief beeld van een betrekkelijk bescheiden tekort, dat toch tot meer dan 3% opliep. Als er eenmaal tegenvallers komen, hebben deze de neiging zich te vermenigvuldigen. Bij meevallers zie je hetzelfde. Mijn voorlopige indruk is echter dat wij aan het eind van de meevallers lijken te zijn gekomen. De indruk van de maand november was eerder ontmoedigend dan bemoedigend. Het is mogelijk dat de schaduw die links vooruitwerpt de schatkist al beroert. Ik heb nog geen indicaties over verdere meevallers.

De heer Irrgang (SP):

Vorig jaar zei de minister precies hetzelfde. Toen voerde hij ook de maand november aan. Die was toen zelfs nog negatiever dan de Najaarsnota prognosticeerde. Het ging om 1,2%. Het uiteindelijke saldo over 2005 was 0,3%, dus fors beter dan de 1,2% die de minister in de Najaarsnota voorspelde. Het is dus, zeker tegen het licht van de manier waarop hij dat vorig jaar ook al deed, niet heel erg overtuigend dat de minister alleen maar naar de maand november verwijst.

Minister Zalm:

Voorzitter. De Najaarsnota wordt opgesteld op basis van de verwachte uitgaven van de departementen, inclusief de schattingen, die rekening houden met voorlopige aanslagen. Wij houden ook rekening met de kasrealisatie. Het enige harde cijfer dat ik er voor echte realisaties naast kan zetten is het twaalfmaands voortschrijdend cijfer. Dat zegt de heer Irrgang iets. Hij is immers ook econoom en heeft bij de Nederlandse Bank gezeten. Dit cijfer is 0,5 en het had volgens het patroon dat wij van maand tot maand voor het EMU-saldo vooruit gepland hebben ook 0,5 moeten zijn. Wij zitten precies op de 0,5 die nodig is om in december op de 0,4 te komen. December moet nog komen. De januariopbrengsten tellen voor een deel ook nog mee. Het cijfer kan dus nog veranderen. Op grond van de novemberrealisatie heb ik echter geen indicatie dat 0,4 uit de Najaarsnota op grond van de gegevens die mij daarna hebben bereikt, beter zal uitvallen. Ik zeg niet dat het onmogelijk is, maar er duikt hiervoor geen tendens op. 0,4 is overigens een mooi cijfer. Een jaar geleden had ik er onmiddellijk mijn handtekening voor gezet. Dit percentage van 0,5 staat, meen ik, nog niet op onze website. Binnenkort zal het er wel op verschijnen. Dat gebeurt altijd aan het einde van de maand. Ik heb u hiervan alvast voorinzage gegeven. Het is de informatie die mij heeft bereikt. Het betreft ook een mooi cijfer, maar het is niet mooier dan wij nodig hebben om voor het jaartotaal op 0,4 te kunnen eindigen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Is de politieke conclusie dus gerechtvaardigd dat de zegeningen van het kabinet al weer op zijn voordat het daadwerkelijk is vertrokken?

Minister Zalm:

De mededeling dat ik wegga, heeft het vertrouwen natuurlijk enorm geschokt. Dat begrijpt de heer Vendrik ook heel goed.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan zit de wereld toch anders in elkaar dan wij hadden gedacht.

Minister Zalm:

Dat links er aan komt, is natuurlijk ook niet positief.

Toen ik de heer Crone hoorde spreken, dacht ik: jonge, jonge, wat heb ik de boel weer uit de hand laten lopen. Hij zegt dat er 10 mld. meer uitgaven zijn in de zorg. Ik vraag me dan af hoe hij daar nu weer bij komt. Ik meende niet dat het zo erg was. Hij stelt ook dat de sociale zekerheid 4,9 mld. lager is. Ik begrijp dat hij de – wat ik noem – defensietelling toepast. Hij telt dan de jaarlijkse bedragen van vier jaar bij elkaar op. Ik kan het althans niet anders duiden. In het antwoord op de derde van zijn vragen, die overigens puur over de mee- en tegenvallers en dus niet over het saldo ging, heb ik gemeld dat de tegenvallers in de zorg over 2006 2,8 mld. beliepen. Daar zijn compenserende maatregelen tegenover gesteld. Per saldo is de overschrijding in 2006, nadat dit in rekening is gebracht, dus 0,7 mld. Dit is inderdaad een overschrijding, maar toch iets heel anders dan de 10 mld. waarover de heer Crone het had. Ik neem aan dat hij aan dit bedrag komt door tegenvallers van vier jaar bij elkaar op te tellen. Dat is althans de enige verklaring die ik kan verzinnen voor zijn 10 mld. tegenvallers ten opzichte van het regeerakkoord.

Hetzelfde geldt voor zijn opmerkingen over de sociale zekerheid. Er is niet gevraagd naar het saldo, maar naar de meevallers. Mijn ambtenaren brengen dan alleen de meevallers in beeld en komen daarbij uit op een bedrag van 1,9 mld. Er zijn echter, zoals men zich zal herinneren, ook maatregelen getroffen die enig tegenwicht moesten bieden en er zijn overschrijdingen geweest. Het saldo komt daarmee in 2006 uit op een onderschrijding van 900 mln. Ook hierbij heeft de heer Crone waarschijnlijk de defensietelling toegepast; op die manier kan ik zijn 4,9 mld. verklaren. Het is niet gebruikelijk om bij stromen uitgaven te cumuleren, maar ik erken dat je op deze manier wel tot grote bedragen komt.

