Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2007 (30800 XIV).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik maak de leden erop attent dat sommigen nagenoeg door hun spreektijd zijn. Bij degenen die door hun spreektijd heen zijn, gaat het overschrijden daarvan ten koste van de tijd voor de behandeling van de andere begrotingen. Ik stel die leden dan ook alleen in staat om moties in te dienen.

Ik geef het woord aan de heer Waalkens, die nog 2 minuten heeft.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de schriftelijke antwoorden en voor de antwoorden in eerste termijn.

De afspraken over het Investeringsbudget Landelijk Gebied zijn blijven liggen. Daarover is echter de motie-Kruijsen door de Kamer aangenomen. Ik vraag de minister om de conceptcontracten voor te leggen aan de Kamer.

Er zijn drie amendementen ingediend. Voor de derde keer op rij wordt aandacht gevraagd voor investeringen voor het opzetten van schutstallen. Het tweede amendement gaat over het reserveren van 5 mln. voor een impuls voor het soortenbeleid. Het derde amendement, ingediend met de heer Atsma, gaat over het weidevogelbeheer. Met het amendement willen wij 1 mln. regelen voor experimenten met mozaïekbeheer en 5 mln. voor weidevogelreservaten. Met deze impuls zijn boerenbeheerders in staat om adequate afspraken te maken.

Ik dien een motie in over het onverdoofd castreren, mede ingediend door de leden Van Velzen, Van Gent, Thieme en Van der Ham.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het (onverdoofd) castreren van biggen voor onnodig dierenleed zorgt;

van mening dat het castreren van biggen zo snel mogelijk moet worden verboden;

constaterende dat een alternatief voor castratie door detectie van berengeur in de slachtlijn binnen anderhalf jaar mogelijk moet zijn;

overwegende dat verdoofd castreren als tussenstap het dierenleed kan verminderen;

verzoekt de regering om het castreren van biggen binnen twee jaar te verbieden en in de tussentijd voorafgaand aan de castratie verdoving van biggen te verplichten, uitgevoerd door een dierenarts;Waalkens

verzoekt de regering om zich de komende twee jaar in te zetten om tot een Europees verbod op het castreren van biggen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Van Velzen, Van Gent, Thieme en Van der Ham.

Zij krijgt nr. 40(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat steeds meer veehouders vanwege kostenaspecten en de mestwetgeving koeien op stal houden gedurende het gehele jaar;

van mening dat koeien vanwege dierenwelzijn en landschappelijke waarde geweid zouden moeten worden;

verzoekt de regering om te onderzoeken op welke wijze via modulatie en cross-compliance eisen ten aanzien van weidegang van koeien kunnen worden opgelegd dan wel via differentiatie in hectarepremies kunnen worden gestimuleerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Van Velzen, Van Gent en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dieren worden verhandeld buiten het zicht van de inspectiediensten, onder andere via internet;

van mening dat controle op de handel noodzakelijk is om uitwassen met doorfokken en handel in exotische dieren te voorkomen;

verzoekt de regering om certificering in de handel in dieren verplicht te stellen;

verzoekt de regering om voor honden en katten een sluitend identificatie- en registratiesysteem op te laten zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Van Velzen, Van Gent, Thieme en Van der Ham.

Zij krijgt nr. 42(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Nederland is gekozen voor een conserverend systeem van bedrijfstoeslagen, waar andere landen, waaronder Duitsland, gekozen hebben voor een hybride systeem van bedrijfstoeslagen en hectarepremies;

overwegende dat variabele hectarepremies mogelijkheden bieden voor het stimuleren van gewenste ontwikkelingen in het landelijk gebied;

overwegende dat de legitimiteit van de landbouwsubsidies in de vorm van inkomenssteun ter discussie staat;

verzoekt de regering, te komen met een voorstel voor een stelsel van variabele hectarepremies, naar plaats en functie, ter vervanging van de bedrijfstoeslagen, dat per 1-1-2009 in kan gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Van Gent, Thieme en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het productschap voor vee en vlees binnenkort in zijn jaarvergadering zal voorstellen, de dierziektebestrijding een zaak te maken van het productschap;

overwegende dat dierziektebestrijding een zaak van Rijk en Europese Commissie is;

van mening dat dierziektebestrijding een zaak moet blijven van de overheid en gecontroleerd moet kunnen worden door het parlement;

verzoekt de regering, haar stem te gebruiken bij de komende vergadering van het productschap om dit besluit te blokkeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Thieme, Van Velzen en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de rampenbestrijdingsplannen geen of onvoldoende rekening wordt gehouden met het redden of evacueren van dieren;

overwegende dat de bestaande dierenambulances de aangewezen instanties zijn om betrokken te worden bij eventuele rampen waarbij dieren betrokken zijn;

verzoekt de regering om in samenwerking met Dierenbescherming en Federatie Dierenambulances Nederland dierenambulances te betrekken bij het opstellen van rampenplannen op voorwaarde dat de dierenambulances gecertificeerd zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Van Velzen, Van Gent, Thieme en Van der Ham.

Zij krijgt nr. 45(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat minister Veerman met een Koninklijk Besluit de drukjacht op wilde zwijnen opnieuw wil toestaan;

constaterende dat behalve drukjacht via ontheffing ook met meerdere drijvers kan worden gewerkt, waardoor drijfjacht ontstaat;

overwegende dat de drijfjacht in 2002 vanwege dierwelzijn terecht is verboden;

roept de regering op om met onmiddellijke ingang de druk- en drijfjacht opnieuw te verbieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Thieme en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(30800 XIV).

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Ter afsluiting spreek ik nog uit dat ik de samenwerking met de minister in de afgelopen periode bijzonder op prijs heb gesteld. Ik waardeer hem vanwege zijn inspanningen om de vertrouwensbreuken die in eerdere perioden waren ontstaan te herstellen. Wij hadden een verschil van mening over een aantal onderdelen van het beleid, maar daar heb ik hem op aangesproken en daar zijn wij de discussie over aangegaan.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van waardering die collega Waalkens net uitsprak voor onze minister. De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in het herstellen van het vertrouwen en het bieden van perspectief en dat is in de eerste plaats de verdienste van deze minister. In zijn openingszinnen zei hij vanochtend dat het adagium voor hem was verbinding te zoeken. De CDA-fractie zoekt vooral naar balans. Ik denk dat dit niet strijdig is met elkaar. Wij waarderen de minister dan ook om wat hij in de afgelopen jaren heeft bereikt en om wat hij de komende maanden wellicht nog zal bereiken. Over het laatste praten wij vandaag. Overigens zeg ik erbij dat de woorden van de minister over het dierenwelzijn en de Europese context mij uit het hart zijn gegrepen.

Aan het slot van mijn eerste termijn heb ik de minister een vraag gesteld over de MEP-regeling. Wij hebben zojuist kennisgenomen van de nieuwe regeling en wij vinden het buitengewoon teleurstellend dat er straks toch moet worden geloot. Dat vinden wij eigenlijk onacceptabel. De komende weken zullen wij dan ook naar een adequate oplossing moeten zoeken om de ondernemers recht te doen die hebben geïnvesteerd in duurzame energie en die dat willen blijven doen. Collega Waalkens sprak in dit verband over een dode mus, maar ik ben blij dat wij de sector een handreiking hebben geboden. De sector is er blij mee. Dat is beter dan de handvol kraaien die de heer Waalkens over delen van de sector heeft losgelaten.

Wij zijn blij met de toezegging die de minister heeft gedaan op het punt van de jongeboerenregeling. Hij zal ervoor zorgen dat er voldoende geld in de pot komt. De minister heeft gezegd dat "de oude gevallen", dat wil zeggen de mensen die eerder buiten de boot zijn gevallen, voor gaan. Dat is mooi, maar op grond van de criteria zouden die "oude gevallen", omdat zij wellicht voor de derde keer een aanvraag indienen of anderszins niet aan de criteria voldoen, niet meer in aanmerking kunnen komen. Misschien moeten de criteria hierop worden nagezien.

Wij hebben vanmorgen gesproken over de Koopmansgelden en wij hebben gezegd dat het wellicht goed is om een deel van het budget te bestemmen voor de jongeboerenregeling. De minister heeft gezegd dat dit nodig is. Waar gaat het resterende deel van het budget naar toe? Toch wel naar de sector waarvoor het is bedoeld? Wij hebben hier onvoldoende zicht op en wij willen dit scherp in beeld krijgen.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik kom nog even terug op de opmerkingen van de heer Atsma over de glastuinbouw. Zowel het CDA als de VVD is kennelijk blij met de toezegging dat hetgeen in de begroting staat, ook echt in de begroting staat, terwijl zij op een bijeenkomst in Bleiswijk met 1000 tuinders een toezegging hebben gedaan voor drie keer 70 mln. Ik begrijp werkelijk niet waarom de heer Atsma niet kan meegaan in de opmerking dat dit voor de sector een dode mus is en dat dit tot helemaal niets leidt.

De heer Atsma (CDA):

Het is verleidelijk om nu te herhalen wat de minister concreet heeft toegezegd en wat er daarnaast door de omzetting van het fiscale instrument en hard geld nog bij zou kunnen komen. Als de minister en de minister van Financiën zeggen dat dit bij Voorjaarsnota of voor zover mogelijk eerder zal worden geregeld, vinden wij dat wij daarmee moeten instemmen. Als de heer Waalkens dit als een dode mus wil bestempelen, wijs ik hem erop dat ik ervan overtuigd ben dat een groot deel van de sector blij is met deze handreiking. Die is concreet en gaat over hard geld. Ik heb al gezegd dat de heer Waalkens misschien wel een zak kraaien loslaat boven het tuinbouwgebied. Als ik verwijs naar het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid waaruit blijkt wat zij voor heeft met de land- en tuinbouw in het algemeen, kom ik uit op een harde bezuiniging van 900 mln., dat is meer dan 2 miljard oude guldens! Dit is inclusief bijvoorbeeld het terugbrengen van het belastingvoordeel op de energie en een extra accijns op de rode diesel. Het gaat dan om heel andere en veel grotere bedragen dan wij vanochtend in de discussie hebben besproken. De heer Waalkens mag ons niet verwijten dat wij iemand of een sector blij maken met een dode mus. Het gaat om hard geld en wij weten allemaal waar het toe leidt wat hij de mensen voorspiegelt.

Voorzitter. Ik wil nog drie moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is om over te gaan tot de introductie van een kentekenbewijs voor tractoren;

overwegende dat het kabinet inzet op vermindering van de wet- en regeldruk, alsmede lastenverlaging;

overwegende dat invoering van kentekens van tractoren leidt tot extra regel- en werkdruk en kosten en op veel praktische bezwaren stuit;

verzoekt de regering, de Kamer geen voorstellen te doen aangaande de invoering van een kenteken voor tractoren, aanhangers en machines,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Van der Vlies en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de visstroperij op het IJsselmeer en de binnenwateren toeneemt;

van mening dat visstroperij de doelstelling om te komen tot een evenwicht in het visbestand ondermijnt en zowel beroepsvissers als sportvissers benadeelt;

van mening dat stroperij een zeer lucratieve en verboden activiteit is;

roept de regering op, te komen met een plan van aanpak teneinde de visstroperij een halt toe te roepen middels verruiming van de opsporing en een aanscherping van het sanctiebeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Cramer, Van der Vlies, Van Velzen, Snijder-Hazelhoff, Van der Ham, Waalkens en Graus.

Zij krijgt nr. 48(30800 XIV).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Mijn derde motie heeft betrekking op de jongeboerenregeling. De minister heeft gezegd dat er op korte termijn een sluitende oplossing zal komen. In reactie daarop heb ik gesuggereerd dat het goed zou zijn om meer in het algemeen naar de modulatiegelden te kijken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ondersteuning van jonge agrariërs een belangrijk instrument is om het platteland leefbaar te houden;

van mening dat de "jonge-agrariërsregeling", die de afgelopen jaren een doorslaand succes is geweest, een belangrijke bijdrage levert aan de kansen die jonge ondernemers hebben bij het verder ontwikkelen van hun bedrijf;

constaterende dat er tot nu toe te weinig geld beschikbaar is voor de regeling en onder de gegadigden moest worden geloot;Atsma

constaterende dat er jaarlijks van de directe inkomenstoeslagen van boeren een bedrag wordt afgeroomd (modulatie) en dat dit geld door de lidstaat moet worden ingezet ten behoeve van plattelandsversterking;

verzoekt de regering, te onderzoeken of de modulatiegelden vanaf 2009 kunnen worden ingezet ter financiering van de "jonge-agrariërsregeling" en voorstellen in die richting te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Van der Vlies en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49(30800 XIV).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik ben bijzonder blij dat wij nu een keer landbouwbegroting hebben behandeld waarbij niet de belangen van de bio-industrie voorop stonden en leidend waren, maar de belangen van het dier. Ook minister Veerman heeft op het punt van het dierenwelzijn stappen in de goede richting gezet. Ik ben daar blij mee, maar het is nog niet voldoende. Vandaar dat mijn naam staat onder een reeks moties die het welzijn van dieren op een hoger plan wil brengen. Ik denk dan aan koeien in de wei, het redden van miljoenen haantjes van de versnipperingsdood, kooi-eieren en het einde van misstanden in de jacht en de slacht. Het is al met al een reeks prachtige moties en ik hoop dan ook dat er veel aangenomen zullen worden.

Ik heb een amendement ingediend dat een einde maakt aan het castreren van biggen en varkenshouders en helpt bij het toepassen van geurdetectie. Ik hoop dat de minister op dit moment zal reageren. Verder zal ik een motie indienen over proefdieren en een voorstel doen om meer duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden van etikettering. Ik zal geen motie indienen over het couperen van schapenstaarten, omdat hiernaar een onderzoek zal worden ingesteld. De minister heeft gezegd dat hij de uitslag van dat onderzoek zal overnemen en ik kan mij niet voorstellen dat er iets anders uit zal komen dan dat het niet nodig is. Ik ga er daarom van uit dat de minister het uiteindelijk zal verbieden.

Ten slotte dien ik een motie in over PROFETAS, bedank ik de minister voor zijn inzet voor jonge boeren en wacht ik met belangstelling op de wetswijziging waardoor 15 fte's aan de AID worden toegevoegd. Ik hoop op een reactie op mijn voorstellen om het natuurbudget te vergroten en dan specifiek voor de Regeling draagvlak natuur.