Ik feliciteer de heer Pechtold met zijn maidenspeech als financieel woordvoerder. Ik moet zeggen dat ik de indruk kreeg dat hij snel veel heeft bijgeleerd. Op veel punten ben ik het ook nog met hem eens; ik weet overigens niet of ik dit namens de regering kan zeggen. Dat het hervormingsbeleid belangrijk is en dat wij daarmee moeten doorgaan, klinkt mij niet onbekend in de oren. Het verkiezingsprogramma van D66 komt erg goed, zelfs als beste uit de CPB-berekeningen; ere wie ere toekomt. Het VVD-programma is op het punt van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën een goede tweede. Ik kan eigenlijk alleen maar met sympathie naar de woorden van de heer Pechtold luisteren in dit gedeelte van zijn interventie.

Hij vraagt verder of ik de verhoging van de AOW-leeftijd een goede oplossing vind. Zo'n verhoging is inderdaad een bijdrage aan de oplossing van de vergrijzingsproblematiek. Andere partijen hebben andere keuzen gemaakt, maar komen daarmee allemaal minder ver dan D66. Mijn eigen partij komt ook een aardig eindje zonder de verhoging van de AOW-leeftijd in te zetten, maar door andere maatregelen te nemen. Als wij kijken naar het effect van een en ander op de economische groei, dan lijkt het allemaal wat op elkaar. Ik kan de analyse van de heer Pechtold op dit punt dus helemaal volgen, maar partijen maken soms andere afwegingen. Dat heeft ook mijn partij op dit punt gedaan, zeg ik nu maar even met mijn VVD-petje op.

Ik ben blij met het rapport van de Commissie Gelijke Behandeling en ik ben het eens met de aanbevelingen die erin staan. Ik ben ook blij dat de hypotheekverschaffers zich de aanbevelingen aantrekken. De code die per 1 januari ingaat, voorziet in een verbod op discriminatie, niet alleen op grond van postcode, maar ook op grond van geslacht, nationaliteit et cetera. Ik neem mij voor om naar aanleiding van dit rapport nog eens met de hypotheekverschaffers om de tafel te gaan zitten om hen op het hart te drukken dat het niet moet blijven bij een rapport, maar dat de aanbevelingen in de praktijk moeten worden gebracht. Het is belangrijk dat dit gebeurt. Ik ben het op dit punt dus helemaal met de heer Pechtold eens.

Ik complementeer de heer Van Dijck met zijn maidenspeech en ik deel met hem de vreugde over de voorspoedige economische groei en het overschot op de begroting. Hij zegt dat hij van mensen echter hoort dat zij niet merken dat het weer beter gaat met de economie. Toch gedragen de mensen zich wel op een manier die past bij een goed draaiende economie. De consumptie stijgt dit jaar met meer dan 2% en men verwacht het volgend jaar eenzelfde stijging. Het consumentenvertrouwen, dat gemeten wordt door het CBS, is buitengewoon hoog, hoger zelfs dan het in lange tijd is geweest. Dus wellicht moet de heer Van Dijck ook eens met optimistische mensen spreken, want die zijn er ook in Nederland. Uit allerlei enquêtes blijkt dat het gevoel dat het beter gaat met de economie, breed wordt gedragen door de bevolking.

De wens van de heer Van Dijck om tot lastenverlichting te komen begrijp ik heel goed. Wij zijn in de afgelopen twaalf jaar die ik voor mijn rekening kan nemen, in staat geweest om de collectieve-uitgavenquote met tien punten te verlagen. Dit is meer dan tijdens de drie kabinetten-Lubbers, dus wij zijn wel op de goede weg. Per saldo zijn de lasten in de afgelopen periode verlicht; er zijn jaren met lastenverzwaring geweest, maar ook jaren met lastenverlichting, zoals 2006 was en zoals 2007 zal zijn.

Als wij 4 mld. minder aan de Europese Unie afdragen, wordt Nederland net zo'n netto-ontvanger als het armste land in Europa, dus dit zou wel heel ambitieus zijn, om het maar voorzichtig te zeggen. Het is ook de vraag of dit wel op een verantwoorde manier te verdedigen is. De heer Wilders kan alles, maar ik zie mij dit zelf niet zo snel doen.

Verder viel het mij op dat de meevaller bij de inkomsten niet wordt bestemd voor het verlagen van belastingen, wat zou stroken met de logica van het betoog van de heer Van Dijck, maar voor het verhogen van uitgaven. Dit is misschien nog een puntje voor de volgende algemene beschouwingen; als hij de lasten zo fors wil verlagen, zou hij naar mijn oordeel überhaupt niets van de eerste de beste meevaller moeten uitgeven, maar er netjes het overschot mee moeten verstevigen. Dan kan ook de vergrijzingsproblematiek aangepakt worden. Maar als hij deze filosofie niet deelt, zou ik in zijn plaats toch niet meteen allerlei wensen voor uitgaven naar voren brengen. Als de lastenverlaging voor hem zo belangrijk is, waarom komt die dan niet op zijn lijstje voor? Maar goed, dit is een kleine kanttekening bij zijn overigens te waarderen inbreng.

Ook de heer Irrgang heeft gewezen op de regen van meevallers en op de conjunctuur. Hij vindt dat de belastingopbrengst slecht geraamd wordt. Daar heeft hij gelijk in, maar dit is niet typisch voor Financiën, het is ook typisch voor het CPB. Ik weet niet wat de heer Teulings precies heeft gezegd, maar de ramingen die Financiën indertijd voor 2003, 2004 en 2005 had, weken niet wezenlijk af van die van het CPB. En dit geldt ook voor de ramingen van het tekort. Ik kan mij geen verschillen tussen deze ramingen herinneren die groter waren dan 0,1%. Als de heer Teulings het meent dat de ramingen onnauwkeurig zijn, dan geldt dat in ieder geval ook voor zijn huidige werkgever, het CPB. De ervaring van vele jaren heeft geleerd dat het gewoon zeer moeilijk is om belastinginkomsten te ramen. Als de economische groei tegenvalt, vallen de belastinginkomsten tegen; als de groei meevalt, vallen ook de inkomsten mee. Maar wij kunnen er nog steeds niet goed de vinger achter krijgen waarom er ook een zeker procyclisch effect blijkt te zijn. Als de economie tegenvalt, vallen de inkomsten nog harder tegen, en omgekeerd. Hoewel de progressiefactor theoretisch 1 zou moeten zijn – deze processen zouden gelijke tred moeten houden – werkt het in de praktijk tamelijk procyclisch. Dit verschijnsel doet zich overigens niet alleen in Nederland voor, het komt ook in andere landen voor. Ik heb mijn belastingramers gevraagd, de zaak een keer helemaal van bovenaf te benaderen in plaats van per belastingsoort, dus meer een macrotechniek met vervolgens een soort onderverdeling naar belastingsoort. Maar wij hebben er nog niet goed een vinger achter kunnen krijgen. En er doet zich nog een extra complicatie voor: de begroting die wij in september indienen, is gebaseerd op het eerste halfjaar van het verstreken jaar, zodat er in wezen een onzekerheid van anderhalf jaar in zit. Als het afgelopen jaar meevalt, werkt dat door in het nieuwe jaar. Als het nieuwe jaar meevalt, volgt er een cumulatie. Dit maakt de verschillen tussen de oorspronkelijke begrotingsraming en de uiteindelijke uitkomsten zo groot, zowel in gunstige als in ongunstige zin. De uitslagen bij de meevallers zijn niet wezenlijk groter dan de uitslagen bij tegenvallers.

De heer Irrgang (SP):

Ik heb er juist de nadruk op gelegd dat het niet gaat om de cijfers van jaar tot jaar, maar om het al dan niet structurele karakter van meevallers of tegenvallers. Het ministerie bestempelde tegenvallers wel erg makkelijk als structureel, terwijl die achteraf niet structureel bleken te zijn. De vraag aan de minister is of hij vindt dat men in de toekomst wat voorzichtiger moet zijn met al te snel belastingtegenvallers, zeker bij de vennootschapsbelasting, als structurele tegenvallers te kwalificeren.

Minister Zalm:

Dat geldt voor meevallers evenzo. Ik ben het met u eens dat het ook een intellectueel-analytisch vraagstuk is. Wij proberen bij de vennootschapsbelasting te kijken naar de onderliggende grondslagen. Dan kom je bij het winstinkomen uit, zoals het CPB dat ook raamt. Dan zit je met een erratische elasticiteit, waarbij ook verliescompensaties nog een rol spelen en met een veel hogere elasticiteit dan je eigenlijk ex ante zou verwachten. Wij kunnen elkaar in puur analytische zin wel vinden. Dit is een vraagstuk waar wij echt mee worstelen op het ministerie en waar de belastingramers mee worstelen.

Ik heb gevraagd om een alternatieve aanpak te bedenken, meer uitgaande van het macro-totaal van de belastingen. Soms kun je makkelijker het totaal ramen dan de twintig onderliggende delen. Ik wil wel eens zien of je via een macro-aanpak, met een soort van procyclische progressiefactor, met iets meer betrouwbaarheid belastingramingen kunt maken. Dat wil zeggen: laag zetten als de groei beneden de trend is en hoog zetten als de groei boven de trend is. Ik wil wel eens zien of dat tot enige verbetering in het ramingsresultaat kan leiden. Aan die onverwachte tegenvallers of aan die onverwachte meevallers heb ik niets, hebt u niets en heeft niemand iets. Die destabiliseren alleen maar het begrotingsbeleid.

Het allerbelangrijkste zou natuurlijk zijn – en misschien kunnen wij elkaar daarin vinden – dat wij een zodanige situatie weten te bereiken dat wij ons van die belastingmeevallers of -tegenvallers helemaal niets hoeven aan te trekken, om dat wij met het begrotingstekort in de veilige bandbreedtes zitten. Dat is de opzet van het trendmatig begrotingsbeleid. Dan is het niet zo verschrikkelijk belangrijk meer hoe de belastingopbrengsten precies uitkomen in vergelijking met de raming. Dan zitten wij echt in een traject waarin wij een economisch goed begrotingsbeleid voeren en minder afhankelijk worden van de raming. De ramingen spelen natuurlijk vooral een rol als je in de gevarenzone terecht dreigt te komen.