Voorzitter. Het waren vier heel interessante jaren met deze minister. Er waren negatieve en zeer positieve punten. Over één ding wil ik nog duidelijkheid krijgen en dat zijn de reisjes die hij had georganiseerd voor de echtgenoten van zijn topambtenaren. Er is beloofd dat dit geld teruggestort wordt in de algemene middelen. Is dat inmiddels gebeurd?

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er structureel te weinig geld beschikbaar is voor het onderzoek naar alternatieven voor dierproeven;

constaterende dat onder andere het Europese REACH programma van bedrijven steeds meer gebruik van proefdieren vraagt, maar dat de budgetten voor onderzoek naar alternatieven voor dierproeven de afgelopen jaren gelijk zijn gebleven;

overwegende dat de invoering van een heffing op het gebruik van dierproeven in de private sector een efficiënte manier is om een bijdrage aan het onderzoek naar alternatieven voor dierproeven te genereren van de gebruikers van dierproeven;

constaterende dat het invoeren van een heffing op het gebruik van proefdieren kan stuiten op Europese weerstand gezien de wens voor een gelijk speelveld en de verwachte verplaatsing van onderzoek naar het buitenland;

verzoekt de regering, er in Europa op aan te dringen, een heffing voor het gebruik van proefdieren in te stellen en de opbrengst van deze heffing te besteden aan het onderzoek naar alternatieven voor dierproeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Van der Ham, Van Gent, Thieme en Waalkens.

Zij krijgt nr. 50(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een van overheidswege verplichte etikettering op nationaal en Europees niveau omgeven is met onzekerheden;

constaterende dat in het Europese actieplan dierenwelzijn ingezet wordt op duidelijkere etikettering richting de consument;

overwegende dat het vermelden van de herkomst of de bereidingswijze van een product bijdraagt aan de kennis en keuzemogelijkheden van consumenten, en dat dat iets anders is dan het verlenen van een certificering om een product te waarderen;

constaterende dat deze mogelijkheid nooit eerder is onderzocht en maar al te vaak wordt verwezen naar de mogelijke belemmeringen bij de WTO;

verzoekt de regering, te onderzoeken welke mogelijkheden van verplichte certificering niet op bezwaren zouden kunnen stuiten binnen de Europese commissie en de WTO,Van Velzen

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Van der Ham, Van Gent en Thieme. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de enquête van de Eurobarometer onder 24.708 Europeanen vorig jaar liet zien dat in 15 van de 25 lidstaten een meerderheid van de ondervraagden vindt dat er niet genoeg aandacht wordt geschonken aan het welzijn van dieren in het landbouwbeleid van hun eigen land;

constaterende dat het kabinet haalbare dierwelzijnsmaatregelen heeft laten liggen met het van tafel vegen van de Nota Dierenwelzijn uit 2002;

van mening dat er een totale herbezinning plaats dient te vinden op hoe wij met dieren zouden moeten omgaan en wat daarvoor het uitgangspunt moet zijn;

verzoekt de regering, de nota Houden van Dieren te actualiseren, de kosten in beeld te brengen en het beleidsplan te implementeren;

verzoekt de regering tevens, op korte termijn een complete herbezinning uit te voeren met betrekking tot dierwelzijn in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen en Thieme. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de productie en consumptie van voedingsmiddelen wereldwijd de helft van de totale menselijke belasting van het milieu veroorzaken en dat in 2050 een vleesproductie van 450 miljard kilo per jaar wordt verwacht;

constaterende dat binnen het PROFETAS-programma onderzoekers uit verschillende disciplines nagaan hoe een gedeeltelijke overgang in productie en consumptie is te bereiken van dierlijke naar plantaardige eiwitten (proteïnen) met als doel het duurzamer maken van de wereldvoedselvoorziening;

constaterende dat de onderzoekers van PROFETAS concluderen dat er nog verschillende knelpunten zijn bij de introductie van plantaardige proteïnen in de voeding, waaronder een verbod van de WTO op het verlenen van overheidssteun aan het telen van eiwitgewassen;

verzoekt de regering, in kaart te brengen wat de knelpunten zijn rondom de introductie van proteïnen als vleesvervangers en daarbij tevens in te gaan op de mogelijkheden voor het creëren van draagvlak onder de bevolking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Van der Ham, Van Gent en Thieme. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53(30800 XIV).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Naar mijn mening was minister Veerman zeker niet de slechtste minister van LNV. Dat is een compliment.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Allereerst spreek ik mijn waardering en dank uit voor de beantwoording van de minister in eerste termijn. Ik benadruk dat het begin van zijn betoog over het verbindend zijn in de gehele periode van zijn ministerschap heeft doorgeklonken in de debatten.

Omdat ik nog maar beperkt de tijd heb, ga ik snel in op de glastuinbouw. Ik dank de minister ervoor dat hij tegemoetkomt aan de patstelling, samen met de minister van Financiën. Ik wijs er wel op dat het ons gaat om drie keer 20 mln. in relatie tot het bedrag dat voor 2006 op de begroting staat. Dat betekent absoluut geen dode mus. Wij zetten in op drie keer 35 mln. en vervolgens drie keer 20 mln. Daarmee wordt een geweldige stimulans gegeven aan de groei in de glastuinbouw naar de semigesloten kassen.

Ik dank de minister ook dat hij bij de herstructureringen de Stidug met de provincies wil overleggen. Bovendien dank ik hem voor de jongeboerenregeling waarin een stap wordt gezet. Ik ben heel benieuwd of de anderen het amendement intrekken.

Het punt van de probleemgebieden is een beetje blijven liggen. De minister heeft aangegeven dat er nog 50.000 ha ruimte is en dat hij eigenlijk niet van plan is om meer aan te wijzen. Wij zien echter dat een aantal kleinschalige zandlandschappen in Nederland daarvoor toch in aanmerking komt. Wij dienen daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat lidstaten van de EU maximaal 10% van hun grondgebied mogen aanwijzen als probleemgebied;

voorts constaterende dat de minister van LNV onlangs nog enkele gebieden heeft aangewezen, te noemen: Veenweidegebied, Limburgs Heuvelland en Midden-Delfland en er nu in Nederland nog ongeveer 45.000 ha zouden resteren;

constaterende dat er tal van kleinschalige zandlandschappen zijn in de nationale landschappen die te maken hebben met ongunstige productieomstandigheden, namelijk de Friese Wouden, het Westerkwartier en Texel, terwijl grondgebonden landbouw in deze gebieden juist bijdraagt aan het landschap in deze gebieden;

verzoekt de regering, de Friese Wouden, het Westerkwartier en Texel aan te wijzen als probleemgebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff, Atsma en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54(30800 XIV).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Met het oog op de tijd sluit ik mij aan bij de opmerking van de heer Atsma over de MEP-regeling. Ik denk dat wij heel alert moeten zijn hoe dat uitpakt. Het kan niet zo zijn dat boeren die hebben geïnvesteerd, straks door loting buiten de boot vallen, terwijl mensen die net een aanvraag hebben gedaan, wél in aanmerking komen.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden die hij in de eerste termijn heeft gegeven. Ik dank hem ook dat hij ons belangrijke punt, dierenwelzijn als hoofdvak in het agrarisch onderwijs, ter harte heeft genomen. De PVV-fractie is echter ambitieuzer dan de minister en wil meer dan deze tegemoetkoming. Het is heel belangrijk dat dierenwelzijn een hoofdvak wordt. Daarom dien ik hierover een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat dierenwelzijn een meer prominente plaats moet krijgen in het agrarisch onderwijs;

verzoekt de regering, te bevorderen dat dierenwelzijn een hoofdvak wordt in het agrarisch onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus, Van der Vlies, Atsma, Van der Ham, Van Velzen, Snijder-Hazelhoff, Thieme en Van Gent.

Zij krijgt nr. 55(30800 XIV).

De heer Graus (PVV):

Het komt helaas te vaak voor dat een LID'er zich niet kan weren en niet herkenbaar is. De uniformiteit laat te wensen over. Bovendien kan de organisatie van de LID, volgens de LID zelf, efficiënter en slagvaardiger. De PVV-fractie dient daarom een motie in voor de invoering van een dierenpolitie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat opsporing en vervolging van dierenmishandeling meer prioriteit en capaciteit verdienen;

van mening dat opsporing en vervolging van dierenmishandeling ook om meer expertise vragen;

verzoekt de regering, de mogelijkheid te onderzoeken van invoering van een aparte dierenpolitie in Nederland en de Kamer hierover voor 1 april 2007 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56(30800 XIV).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik heb een vraag over de motie over de dierenpolitie. Wij hebben natuurlijk de AID. In het verleden is er ook een multitaskforce geweest met de douane erbij. Ik neem aan dat u er niet voor pleit om een heel nieuwe organisatie in te stellen, maar om beter op te tuigen wat wij al hebben.

De heer Graus (PVV):

De AID houdt zich met name bezig met landbouwhuisdieren. Op het gebied van gezelschapsdieren en wilde dieren is de LID actief. Volgens de LID kan het beter en is de organisatie niet efficiënt en slagvaardig genoeg. Bovendien is er geen sprake van uniformiteit en herkenbaarheid en komen de medewerkers te vaak in de knel met agressie en geweld. Zij kunnen zich niet weren, want het zijn geen politiemensen, maar bijzondere opsporingsambtenaren. Wij pleiten ervoor om hier politiemensen voor in te zetten, want dat zijn weerbare mensen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Graus

overwegende dat dierenmishandelaars het recht op het houden van dieren blijvend hebben verspeeld;

verzoekt de regering, met wetgeving te komen strekkende tot een levenslang verbod op het houden van dieren voor mensen die voor dierenmishandeling zijn veroordeeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus, Van Velzen en Thieme. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57(30800 XIV).

De heer Waalkens (PvdA):

Mijnheer Graus, ik neem aan dat u op de hoogte bent van het initiatiefwetsvoorstel van de heer Wolfsen en het voormalige Kamerlid de heer Eerdmans. Bij de behandeling van dat initiatiefwetsvoorstel zou dit onderdeel kunnen worden meegenomen. U hebt deze motie nu ingediend. Dat is uw goed recht. Ik verzoek u echter om ook mee te kijken naar dat initiatiefwetsvoorstel dat straks in de Kamer zal worden behandeld.

De voorzitter:

U bedoelt dat deze motie moet worden betrokken bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel?

De heer Waalkens (PvdA):

Ja.

De heer Graus (PVV):

Ik wil erop wijzen dat motie een levenslang verbod betreft, geen verbod voor tien jaar.

De heer Waalkens (PvdA):

Er is alle ruimte om de motie te betrekken bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik denk dat nu duidelijk vastligt in de Handelingen dat deze motie kan worden betrokken bij de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel.

De heer Graus (PVV):

Wij willen verder gaan met deze motie en pleiten voor levenslang verbod.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik merk dat wat de Kamer wil en initiatiefvoorstel van een fractie elkaar soms kruisen. Mijn ervaring met een ander initiatiefwetsvoorstel van de PvdA-fractie, namelijk dat over de invoer van zeehondenbont, is dat het dan een jaar of anderhalf jaar kan duren voordat er iets gebeurt. Ik heb er niets tegen om het kabinet per motie te vragen om alvast over te nemen wat in de initiatiefwet staat. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Waalkens er liever nog maanden praat in plaats van dat hij het kabinet zover krijgt dat het nu dit voorstel overneemt. Dat zou toch veel beter zijn?

De voorzitter:

Ik denk dat wij nu helder moeten zijn. Deze motie is nu ingediend bij de begroting. De minister zal daar straks een advies over geven. Als er een meerderheid voor is, ligt het eerste initiatief bij de minister. De heer Waalkens heeft opgemerkt dat er een initiatiefwet ligt op dit terrein. Als deze motie niet wordt aangenomen, kan deze bij de behandeling daarvan worden betrokken.

De heer Graus (PVV):

De minister heeft de vraag over de invoering van een nationaal alarmnummer 113 schriftelijk afgedaan. Dat is jammer. Ik heb gevraagd om een onderzoek. Ik wil de minister vragen of hij de alarmnummers kan noemen van bijvoorbeeld de AID en de Dierenbescherming. Is dat mogelijk?

De voorzitter:

Dit is uw termijn. U kunt alle vragen stellen die u wilt, maar u hebt het woord en de minister krijgt straks pas het woord.

De heer Graus (PVV):

Ik dien hier een motie over in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de hulp aan dieren in nood thans vaak versnipperd is en de hulpdiensten slecht bereikbaar zijn;

van mening dat dit ongewenst is;

verzoekt de regering, te onderzoeken of een nationaal alarmnummer voor dieren kan worden ingevoerd en de Kamer hierover voor 1 april 2007 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus, Van der Vlies, Atsma, Van der Ham, Snijder-Hazelhoff, Thieme en Van Gent.

Zij krijgt nr. 58(30800 XIV).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik vind het een heel sympathiek voorstel, maar ik ben niet op de hoogte van problemen met de bereikbaarheid. Ik heb geïnformeerd bij de Dierenbescherming of zij slecht bereikbaar is voor meldingen van dierenmishandeling. Dat blijkt niet het geval te zijn. Wat is nu de noodzaak van het onderzoek dat u bepleit?

De heer Graus (PVV):

Kunt u alarmnummers voor dieren noemen, kent u die uit het hoofd?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik vraag u wat de noodzaak is om hier een apart nummer voor in te stellen. U kunt wel met allemaal strikvragen komen. Ik ken die nummers persoonlijk niet. Ik vraag u waar u op baseert dat er problemen zijn met de bereikbaarheid. De organisaties die dit soort nummers hebben, zoals de LID, geven immers aan dat er geen noodzaak is voor het instellen van zo'n nummer.

De heer Graus (PVV):

Het is op dit moment nogal versnipperd. De Dierenbescherming is bezig met het instellen van één noodnummer, maar dat werkt voor geen meter. Bovendien kunnen heel veel oudere mensen de ellendig lange 0900-nummers niet onthouden. 112 voor mensen is er niet voor niets gekomen. Iedereen weet: 112, daar red je levens mee. Als een mens in nood verkeert, bel je 112. Als dit nummer nu 113 wordt, wordt het: 113, daar red je dieren mee. Iedereen weet dan dat hij 113 moet bellen als er iets met dieren is. Of het nu een noodhulpdienst is, er een medische grond bestaat of politie is, wellicht dierenpolitie of AID als het om landbouwhuisdieren gaat, iedereen kan dat nummer gemakkelijk onthouden.

Tot slot bedank ik de minister voor de korte, maar zeer krachtige samenwerking.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik moet zeggen dat ik in Groningen over de filosofische beschouwing van de minister in zijn eerste termijn zou zeggen: dat kon minder. Dat is een groot compliment. Ik moet daar alleen aan toevoegen dat het veel beter kon toen het aankwam op concrete maatregelen vanuit de filosofische beschouwingen. Die vallen mij vies tegen.

De minister heeft het over nieuwe oriëntaties. Hij zal begrijpen dat dit ook voor de GroenLinks-fractie geldt. Zij vindt dat op een aantal punten het ijzer heet genoeg is om te smeden, met name op het vlak van dierenwelzijn. Er is een bombardement van moties. Daarvan heeft mijn fractie er veel ondertekend. Ik hoop dat wij tijdens de stemmingen van volgende week dinsdag concrete zaken kunnen doen, want wij hebben lang genoeg met elkaar getheoretiseerd. Er zijn ook lang genoeg slechte maatregelen door de Kamer gejast. De fractie van GroenLinks was het daar vaak absoluut niet mee eens. Wat dat betreft, zie ik inderdaad toekomstperspectief, zij het via nieuwe vormen en gedachten, want die zijn op dit beleidsterrein hard nodig.

De twee amendementen die ik namens de fractie van GroenLinks heb ingediend, handhaaf ik. Inmiddels zijn er namelijk ondertekenaars bijgekomen. Bovendien vond ik de antwoorden van de minister op de kwestie van de wandelpaden niet echt overtuigend. Daar zijn echt te weinig middelen voor beschikbaar. Is het echt te veel gevraagd om daar extra miljoenen in te investeren? Een heel groot deel van de Tweede Kamer was enorm enthousiast over dat voorstel. Daarom lijkt het me eens te meer dat dit moet kunnen.

Ik dien tot slot twee moties in. De eerste motie gaat over de jacht in natuurgebieden. Daar heb ik in mijn eerste termijn aandacht voor gevraagd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de jacht in natuurgebieden op basis van artikel 46, derde lid, van de Flora- en faunawet op goede gronden is verboden;

overwegende dat de regering een ontwerpbesluit voor advies aan de Raad van State heeft gezonden om de jacht in natuurgebieden alsnog mogelijk te maken;

verzoekt de regering, deze adviesaanvraag bij de Raad van State te annuleren en het conceptbesluit in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Van Velzen, Van der Ham, Waalkens en Thieme.

Zij krijgt nr. 59(30800 XIV).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Aangezien de minister er kort op in is gegaan, weet hij dat de fractie van GroenLinks een initiatiefwetsvoorstel heeft ingediend om dierenrechten in de Grondwet te krijgen. In mijn eerste termijn kreeg ik daarop enthousiast respons van veel collega's. Mijn fractie zal dit zeker doorzetten, want dit zal tot gevolg hebben dat er daadwerkelijk anders met dieren wordt omgegaan. Het initiatiefwetsvoorstel houdt een Grondwetswijziging in. Die duurt erg lang. Aangezien wij nu al een aantal stappen willen zetten, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het dierenwelzijn op een groot aantal terreinen te wensen overlaat, onder meer bij het houden van eenden, kooikippen, vleeskuikens, konijnen en kalkoenen, het doden van dieren, diertransporten, dierproeven, het castreren van biggen, de handel in exoten, het grootschalig ruimen van gezonde dieren bij uitbraken van dierziekten en het optreden tegen dierenmishandeling;

overwegende dat op deze terreinen de afgelopen vier jaar nauwelijks tot geen vooruitgang is geboekt;

van mening dat er geen behoefte is aan nieuwe dierenwelzijnsnota's, maar aan concrete verbetermaatregelen;

verzoekt de regering, een Deltaplan Dieren op te stellen met een pakket concrete maatregelen die het dierenwelzijn in de verschillende sectoren verbeteren, inclusief een tijdschema voor snelle invoering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Van Velzen en Thieme. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60(30800 XIV).

De heer Cramer (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Allereerst dank ik de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Wij zullen de beschouwingen die hij steevast bij de begrotingsbehandeling over de Kamer uitstortte, waarbij hij zijn levensovertuiging niet onder stoelen of banken stak, gaan missen.

In eerste termijn heb ik reeds gesteld dat ik op een zorgvuldige en evenwichtige manier alle belangen wil wegen, zowel economische als ecologische. Het begin van een nieuwe Kamerperiode, met op dit moment een demissionair kabinet, maakt mij echter wel wat voorzichtig. Ik acht het niet verstandig om op dit moment allerlei ad-hocacties te ondernemen, al is het maar vanwege het risico dat de Kamer gaat kakelen als een kip zonder kop.

Wat het dierenwelzijn betreft leidt dit ertoe dat ik wel van deze minister vraag om de huidige dierenwelzijnsproblematiek integraal te inventariseren, te actualiseren en tegen het licht te houden zodat een nieuw kabinet met deze Kamer daarmee voortvarend aan de slag kan gaan. Op dit punt wordt een motie ingediend, waardoor ik mij terughoudend zal opstellen in reactie op allerlei andere, mijns inziens toch wat ad-hocmoties die zijn ingediend of nog worden ingediend. Ik hecht zeer – ik merkte dat al eerder op – aan een zorgvuldige belangenafweging. Daarvoor is dit ene debat te weinig.

Ik dank de minister voor de manier waarop hij de visserij en daarmee mijn fractie tegemoet is gekomen. Hij heeft woord gehouden. Immers, vorig jaar beloofde hij er alles aan te doen om het amendement van de ChristenUnie om 10 mln. per jaar te investeren in bijvoorbeeld de pulskor uit te voeren. Dat heeft hij waargemaakt en in de begroting werd het uitvoerig toegelicht. Wij nemen op dit moment genoegen met die uitleg. Wij onderstrepen ook de oproep van de minister aan de sector om dan nu ook de hand aan de ploeg te slaan of eigenlijk het net.

In vervolg op mijn inbreng in eerste termijn over de regeling draagvlak natuur dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Duurzame Daadkracht stelt dat duurzaamheid leidraad en toetssteen zou moeten zijn van overheidshandelen;

overwegende dat educatie met betrekking tot natuur, milieu en duurzaamheid een belangrijk beleidsinstrument is ter versterking van het maatschappelijk draagvlak voor het natuur-, milieu- en duurzaamheidsbeleid;

overwegende dat natuur- en milieueducatie een leven lang leren inhoudt, enerzijds zowel binnen als buiten het onderwijs, bedrijven en maatschappelijke organisaties, en anderzijds zich uitstrekkend tot alle relevante beleidsterreinen;

overwegende dat de regering nog dit jaar een nota natuur- en milieueducatie zou presenteren aan de Kamer, maar dat deze tot nu toe uitblijft;

verzoekt de regering, voortvarend door te werken aan een brede nota natuur- en milieueducatie en daarbij een substantieel voorwaardenscheppend beleid te ontwerpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cramer, Waalkens en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61(30800 XIV).

Mevrouw Thieme (PvdD):

De heer Cramer zei dat het ad-hocachtig overkwam op hem. Is de ChristenUnie het met mij eens dat sprake is van een sterke teruggang van het dierenwelzijn in Nederland, dat er een trendbreuk is als je kijkt naar de afgelopen vier jaar?

De voorzitter:

Wilt u uw vraag kort formuleren? Wij hebben al een debat gehad en zitten nu in de tweede termijn.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Erkent de heer Cramer de noodzaak om nu heel snel voor een aantal diersoorten, vooral in de bio-industrie, maatregelen te nemen zodat er zo snel mogelijk meer welzijn is in de bio-industrie?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik kon de interruptie nauwelijks verstaan, want het galmt hier en ik ben een beetje doof. U vraagt of ik instem met het toegenomen dierenleed?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ja, en of u het met mij eens bent dat het belangrijk is dat nu concrete maatregelen worden genomen tegen het grootste dierenleed, dat op dit moment in de pluimveesector en varkenshouderij te vinden is. Het is niet zozeer een kwestie van ad hoc als wel noodzaak.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik ben in eerste termijn heel duidelijk geweest. Mijn partij constateert dat een aantal zaken niet goed is ontwikkeld en dat je daaraan iets moet doen. Ik heb ook heel nadrukkelijk in eerste termijn aangegeven dat de ChristenUnie geen partij is die halsoverkop allerlei besluiten neemt. Je moet dat op een afgewogen manier doen. Je moet dierenwelzijn in ogenschouw nemen, maar je moet ook kijken naar de bedrijven die ermee te maken hebben. Je neemt niet al besluiten ten faveure van de bio-industrie, maar je accepteert wel het maatschappelijke gegeven dat het is ontstaan. Dat is niet alleen een zaak van de bedrijven, maar het is ook een verantwoordelijkheid van de overheid en de maatschappij gezamenlijk. Zo is het ontstaan. Wij willen graag een bijdrage aan het debat leveren, maar wel op basis van een actuele stand van zaken. Die is in het verleden al eens gemaakt, maar dan kunnen wij die herzien en een afgewogen discussie voeren. Dat lijkt mij veel verstandiger.

Mevrouw Van Velzen (SP):

De heer Cramer sprak net wijze woorden over natuur- en milieueducatie en over het nut ervan om mensen op te voeden. Ik heb geconstateerd dat er een financieel probleem is. Heel veel organisaties willen aan de slag, maar het beschikbare budget wordt voortdurend overtekend. Ik heb een voorstel ingediend om meer geld vrij te maken. Mag ik ervan uitgaan dat dit de steun van de ChristenUnie heeft?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Niet op voorhand, maar wij staan er wel positief tegenover.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik was in de veronderstelling dat u het zelfs had over 10 mln. erbij. Ik dien veel minder in, dus waarom deze aarzelende houding?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dat kan niemand mij euvel duiden. Ik voer dit debat voor het eerst. Ik heb goed geluisterd naar argumenten. Wij hebben er in eerste termijn ook iets over gezegd en wij hebben een motie ingediend die er bij de minister op aandringt om dat voortvarend aan te pakken. Natuurlijk is het financiële aspect een punt van afweging. U hebt er een amendement over ingediend en wij zullen er goed naar kijken. Dan hoort u het antwoord.

Zowel de heer Atsma als mevrouw Snijder-Hazelhoff heeft gereageerd op de brief van minister Wijn. Ik onderschrijf hun opmerkingen. Natuurlijk zal het debat primair worden gevoerd met de heer Wijn, maar ik hoop dat deze minister vanuit zijn perspectief daaraan een bijdrage kan leveren in het kabinet.

In de vloed van amendementen, moties en emoties bekroop mij steeds het gevoel: hoe staat het met het welzijn van het Kamerlid? Juist vanuit de notie om ecologie en economie gezamenlijk te beschouwen, heb ik geprobeerd een afgewogen bijdrage te leveren aan dit debat.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Er ligt nog een vraag over de Uruzgan-link met Landbouw. Ik krijg er graag een antwoord op.

Ik handhaaf mijn amendement over het experiment voorlichting. Ik zei heel snel "dank u wel" op het experiment waarover de minister sprak, maar het gaat ons om een ander experiment.

Ik ben blij met de toezegging over de veemarkten. In een interruptiedebatje hebben wij besproken dat een camera er echt moet komen. De minister probeert hen onder druk te zetten zodat die er daadwerkelijk komt. Dat is fantastisch.

Ik heb een vraag over de rituele slacht. Ik zit er wel een beetje mee. Natuurlijk ben ik er niet zo'n voorstander van, maar er zijn allerlei dilemma's. Ik vraag de minister om de verschillende vormen van slachten van de verschillende religies in kaart te brengen en die informatie aan ons voor te leggen. Dan kunnen wij er beter geïnformeerd over discussiëren, zodat wij hier niet een heel snelle beslissing nemen wat wij ermee doen. Er is veel verscheidenheid in dezen. Graag krijg ik een toezegging van de minister.

Samen met de heer Cramer dien ik een motie in over het dierenwelzijn en het algemene verhaal daarover.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering in maart 2002 de Nota Dierenwelzijn (28286, nr. 2) presenteerde met concrete en ambitieuze doelstellingen op het gebied van dierenwelzijn;

overwegende dat de regering op sommige punten voor een andere uitvoering van het dierenwelzijnsbeleid heeft gekozen dan in de Nota Dierenwelzijn werd voorgesteld, maar dat het perspectief uit deze nota ongewijzigd is gebleven, namelijk: "In de toekomst kunnen gehouden dieren hun natuurlijk gedrag vertonen en zijn houderijsystemen aangepast aan het dier, in plaats van het dier aan het systeem";

overwegende dat de Nota Dierenwelzijn derhalve een duidelijk uitgangspunt blijft voor het vormgeven van beleid ter verbetering van het dierenwelzijn;

verzoekt de regering, de Nota Dierenwelzijn in overleg met betrokken partijen te actualiseren en in het voorjaar van 2007 ter bespreking aan de Kamer aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Cramer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62(30800 XIV).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik constateer dat deze motie 100% gelijk is aan de mijne, dus waarom zet u niet uw naam onder mijn motie in plaats van extra moties in te dienen?

De heer Van der Ham (D66):

Ik kan natuurlijk ook het omgekeerde opmerken. Ik denk dat er in de formulering wel degelijk andere keuzes zijn gemaakt. Daarom kijk ik expliciet naar de mede-indiener, de heer Cramer en ik kijk bijvoorbeeld ook naar de Partij voor de Vrijheid, die zegt: wij willen wel moties steunen, maar het moet wel in een breder perspectief. Ik wil graag bruggen slaan om straks een meerderheid te krijgen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Wil hij geen SP-motie ondertekenen?

De heer Van der Ham (D66):

Dat weet ik niet. Ik wil in ieder geval zo veel mogelijk mensen mee krijgen en met deze formulering hoop ik dat te doen.