Mij was voorspeld dat de heer De Nerée zou komen met het Denkavit-arrest. Het is des te opmerkelijk dat de heer Irrgang het als eerste heeft gebracht. Ik ben erop geprepareerd en ik kan het volgende erover zeggen. Het Denkavit-arrest is inderdaad bekend op het ministerie. Het is voor ons ook niet verrassend. Wij hebben, anticiperend op dat arrest, de inhoudingsvrijstelling in de wet op de dividendbelasting aangepast via de Wet werken aan de winst, waar de heer De Nerée met zijn fractie in elk geval voor heeft gestemd. Dat betekent dus ook dat de Nederlandse dochtermaatschappij vanaf 1 januari 2007 geen belasting meer hoeft in te houden op een dividenduitkering aan een moedermaatschappij die 5% of meer van de aandelen van een Nederlandse dochter bezit. Het maakt dan niet uit of die moeder is gevestigd in Nederland of elders in de EU. Wat dat betreft is het "proof", want Frankrijk is bestraft in de Denkavit-zaak omdat onderscheid werd gemaakt tussen eigen land en andere Europese landen. Wij zijn nog niet uitgestudeerd op het arrest. Wij zullen er nog verder naar kijken. Er lopen nog een paar andere zaken, onder andere de zaak-Amurta. Dat zal de heer De Nerée natuurlijk bekend zijn. Wij hopen dat daar nog wat meer duidelijkheid over komt. Als die duidelijkheid er is, zullen wij als het noodzakelijk mocht blijken, de nodige voorstellen aan de Kamer doen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik begrijp hieruit dat er geen budgettaire consequenties uit voortvloeien, omdat de wetgeving via de Wet werken aan winst is aangepast en de budgettaire consequenties daarin verwerkt zijn.

Minister Zalm:

Ja. Uit het Denkavit-arrest sec vloeit niets voort. Zoals ik al zei, er loopt nog een ander zaak waaruit wel iets kan voortvloeien.

Dan wil ik ingaan op de opmerkingen van de heer Vendrik. Ik heb al gesproken over de verschillen tussen de ontwerpbegroting en de Najaarsnota. Het is evident dat wij hebben misgepeerd. Ik weet niet of een meer stabiele ondernemingsbelasting dan de vennootschapsbelasting is te bedenken. Werken aan winst kent wel een grondslagverbreding en daarbij speelt de hoogte van het tarief ook een minder belangrijke rol. Intuïtief zou men denken dat dat tot meer stabiliteit leidt. De verliescompensatie is bij die exercitie ook enigszins ingeperkt, maar ik durf in dit verband niet al te nadrukkelijke uitspraken te doen. In reactie op een opmerking van de heer Irrgang zei ik reeds dat wij weer een uiterste poging gaan doen om tot verbetering te komen. De nieuwe lichting aan econometristen zorgt voor driedubbele filters en prachtige technieken waarmee wij de raming kunnen verbeteren. Tegelijk vind ik dat het beide partijen deugd moet doen dat de ondernemingen in Nederland weer flink bijdragen aan de belastingopbrengst. Het verheugt mij dat zij daaraan bijdragen, zeker omdat dit niet het gevolg is van een hoger tarief. Deze ontwikkeling gaat zelfs gepaard met een lager tarief. Dat is toch erg mooi. Met de minister-president zeg ik: laten wij blij zijn. Toch!

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dit soort bijwerkingen van het kapitalisme laten wij ons goed smaken. Dat moge helder zijn. Ik heb evenwel een ander punt aan de orde gesteld. Wij zouden kunnen zoeken naar een regime voor de vennootschapsbelasting dat meer stabiliteit genereert voor de jaarlijkse begrotingen. Wij zouden er ook van uit kunnen gaan dat de hoogte van de inkomsten aan vennootschapsbelasting sterk blijft fluctueren. Door die fluctuaties zal het begrotingsbeeld tamelijk onrustig zijn. Zou dat geen aanleiding moet zijn om met het oog op het toekomstige begrotingsbeleid dit aspect nog eens kritisch te bestuderen? U hebt een belangrijke erfenis te verdedigen. Die erfenis heeft ons voor een deel altijd erg aangesproken. Het gaat ons om het feit dat deze vennootschapsbelasting bij de opstelling van de begroting altijd voor onrust heeft gezorgd. Je zou die belasting bij de raming van de totale begroting als het ware een aparte positie kunnen geven. Misschien zou dat de informatievoorziening aan de Kamer ten goede komen en dat zou ook een winstpunt zijn. Dit zou het begrotingsbeleid ook wat rustiger kunnen maken en dat is onze gezamenlijke missie.

Minister Zalm:

Ik heb wel ideeën die op de uwe lijken. Je zou voor een dusdanig degelijke uitgangspositie kunnen kiezen dat je je een behoorlijke conjunctuurtegenslag kunnen permitteren. Ook zou je je dan uitval aan vennootschapsbelasting kunnen permitteren zonder in de gevarenzone te komen vanwege de 3%-grens. Ik meen dat wij elkaar op die manier zouden kunnen vinden. Iets anders is als je zou kiezen voor aparte categorieën bij de belastingen, categorieën die niet mee zouden tellen bij een virtuele tekortberekening. Daar voel ik minder voor. De ontwikkeling van de vennootschapsbelasting is wel een gegeven. Wij zouden ons dan ook zoveel mogelijk los moeten maken van de feitelijke opbrengst van de belasting. In die zin ben ik het wel met u eens. Dit was for better or for worse ook de opzet van het trendmatig begrotingsbeleid. Wij hadden het systeem prachtig op papier staan, maar wij belandden in de gevarenzone en toen moesten wij aan de noodrem trekken. Laten wij hopen dat een volgend kabinet dit bespaard blijft en dat die echt gods water over gods akker kan laten lopen als het gaat om de ontwikkeling van de belastingsopbrengsten. Als dat het geval kan zijn, heb ik pas echt een mooie erfenis nagelaten. Daartoe reken ik dan ook de vennootschapsbelasting.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Vendrik weer wil interrumperen, maar ik wijs hem erop dat dit zijn laatste interruptie wordt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het gaat nu wel over de politieke erfenis van deze minister.