De heer Atsma (CDA):

Ik vraag de heer Cramer, een van de medeondertekenaars, of dit niet erg ad hoc is.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Nee, dit voorkomt volgens mij allerlei ad-hocdiscussies. Als wij met elkaar op een rijtje zetten waarover wij het nu precies hebben, wat de huidige stand van zaken is, dan voorkomen wij daarmee dat wij allerlei maandagbeslissingen nemen. Er is de afgelopen jaren al het een en ander veranderd op dit gebied.

De heer Atsma (CDA):

Ik kon niet reageren op de heer Cramer omdat hij een motie aankondigde waarvan ik de inhoud niet kende. Nu spreekt hij uit dat er kennelijk dingen zijn verslechterd, want dat is de toonzetting van de motie van de heer Van der Ham. Vervolgens zegt de heer Cramer een week na zijn aantreden dat het anders moet. Dat vind ik ad hoc.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Het is wat sneu dat de heer Atsma mij nu verwijt dat ik pas een week geleden ben aangetreden. De ChristenUnie-fractie loopt al wat langer mee in deze Kamer. Het oordeel van de ChristenUnie hangt gelukkig niet van mij af. Dat oordeel heb ik uitgesproken.

De heer Van der Ham (D66):

Touché, zou ik zeggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het beleid is gericht op afronding van de ehs in 2018;

overwegende dat de Natuurbalans en de Algemene Rekenkamer constateren dat het realisatietempo van nieuwe natuur sinds de door de minister ingezette "omslag naar meer particulier beheer" is vertraagd;

verzoekt de regering, in de aangekondigde evaluatie van "de omslag" in kaart te brengen op welke wijze de verschillende provincies het overeengekomen beleidskader hebben uitgewerkt, tot welke resultaten dat per provincie heeft geleid en hoe de omslag heeft uitgewerkt op het realisatietempo van de ehs;

verzoekt de regering, op basis van de evaluatie in overleg met provincies vast te stellen wat een realistische doelstelling voor particulier beheer per provincie is voor de periode 2007-2013 en de prestatieafspraken en financiële afspraken met provincies in de ILG-akkoorden conform aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham, Van Gent en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de motie-Dittrich (30300, nr. 22) is aangenomen in 2005 door de Kamer, en door de regering is uitgevoerd voor wat betreft 2006 en 2007;

constaterende dat deze motie duidelijk spreekt van een structurele jaarlijkse bijdrage van 15 mln.;

overwegende dat er onduidelijkheid bestaat over voortzetting van deze structurele jaarlijkse bijdrage voor 2008 en verder, en dat dit consequenties heeft voor het opstarten van projecten;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat de bijdrage aan het Groene Hart ook na 2007 structureel wordt voortgezet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham, Van Gent en Cramer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64(30800 XIV).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ten slotte een woord aan het adres van de minister. Wij zijn het vaak niet eens geweest, maar op een aantal punten wel. Ik heb de inbreng van de minister inzake de mestwetgeving zeer gesteund. Ook andere onderwerpen heeft de minister zich ter harte genomen. Ik noem de nota Vitaal Platteland. Ook de inbreng van de minister in het Waddenzeedebat kan ik mij nog goed herinneren. Op het laatste moment heeft hij meegeholpen om 300 mln. voor het natuurgebied te realiseren. Dat hij de kokkelvisserij heeft weten uit te kopen, is een enorme prestatie voor natuur en milieu en de dieren. Wat dat betreft heb ik warme gevoelens bij deze minister. Toen er indertijd sprake van was dat wij een Eurocommissaris voor landbouw moesten leveren, heb ik achter de schermen wel eens gezegd: stuur Balkenende maar en maak Veerman premier.

Minister Veerman:

Had daar maar eens een motie voor ingediend!

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Het is duidelijk dat de minister een ander spoor kiest dan de Partij voor de Dieren. Hij kiest het spoor dat hem de titel "meest dieronvriendelijke landbouwminister uit de geschiedenis" heeft opgeleverd. Veel dierenbeschermersorganisaties hebben hem dat predikaat gegeven. Het is overigens wel goed dat de minister heeft aangegeven dat hij niet meer zal tolereren dat alleen gebruikgemaakt wordt van de bijtketting in de varkenshouderij. Volgend jaar zal op ander afleidingsmateriaal gehandhaafd worden. De verkiezingsuitslag heeft de minister niet op andere gedachten gebracht en hij is geen ander traject ingegaan. Datzelfde geldt voor de bijdragen in eerste termijn. Velen hebben een warm pleidooi gehouden voor meer bemoeienis vanuit de overheid met het welzijn van dieren. Daarom wil ik nu een aantal moties indienen om de minister te bewegen een meer diervriendelijk beleid te gaan voeren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verrijkte kooi in de praktijk nauwelijks welzijnsverbetering oplevert ten opzichte van de traditionele legbatterij;

constaterende dat de traditionele legbatterij vanwege dierenwelzijn in alle EU-landen verboden zal worden;

overwegende dat er naar verwachting steeds meer aandacht zal komen voor dierenwelzijn in Europa en logischerwijs de verrijkte kooi daarom geen lang leven beschoren zal zijn;Thieme

constaterende dat door pluimveehouders vooralsnog nauwelijks geïnvesteerd is in de verrijkte kooien;

constaterende dat het LEI weinig marktkansen ziet voor eieren uit verrijkte kooien, mede omdat het prijsverschil met scharreleieren slechts 0,6 cent per ei is;

overwegende dat om onnodige investeringen te voorkomen het ook in het belang van de pluimveehouders is om zo snel mogelijk duidelijkheid te scheppen over de ontoelaatbaarheid van de kooihuisvesting van legkippen;

verzoekt de regering, het legkippenbesluit aan te passen, zodat alle kooihuisvesting voor legkippen, ook de verrijkte kooi, verboden wordt en te onderzoeken welke kosten hiermee samenhangen;

verzoekt de regering, hierbij te onderzoeken in hoeverre het eerdere wetsvoorstel, waarin een verbod op de verrijkte kooi was opgenomen, hernieuwd kan worden ingebracht, zodat geen onnodige tijd wordt verloren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Van Velzen, Waalkens, Van Gent en Van der Ham.

Zij krijgt nr. 65(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onverdoofd ritueel slachten van dieren op grote ethische bezwaren in de Nederlandse samenleving stuit;

constaterende dat het onverdoofd ritueel slachten geen wetenschappelijke legitimatie of noodzaak kent;

constaterende dat het onverdoofd ritueel slachten reeds in landen als Oostenrijk, Denemarken, Finland en Estland verboden is;

constaterende dat Nederland zich ontwikkelt tot een exportland van vlees afkomstig van onverdoofd ritueel geslachte dieren;

constaterende dat verdoving voorafgaand aan ritueel slachten geen enkel feitelijk bezwaar kent;

verzoekt de regering, een verbod in te stellen op het onverdoofd ritueel slachten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Van Velzen en Graus. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de AID al jaren achtereen in zijn jaarverslag aangeeft dat hij minder controle op welzijnsregels heeft uitgevoerd dan gepland;

constaterende dat bijvoorbeeld varkensbedrijven volgens planning slechts één op de tien jaar controle krijgen op de welzijnsregels in het Varkensbesluit en dat zelfs deze frequentie niet wordt gehaald;

constaterende dat het onderzoek van de Universiteit van Utrecht al eerder uitwees dat overtredingen van het Varkensbesluit lucratief zijn, mede gelet op de lage straffen;

overwegende dat de regelgeving voor dierenwelzijn in de veesector vanwege economische belangen al veel te wensen overlaat en strikte handhaving meer dan redelijk is;

verzoekt de regering, prioriteit te geven aan substantieel frequentere controle van dierenwelzijnwetgeving in de veesector en te onderzoeken hoe dit gefinancierd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Van Velzen, Van Gent en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse consument en de supermarkten kooi-eieren massaal de rug toe hebben gekeerd en geen enkele supermarktketen meer kooi-eieren verkoopt;

constaterende dat hierdoor veel pluimveehouders de afgelopen jaren zijn omgeschakeld naar scharrelkippen en miljoenen kippen een beter leven hebben gekregen;

constaterende dat de Nederlandse pluimveesector op het gebied van scharreleieren een marktvoorsprong heeft ten opzichte van andere landen en een verdere omschakeling van de industrie daardoor ook ten goede zal komen aan de Nederlandse pluimveesector;

overwegende dat de omschakeling momenteel stokt, mede omdat de verwerkende industrie nauwelijks omschakelt op scharreleieren;Thieme

overwegende dat de verplichte etikettering met betrekking tot de soort eieren op de ingrediëntenlijst een enorme extra impuls zal geven aan de omschakeling van de verwerkende industrie;

overwegende dat in Engeland een dergelijke etikettering al lang gemeengoed is, burgers hierdoor extra keuze mogelijkheden wordt geboden en eiverwerkende bedrijven het gebruik van scharreleieren beter kunnen vermarkten;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om etikettering op te stellen voor de herkomst van de eieren welke in producten zijn verwerkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Van Velzen, Van der Ham en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het vleeskuiken het meest gehouden landbouwdier in Nederland is en Nederland ook het meest pluimveedichte land ter wereld is;

constaterende dat de 400 miljoen vleeskuikens die jaarlijks in Nederland worden gefokt, geen specifieke eigen welzijnsregels kennen;

overwegende dat in Europa al jaren geen overeenstemming bereikt kan worden over welzijnsregels en deze overeenstemming ook niet op korte termijn te verwachten is;

overwegende dat vrijwel nergens ter wereld de vleeskippen zo weinig leefruimte hebben als in Nederland en de vleeskuikenhouderij vele welzijnsproblemen kent;

verzoekt de regering, niet langer te wachten op Europese wetgeving en zelf voor Nederland welzijnsregels te ontwikkelen voor vleeskippen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Van Velzen, Van der Ham en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de Kamer een groot draagvlak bestaat voor vaccinatie tegen vogelpest en de minister zelfs vaccinatie zijn grootste succes noemt;

constaterende dat desondanks zowel hobbydierhouders als commerciële pluimveehouders amper vaccineren, mede gezien de kosten en het ontbreken van een garantie dat de dieren bij een uitbraak niet geruimd worden;

constaterende dat Nederland met zijn grootschalige bio-industrie het meest pluimveedichte land ter wereld is met grote commerciële belangen van de intensieve pluimveesector;

overwegende dat vooral hierdoor extra preventieve maatregelen als vaccinatie nodig zijn;

overwegende dat hobbydierhouders en biologische houders hiervoor extra kosten moeten maken om voornamelijk de belangen van de intensieve veehouderij veilig te stellen;

verzoekt de regering, om die reden te onderzoeken hoe de kosten voor vaccinatie van hobbydierhouders en commerciële houders van kippen met uitloop (biologisch/freiland) vergoed kunnen worden uit generieke middelen van het bedrijfsleven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Van Velzen, Van der Ham en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70(30800 XIV).

De heer Atsma (CDA):

Mag ik mevrouw Thieme vragen wat "generieke middelen van het bedrijfsleven" zijn?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Er zou bijvoorbeeld een speciaal fonds kunnen worden opgericht in verband met de vogelpest, die voorlopig nog niet van de baan is. In dat fonds kan geld worden gestort, zodat er een soort solidariteit is tussen de pluimveehouders en de hobbydierhouders. Daaruit kan de vaccinatie worden bekostigd.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat u nog twee moties hebt.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ja.

De voorzitter:

Dan stel ik u voor dat u alleen die twee moties nog indient en dat uw termijn dan is afgerond.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ja.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het PROFETAS-onderzoek blijkt dat de productie en consumptie van grote hoeveelheden dierlijke eiwitten belastend is voor het welzijn van dieren, onze leefomgeving, het milieu en de volksgezondheid;Thieme

constaterende dat er behoefte is aan de bevordering van een transitieproces, waarbij minder dierlijke eiwitten en meer plantaardige eiwitten geproduceerd en geconsumeerd worden;

overwegende dat Nederland een belangrijke rol zou kunnen spelen in dit transitieproces, gelet op de groei van het aantal "vleesverlaters";

overwegende dat een fiscale stimuleringsregeling vergelijkbaar met de Groenregeling en de regeling voor beleggen in kunst en cultuur beleggers zou kunnen stimuleren tot investeringen in dit transitieproces;

verzoekt de regering, te komen tot een fiscale vrijstellingsregeling plantaardige transitie, die beoogt beleggers in het transitieproces van de productie van dierlijke naar plantaardige eiwitten te stimuleren, naar het model van de Groenregeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71(30800 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederlandse consumenten geen enkel inzicht hebben of vleesproducten in het reguliere winkelschap afkomstig zijn van rituele slachtmethoden;

overwegende dat grote hoeveelheden vlees in het reguliere schap, niet als zodanig herkenbaar, afkomstig kunnen zijn van rituele slachtmethoden;

overwegende dat consumenten op ethische en/of morele gronden de vrijheid moeten hebben om vlees te weigeren dat afkomstig is van rituele slachtmethoden;

overwegende dat etikettering op dit moment geen enkele informatie geeft over de gehanteerde slacht- en verwerkingsmethode;

verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken hoe een etiketteringsplicht mogelijk kan worden op alle vleesproducten, waaruit duidelijk wordt of en in hoeverre rituele slachtmethoden gehanteerd zijn bij de totstandkoming van het betreffende vleesproduct,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Van Velzen en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72(30800 XIV).

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb veel sympathieke moties ondersteund. Deze laatste motie vind ik ook heel sympathiek in de zin dat mensen de keuzevrijheid moeten hebben om het niet te hoeven kopen. Is mevrouw Thieme het echter met mij eens dat het belangrijk is om eerst in kaart te brengen wat de dilemma's precies zijn? Dat was ook een van mijn vragen aan minister Veerman.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Welke dilemma's?

De heer Van der Ham (D66):

Er is gesproken over halal slachten en over koosjer slachten. Er zijn allerlei vormen van ritueel slachten, waarover men verschillende opvattingen kan hebben. Het is te kort door de bocht om die allemaal over een kam te scheren.

De voorzitter:

Ik wil mij er niet mee bemoeien, maar de motie spreekt van mogelijkheden voor onderzoek.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Daar doel ik op de mogelijkheid om een etiketteringsplicht in te voeren. Ik wil geen nieuwe discussie over de vraag of onbedwelmd slachten even diervriendelijk is als bedwelmd slachten. De wetenschappers zijn het er immers over eens dat bij bedwelmd slachten een enorm welzijnsvoordeel optreedt.

De heer Atsma (CDA):

Ik heb de riedel aan moties even afgewacht. Er luisteren vandaag veel boeren mee, ook hier op de tribune. Wanneer moet volgens mevrouw Thieme de laatste boer uit Nederland zijn verdwenen?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dat is een flauwe vraag. Wij zijn geen antiboerenpartij. Wij vinden dat er anders met dieren om moet worden gegaan. Als er boeren verdwijnen die dieren op de verkeerde manier blijven behandelen, zullen wij daar niet rouwig om zijn. Wij willen dat de boeren met respect en met fatsoen met de dieren omgaan. Op dit moment ontbreekt dat respect volledig bij heel veel boeren. Wij willen aan de boeren die anders willen de mogelijkheid geven om dat ook te doen. Ik heb uit gesprekken met hen begrepen dat heel veel boeren dat ook willen. Natuurlijk zijn er meer partijen voor dierenwelzijn verantwoordelijk, zoals de consument en de overheid. Maar wij kunnen het bijvoorbeeld niet aan de markt overlaten om kinderen te beschermen. De geschiedenis heeft laten zien dat de overheid daarbij moet ingrijpen. Bij dieren is dat hetzelfde. Als het aan de markt ligt, blijft men biggen onverdoofd castreren. De intensieve veehouderij gaat dan niet mee met pilotstudies om onverdoofd te castreren. Op het vlak van diervriendelijkheid en de bijbehorende mentaliteit valt er in de sector nog veel te verbeteren.

De heer Atsma (CDA):

Ik stel vast dat mevrouw Thieme met droge ogen beweert dat het merendeel van de boeren het vee niet met respect behandelt. Vandaar mijn vraag aan mevrouw Thieme wanneer de laatste boer het licht uit mag doen in Nederland.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik weet zeker dat er veel meer boeren zijn die graag de dieren op een andere manier willen houden. De overheid heeft de afgelopen vier jaar de ruimte gegeven om 500 miljoen dieren over de kling te jagen en zo tegen zo laag mogelijke kosten vlees te produceren. Dat moet anders. Gelukkig zijn er steeds meer mensen in de Kamer die dat ook vinden. Voor de bio-industrie is daarom het einde in zicht. Voor de biologische landbouw is echter een rooskleurige toekomst weggelegd.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik zeg de minister dank voor zijn beantwoording. Om begrijpelijke redenen heeft het thema dierenwelzijn bij deze begrotingsbehandeling een zwaar accent gekregen. Wij hebben daar allemaal een eigen inzet bij en eigen emoties, principes en ethische uitgangspunten. Wij zullen daarover in de nabije toekomst ongetwijfeld verder komen te spreken. Wij moeten ervoor oppassen de agrarische ondernemer en de boeren, ook die van de intensieve veehouderij, niet te na te komen. Ik heb de overtuiging en de bevinding dat de meeste van hen zich tot het uiterste geven, binnen de mogelijkheden van hun bedrijf, om er het beste van te maken. Het is waar dat er misstanden zijn en dat grenzen overschreden worden. Dat kan niet hard genoeg worden aangepakt. Wij zijn er natuurlijk nog lang niet. De weg naar duurzaamheid is lang, maar die moeten wij toch nemen. Dat is onomkeerbaar.

De heer Van der Ham (D66):

Het is van belang om ook de partijen recht te doen die daar anders in staan. De fractie van D66 heeft voorgesteld om fiscale maatregelen te treffen om de intensieve veehouderij te steunen in de omslag naar meer duurzame veehouderij. Wij zeggen niet alleen dat het niet meer mag, wij vinden ook dat er andere dingen voor in de plaats moeten komen. Ik hoop dat u dat ook ziet. U begon met een verhaal over emoties, principes, inspiratie en achtergrond. Ik heb een lijstje gemaakt van de voorstellen die u in de afgelopen jaren hebt gesteund, niet alleen voorstellen over dierenwelzijn maar ook over natuur. Ik denk aan de aanpassing van de mestwetgeving. U hebt voortdurend de kant gekozen van de milieuvervuilers. Erkent u dat? In eerste termijn hebt u gezegd heel anders te zijn dan de VVD. Ik ben uw stemgedrag in de afgelopen vier jaar echter even nagegaan en ik moet constateren dat u gewoon een VVD'er bent met een zwarte das.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik begon mijn tweede termijn heel bewust met de eerste persoon meervoud. Wij moeten oppassen. Als u denkt dat die schoen u past, dan is dat meer uw probleem dan het mijne. Wij moeten allemaal eerlijk blijven en wij moeten de goede kant op gaan. De bedrijven die daarvoor kiezen, moeten wij meenemen. Het gaat niet aan het doorsneebedrijf in deze sector aan de schandpaal te nagelen. Ik erken dat er misstanden zijn en dat er incidenten naar buiten komen. Daar schaam ik mij ook voor.

Waar haalt u het vandaan dat ik de kant van de milieuvervuilers heb gekozen? Dat is onzin. Alsof wij milieuvervuiling promoten in plaats van afstraffen en afwenden. Daarom hebben wij in de achterliggende twintig jaar gezocht naar de meest geavanceerde instrumenten om de mestoverschotten weg te werken. Ik voel mij dus helemaal niet aangesproken door uw opmerkingen. U had het over een VVD'er met een zwarte stropdas. Ik heb nog nooit zwarte stropdassen in het VVD-vak gezien. Bovendien zit ik in een ander vak, namelijk het SGP-vak. Ik heb nog wel eens een donkere stropdas, maar dat is niet het belangrijkste. Voor mij staat ons principiële kader met een duidelijk ethische normstelling voorop: de bijbelse waarden en normen. Op grond daarvan maken wij onze politieke belangenafwegingen. Daar kunt u het mee eens zijn of niet, maar zo doen wij dat. De ene keer kom ik dan bij de SP uit, de andere keer bij het CDA en natuurlijk kom ik ook wel eens bij de VVD uit. Het is waar dat ik niet zo vaak bij D66 uitkom.

De heer Van der Ham (D66):

Iedereen heeft zo zijn inspiratiebronnen, maar het gaat er uiteindelijk om hoe er gestemd wordt. Het gaat mij niet alleen om dierenwelzijn maar ook om de mestwetgeving. U hebt voortdurend de kant van CDA, VVD en LPF gekozen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Gelukkig weet ik dat ik daar altijd inhoudelijke argumenten voor had. De inzet van de minister op het punt van het castreren van biggen is voor mij helder. Ik doe hier niets aan af, maar hij erkent dat hij bij de uitvoering van zijn voornemens op moeilijkheden stuit. Daarom zegt hij: het zal nog moeilijk genoeg worden. Wij vinden dat wij naast de motie van de heer Waalkens die veel verder gaat, knopen doorhakt op de kortere termijn en overigens de Europese dimensie nog wel ziet, de zaak moeten inbedden in de Europese context, maar niet vrijblijvend. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het castreren van biggen een pijnlijke ingreep is waardoor het welzijn nadelig wordt beïnvloed;

overwegende dat onderzoek wordt verricht om het castreren van biggen te voorkomen;

overwegende dat het eenzijdig verbieden van onverdoofd castreren in Nederland leidt tot verplaatsing naar landen waar het dierenwelzijn slechter is en daardoor het dierenwelzijn een slechte dienst wordt bewezen;

verzoekt de regering, zich ervoor in te zetten dat er een Europees verbod komt op het onverdoofd castreren van biggen per 1 januari 2009;

verzoekt de regering voorts, in Nederland krachtig te stimuleren dat castratie van biggen onnodig is, hetzij door detectie van berengeur, hetzij anderszins,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies, Atsma, Snijder-Hazelhoff, Graus en Cramer.

Zij krijgt nr. 73(30800 XIV).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik wil een opmerking maken naar aanleiding van de motie die de heer Van der Vlies nu indient en naar aanleiding van een opmerking van de fractie van de ChristenUnie. Het valt mij op dat er telkens wordt gesproken over ad hoc en korte termijn, maar de kwesties waar wij nu over spreken en met name de onverdoofde castratie van biggen, spelen al decennialang. Dit is lang genoeg geweest. Het is nu tijd om een daad te stellen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Daarom spreekt deze motie uit dat wij verwachten dat de regering zich ervoor inzet dat er per 1 januari 2009 een einde komt aan het castreren van biggen. Dat is toch een redelijk tijdpad en als het eerder kan graag, maar dit is de datum die in de debatten tot nu toe heeft gevigeerd.

Ik heb op stuk nr. 26 een amendement ingediend over de jongeboerenregeling. De minister heeft gezegd dat hij de regeling ongewijzigd zal openstellen. Hij wacht af wat het gevraagde volume is en hij zal het benodigde bedrag naar vermogen bijplussen tot een maximum van 8 mln. Daarnaast heeft hij toegezegd dat de tot nu toe uitgelote ondernemers bij de volgende ronde een streepje voor hebben. Dit moet nog technisch worden geregeld, maar ik laat dit graag aan de wijsheid van de minister over. Deze toezegging staat en daarom trek ik mijn amendement op stuk nr. 26 in.

De voorzitter:

Het amendement-Van der Vlies (stuk nr. 26) is ingetrokken.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. In reactie op de opmerking van de minister over het amendement op stuk nr. 27, geef ik hem toe dat de SGP-fractie niet uit typetjes bestaat als "rupsje nooit genoeg". Als er al wordt gekozen voor het stimuleren van verduurzaming, dan moet dit gebeuren op basis van goede plannen. Dat is helder, maar dan nog. Het bedrag van 7 mln. dat beschikbaar is gesteld, dit wordt overigens gecofinancierd dus daar komt nog een factor bij, is niet niets. Ik heb de minister daar voor geprezen in mijn eerste termijn, maar er moet nog zoveel worden gedaan in deze crisisachtige sfeer in de zee- en kustvisserij. Daarom heb ik in het amendement gevraagd om een extraatje van 3 mln. en naar de mogelijkheid om het systeem van de groenfinanciering in te zetten voor deze verduurzaming van de visserijvloot. Ik krijg graag nog een antwoord op deze vraag.

De vergadering wordt van 16.06 uur tot 16.18 uur geschorst.

Minister Veerman:

Voorzitter. Eerst ga ik in op een aantal vragen die zijn blijven liggen, vervolgens becommentarieer ik het amendement. Daarna ga ik in op de 34 moties. Ik zal proberen, dit laatste zo snel mogelijk te doen, uiteraard met uw hulp.

Allereerst de vraag van de heer Atsma over het criterium voor jonge boeren. Ook de heer Van der Vlies heeft hiernaar geïnformeerd. Welnu, wij zullen ervoor zorgdragen dat mijn toezegging in dezen op adequate wijze vorm krijgt. Die toezegging is dat degenen die in eerdere ronden met goede plannen zijn afgevallen, een streepje voor krijgen.

Onder anderen de heer Van der Ham deed het verzoek om de verschillende aspecten en de verschillende randvoorwaarden te onderzoeken bij het ritueel slachten. Het lijkt mij goed dat ik aan mijn opvolger vraag om die gegevens eens op een rijtje te zetten. Het onderwerp ligt vaak gevoelig. Het is dan ook zaak om precies te weten, afhankelijk van de religieuze overtuiging, welke maatregelen er al dan niet genomen kunnen worden. Daarbij dient de visie op dierenwelzijn betrokken te worden, omdat die zo'n belangrijke rol speelt. Ik zal dus aan mijn opvolger ernstig aanbevelen om hiertoe over te gaan. Als het lang duurt, kan ik het misschien nog wel doen, maar niet in de hoedanigheid die de heer Van der Ham mij toedichtte. Dat heeft mij namelijk zo getroffen, dat ik het niet zo gauw vergeet, zeker als die opmerking van hem afkomstig is. Ik ben ook helemaal van slag.

Mevrouw Thieme vroeg waarom de reguliere sector niet meedeed aan de pilot castratie. Die sector doet echter wel mee. Dat blijkt uit de brief van LTO-Nederland. Het is dus een misverstand als men denkt dat de reguliere sector niet meedoet. Ik denk ook dat het goed is dat duidelijk is dat LTO-Nederland als vertegenwoordiger van de reguliere sector daarbij haar verantwoordelijkheid neemt. Het lijkt mij correct om dat hier vast te stellen en om niet het beeld te laten bestaan dat LTO-Nederland dat niet zou willen. Integendeel, dunkt mij.

Mevrouw Van Velzen heeft tussen neus en lippen door een vraag gesteld over de teruggestorte reisgelden. Die vraag had wat mij betreft niet gesteld hoeven te worden. Ik heb gezegd wat ik hierover gezegd heb. Maar goed, ik vind dat zij zich zou moeten schamen dat zij die vraag heeft gesteld. Als ik in augustus zeg dat dit zal gebeuren, gebeurt dat ook. Vandaar dat zij die vraag ook niet hoefde te stellen. Nogmaals, ik vind het beschamend dat zij daar nog een keer een opmerking over maakt, zeker gelet op de feiten. Laat ik maar van deze gelegenheid gebruik maken om dit te zeggen. Er zijn namelijk regels in het leven die te maken hebben met het correct met elkaar omgaan.

De heer Graus heeft gevraagd of ik de alarmnummers van de AID weet. Hij heeft mij geweldig geholpen. Dat nummer is: 045 - 5466230. Van de LID is het nummer: 0900 - 2021210. Ik heb die nummers even opgezocht. U weet het nu allemaal. Als ik de nummers noem, weet ik ze ook. Ik vraag mij af of de woordvoerders deze nummers kunnen herhalen. Zo niet, dan kan men van mijn briefje met de alarmnummers gebruik maken.

De heer Waalkens informeerde nog naar de innovatieglastuinbouw en de criteria van SenterNovem. Hij duidde daarbij op het projectvoorstel van € 200.000 tot € 300.000 door tuinders in Berlicum in het kader van de zogeheten uniekekansenregeling van EZ. SenterNovem, dat ressorteert onder EZ, heeft dat in eerste instantie afgewezen, omdat de regeling door de indieners verkeerd zou zijn begrepen. Die regeling richt zich blijkbaar vooral op energieleveranciers. Inmiddels is die projectaanvraag evenwel bijgesteld. Op 15 december zal die opnieuw ingediend worden. Mijn ministerie heeft met EZ en SenterNovem over dat voorstel contact opgenomen. Ik heb enige tot goede hoop dat dit voor elkaar komt.