De voorzitter:

Over een erfenis kun je heel lang praten, maar dat hoeven wij niet per se deze avond te doen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan ben ik het vanavond een keer niet met u eens.

Volgens mij is de constatering gerechtvaardigd dat ook in de toekomst de hoogte van de vpb-inkomsten sterk zal fluctueren, evenals wij in de toekomst sterke conjunctuurbewegingen zullen meemaken. Dat zal waarschijnlijk ook het komende kabinet merken als de verkiezingen naderen. Kortom, dan krijgen wij weer het bekende verhaal. Dan is het niet ondenkbeeldig dat ondanks een prognosticering van een overschot van 0,5%, 1% of waarop men ook denkt uit te komen, ineens sprake is van -2% als gevolg van een tegenvallende conjunctuur. Dat geeft niets zolang het geen reële beleidswijzigingen afdwingt en je met elkaar het hoofd koel houdt in de wetenschap dat het in goede tijden weer aantrekt. Dan schiet het weer door naar de andere kant. Daar moet je met z'n allen doorheen blijven kijken. Dat is de afgelopen jaren niet gebeurd. Ik sluit niet uit dat dit soort situaties zich de komende jaren herhaalt, gelet op die sterke fluctuatie. Daar zit natuurlijk de pijn op grond waarvan je zou kunnen besluiten tot heroverweging van de inrichting van het begrotingsbeleid.

Minister Zalm:

Ik kan daar helemaal in meegaan: als je begint op +1% en als het dan een keer doorschiet naar -2%, moet je niets doen. Dat ben ik met u eens. Als je de -3% overschrijdt, is er echter natuurlijk wel even een alarm. Dat zeg ik niet alleen vanwege de Europese begrotingsnormering, maar ook omdat je in de inschatting die wij als mensen hebben en die economen hebben over "wat is nou de conjunctuur en wat is nou structureel" de plank enorm kan misslaan als je jarenlang beweert dat iets conjunctureel is. Dat hebben wij in de jaren zeventig gezien. Toen hebben wij jarenlang beweerd dat het allemaal conjunctureel was. Toen hadden wij ook een trendmatig begrotingsbeleid en toen is het tekort zodanig uit de hand gelopen dat op een gegeven moment – naar de mening van de heer Vendrik en naar mijn mening – echt een heel verkeerd begrotingsbeleid moest worden gevoerd. Je moest namelijk echt op het feitelijk tekort gaan sturen om de zaak weer op het pad te brengen. Je moet dus een zekere begrenzing hebben van het feitelijke tekort. Die begrenzing doet minder pijn naarmate je ambitie voor je structurele overschot wat steviger is. Als je aanstuurt op 1% à 1,5% conjunctuurgeschoond, heb je natuurlijk een enorme buffer voor conjunctuurtegenvallers. Menselijkerwijs gesproken zal de situatie zich dan niet voordoen dat je vanwege tegenvallende vennootschapsbelasting allerlei noodmaatregelen moet treffen.

Wat dat betreft, hoop ik echt dat wij de komende jaren verschoond zullen blijven van de situatie die wij in 2003 zijn tegengekomen. Het is ook erg belangrijk om dat na te streven. Dat spoort toevallig ook goed met het structurele overschot dat wij nodig hebben vanuit vergrijzingsoogpunt. Overigens hebben de meeste partijen dit tot mijn genoegen voor het eerst onderschreven in hun verkiezingsprogramma. Wat dat betreft, hebben wij winst geboekt. Dat is niet alleen winst in de categorie "vergrijzing", maar ook in het trendmatig begrotingsbeleid, omdat wij minder snel tot maatregelen zullen moeten overgaan omdat feitelijke tekorten ons daartoe dwingen.

Dan kom ik bij de heer De Nerée, die een prachtige beschouwing heeft gegeven over alle dingen die de goede kant op gaan. Ik ben het met hem eens dat de krapte op de arbeidsmarkt echt een probleem kan worden, wellicht sneller dan wij denken. Dat creëert grote uitdagingen voor een nieuw kabinet en voor de kabinetsformatie. Ik hoop dat verruiming van de arbeidsmarkt daar een belangrijke, prominente plaats zal krijgen, hoewel ik dat niet direct opmaak uit de verkiezingsprogramma's van de onderhandelende partijen. Misschien biedt dit, met zo'n goede informateur, aanleiding om hier toch een extra accent op te leggen. Het is immers niet zo dat de geschiedenis zich niet kan herhalen en dat wij niet weer in een situatie terecht kunnen komen waarin sprake is van arbeidsmarktkrapte, loonstijgingen en uit de markt prijzen en waarin wij dan weer problemen krijgen als er weer een internationale terugslag komt.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Er ligt nog een bij de financiële beschouwingen met een ruime meerderheid aangenomen motie van mij om 65-plussers ertoe te verlokken om weer op de arbeidsmarkt te komen. Ik ben blij dat u deze woorden spreekt. Ik neem aan dat u er in de periode waarin u daar nog verantwoordelijk voor bent, voor zult zorgen dat er bij de Voorjaarsnota iets ligt waardoor dit potentieel inderdaad aangeboord kan worden.

Minister Zalm:

Ik had het oog niet zozeer op de 65-jarigen, zoals u wellicht begrijpt, maar vooral op de 65-minners.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Absoluut, maar die komen dan aan de beurt.

Minister Zalm:

Ik ga maar niet de maatregelen voordragen die in ons verkiezingsprogramma bedacht zijn, hoewel deze maatregel volgens mij ook niet in uw verkiezingsprogramma staat, maar dat terzijde. O, ik geloof dat ik nu een verkeerde opmerking maak.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Nee, laat maar.

Minister Zalm:

Dan het saldo lagere overheid. De informatieverschaffing die wij krijgen van de lagere overheden, gaat steeds beter. Het saldo van 2006 zal volgens mij nog lang onzeker blijven. Daar krijgen wij pas ver in 2007 een uitslag van. Over de oorzaken kan ik dus ook niet al te veel zeggen.

In algemene zin ben ik het eens met de opmerkingen van de heer De Nerée over subsidiariteit en Europa. Ik weet niet of de hobbypaarden daarvan het meest springende voorbeeld zijn, hoewel die wel kunnen springen. In het algemeen denk ik dat wij ook in de btw-sfeer eigenlijk deze regel zouden moeten hebben: laat de landen de vrijheid, tenzij het grensoverschrijdend is. Dat valt echter niet snel met unanimiteit te regelen, zoals de heer De Nerée zich uit een verder verleden nog wel zal weten te herinneren.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Als een punt maar vaak genoeg opgebracht wordt, went men vanzelf aan de gedachte. Uiteindelijk is er dan unanimiteit voor te vinden.

Minister Zalm:

Dat is bij de arbeidsintensieve diensten inderdaad gelukt.

De overstap van de Rabobank naar de Postbank als belastingrekening leidt bij mijn allerbeste weten niet tot langduriger transfers. Van de Postbank is in de offerte de garantie verlangd dat er geen problemen ontstaan als er geld van een gewone bank naar de Postbank wordt geboekt. Dat is onderdeel van de gemaakte afspraken. Ik heb geen enkele indicatie dat door de overgang van de Rabobank naar de Postbank als collecterende instantie een probleem is ontstaan. Daar is zorgvuldig op gelet.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Bij het mkb-jaarcongres is er dit jaar enorm over geklaagd. Ik vraag de minister om te kijken wat er aan de hand is.

Minister Zalm:

Ik zal het door mijn ambtenaren laten nagaan. Ik kan de heer De Nerée overigens vertellen dat er bij het mkb wel eens wordt geklaagd over dingen die niet bestaan.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Niet uitgesloten kan worden dat het mkb dit keer terecht klaagt.

Minister Zalm:

Ik trek het dan ook na.

Ik ben erkentelijk voor de steun van de heer De Nerée voor het aangehouden onderscheid bij het uitgavenkader. Dat bedrag moet 300 mln. blijven. De veronderstelling van een onderuitputting van 500 mln. is een gokje. Die moet immers nog worden gerealiseerd. Toch is er 140 mln. voor de monumenten uitgetrokken. De heer Rouvoet heeft met veel steun van anderen een bedrag van 135 mln. gevraagd. Royaal als ik ben, heb ik daar 140 mln. van gemaakt. Het gaat hier om een goed doel. In de afgelopen twaalf jaar is er ongeveer 800 mln. ten gunste van de monumenten gebracht. Dat kan ons tot tevredenheid stemmen. De omvangrijke achterstanden van twaalf jaar geleden bij het onderhoud van het Nederlandse erfgoed zijn dan ook bijna ingelopen. Het laatste deel kan nu van start gaan.

De heer Van der Vlies noemt het kabinet zeer demissionair. Ik heb zelf de uitdrukking superdemissionair gebruikt. Ik ga nu niet meer in op de staatkundige verhoudingen. Ik ben het uiteraard met hem eens dat gehoopt mag worden dat de ambtsopvolgers zorgvuldig met een en ander omgaan. Het zit nu immers mee. Hopelijk weet men de discipline rond het begrotingsbeleid te handhaven.

Op dit moment is er geen sprake van ruimte in de sfeer van de uitgaven. De vragen over de begroting van Justitie en de schippersinternaten slaan op het jaar 2007. Ik laat die dan ook aan de eerstverdedigende ministers over.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik heb een antwoord gemist over het EMU-saldo van de lagere overheden.

Minister Zalm:

Ik heb daar al iets over gezegd. De informatieverschaffing op dit punt wordt beter. Toch bestaat er nog geen actueel beeld. Halverwege volgend jaar weten wij pas echt hoe het zit. Toen de conjunctuur tegen zat, was de analyse dat de oorzaak erin lag dat men geen grond kon verkopen. Nu is te zien dat de bouwproductie aantrekt. Dat kan erop duiden dat de grondverkopen ten behoeve van de woningbouw beter lopen. Het kan echter ook zijn dat er meer grond wordt aangekocht omdat men van plan is om volgend jaar nog meer te gaan bouwen. Ik durf over het saldo dan ook geen definitieve uitspraak te doen. Dit is het cijfer waar wij nu mee werken en dat ook het CPB gebruikt. Echte goede cijfers komen waarschijnlijk halverwege volgend jaar beschikbaar. Op den duur verwacht je dat het saldo lagere overheden toch gemiddeld genomen naar nul of vlak bij nul tendeert en dat de 1,6 mld. die nu in de boeken staat, geen duurzaam karakter heeft.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Wat jammer dat zij niet bevredigend zijn. Ik denk dat veel ambtenaren de komende twee jaar zullen zeggen: dat weten wij niet, want die feitenkennis had minister Zalm altijd. Misschien kan de minister nog hulp en bijstand verlenen aan zijn ambtenaren die overigens voortreffelijk werk doen.

Wij hebben vragen gesteld over de suppletore begroting Infrafonds. De minister zegt nu dat daar niets nieuws in zit en dat dit een financieel-technische, bijna bureaucratische vertaling is van het MIT. Had dit dan ook zo opgeschreven, want nu moeten wij maar raden. Bovendien kan dit niet het volledige antwoord zijn, want wij hadden ook gevraagd om een meerjarig doorkijkje en dat zat er überhaupt niet in. Mijn collega Dijksma zal deze vraag morgen herhalen in het debat met minister Peijs. Zij kunnen nalezen wat er vanavond is gezegd en hopelijk zijn zij er dan snel uit, want anders moeten wij inderdaad een paardenmiddel gebruiken. Als deze verplichtingruimte zo onduidelijk is, moeten wij daartegen stemmen of moeten wij die "wegamenderen" om te voorkomen dat wij onze ruimte onbedoeld weggeven.

Een ander hoofdpunt dat ik heb aangesneden, had betrekking op de MEP-gelden. Ik stel vast dat zich inmiddels een grote Kamermeerderheid aftekent die van mening is dat er wat extra's kan om die loterij te vermijden. De minister heeft een punt, de minister van Economische Zaken heeft dit ook gezegd, dat hij pas echt iets weet in februari. Ik heb een punt dat ik nu geld zou kunnen vrijmaken, maar anderen zeggen: doe het maar volgend jaar. Ik denk dat het verstandig is als wij dit morgen regelen in een debatje met minister Wijn. Ik stop nu hiermee, want wij zullen zien hoe ver wij komen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat dit onderwerp dan morgen bij de regeling wordt aangemeld. Nu dit zo wordt vastgelegd in het stenogram kan er morgen op worden geanticipeerd.

De heer Crone (PvdA):

Mijn laatste punt heeft betrekking op de positie van koning Zalm. Is er nu sprake van een budgetrecht van de Kamer of van de minister? Het is goed dat wij binnenkort de Comptabiliteitswet bespreken. Ik zal een motie indienen waarin wij de regering vragen om in gemeen overleg een oplossing te vinden voor het probleem van het budgetrecht. De hoofdlijn is dat als de Kamer een amendement aanneemt, zij ervan uitgaat dat het amendement wordt uitgevoerd inclusief de toelichting; dit is vier jaar geleden ook zo vastgelegd in twee moties. Het is niet de bedoeling dat een minister zegt: ik mag het geld uitgeven, maar ik wil het niet, dus ik doe het niet.

Ik benadruk nog even en daar heeft de heer Blok gelijk in, dat dit niet ziet op de specifieke demissionaire situatie. Het gaat mij om het budgetrecht in algemene zin, maar dit is in de demissionaire situatie nog wel extra gecompliceerd.

De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het budgetrecht van de Kamer door de regering ten volle dient te worden gerespecteerd;

overwegende dat de Kamer eerder heeft uitgesproken dat de toelichting op een amendement geacht wordt integraal onderdeel uit te maken van het amendement;

van mening dat dientengevolge door de regering gewenste afwijkingen ten opzichte van een amendement en de toelichting daarop alleen mogelijk zijn indien er sprake is van sindsdien gewijzigde relevante omstandigheden;

verzoekt de regering, deze verduidelijking van het budgetrecht van de Kamer expliciet op te nemen in de aangekondigde wijziging van de Comptabiliteitswet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Crone, Pechtold, Van der Vlies, Irrgang en Vendrik.

Zij krijgt nr. 3(30885).

De heer Crone (PvdA):

Ik hoop dat de minister in de geest van deze motie zodanige voorbereidingen kan treffen dat hij of zijn ambtsopvolger met ons een goede behandeling van de Comptabiliteitswet tegemoet kan zien.

Minister Zalm:

Voorzitter. Allereerst dank ik de heer Crone voor zijn inbreng in tweede termijn. Via hem wil ik lof uitspreken voor mijn voortreffelijke ambtenaren: alles wat ik à l'improviste bedenk, heb ik immers in de loop van de week van mijn ambtenaren in mijn tas gekregen. Ik geloof niet dat ik hen nog veel wijs kan maken voor na mijn vertrek; dan zullen zij de nieuwe minister even enthousiast en deskundig ondersteunen als ze met mij hebben gedaan. Volgens mij boft hij.

De kritiek van de heer Crone op de beschrijving van de suppletoire begroting trek ik mij aan. Wij moeten dit de volgende keer gewoon eenvoudiger en beter doen. Ik was mij er niet eens van bewust dat wij op dit punt iets in de suppletoire begroting hadden staan. Als er echt heel grote bedragen extra waren gevoteerd voor de infrastructuur die niet pasten in reeds afgesproken beleidsplannen, had ik in het kabinet een grote slag moeten leveren; of het nu 2,8 mld. is of 800 mln., het zijn geen bedragen die mij even ontschieten. Ik vrees dus dat dit een technische aangelegenheid is geweest die wat ongelukkig is verwoord; als we het wat beter hadden verwoord, was het probleem denkelijk niet ontstaan.

Nu de motie over de amendementen. Ik denk dat we een onderscheid moeten maken tussen de destijds besproken amenderingen en toelichtingen op amenderingen. Toen we de begroting terugbrachten van ik weet niet hoeveel artikelen naar acht of vier of vijf artikelen, vroeg de Kamer hoe ze nog dingen kon aangeven, bijvoorbeeld materiële wensen in de zin van twee korvetten in plaats van fregatten. We spraken toen af dat de Kamer dat via een amendement, mogelijk ook een nulamendement, moest kunnen aangeven. Dat is iets anders dan dit geval, waarin een totaal begrotingsartikel wordt verhoogd. In zo'n geval hebben we te maken met de verplichting dat een minister binnen zijn begrotingsartikel moet blijven.

In die zin zou ik niet zoveel moeite met de motie hebben. Ik zou in de Comptabiliteitswet kunnen aangeven dat als de Kamer binnen een begrotingsartikel een bepaalde bestedingsrichting wenst en dat door middel van een amendement aangeeft, de minister eraan is gehouden om de Kamer te volgen. Dat is iets anders dan het volgende principiële punt: als de Kamer meer bestedingsruimte aan een minister geeft, is deze dan verplicht om die ruimte volledig te gebruiken? Tegen dat laatste zou ik wel bezwaar hebben. Ik lees de motie toch iets meer als duidend op een bestedingsrichting binnen een artikel, dan duidend op een bestedingsdwang voor de minister op grond van een verhoging van een begrotingsartikel. Het is mogelijk dat het uiteindelijk tot politieke consequenties leidt als de minister dat niet wil, maar ik zou zeggen dat dit moet worden losgekoppeld van het budgetrecht van de Kamer. De Kamer kan een minister natuurlijk over veel meer zaken het leven zuur maken, maar het budgetrecht behelst het stellen van maxima voor een begroting. Als de Kamer een begrotingsartikel wil verlagen, is dat natuurlijk per definitie effectief. Als de Kamer een andere bestedingsrichting wil en dit uitspreekt via een memorie van toelichting of een toelichting op een amendement, kan dat ook maatgevend zijn, maar de introductie van een bestedingsdwang die geheel tegen het budgetsysteem ingaat, evenals tegen de Comptabiliteitswet, die uitgaat van maxima waaraan de minister zich dient te houden die worden vertaald in minima die de minister moet uitgeven, brengt ons in een raar budgettair vaarwater. Het hangt dus af van wat de heer Crone wil. Ik vermoed dat ik er verstandig aan doe om, gelet op hetgeen hij heeft gezegd en de casus die de aanleiding was, de aanneming van de motie te ontraden. Dat neemt niet weg dat ik enig begrip kan opbrengen voor de lichtere interpretatie.

De heer Crone (PvdA):

Door mijn van nature optimistische karakter, zeker laat in het jaar om tien over elf 's avonds, ben ik geneigd om aan te geven dat ik met mijn motie vooral tot uitdrukking wil brengen, het gevoelen van de Kamer dat zij via het budgetrecht een bepaalde beleidsrichting wil kunnen inslaan. Het kabinet kan daartegen alle bezwaren inbrengen voordat een amendement in stemming is gebracht. Als het echter in stemming is gebracht en is aangenomen, dan geldt dat als een politiek commitment. De minister heeft dat woord vier jaar geleden zelf gebruikt. Als de minister niet vooraf zegt dat hij de beleidsrichting niet wil volgen, dan is hij eraan gehouden om het geld uit te geven. Dit laat onverlet dat er praktische redenen kunnen zijn waarom het geld niet kan worden uitgegeven of dat er nieuwe argumenten zijn aan te voeren nadat het amendement is aangenomen. In die gevallen kan de minister altijd weer bij de Kamer terugkomen. Ik voer het debat hierover echter liever naar aanleiding van een brief ter voorbereiding op de behandeling van de Comptabiliteitswet. Het hoeft dus niet allemaal heel snel. Wij zien dan wel welke casuïstiek uiteindelijk in de Comptabiliteitswet komt.

Minister Zalm:

Ik laat liever mijn ambtsopvolger zijn hoofd in de strop steken dan dat ik het zelf doe. Deze motie betekent ook dat de minister van Financiën allerlei bevoegdheden kan kwijtraken op het punt van het voorafgaand toezicht. Dat is binnen het maximumkarakter van de begroting heel goed te duiden, maar past niet binnen het bestedingsdwangkarakter dat met deze motie wordt bepleit. Ik neem hier voor dit moment dus gewoon kennis van. Ik weet ook niet hoe de stemming over de uitslag uitvalt. Ik vrees echter dat wij ons hiermee in gevaarlijk vaarwater begeven. Laat mijn ambtsopvolger maar bekijken of hij dat vaarwater in wil. Ik zou het hem afraden. Ik weet echter niet welke waaghals na mij komt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende motie en de amendementen wordt morgen gestemd.

Sluiting 23.09 uur

Naar boven