De heer Waalkens (PvdA):

Is dit niet een voorbeeld van een loket dat niet dienstbaar is aan degenen die een beroep willen doen op een regeling? Ik vind het eigenlijk beschamend dat men bij SenterNovem niet de moed heeft gehad om tegen de projectaanvrager te zeggen: wij helpen je om dit project verder te krijgen en wij gaan niet over tot een afwijzing. Ik vond de gang van zaken dan ook eigenlijk niet goed.

Minister Veerman:

Ik neem de opmerking van de heer Waalkens voor kennisgeving aan, zonder daaraan een kwalificatie te geven. In het algemeen is het beter om van iets wat niet deugt te zeggen waarom het niet deugt dan een nieuwe ronde te introduceren.

Ik kom bij de vraag van de heer Waalkens over de ehs als groot project. Hij stelt voor om door te gaan met de agendering om de ehs als groot project aan te wijzen. Natuurlijk bepaalt de Kamer zelf of hij daarmee wil doorgaan, maar ik vraag mij toch af of met een aanwijzing als groot project nu wel recht wordt gedaan aan de afspraken die het Rijk en de provincies volgende week maken over het ILG (Investeringsbudget Landelijk Gebied). Zo'n aanwijzing verhoudt zich naar mijn mening niet met de sturingsfilosofie van het ILG. De Wet ILG is immers unaniem door de Tweede Kamer en zonder stemming door de Eerste Kamer aangenomen. Juist in het kader van het ILG worden met de provincies concrete en duidelijke afspraken gemaakt over de verslaglegging en de voortgang van de ehs. Ik zou dus zeggen: geen rijksproject, omdat wij daarmee de zaak van de wal in de sloot helpen in plaats van daarin verbetering te brengen. De heer Waalkens weet dat hij intussen in het kader van de ILG-afspraken de vinger aan de pols kan houden.

De heer Waalkens (PvdA):

De minister heeft terecht gezegd dat de Kamer over haar eigen agenda gaat. Ik neem de opmerking van de minister natuurlijk ook mee in de beoordeling of wij al dan niet overgaan tot de aanwijzing van een groot project. Het is aan de Kamer om dat te beoordelen.

Minister Veerman:

Dacht de heer Waalkens dat ik het zou wagen om dat te betwijfelen? Ik heb voldoende ontzag voor 's lands hoogste wetgevende vergadering. Ik meen dat ik dat de afgelopen jaren meermalen heb gedemonstreerd. Ik was ook niet van plan om dat in de laatste dagen nog ter discussie te stellen.

De heer Waalkens (PvdA):

Wel heeft de minister met een aantal waardeoordelen geprobeerd onze discussie te beïnvloeden.

Minister Veerman:

De regering regeert en heeft dus het volste recht om wanneer zij meent dat de Kamer een dwaalweg inslaat die Kamer daarvan een eindweegs terug te brengen.

Mevrouw Thieme heeft gevraagd naar de smaaklessen. Het pakket voor de smaaklessen wordt ontwikkeld door Wageningen Universiteit, het Voedingscentrum en de groene hogescholen. Het doel is om in 2007 500 basisscholen te bereiken, oplopend tot 3000 in 2012. Daarnaast wordt het programma verbreed naar het voortgezet onderwijs en naar sportkantines, de naschoolse opvang en dergelijke. Dat gebeurt in mijn opdracht. Ik heb de aftrap gegeven in een eerste les in Den Haag. De koks van Nederland werken actief mee. Ik meen dat dit een uitstekend programma is.

De heer Atsma (CDA):

De ministeries van OCW en van VWS hebben een vergelijkbare ambitie. Is hier sprake van coördinatie of wordt hier dubbel werk gedaan?

Minister Veerman:

Dubbel werk zal niet gebeuren. Ik zal dit nagaan. Ik neem aan dat er sprake is van coördinatie. Het gaat hier immers om lessen op scholen van OCW. Het onderwerp gaat VWS mede ter harte. Ik kan mij niet voorstellen dat hierover geen goede afspraken zijn gemaakt.

De heer Van der Ham heeft vragen gesteld over Afghanistan. In het kader van het Afghanistanprogramma is inderdaad sprake van onderzoek naar de mogelijkheden om alternatieven voor de papaverteelt te ontwikkelen als bron van toekomstig inkomen voor de lokale bevolking. Mocht dat concrete vormen aannemen, dan zal naar ik aanneem de minister van Buitenlandse Zaken of de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de Kamer van de gang van zaken op de hoogte houden. Het ministerie van LNV werkt hieraan van harte mee. Onze inbreng daarbij is gerespecteerd en ter zake.

In het amendement op stuk nr. 22 van mevrouw Van Velzen wordt gevraagd het budget voor alternatieven naar dierproeven met € 900.000 op te hogen. Binnen het onderzoeksbudget van LNV wordt jaarlijks € 200.000 tot € 300.000 ingezet voor het zoeken naar alternatieven voor proefdieren. Wij doen onder andere onderzoek naar nieuwe toxiciteitstests waarbij geen proefdieren worden ingezet. De beleidsverantwoordelijkheid voor proefdieren ligt op het terrein van het ministerie van VWS. Ik zie daarom geen aanleiding om het onderzoeksbudget van LNV te intensiveren. Om die reden moet ik de aanneming van het amendement ontraden. In het amendement op stuk nr. 35 vraagt mevrouw Van Velzen om een verhoging van de budgetregeling draagvlak natuur met 2,8 mln. Ik acht dit amendement prematuur. Voor de zomer wordt de nota Milieueducatie afgerond. Met het nieuwe beleid wil ik niet alleen draagvlak creëren. De educatie moet ook voldoen aan de vraag uit de samenleving en de competenties van mensen versterken. Het beleid is een van de meest gestructureerde instrumenten om te werken aan de binding van jeugd en natuur, leefomgeving en gezonde voeding. Daarnaast zal een beleidsnota verschijnen betreffende jeugd, natuurvoeding en gezondheid. Er is dus voldoende gelegenheid om met elkaar richtingen te zoeken om het maatschappelijk middenveld actief bij de door mevrouw Van Velzen genoemde thema's te betrekken. Om deze reden ontraad ik ook het aannemen van dit amendement.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voor deze regeling komen ontzettend veel, heel goede aanvragen binnen, juist vanuit het maatschappelijk middenveld, terwijl de budgetten erg laag zijn. Het zou de minister moeten plezieren dat ik de dekking voor het amendement bij een ander ministerie haal, waar nog ongedekt geld aanwezig is voor duurzaamheid. Vanwaar dan zijn negatieve houding?

Minister Veerman:

Voorzitter. Alleen dat al! Alsof ik hier toezeggingen kan doen over de begroting van een collega. Dat zou mij wel buitengewoon populair maken! Dat begrijpt mevrouw Van Velzen wel. Maar los daarvan gaat het mij om de inhoudelijke kant van de zaak. Ik heb betoogd dat wij dit nog even niet zouden moeten doen en dat wij eerst zullen moeten kijken hoe de evaluatie uitpakt. Vervolgens kunnen wij dan weer zien.

Het amendement op stuk nr. 36 van de heren Koopmans en Wilders betreft 1 mln. voor de Floriade. In mijn schriftelijke beantwoording heb ik daarover al het nodige gezegd. Natuurlijk klopt mijn hart intensiever, en soms zelfs in mijn keel, als ik denk aan Limburg. Het klopt ook voor andere delen van Nederland, maakt u zich vooralsnog geen zorgen. Ik draag de Floriade dus een warm hart toe. Wij denken bovendien na over een rijksinzending. In een financiële bijdrage is echter niet voorzien. Ik acht het een principieel punt dat initiatieven en verantwoordelijkheid bij de regio en de Nationale Tuinbouwraad liggen. Wij zullen kijken of wij een substantiële bijdrage kunnen leveren aan de rijksbijdrage. Zomaar geld geven lijkt mij echter niet de goede weg.

Het amendement op stuk nr. 37 vervangt dat op nr. 29. Dit amendement strekt ertoe om bedrijven actief te begeleiden en ondersteunen bij de introductie van praktijktoepassingen voor de detectie van berengeur aan de slachtlijn. Ik meen dat het nodig is om nog een keer duidelijkheid te bieden over het castratiestandpunt. Mijn einddoel is hetzelfde als wat alle partijen willen: beëindiging van castratie. Vanmorgen heb ik uitvoerig besproken dat wij daarvoor de Europese Unie nodig hebben. Een apparaat om berengeur aan de slachtlijn te detecteren is nog niet operationeel. Er moet nog het nodige voor gebeuren. Wij doen mee aan het onderzoek. In dit kader past de strekking van het oude amendement van mevrouw Van Velzen wel. Maar de aangepaste versie op stuk nr. 37 gaat uit van meebetalen. Daarom moet ik het aannemen van het amendement ontraden. Verdoven is een tussenstap. Ik ben bereid de mogelijkheden te onderzoeken om het ontwikkelen van berengeurdetectie aan de slachtlijn te stimuleren. Ik ben bereid om te onderzoeken of verdoven voor castratie ook voor de gangbare varkenshouderij een optie is. Ook daarover heb ik vanmorgen uitvoerig gesproken. Daarbij wil ik het laten.

In het amendement op stuk nr. 38 vraagt de heer Waalkens 5 mln. extra voor de invulling van de leefgebiedbenadering. Ik ben blij dat de heer Waalkens steun uitspreekt voor de leefgebiedenbenadering. Ik heb 1 mln. gereserveerd om het concept door middel van pilots te concretiseren. Deze pilots zullen in verschillende gebieden plaats vinden, waaronder heuvelland en moerasgebieden, en met verschillende diersoorten. Ik wil er eerst ervaring mee opdoen, vooral over de vraag hoe je met relevante partijen tot maatwerk kunt komen om met zo weinig mogelijk maatschappelijke frictie verbetering van de leefomgeving van de soorten te bewerkstelligen. Op basis van dit traject zullen wij dan beoordelen of wij meer geld beschikbaar moeten stellen.

De eerste motie is die van de heer Waalkens op stuk nr. 40 en betreft het verplichten van castreren. Ik ben het niet helemaal eens met het dictum van deze motie. Zoals ik herhaaldelijk heb betoogd, wil ik met een pilot in zowel de biologische als de gangbare sector eerst nagaan of castratie werkelijk een verbetering betekent ten opzichte van de bestaande praktijk. Ik benadruk dat het castreren een tussenstap is op weg naar een betere oplossing. Ik zal mij ook inzetten om in Europa uiterlijk in 2009 een verbod op castratie van biggen voor elkaar te krijgen. Vanwege het verplichtende karakter ontraad ik de Kamer dus om deze motie aan te nemen en ik meen dat ik vandaag herhaaldelijk een duidelijk standpunt inzake het castreren van biggen heb uiteengezet.

De motie op stuk nr. 41 gaat over de koe in de wei. Er wordt gevraagd, te onderzoeken of weidegang opleggen mogelijk is via modulatie, cross compliance of een hectaretoeslag. Dit is Europees niet mogelijk, want cross compliance omvat geen weidegang en ook hectaretoeslagen maken zo'n koppeling niet mogelijk, dus ik ontraad ook het aannemen van deze motie.

De motie-Waalkens op stuk nr. 42 gaat over de vraag of controle op de handel noodzakelijk is om uitwassen met het doorfokken van en de handel in exotische dieren te voorkomen. De motie omvat ook een verzoek aan de regering om daarbij certificering verplicht te stellen. Nu hebben wij in het Forum Welzijn Gezelschapsdieren een aantal afspraken gemaakt die neerkomen op vrijwillige certificering, ondersteund met handhaving. Juist degenen die geen certificering aanvragen, kunnen verscherpte controle tegemoet zien. Ik wil eerst bekijken of dit goed werkt; deze afspraken zijn gemaakt en ik vind dat ze eerst tot wasdom moeten komen. Wij moeten ook eerst de meerwaarde van een verplicht identificatie- en registratiesysteem onderzoeken, wat ook onderdeel uitmaakt van de afspraken. Ik ontraad de Kamer dus om deze motie aan te nemen.

In de motie op stuk nr. 43 wordt er gevraagd, per 1 januari 2009 een stelsel van variabele hectarepremies in te voeren. Een beslissing over vervanging van het huidige systeem van op historische referenties gebaseerde toeslagrechten door een systeem van variabele hectarepremies laat ik graag aan mijn opvolger over. Ik heb er wel een opvatting over, die men kan vinden in mijn nalatenschap, die volgende week vrijdag zal verschijnen.

De motie van de heer Waalkens op stuk nr. 44 gaat over de vraag of dierziektebestrijding een zaak van de overheid moet blijven; de regering wordt verzocht, bij de komende vergadering van het productschap haar stem te gebruiken om een besluit te blokkeren waarmee dierziektebestrijding een zaak van het productschap zou worden. Dierziektebestrijding van lijst A-ziekten – MKZ, klassieke varkenspest en vogelpest – blijft een zaak van het Rijk. Het productschap kan wel andere ziekten bestrijden, bijvoorbeeld de ziekte van Aujeszky. De vertegenwoordiger van de minister in het productschap heeft uitsluitend een raadgevende stem. De Kamer weet overigens ook dat ik niet zal overgaan tot het ratificeren van de regeling die het productschap wil, zolang het bedrijfsleven op dit punt niet eensgezind is, hetgeen tot op heden niet het geval is.

De heer Waalkens (PvdA):

Dan is het misschien wel even handig om te weten of u deze motie ziet als een ondersteuning van uw beleid.

Minister Veerman:

Zo kan ik de motie inderdaad wel opvatten. Wij hebben alleen een raadgevende stem in het productschap, dus wij kunnen er verder weinig aan doen, maar men weet dat ik in het specifieke geval van de ziekte van Aujeszky geen toestemming voor een regeling zal geven zolang het bedrijfsleven niet eensgezind is.

Op de motie van de heer Waalkens op stuk nr. 45 moet ik een wat formeel antwoord geven: rampenplannen behoren thuis bij BZK. Ik wil wel nagaan of er in rampenplannen is opgenomen dat dierenambulances worden ingeschakeld bij rampen waarbij dieren betrokken zijn, maar het is natuurlijk een bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken.

Vanmorgen heb ik mij klip en klaar uitgesproken over de drukjacht op wilde zwijnen. Het verbod op druk- en drijfjacht is niet opgeheven, dus de motie op stuk nr. 46 is overbodig.

De motie van de heer Atsma op stuk nr. 47 gaat over het trekkerrijbewijs. Ook hierbij gaat het om een bevoegdheid die ik niet heb, maar ik zal minister Peijs van deze motie in kennis stellen. Ik denk dat ik de Kamer het aannemen van deze motie moet ontraden, omdat ze prematuur is. Maar ik denk wel dat het bij minister Peijs indruk zal maken als ik deze motie overbreng, zeker als ik bedenk op welke wijze ik dit zal doen...

De heer Atsma (CDA):

Het ging ons met name om het kenteken, niet om het rijbewijs.

Minister Veerman:

Ja, het ging met name om het kenteken. U hebt erop gewezen dat dit vaak moeilijk zichtbaar is, bijvoorbeeld als er wagens achter de tractor hangen. Invoering zou veel regelgeving met zich meebrengen en aanleiding geven tot geweldig veel nieuwe dingen.

De heer Atsma (CDA):

Wij vragen het u ook omdat u vanmorgen zei, toen het even ging over de MEP, dat alles wat de regering doet, uiteraard ook namens u gebeurt. Ook dit voorstel is namens de regering richting Raad van State gegaan.

Minister Veerman:

Het signaal is duidelijk. Als de motie wordt aanvaard, zal ik mevrouw Peijs van de opvatting van de Kamer in kennis stellen. Ik vind de motie echter op dit moment nog prematuur, omdat de zaak nog bij de Raad van State ligt. Het is in zo'n geval netjes om eerst het advies van dit hoger raadgevend college af te wachten.

De motie-Atsma op stuk nr. 48 over de stroperij zie ik als een ondersteuning van beleid. De heer Atsma heeft het bij het rechte eind als hij zegt dat een aanscherping van het sanctiebeleid noodzakelijk is. Ik zal de opsporing verruimen; dat heb ik al eerder toegezegd. Ik zie deze motie dus als een ondersteuning van beleid. Overigens zijn de sancties onlangs verhoogd naar € 16.750 met een hechtenis van drie maanden en mogelijk afroming van het economisch voordeel. Op dit punt is er dus ook voortgang gemaakt.

Ik kom op de motie-Atsma op stuk nr. 49. over de jonge-agrariërsregeling. Ik wil onderzoeken of de modulatiegelden kunnen worden ingezet en ik zal de Kamer daarover later berichten. Ik neem deze motie dus over.

De voorzitter:

Blijft deze motie onderdeel uitmaken van de beraadslaging, of trekt de heer Atsma haar in?

De heer Atsma (CDA):

Wij trekken haar in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Atsma c.s. (30800-XIV, nr. 49) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Veerman:

Ik kom op de motie van mevrouw Van Velzen op stuk nr. 50 over proefdieren. Ik wijs er in de eerste plaats op dat een heffing bij wet moet worden geregeld en niet zomaar kan worden ingevoerd. Deze zaak ligt bovendien binnen het competentiegebied van de minister van VWS. Als de motie wordt aangenomen, zal ik dat uiteraard aan mijn collega van VWS melden. Vanuit mijn verantwoordelijkheid en gelet op het feit dat ik hierover niet kan oordelen, ontraad ik de motie voorshands.

In de motie op stuk nr. 51 wordt gemeld dat de herkomst en bereidingswijze van een product bijdraagt aan de kennis en de keuzemogelijkheden van consumenten en wordt gevraagd om te onderzoeken welke mogelijkheden van verplichte certificering er zijn die niet op bezwaren kunnen stuiten binnen de Europese Commissie en de WTO. Mijn reactie op deze motie is: vooruit dan maar. Dit gaan wij dus doen en ik beschouw de motie als ondersteuning van beleid. Ik zeg dus toe, te gaan onderzoeken op welke belemmeringen deze certificering kan stuiten en daarover een notitie te maken.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Door deze toezegging kunnen wij de motie intrekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Velzen c.s. (30800-XIV, nr. 51) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Veerman:

De motie van de leden Van Velzen en Thieme op stuk nr. 52 heeft te maken met de motie die door de heren Cramer en Van der Ham is ingediend. Ik kom hierop straks terug, want het gaat dan om drie moties die allen dezelfde strekking hebben.

De motie van mevrouw Van Velzen op stuk nr. 53 over het PROFETAS-onderzoek zie ik als ondersteuning van beleid. In mijn schriftelijke beantwoording van de vragen over het PROFETAS-rapport heb ik aangegeven dat de resultaten van het vervolgonderzoek in de loop van 2007 beschikbaar komen. Ik zal nagaan of dit nog in de onderzoeksprogrammering meegenomen kan worden.

De voorzitter:

De minister ziet de motie als ondersteuning van zijn beleid. Mevrouw Van Velzen, wilt u de motie toch handhaven?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik begrijp niet helemaal wat de minister toezegt. Ik vraag specifiek om de knelpunten te onderzoeken. Als hij zegt dat te willen doen, neemt hij mijn motie over.

Minister Veerman:

In 2007 komt er een vervolgonderzoek en ik wil nagaan in hoeverre hetgeen u vraagt, namelijk het opheffen van het verbod van de WTO op het verlenen van overheidssteun, bij dat onderzoek kan worden betrokken. Op die manier zouden wij zoveel mogelijk aan uw verzoek tegemoet kunnen komen. Ik meen dat er wel wat dagen zijn waarop u met minder naar huis gaat.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik ben zeker bereid om deze motie in te trekken, maar dan moet ik van u het positieve signaal krijgen dat u het gevraagde in de motie daadwerkelijk betrekt bij het onderzoek. U gaf aan dat u dat wilt nagaan.

De voorzitter:

De motie wordt dus gehandhaafd.

Minister Veerman:

Voorzitter. Ik heb de motie gekwalificeerd als ondersteuning van mijn beleid.

De motie op stuk nr. 54 betreft het aanwijzen van probleemgebieden. Hierop heb ik schriftelijk gereageerd, mede naar aanleiding van de vragen van de heer Cramer. Ik ontraad aanneming van deze motie, maar ik kan wel een toezegging doen. Ik ben uitermate toegeeflijk. Ik kan toezeggen dat ik met de midterm review op deze kwestie zal terugkomen. Echter, als wij nu meer probleemgebieden gaan aanwijzen en daarvoor eerst weer overleg moeten plegen met de Europese Commissie, ontstaat voor de andere gebieden vertraging. De besluitvorming wordt dan namelijk uitgesteld. Dat zou onverstandig zijn. De midterm review komt evenwel snel genoeg aan de orde en bij de behandeling daarvan kunnen wij deze gebieden betrekken. Nu moeten echter niet het goede de vijand van het betere laten worden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dat zou inderdaad heel jammer zijn, want wij willen natuurlijk voortgang maken en de aanwijzing van de andere gebieden niet ophouden, maar aan welke termijn denkt u? U hebt dit namelijk niet in de schriftelijke beantwoording gezegd. U doet nu een extra stapje.

Minister Veerman:

Daarom stelde u de vraag nog een keer.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Inderdaad. Ik wijs erop dat men voor de genoemde gebieden, zoals Texel en vooral het zuidelijk Westerkwartier en de Friese Wouden, startklaar is. De desbetreffende boeren hebben de nodige afspraken gemaakt. Zij willen meedoen en staan als het ware in de startblokken. Het gaat hierbij om ongeveer 6000 ha en het zou ontzettend jammer zijn als wij de slag niet kunnen maken. Daarom vraag ik nog een keer: kijk of het mogelijk is deze gebieden bij deze tranche te betrekken.

Minister Veerman:

Ik zal deze mogelijkheid nog een keer bestuderen, maar mijn ambtenaren zijn er zeker van dat het aanwijzen van deze gebieden aanleiding is voor het doen van een nieuwe aanvraag. Daardoor zou het gehele project opnieuw door de molen moeten. Dat zou jammer zijn en ik neem aan dat u dat ook niet zou willen. Ik zeg u evenwel toe dat wij zullen nagaan wat wij kunnen doen.

De motie op stuk nr. 55 van de heer Graus en anderen betreft het dierenwelzijn. Ik zie deze motie als ondersteuning van het beleid. Dierenwelzijn is bij diverse onderwijsinstellingen onderdeel van het vak Biologie. Ik stel de eindtermen vast, maar niet de vakken. Ik stimuleer de behandeling van dit onderwerp via thema's en geef daarvoor subsidies. Ik zal het in het contact met het onderwijsveld extra aandacht geven. Nogmaals, de invloed van de minister beperkt zich tot het vaststellen van de eindtermen, maar wij kunnen zorgen voor meer ruimte en aandacht voor de behandeling van dit onderwerp. Ik zie deze motie dus als ondersteuning van het beleid.

De motie op stuk nr. 56 van de heer Graus betreft de invoering van een aparte dierenpolitie. De huidige structuur van LID en AID volstaat. De heer Graus merkt op dat met name de mensen van de LID hinder ondervinden. Dat is ons niet bekend. Als daarvoor echt concrete aanwijzingen zijn, houden wij ons aanbevolen voor meer informatie. De heer Graus merkte op dat deze mensen soms niet kunnen optreden, omdat zij daarvoor niet afschrikwekkend genoeg zijn dan wel niet het vereiste materieel hebben. Nogmaals, voor aanwijzingen daarvoor houd ik mij graag aanbevolen. Eerst wil ik dus duidelijke signalen uit de praktijk of van anderen krijgen. Ik ontraad aanneming van deze motie, hoewel ik ontvankelijk ben voor het vernemen van feiten.

De motie op stuk nr. 57 van de heer Graus c.s. betreft een levenslang verbod op het houden van dieren voor mensen die voor dierenmishandeling zijn veroordeeld. De minister van Justitie heeft te kennen gegeven om het initiatiefwetsvoorstel zijn loop in het parlement te laten hebben. Thans is het levenslang verbod niet aan de orde. Het is ook de vraag of een dergelijk verbod proportioneel is. Ik meen aanneming van deze motie te moeten ontraden, maar met kennisneming van het feit dat het initiatiefwetsvoorstel zijn gang in het parlement zal hebben en door de minister van Justitie zal worden begeleid.

De motie op stuk nr. 58 van de heer Graus en anderen betreft het instellen van een nationaal alarmnummer voor dieren. Ik meen dat het instellen van een dergelijk nummer goed zou passen bij het idee dat eerder in deze Kamer met betrekking tot het front office en het concept Eenduidig toezicht naar voren is gebracht. De AID en de VWA doen al mee en ik wil nagaan of ook de LID hierbij betrokken kan worden. Gelet op het grote aantal ondertekenaars van de motie, laat ik het oordeel aan de Kamer, maar ik ben van mening dat het koppelen van dit idee aan de éénloketgedachte een mogelijkheid zou zijn. Op die manier zou ik de indieners van de motie tegemoet kunnen komen.

De motie-Van Gent c.s. op stuk nr. 59 gaat over de Flora- en faunawet. Het verbod op de jacht in bepaalde natuurgebieden is overbodig geworden door de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet. In beheerplannen kan worden opgenomen of jacht al dan niet wordt toegestaan en onder welke voorwaarden. Bij de uitoefening is dus altijd toestemming van de jachthouder nodig. Ik heb dat vanmorgen ook uitvoerig gezegd. Ik ontraad derhalve de aanneming van deze motie.

Voor mijn antwoord op de motie van mevrouw Van Gent op stuk nr. 60 verwijs ik naar de motie-Cramer/Van der Ham die ik aanstonds zal behandelen.

In de motie-Cramer op stuk nr. 61 staat dat de regering nog dit jaar een nota natuur- en milieueducatie zou presenteren en wordt de regering verzocht om voortvarend door te werken aan een brede nota natuur- en milieueducatie. Ik beschouw dit als een ondersteuning van het beleid. Het komende voorjaar zal de nota natuur- en milieueducatie worden afgerond.

De voorzitter:

Handhaaft de heer Cramer de motie?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Het venijn zit hem misschien wel een klein beetje in de staart, want wij vragen nadrukkelijk om een voorwaardenscheppend beleid. De minister was daar in zijn antwoord niet zo expliciet over. Vandaar dat wij de motie toch hebben opgesteld.

Minister Veerman:

En daarbij substantieel voorwaardenscheppend beleid te ontwerpen... Ik laat het oordeel aan de Kamer.

Ik kom op de motie op stuk nr. 62 over dierenwelzijn. Ik sympathiseer met de gedachte daarachter. Dat is overigens ook de strekking van twee andere moties. Nogmaals, ik sympathiseer met de gedachte, maar het is voor mij natuurlijk heel moeilijk om een nota toe te zeggen. In het dictum staat voorjaar 2007. Ik kan natuurlijk niet vooruitlopen op mijn politieke levensduur, maar het is niet fraai om als minister een nota toe te zeggen terwijl ik weet dat mijn politieke dagen geteld zijn. Ik zal dit in mijn politieke testament meenemen.

De heer Van der Ham (D66):

Dat volgende week verschijnt!

Minister Veerman:

Nee, het stuk van volgende week gaat alleen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

De heer Van der Ham (D66):

Er zijn fractievertegenwoordigers die mij hebben gezegd: er komen nu zo veel specifieke moties langs, ik weet niet of ik ze allemaal aan een meerderheid moet helpen. Die moties zouden een vingerwijzing kunnen zijn voor het vormgeven van een geactualiseerde Nota Dierenwelzijn. De minister heeft dus een indruk van wat daarin moet komen te staan.

Minister Veerman:

Ik ben begonnen met te zeggen dat ik het sympathiek vind. Ik zou wel willen dat mijn dagen zo lang waren dat ik er gevolg aan kon geven. In de debatten heeft het dierenwelzijn een prominente plaats ingenomen. Het is zeer terecht dat wij de zaken nog eens op een rijtje zetten, maar dat geldt ook voor de consequenties voor de intensieve veehouders. Aan dat aspect heeft het ontbroken. Ik heb inzicht gekregen in de voorlopige resultaten van een onderzoek van het LEI. De economische consequenties zijn blijkens dat onderzoek enorm. Laten wij ook een klein beetje sympathie proberen te behouden voor degenen die proberen daarin een boterham te verdienen. Ik heb vanmorgen duidelijk gemaakt dat dit niet de verantwoordelijkheid is van een deel van de sector, maar dat het gaat om een verantwoordelijkheid van de samenleving als geheel. Ik hoor mevrouw Thieme zeggen: het moet ophouden, het moet klaar zijn. Daar ben ik het allemaal mee eens, maar wij moeten het doen met respect voor de mensen die daarin nu een boterham verdienen. Wij moeten het op een verstandige manier, stap voor stap doen, met respect voor de mensen die al die tijd geprobeerd hebben het op een nette manier te doen. Ik laat deze mensen niet als boeven wegzetten!

De heer Van der Ham (D66):

Mochten wij tot strengere regelgeving komen – ik ben daar voorstander van – dan moet dat altijd gepaard gaan met een fatsoenlijke afvloeiingsregeling, zoals wij dat gewend zijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De minister zegt dat hij het allemaal zeer sympathiek vindt, maar het draait uit op gratis medeleven. Het kan best nog even duren voordat er een nieuw kabinet is. De minister moet ondertussen gewoon aan de slag gaan, want er is al lang genoeg gedraald. De minister gaat toch niet maandenlang niks zitten doen als het gaat om het dierenwelzijn?

Minister Veerman:

Mevrouw Van Gent, het gaat niet aan om nu te zeggen dat ik maandenlang niets ga zitten doen. Laten wij nu ook eens eerlijk zijn tegen elkaar! Vanmorgen heb ik gezegd waarvoor ik mij zal inspannen, en wat er is gebeurd. Ik bestrijd uw mening dat er niets is gebeurd. U kunt dat niet volhouden, u kunt hier niet voor het volk van Nederland het beeld schetsen dat in de afgelopen tijd niets is gebeurd. Natuurlijk ga ik aan de slag, ik hoop dat ik het af kan maken en met u kan bediscussiëren, daar zou ik mij op verheugen. Maar dat hangt ervan af of ik in de gelegenheid word gesteld om dat te doen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik ben al jaren met deze minister in debat, waarbij ik hem keer op keer heb gevraagd om naar deze nota te kijken. Nu zijn wij, met alle respect, in zijn "natijdagen", en zegt hij dat hij dat misschien aan zijn opvolger moet overlaten. Dat lijkt mij geen goede gang van zaken. Hij ziet dat er een meerderheid is die wil dat hij ernaar kijkt, en dat moet hij gewoon doen.

Minister Veerman:

Die meerderheid moet nog blijken. Verder moeten wij eerst bezien wat er precies moet worden onderzocht. Een eenzijdig beeld schetsen van de bio-industrie gaat mij een stapje te ver. Het gaat om het totaalbeeld, dus om de verantwoordelijkheden van iedereen. Nogmaals, ik zal niet meewerken aan het wegzetten van boeren, die ik in mijn hart draag, als boeven en mensen die er een zaakje van hebben gemaakt. Wij hebben met zijn allen van dit systeem geprofiteerd: elke dag is iedereen die goedkoop vlees koopt mede schuldig aan het feit dat dit systeem bestaat.

Mevrouw Van Velzen (SP):

De minister beschuldigt mij ervan dat ik mensen als boeven heb neergezet, iets wat ik niet wens te accepteren. Dat moet uit het stenogram worden geschrapt, want ik heb die woorden niet gebruikt. Daarin bent u mijn getuige!

Minister Veerman:

Ik heb mevrouw Van Velzen dat niet toegedicht!

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik had gehoopt dat de minister de motie zou opvatten als ondersteuning van zijn beleid. Hij had iets ruimhartiger kunnen zijn, door te zeggen dat hij er een start mee maakt, zodat de Kamer daarover in het voorjaar kan discussiëren. Wij snappen dat het niet gelijk een beleidsnota wordt, maar juist een inventarisatie had als grondslag voor een discussie in de Kamer kunnen dienen. Dat het leeft, lijkt mij duidelijk.

Minister Veerman:

Ik heb niet anders bedoeld. Maar mevrouw Van Gent zegt dat ik nu stil ga zitten, en dat ga ik niet doen. Mijn levensduur is beperkt, zodat het niet zo kan zijn dat ik "de stekker steek" voor degene die na mij komt. Ik kan het in voorbereiding nemen, ik kan de ambtenaren opdracht geven daarvoor onderzoek te doen, maar u krijgt naar alle waarschijnlijkheid – dat hangt af van de duur van de kabinetsformatie – geen nota meer waarvoor ik als minister beleidsverantwoordelijkheid draag. U hoeft niet benauwd te zijn dat wij nu gaan zitten wachten. Ik heb ogen en oren, die bij tijd en wijle voortreffelijk werken.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter, ik heb weinig gebruik gemaakt van het recht van interrumperen, zodat ik u verzoek nog één opmerking toe te staan.

De voorzitter:

Dat sta ik u toe.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik ben van mijn à propos geraakt, zodat ik de opmerking die ik wilde maken ben vergeten.

Minister Veerman:

Laat ik de heer Cramer helpen, door te zeggen dat ik de motie als ondersteuning van beleid beschouw. Ik zal hem dus tegemoetkomen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik wil graag dat de minister het niet heeft over het wegzetten van boeren als boeven, want dat heeft niemand hier gezegd. Ik wil niet dat dat blijft naijlen. Minister Veerman gaat volledig voorbij aan het resultaat van de verkiezingen van afgelopen november, waarin de kiezer duidelijk te kennen heeft gegeven dat het afgelopen moet zijn met het alleen letten op boerenbelangen en geld. Er moet nu eens oog komen voor dieren.

Minister Veerman:

Dat is precies wat ik bedoel: die eenzijdige benadering, die steeds weer naar voren komt, terwijl ik al die jaren heb geprobeerd juist evenwicht te vinden. Ík spreek niet eenzijdig, maar ú!

De voorzitter:

Mevrouw Van Velzen heeft een vraag gesteld en ik heb haar onvoldoende gelegenheid gegeven om die nader toe te lichten. Daartoe geef ik haar nu de gelegenheid.

Mevrouw Van Velzen (SP):

In antwoord op mijn vraag heeft de minister gezegd dat hij boeren niet laat wegzetten als boeven. Ik voel mij door die opmerking aangesproken en dat geldt ook voor de andere Kamerleden. Het is verre van de waarheid dat wij een beroepsgroep neerzetten als criminelen. Ik ervaar dat als een persoonlijk feit en vraag de minister dan ook om die woorden terug te nemen. Als hij dat niet doet, verzoek ik hem de persoon aan te wijzen op wie hij heeft gedoeld.

Minister Veerman:

Ik bedoel niet iemand persoonlijk. Dat is gisteren wel anders gedemonstreerd. Ik stel alleen vast dat in de samenleving hier en daar over de sector wordt gesproken alsof die bestaat uit een verzameling van mensen die zich met criminele activiteiten bezighoudt. Zo is het bedoeld. Ik heb niet specifiek iemand uit de Kamer op het oog en kan zelfs niemand met de neus aanwijzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

De Kamer zou naar de mening van de minister boeren hebben weggezet als boeven. Had die uitspraak geen betrekking op datgene wat in dit debat is gezegd? Die uitspraak neemt de minister dus terug?

Minister Veerman:

Nee, ik heb gezegd dat ik deze sector niet laat wegzetten als een criminele. Ik heb niet een specifieke persoon bedoeld. Mevrouw Van Velzen dient zich niet aangesproken te voelen. Wij discussiëren netjes in deze zaal, maar de Kamer weet net zo goed als ik dat er in deze samenleving mensen zijn die het wel als zodanig proberen te presenteren.

Mevrouw Van Velzen (SP):

De minister spreekt dus over onze schouders heen tegen de bevolking? Zijn opmerking is dus niet voor de Kamer bedoeld?

Minister Veerman:

Dat is in deze zaal niet ongebruikelijk.

Ik kom op de motie-Van der Ham op stuk nr. 64 over het Groene Hart. In eerste termijn heb ik al gezegd dat ik zal nagaan in hoeverre er na 2007 mogelijkheden zijn om binnen de FEZ-middelen ten behoeve van de uitvoering van de nota Ruimte het Groene Hart te financieren. Ik beschouw deze motie dan ook als steun voor dat traject.

Ik ga in op de motie-Thieme op stuk nr. 65.

De voorzitter:

De minister vergeet de motie op stuk nr. 63.

Minister Veerman:

Ik ben het eens met de constatering van de heer Van der Ham over de uitkomsten van de ecologische evaluatie en de evaluatie van de omslag. Dat is een doorwerking in het beleid. Ik beschouw die motie dus als ondersteuning van het beleid.

Ik kom op de motie op stuk nr. 65. Zoals bekend, is de legbatterij in 2012 verboden. De verrijkte kooi is toegestaan als alternatief. Ik ga niet verder dan datgene wat in Europa is toegestaan: mij dunkt is sprake van een bestendige gedragslijn van deze regering. Ik ontraad de Kamer dan ook om deze motie aan te nemen.

Ik ga in op de motie op stuk nr. 66. De vrijheid van godsdienst is in de Grondwet verankerd. Dat omvat niet alleen het huldigen van godsdienstige overtuigingen, maar ook het zich ernaar gedragen. Op grond van Europese regelgeving is het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming toegestaan mits dieren worden geslacht volgens speciale methoden die vereist zijn volgens religieuze riten. In de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren en in het besluit Ritueel slachten zijn regels opgesteld volgens de Israëlitische en islamitische ritus. Ik betrek hierbij de toezegging die ik de heer Van der Ham heb gedaan.

Ik kom op de motie-Thieme op stuk nr. 67. In het licht van de toezeggingen over de handhavingscapaciteit van de AID met vijftien fulltime mensen, acht ik deze motie overbodig.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Zal die extra fte ook worden ingezet voor het handhaven van de welzijnswetten, of zal er geen sprake zijn van oormerking?

Minister Veerman:

In eerste termijn heb ik gezegd dat die fte bedoeld is voor dierenwelzijn, veemarkten en nog iets. Ik stel voor dat mevrouw Thieme de Handelingen erop naleest.

Ik laat het oordeel over de motie op stuk nr. 68 van mevrouw Thieme over de herkomst van eieren die in producten zijn verwerkt aan de Kamer over. Wel wil ik nog opmerken dat ik wanneer ik spreekbeurten houd veelal scharreladvocaat krijg aangeboden binnen de regels die het Rijk daarvoor gesteld heeft. Dat is een duidelijke aanduiding van de herkomst. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer omdat ik een aantal praktische problemen voorzie. Het is echter goed als het bedrijfsleven zich hier eens over buigt, mocht de motie worden aangenomen. Overigens kan ik de scharreladvocaat aanbevelen. Voor wie het nog nooit geproefd heeft, heb ik nog wat flessen over, want het is een geliefd cadeau.

Ik ontraad aanvaarding van de motie op stuk nr. 69 over het ontwikkelen van welzijnsregels voor vleeskippen. Zoals bekend kiezen wij voor de lijn van het level playing field. Deze regering doet dat consequent. Ik zet mij er wel voor in op Europees niveau, maar ik ben niet van plan nationale regels op te stellen. Mevrouw Thieme kan op mijn inzet in Brussel rekenen. Daarvan getuigt ook het verleden.

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Thieme op stuk nr. 70 met betrekking tot het onderzoek om de kosten voor bioboeren uit generieke middelen van het bedrijfsleven te financieren. Ik ontraad aanvaarding van die motie, want voor het bestrijden van de kosten van dierziekten is het Diergezondheidsfonds ingesteld. Voor vaccinatie is eerst op EU-niveau draagvlak noodzakelijk. Dat is nog bij lange na geen gelopen race. In Duitsland is daar bijvoorbeeld nog grote weerstand tegen.

Wat de motie op stuk nr. 71 van mevrouw Thieme en mevrouw Van Gent met betrekking tot de fiscale vrijstelling betreft is het maar zeer de vraag of een keuze die ten principale een persoonlijke is via fiscale maatregelen sturing zou verdienen. Daarnaast spreekt het voor zichzelf dat ik hierover eerst met mijn collega van Financiën moet overleggen. Daarom moet ik aanvaarding van deze motie op dit moment ontraden.

Vervolgens kom ik bij de motie van mevrouw Thieme op stuk nr. 72 over etiketteringplicht. In antwoord op Kamervragen heb ik al aangegeven dat dit een zaak voor marktpartijen is. Ik voer daarover overleg met slachterijen en retail. In dat overleg dring ik erop aan om te komen tot invoering van een etiketteringplicht.

Met de motie van de heer Van der Vlies op stuk nr. 73 over het castreren van biggen kan ik zeer wel leven. De aanhef en het dictum van de motie getuigen van grote wijsheid. Ik had ook niet anders van de heer Van der Vlies verwacht.

Voorzitter. Ik neem in dank kennis van de waarderende woorden die door de geachte afgevaardigden van de verschillende partijen aan mijn adres zijn gewijd. De kwalificaties liepen uiteen. De minste was: u bent niet de slechtste. Als ik dat in het Groningse jargon mag vertalen, denk ik dat het een aardige kwalificatie is waar ik de rest van mijn leven in ieder geval goeddeels op kan teren. Ik heb in het begin gezegd dat verbinden mijn opgave was. Dat blijft ook mijn opgave, want wie scheiding brengt, brengt ongeluk.

Voorzitter. Ik eindig mijn verhaal altijd met een gedicht. Dat doe ik ook dit keer. Ik heb geaarzeld welk gedicht ik zou kiezen. Vanmorgen heb ik gezegd dat ik bijna ben bezweken voor Speenhoff's Ode aan de vegetariër, maar dat leek mij ongepast. Ik heb gekozen voor een gedicht van Bloem dat als volgt luidt:

  • "Hoe latere geliefden langs deez' paden

  • Wanneer mijn stof al wervelt op de wind

  • Herdenk mij toen mijn voeten het betraden

  • Heb ik dit landschap ook zo zeer bemind"

Voorzitter. Wij naderen het kerstfeest en wij zien uit naar de vervulling van het oude woord van Jesaja: want een kind is ons geboren en een zoon is ons gegeven en de heerschappij is op zijn schouder. Dat is het enige vaste punt. Dank u wel.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aanstaande dinsdag zal over de moties worden gestemd. Over de wet en de amendementen zal gestemd worden op de laatste dag voor het kerstreces.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven