Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 6 december 2006 over de vergaderingen van de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten van de Europese Unie.

De heer Van Baalen (VVD):

Mevrouw de voorzitter. U bent gisteren al terecht gecomplimenteerd met uw verkiezing tot Voorzitter. Volgens mij is dit de eerste keer dat u als Voorzitter de plenaire vergadering voorzit. Ook daarmee complimenteer ik u van harte, mede omdat dit een onderwerp van Europees en buitenlands belang is, waarvan u hebt gezegd er als Kamervoorzitter belang aan te hechten.

Wij hebben gisteren in een algemeen overleg een debat gevoerd over Turkije en de toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie. Tijdens dat debat leek er licht te ontstaan tussen de minister en de Kamer over een motie die een jaar geleden Kamerbreed is aangenomen, waarin in het dictum werd gesteld dat indien Turkije het Ankaraprotocol, het douaneprotocol, niet uitvoert, de onderhandelingen met Turkije onverwijld dienen te worden gestaakt, omdat Turkije dan niet in goede trouw onderhandelt. Mijn fractie is van mening dat wij, als wij de Turken serieus nemen, onze rug nu recht moeten houden.

Ook ik heb vanochtend via de media vernomen dat er mogelijk een lichte beweging bij Turkije zit. Dat is alleen niet zwart op wit gesteld. Er wordt gesproken over mogelijk een haven en luchthaven die worden opengesteld voor goederen uit de republiek Cyprus. Het moet allemaal maar blijken. Mocht maandag blijken dat Turkije de republiek Cyprus niet discrimineert ten opzichte van de andere EU-lidstaten, dan zal natuurlijk geen stop op de onderhandelingen plaatsvinden.

Ik dien mede namens twee collega's van de ChristenUnie en de SGP de volgende motie in.

De Kamer,Van Baalen

gehoord de beraadslaging,

van mening dat Turkije de op hem rustende verplichtingen in het kader van de toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie niet nakomt door het Ankaraprotocol niet voor het einde van 2006 uit te voeren door schepen en vliegtuigen onder Cypriotische vlag in Turkse havens respectievelijk luchthavens toe te laten;

constaterende dat Turkije ook volgens de meest recente voortgangsrapportage van de Europese Commissie ten aanzien van het bevorderen van de mensen- en burgerrechten achterblijft;

van mening dat, naast de uitvoering van het Ankaraprotocol, het bezette Noorden van de republiek Cyprus economisch ontsloten dient te worden via de havens van Farmagusta en Varosha;

verzoekt de regering, zich bij de aanstaande Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, waarbij de voortgangsrapportage van de Europese Commissie aan de orde komt, tot het uiterste in te zetten om de motie-Van Baalen c.s. (21501-02, nr. 640) van 29 september 2005 uit te voeren, hetgeen inhoudt dat de toetredingsonderhandelingen onverwijld dienen te worden opgeschort totdat Turkije het Ankaraprotocol uitvoert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baalen, Voordewind en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 716(21501-02).

De heer Timmermans (PvdA):

In het dictum van de motie staat: "tot het uiterste in te zetten". Dat betekent, naar ik aanneem, dat alle instrumenten die de minister ter beschikking staan, moeten worden ingezet.

De heer Van Baalen (VVD):

Dat is correct. Ik refereer aan een eerdere motie over een ander onderwerp, namelijk over het EU-wapenembargo tegen de republiek China. Daarbij hebben wij gesteld dat het niet noodzakelijk is dat Nederland alleen komt te staan. De regering moet zich alleen tot het uiterste inspannen om de wens van de Kamer te realiseren.

De heer Timmermans (PvdA):

"Tot het uiterste" betekent dat alle beschikbare instrumenten ingezet kunnen worden. Ultimo ratio zou dat betekenen dat ook het veto kan worden ingezet.

De heer Van Baalen (VVD):

Dat kan. Als de minister dat niet zou doen, dient hij zich daarover wel in de Kamer te verantwoorden. Bij het debat over de Europese Raad kunnen wij daaruit dan wel of geen consequenties trekken.

De heer Timmermans (PvdA):

De heer Van Baalen was het gisteren met mij eens dat Nederland niet alleen moet komen te staan. Een veto gebruik je alleen maar als je alleen staat. Ik wil heel ver meegaan met de heer Van Baalen en ik vind de motie ook sympathiek. Als er op dat punt echter onduidelijkheid is, wordt het voor mij erg moeilijk om de motie te steunen omdat die een veto niet uitsluit in dit geval.

De heer Van Baalen (VVD):

Het is aan de minister van Buitenlandse Zaken die ons land in de Razeb vertegenwoordigt, om te bekijken hoe hij welk instrumentarium inzet. Als meer landen een veto uitspreken, kan Nederland zich daarbij aansluiten. Als Nederland alleen komt te staan, zegt deze motie niet dat de minister het veto moet gebruiken.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik vind het zeer belangrijk om dit punt op te helderen. Ik kan mij vergissen, maar volgens mij gebruik je een veto alleen maar als je alleen staat.

De heer Van Baalen (VVD):

Juridisch is dat misschien wel zo, maar als Nederland behoort tot een groep landen die zegt geen onderhandelingshoofdstuk te willen openen, zie ik dat als een veto. Nogmaals, ik vraag de minister niet om Nederland te isoleren. Dat mag niet uit deze motie gelezen worden. Ik vraag de minister wel om het uiterste te doen. Ik vraag hem te onderhandelen en de wens van de Kamer in te brengen.

De heer Wilders (PVV):

Mijn vraag is a contrario aan die van de heer Timmermans. Vindt de heer Van Baalen dat de Nederlandse regering wél een veto moet uitspreken als dat nodig is?

De heer Van Baalen (VVD):

Ik zit niet bij de onderhandelingen maar de minister. Ik laat het aan hem en daarover moet hij zich aan de Kamer verantwoorden. Het uitspreken van een veto behoort tot het instrumentarium. Dat moet dus niet geschuwd worden. Ik heb niet op schrift gezien wat de Turkse regering aan de Europese Unie heeft aangeboden, sterker nog het Turkse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft gezegd: wij hebben geen commentaar. Overeenkomstig de eerdere motie vraag ik de minister te overwegen het hele instrumentarium in te zetten.

De heer Wilders (PVV):

Zeker als er een motie ligt, is het niet alleen voor de minister maar ook voor ons belangrijk te weten wat de eerste indiener van de motie precies bedoelt. Als ik het goed lees, roept deze motie de minister wel op om een veto uit te spreken als al het andere niet lukt. Is de heer Van Baalen dat met mij eens?

De heer Van Baalen (VVD):

Dat zegt deze motie niet. Vergelijkbaar met de motie over China die door de Kamer is aangenomen, vraagt mijn motie de minister níet om alleen te gaan staan. Hij moet onderhandelen. Misschien wensen dan meer landen het Nederlandse voorbeeld te volgen en dan staat Nederland niet alleen.

De heer Wilders (PVV):

Dan is de motie toch een redelijk wassen neus? De minister wordt gevraagd om alles te doen – ik ben dat met de heer Van Baalen eens – maar als het nodig is een veto uit te spreken, wordt de minister niet verzocht om dat te doen. Als hij dat dus niet doet, hoeft zich daarover ook niet te verantwoorden?

De heer Van Baalen (VVD):

Dan moet hij zich in deze Kamer daarover verantwoorden en aangeven hoe de situatie lag. Ik vind het onverstandig om Nederland alleen te laten staan. Ik laat het aan de minister om te beoordelen welk instrumentarium hij wil inzetten, maar ik vraag hem wel om tot het uiterste te gaan. In het debat van gisteren leek het namelijk dat de minister zich, zij het met enige mitsen en maren, redelijk kon vinden in het standpunt van de Europese Commissie. Die wil een beperkt aantal hoofdstukken niet openen en een beperkt aantal hoofdstukken wel openen maar niet afsluiten. Gisteren hebben wij toch redelijk Kamerbreed geconcludeerd dat dit van alles niets is. Deze motie geeft aan wat de Kamer wil en vraagt de minister dat uit te voeren. Nogmaals, de beoordeling of een veto als laatste middel moet worden ingezet, laat ik aan de minister. Daarover zullen wij hem bij de discussie over de Europese Raad ter verantwoording roepen.

De heer Van Bommel (SP):

Ter afsluiting van het debat over een veto wil ik nog een opmerking maken. Is het niet zo dat de heer Van Baalen de minister alle ruimte wil laten om alle instrumenten die er zijn, ter beschikking te houden totdat de onderhandelingen en het gesprek gevoerd worden? Als hier nu het gebruik van het veto wordt uitgesloten, wordt de minister met heel weinig middelen op zak naar Brussel gestuurd.

De heer Van Baalen (VVD):

De motie is helder en ook de eerder genoemde motie was helder. Turkije houdt zich niet aan de afspraken. Dat betekent dat er geen nieuwe hoofdstukken moeten worden geopend. Omdat elk land in feite een vetorecht heeft op het openen van nieuwe hoofdstukken, moet Nederland overwegen dat in te zetten. Maar ik geef de minister graag de mogelijkheid om te onderhandelen, zodat Nederland niet alleen komt te staan. In de brief van het kabinet aan de Kamer was sprake van een veel zwakker standpunt.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Ik wil even de parlementaire geschiedenis terughalen. Volgens mij was de motie omtrent het wapenembargo tegen China in eerste instantie bedoeld om gebruik te maken van het vetorecht. Later in de discussie omtrent de verantwoording achteraf is aangegeven dat wij niet wilden dat de minister alleen zou komen te staan. U komt nu met een motie voordat de minister die kant opgaat. Het is voor ons cruciaal om te weten of u vindt dat het vetorecht mag worden ingezet.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik heb, nu ten vierden male, aangegeven dat het voor de VVD-fractie een mogelijkheid is. Maar wij zitten niet aan de onderhandelingstafel, dus wij laten de minister dat beoordelen. Wij vinden dat die onderhandelingen moeten worden opgeschort, omdat Turkije niet voldoet. Dat is iets anders dan de minister in zijn brief schrijft. Het staat ook heel duidelijk in het dictum. Wij zullen de minister ter verantwoording roepen, als bijvoorbeeld het plan van de Commissie erdoor komt. Dan willen wij weten wat Nederland heeft gedaan. Ik hoor dan wel van de minister of wij alleen stonden. Het is duidelijk dat de minister een onderhandelingsmandaat van de Kamer mee krijgt. Het is ook heel duidelijk waar wij op af willen gaan.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Ook de minister heeft er recht op om te weten wat u gaat doen, wanneer hij die kant opgaat. Vindt u dat hij het vetorecht uiteindelijk moet kunnen inzetten en roept u hem op om er gebruik van te maken, ook wanneer Nederland geïsoleerd komt te staan? Of zegt u: nee, dat hoeft niet; ik neem dan ook genoegen met een verklaring achteraf? Het lijkt mij fair dat de minister dat van tevoren weet.

De heer Van Baalen (VVD):

Als een onderhandelaar in de bazaar van Istanbul niet bereid is weg te lopen, maar in de deur blijft hangen, dan weet de koopman dat er gekocht wordt. Ik zeg dus: minister, maak gebruik van de mogelijkheid om dat vetorecht in te zetten en in de onderhandelingen in te brengen en sluit dat niet uit. Nogmaals, wij horen wel of het wordt ingezet. Dat is ter beoordeling aan de minister. De motie is in dit geval helder, zeker met de toelichting die ik erop heb mogen geven.

De heer Van der Ham (D66):

Wij geven natuurlijk altijd ruimte aan een minister om er alles uit te halen wat erin zit. Nu deze motie is ingediend, denk ik toch dat het betonblok dat u gisteren nog was nu geschilderd piepschuim is geworden. U zegt dat de minister het kan gebruiken. Natuurlijk kan hij het gebruiken. Wat is er nu echt nieuw aan deze motie?

De heer Van Baalen (VVD):

De brief van het kabinet gaf aan dat een aangescherpt voorstel van de Commissie het maximaal haalbare was. Dat was de inzet van Nederland. Wij hebben er gisteren een ruim debat over gevoerd. Een meerderheid van de Kamer vond dat te weinig: als de Turken niet aan de voorwaarden voldoen, moeten de onderhandelingen worden stopgezet. Wij zeggen: voer die wens van de Kamer uit, kijk hoe je dat moet doen. Met andere woorden, dat is echt een aanscherping van het Nederlandse beleid dat ons via een brief is bekendgemaakt. U kunt wel meesmuilend lachen, maar dan moet u de brief lezen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ook ik wil u graag feliciteren met dit eerste debat dat u voorzit. Ik hoop dat wij een heel mooie tijd met u tegemoet gaan en ik verwacht dat eerlijk gezegd ook wel. Heel veel succes met uw werkzaamheden.

Ik lees niet alleen brieven, maar ik lees ook wat er dezer dagen gebeurt in de onderhandelingen met Turkije. Je ziet dat dingen onder druk vloeibaar worden. Je ziet dat er beweging is bij Turkije. Dat is goed. Het heeft ook alles te maken met de houding van de Europese Commissie. De Europese ministers hebben gezegd: laten wij er nu niet op gaan slaan, laten wij in onderhandeling blijven, laten wij niet de macho's gaan uithangen en niet tegenover elkaar gaan staan, zodat er ook bij Turkije een mooie draai mogelijk is in de richting van de wenselijke uitkomst. Dat belooft meer dan dat het Nederlandse parlement nu met een knuppel probeert de minister van Buitenlandse Zaken op pad te sturen om vooral heel stoer te zijn, maar dat hij uiteindelijk niet met het gewenste resultaat naar huis komt. Zeker gezien de omstandigheden in Turkije, met aanstaande verkiezingen, is het ongelofelijk moeilijk manoeuvreren voor de Turken, maar ook voor de Europese Commissie, om ervoor te zorgen dat er iets goeds uitkomt. Dat moeten wij niet met de botte bijl of met knuppels doen, maar door goede diplomatie. Deze minister heeft daarvoor een groot talent, ongeacht alle kritiek die wij soms op hem hebben. Ik hoop dat talent ook bij zijn collega's te vinden.

Aan alle moties hebben wij helemaal geen behoefte, ook niet aan de een beetje rare motie van de heer Van Baalen op dit punt. Overigens heb ik wel een motie ondersteund die mevrouw Peters van GroenLinks zo meteen zal voorlezen. In die motie wordt gevraagd om meer nadruk op de kwestie Cyprus te leggen. Ik hoop dat de minister aan de onderhandelingstafel alle instrumenten uit de kast haalt om dat goed te doen, om daar iets goeds uit te halen. Vaak zorgt een klein mesje, vaak zorgen kleine middelen, er beter voor dat je in de juiste richting komt dan de botte bijl.

De heer Van Bommel (SP):

Mevrouw de voorzitter. Het blijkt maar weer dat internationale druk werkt. Turkije lijkt te zwichten voor de internationale druk om het Ankaraprotocol uit te voeren en een lucht- en een zeehaven te openen. Althans, dat meldt EU-voorzitter Finland ons. Daarbij doemen natuurlijk vragen op, zoals: om welke haven gaat het? Turkije heeft nogal wat havens die niet zoveel voorstellen. Om welke luchthaven gaat het en is die echt van internationale betekenis? Voldoet het openen van welke haven dan ook aan het Ankaraprotocol?

Turkije meldde eerder niets te verliezen te hebben en de Europese Unie wel. De discussies over Cyprus werden afgedaan als marginale rekensommetjes en flauwe onderwerpen. Dat blijkt nu toch heel anders te liggen. Wij moeten vasthouden aan de lijn dat Turkije onverwijld de haven en de luchthaven moet openen om te komen tot uitvoering van dat Ankaraprotocol. Druk op de ketel blijft dan ook nodig.

De serieuze motie die in 2005 ook met steun van de SP is aangenomen, behelsde twee onderwerpen: de toetreding aan het eind van de rit, inclusief volledige erkenning van Cyprus, en de uitvoering van het Ankaraprotocol. De motie van de heer Van Baalen kan onze steun krijgen. Immers, de motie legt het gebruiken van het vetorecht niet dwingend op. De motie laat ruimte voor het gebruik van alle instrumenten. Wij sturen de minister met een volledige gereedschapskist naar Brussel. In die kist zit ook dat breekijzer. Wij zeggen helemaal niet dat de minister het moet gebruiken, maar wij zeggen ook zeker niet dat hij het thuis moet laten. Dat laatste zou onderhandelingstechnisch zeer onverstandig zijn.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik ben dat van harte met de heer Van Bommel eens. Over een veto moet je het eigenlijk nooit hebben. Iedereen weet dat je het recht hebt, maar zodra je het benoemt, ben je het eigenlijk al kwijt. Er is sprake van een situatie met een demissionair kabinet, waarin de Kamer een nog grotere verantwoordelijkheid heeft om precies te definiëren wat de Kamer van de minister vraagt. Uiteraard heeft de minister al die instrumenten, maar als de Kamer een uitspraak doet, moet zij de minister wel de ruimte geven om instrumenten te gebruiken. Onduidelijkheid daarover mogen wij niet laten bestaan.

De heer Van Bommel (SP):

Ik denk dat ik duidelijk ben. Als je de minister het instrument meegeeft, dan is er de ruimte om het te gebruiken. In de onderhandelingen, in de gesprekken moet de minister afwegen welk instrument hij moet gebruiken, ook tegen de achtergrond van wat er in Turkije gebeurt. Immers, Turkije is nu vooral aan zet. De boodschap vanuit de Kamer is helder. Het zou onverstandig zijn om op dit punt veel meer te zeggen, want dan zouden wij de ruimte van de minister te zeer beperken. Mede gezien de ontwikkelingen in de laatste 24 uur sturen wij de minister met optimisme naar Brussel. Wij denken dat wij er op deze manier wel uit kunnen komen.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik ben dat volledig met u eens. Wij vragen aan de minister om het uiterste te doen om de wens van de Kamer uit te voeren.

De heer Van Bommel (SP):

Dat is precies wat wij met die motie willen bereiken.

De heer Timmermans (PvdA):

Dank u wel.

De heer Van Bommel (SP):

Ik zie de motie vooral als een bevestiging van de motie uit 2005. Mevrouw Peters van GroenLinks heeft er gisteren terecht op gewezen dat er sinds die tijd wel wat gebeurd is in Turkije. Tegen die gewijzigde achtergrond is het niet meer dan logisch dat de Kamer aangeeft dat de wens van de Kamer uit 2005 – die motie werd breed gesteund, ook door de PvdA en uiteindelijk ook door D66 – nog steeds geldt. Daarop gelet, is ook deze motie niet meer dan logisch.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. De fractie van de PvdA is van mening dat de regering gehouden is om zich tot het uiterste in te spannen om een wens van de Kamer uit te voeren. In die zin is het dictum van de motie mij sympathiek. Ik onderschrijf de interpretatie van de heer Van Bommel. De minister is de onderhandelaar en hij bepaalt op welke wijze hij wil opereren, maar hij weet ook wat de Kamer wil dat er wordt bereikt.

Ik kijk even terug. Een week geleden kwam de Europese Commissie met een voorstel. De eerste reactie van de minister was dat hij dat een goed voorstel vond. De Kamer meende echter dat dit voorstel tekortschoot. Vervolgens stuurde de minister de Kamer een brief die al een stuk verder ging dan het voostel van de Commissie. De Kamer achtte die brief gisteren echter nog niet voldoende. In het AO van gisteren is de minister in tweede termijn nog een stap verder gegaan. Hij heeft gezegd, zich tot het uiterste te willen inspannen om tegemoet te komen aan de wens van de Kamer. Is de minister ook bereid om te doen wat in de motie wordt gevraagd? Die vraag is een beetje lastig te beantwoorden omdat ik de uitleg van de eerste indiener nogal onduidelijk vond. De interpretatie van de heer Van Bommel was een stuk duidelijker. De minister bepaalt hoe hij te werk wil gaan, maar het doel dat de Kamer wil bereiken, is helder. Is de minister bereid om binnen de kaders waarbinnen hij moet werken, al het mogelijke te doen om aan de wens van de Kamer te voldoen?

Er doet zich hierbij overigens de complicatie voor dat het speelveld enorm in beweging is. Heel veel lidstaten hebben hun positie nog niet bepaald. Turkije is bereid een concessie te doen. Ik ben het met de heer Van Bommel eens dat je zeker bij een groot land een stevige opstelling moet kiezen om iets te bereiken. Ik wil de minister wel de ruimte geven om het speelveld te kunnen bespelen. De Europese Raad zal in laatste instantie hierover een beslissing nemen. De Kamer heeft nog de mogelijkheid om volgende week de uitkomsten van de Razeb te wegen en om op basis daarvan haar positie opnieuw te bepalen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. De grote vraag bij een dergelijk debat is welke motie straks gesteund wordt. De mores in de Kamer is dat de uitleg van de eerste indiener geldt, dus die van de heer Van Baalen. De heer Timmermans kan wel de interpretatie van iemand anders tot de zijne maken, maar hij moet toch echt afgaan op wat de heer Van Baalen zegt. Ik hoor aan hem dat hij daar niet zo veel voor voelt. In dat geval lijkt het mij verstandig dat hij die motie niet steunt.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Ik heb een vraag over hetzelfde punt.

De voorzitter:

De heer Timmermans geeft eerst antwoord, daarna kunt u het woord krijgen.

De heer Van Baalen (VVD):

Maar ik denk dat...

De voorzitter:

Ik bepaal wie het woord krijgt. Het woord is aan de heer Timmermans.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik ben daar nog niet uit, moet ik eerlijk zeggen. Dat hangt af van het verdere verloop van het debat, met name van het antwoord van de minister. Uiteindelijk zullen wij in de fractie bepalen of wij de motie steunen of niet. Ik heb al gezegd dat het speelveld sterk in beweging is. Ik wil dat de minister binnen zijn mogelijkheden het maximale doet om de wens van de Kamer uit te voeren. Of dit kan op basis van het antwoord van de minister of dat het moet met steun aan de motie kunnen wij na het antwoord bepalen.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Bij het lezen van het stenografisch verslag zal duidelijk worden dat mijn uitleg van de motie letterlijk overeenkomt met die van de heer Van Bommel. De uitleg van de heer Van Bommel was korter, dus je zou kunnen zeggen: korter is beter. Er zit geen licht tussen.

De heer Timmermans (PvdA):

U hebt mij en de heer Wilders antwoord gegeven op mijn vraag over het veto. Ik vond deze antwoorden echter niet hetzelfde. U wilde mij maar ook de heer Wilders een beetje tegemoetkomen. Als u dat gaat doen, laat u mist hangen over het dictum van uw motie en dat wil de Kamer niet. In normale omstandigheden, met een missionair kabinet, is de ruimte groter. Onder deze omstandigheden heeft de Kamer een buitengewoon grote verantwoordelijkheid om heel duidelijk te zijn over de instrumenten en over de doelen die wij willen bereiken.

De heer Van Baalen (VVD):

De heer Van Bommel heeft gesproken over een gereedschapskist, waar ik heb gesproken over het hele instrumentarium. Als de interpretatie die de heer Van Bommel aan mijn woorden en aan de motie heeft gegeven, overeenstemt met mijn bedoeling en de manier waarop ik het zie, mag u dat op mijn conto zetten.

De heer Timmermans (PvdA):

Jazeker, maar er ontstaat dan de volgende situatie. Als je dit dictum zuiver en tot het uiterste interpreteert, kan dit alleen maar betekenen dat je, ook als je alleen staat – daarin geef ik de heer Wilders gelijk – alle beschikbare instrumenten en dus ook het veto ultimo ratio inzet. Als je het dictum interpreteert zoals de heer Van Bommel heeft gedaan, namelijk dat er een toolbox is, dat Nederland niet geïsoleerd mag komen te staan en dat het aan de minister van Buitenlandse Zaken is om te bepalen wat er gebeurt, is dat dictum heel anders. Ik vraag mij eerlijk gezegd af wat dit dictum dan nog toevoegt aan datgene wat de minister van Buitenlandse Zaken al heeft toegezegd. Wij horen later in dit debat wel of de minister van Buitenlandse Zaken deze motie dan kan zien als een ondersteuning van zijn beleid.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik heb steeds gezegd dat er veel instrumenten, waaronder een veto, zijn. De onderhandelaar moet op dat moment beoordelen of hij dat veto al dan niet wenst in te zetten. Dat is het! Wij hebben ook geconcludeerd dat de brief van de minister van Buitenlandse Zaken niet zo ver ging als de Kamer wilde, dat het debat ook geen resultaten heeft opgeleverd en dat daarom een motie helderheid kan verschaffen. Aan u is de taak om te beoordelen of u het nodig vindt om deze motie te steunen.

De heer Timmermans (PvdA):

Dat zullen wij doen aan het slot van dit debat.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Voorzitter. Ik feliciteer u met uw verkiezing als voorzitter van de Kamer.

Wij hebben vorige week een reactie gekregen van de Europese Commissie op de vraag hoe er omgegaan moet worden met Turkije als dit land geen uitvoering geeft aan het Ankaraprotocol. De Tweede Kamer vindt deze reactie te zwak. De minister van Buitenlandse Zaken had op dat moment sympathie voor het standpunt dat door de Europese Commissie naar voren werd gebracht, maar gehoord de reacties vanuit de Kamer is de minister met een brief gekomen waarin een duidelijke aanscherping stond. Hij heeft gisteren in het debat ook aangegeven dat je het de facto zou kunnen zien als een opschorting van de onderhandelingen. In het debat is gisteren ook over tafel gekomen dat men vindt dat het nog wel iets krachtiger naar buiten uitgedragen zou kunnen worden en dat ook een iets krachtiger signaal zou mogen worden afgegeven. Zeker in de tweede termijn heeft de minister op dat punt aangegeven dat hij het uiterste zal doen om ervoor te zorgen dat uitvoering zal worden gegeven aan de motie-Van Baalen c.s. van september vorig jaar. Tegelijkertijd wil hij echter voorkomen dat hij rechts van Cyprus zou komen te staan. Hij zou dus zoeken naar de groep van de meest kritische leden van de Raad van ministers om ervoor te zorgen dat de druk ten opzichte van Turkije optimaal blijft. Die toezegging van gisteren heeft bij ons de suggestie gewekt dat de Nederlandse regering de komende dagen hard zal onderhandelen om ervoor te zorgen dat wij zover mogelijk kunnen komen en dat de druk optimaal wordt opgevoerd.

Toen zagen wij vanmorgen de motie van de heer Van Baalen. Daarin staat "uit te voeren, hetgeen inhoudt dat de toetredingsonderhandelingen onverwijld dienen te worden opgeschort totdat Turkije het Ankaraprotocol uitvoert". Daarin wordt er dus eigenlijk toe opgeroepen om alles te stoppen. Nu ik de interpretatie van de heer Van Baalen heb gehoord, vraag ik mij af wat de toegevoegde waarde van die motie is ten opzichte van wat de minister gisteren al heeft toegezegd. Als de heer Van Baalen bedoelt dat de regering zich tot het uiterste moet inspannen, wijs ik erop dat de minister dat gisteren al heeft toegezegd. Het gebruik van het vetorecht is het enige waarvan de minister heeft gezegd dat hij dat nou juist even niet wil gebruiken. Hij wil dat natuurlijk boven de markt laten hangen, maar hij gaat zich aansluiten bij de meest kritische groep. Mijn vraag is: wat is de meest effectieve politiek om dat te gaan doen?

De heer Van Baalen (VVD):

Het kan dat de heer Van Dijk verkeerd is geciteerd. Hij heeft echter afgelopen week helder aangegeven dat als de Turken niet aan het Ankaraprotocol voldoen dit voor de CDA-fractie betekent dat er niet dooronderhandeld kan worden. Hij kan fout zijn geciteerd. Dan hoor ik dat graag. Het is iets anders dan de minister in zijn brief heeft geschreven en gisteren in het Kamerdebat heeft gezegd. Het is een heldere bevestiging, in een nieuwe situatie, van de motie die een jaar op de plank heeft gelegen. Als de Turken dit weekend klip en klaar duidelijk maken dat zij het Ankaraprotocol uitvoeren, is er wat de VVD-fractie betreft geen gedoe.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Er is gisteren nadrukkelijk geconstateerd dat het door de Nederlandse regering voorgestelde beleid de facto inhoudt dat er een opschorting van de onderhandeling plaatsvindt. Wij hebben dat beleid ook naar voren gebracht. Er is geen enkel hoofdstuk dat opnieuw geopend wordt. Er is geen enkel hoofdstuk dat definitief afgerond kan worden. Er moet aan het Ankaraprotocol worden voldaan voordat er verdere stappen worden gezet. Nu komt het neer op verdere screening van de diverse hoofdstukken. Dat is de enige ruimte die wordt geboden.

De heer Van Baalen (VVD):

Turkije wenst niet te voldoen aan de afspraken. Er is gezegd dat dit betekent dat de onderhandelingen bevroren worden. Als dat niet gebeurt en wij de onderhandelingen een beetje door laten lopen, hebben de Turken toch niet het idee dat de Europese Unie serieus is? Er zal worden gescreend. Dat betekent dat er ook onderhandeld wordt. Als een hoofdstuk keurig doorlopen is, denk ik niet dat de Europese Unie vervolgens zegt dat hoofdstuk niet af te willen sluiten. Beter nu een helder signaal dan getreuzel daarna.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Wij geven een buitengewoon helder signaal af, namelijk dat de Nederlandse regering zich tot het uiterste moet inspannen om ervoor te zorgen dat de motie-Van Baalen c.s. wordt uitgevoerd. Het enige wat wij niet vragen aan de regering is om zich te isoleren. Daar wil de heer Van Baalen uiteindelijk op uitkomen.

Over de houding van Cyprus in het onderhandelingsproces valt ook een en ander op te merken. Cyprus blokkeert immers het noordelijk deel, zodat het in een economisch isolement verkeert. Wij roepen de Nederlandse regering nogmaals op om alles te doen om de druk op Cyprus te vergroten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Peters, die haar maidenspeech zal houden.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Het is uw eerste dag en het is ook de eerste keer dat ik hier sta. Mijn speech vandaag is heel kort. Het is immers maar een VAO.

De fractie van GroenLinks betreurt met de regering en alle andere partijen dat over de voortgang van de toetredingsonderhandelingen met Turkije weinig goeds te melden valt. Het door de Europese Commissie voorgestelde krachtige signaal is dan ook op zijn plaats. Hoofdoorzaak van de impasse is de kwestie Cyprus. Daarvoor is de EU medeverantwoordelijk, die immers heeft gefaald om de belofte uit 2004 gestand te doen om het economisch isolement van Noord-Cyprus op te heffen. De heer Van Dijk refereerde hier al aan. Talloze voorstellen van de Commissie en bemiddelingspogingen van het EU-voorzitterschap ten spijt bleef Cyprus zich immers onwillig opstellen. De minister heeft dit gisteren toegelicht. Het gaat daarom te ver om de onderhandelingen onverwijld op te schorten, zoals de VVD-fractie voorstelt. Indien nodig wil die fractie dat de minister het veto gebruikt. Dat is immers de consequentie van de gebruikte zinsnede: om zich ten uiterste in te spannen.

De VN is nu het meest geëigende kader om uit deze impasse te geraken. Zelfs de Cyprus Weekly, een krant op Cyprus, kopt vandaag dat het tijd is voor een VN-initiatief. De minister gaf ook al aan dat hij hoopt dat VN-pogingen nu worden geïntensiveerd en dat die zullen slagen. De fractie van GroenLinks wil echter verdergaan. Zij wil dat de EU actief investeert in deze pogingen van de VN. De VN heeft ook aangegeven zulke steun en medewerking van de EU nodig te hebben om de druk op de ketel te houden, niet alleen voor Turkije maar ook voor Cyprus. Zeker nu Turkije heeft aangekondigd Cyprus gedeeltelijk tegemoet te willen komen door de haven en luchthaven open te stellen, lijkt dit op zijn plaats. De fractie van GroenLinks hecht er veel waarde aan dat Nederland dit aspect in de komende Razeb-bijeenkomst benadrukt. Daarom dien ik de volgende motie in, die mede is ondertekend door de heer Van der Ham.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de impasse tussen de republiek Cyprus en Turkije voortduurt;Peters

constaterende dat de Verenigde Naties een voorstel hebben gedaan om met een alomvattende oplossing te komen tot een hereniging van Cyprus (het plan Kofi Annan);

constaterende dat de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen op 26 april 2004 heeft gesteld dat hij vastbesloten is om Noord-Cyprus uit het isolement te halen;

constaterende dat een oplossing voor het probleem, uitmondend in een hereniging van Cyprus, het beste kan worden gevonden in het kader van de Verenigde Naties;

verzoekt de regering, in de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen bij de regering van de republiek Cyprus erop aan te dringen dat Cyprus concrete voorstellen doet aan de Verenigde Naties om te komen tot een alomvattende oplossing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 717(21501-02).

Mevrouw Peters, dit is de eerste keer dat u in de Kamer het woord hebt gevoerd. Ik mag u daar van harte mee feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Het is goed gebruik in de Kamer dat degene die spreekt na degene die een maidenspeech heeft gehouden daar iets vriendelijks over zegt. Ik feliciteer mevrouw Peters van harte. Haar betoog was kort maar zeer indrukwekkend. Wij kennen haar ook als iemand met veel ervaring op het terrein van de buitenlandse politiek, tot in Afghanistan aan toe. Ik wens haar veel succes toe in haar carrière. Hoewel onze meningen politiek-inhoudelijk zullen verschillen, ben ik ervan overtuigd dat zij een enorme aanwinst voor deze Kamer zal zijn.

Het standpunt van mijn fractie over Turkije is glashelder. Wij vinden dat Turkije nooit lid mag worden van de Europese Unie, omdat het geen Europees land is. Het is een islamitisch land. Het zal leiden tot veel immigratie, wat ons miljarden zal gaan kosten.

Maar, voorzitter, de realiteit gebiedt te zeggen dat er op dit moment wel wordt onderhandeld met Turkije. Daarom is vandaag de vraag aan de orde hoe wij omgaan met de weigering van Turkije om zich aan de afspraken te houden. Turkije zou nog dit jaar het zogenaamde Ankaraprotocol moeten uitvoeren, maar het heeft dit vooralsnog niet gedaan. Daar lijkt nu wat beweging in te zitten – mijn collega's spraken hier ook al over – maar dit is nog lang niet zeker. Eerst zien, dan geloven!

Als Turkije het protocol niet uitvoert, kunnen wij mijns inziens niets anders doen dan de stekker uit het overleg te trekken. De boodschap van de Europese Unie, maar ook van de Nederlandse regering, aan Turkije mag nooit zijn: het is vervelend als je je niet aan de afspraken houdt, maar wij praten gewoon door; misschien wordt een aantal onderhandelingshoofdstukken niet afgesloten, maar wij praten door. Mijn fractie heeft hier grote moeite mee.

Als het Ankaraprotocol niet wordt geïmplementeerd, moeten de onderhandelingen met Turkije worden gestaakt. Dan moet het vetorecht worden gebruikt. Dit is een verschil met de motie van de heer Van Baalen, het vetorecht moet worden gebruikt, niet misschien, maar zeker. Laten wij eerlijk en helder zijn. Wij moeten durven uitkomen voor onze mening en mogen niet bang zijn om – als dit nodig mocht zijn – alleen te staan als wij overtuigd zijn van ons gelijk en onze standpunten. Als je goede argumenten hebt – en ik vind dat die er zijn – en je vindt dat de onderhandelingen met Turkije moeten worden gestaakt, dan is het geen schande, nee dan mag je er trots op zijn dat je daarvoor uitkomt. Natuurlijk zou het mooier zijn als wij daarvoor steun kunnen vinden bij anderen, maar als dit niet lukt, moet je dit ook alleen durven doen en een veto uitspreken.

Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat, indien Turkije zijn verplichtingen niet alsnog nakomt door nog deze maand het Ankaraprotocol uit te voeren, verdere toetredingsonderhandelingen met Turkije ongewenst zijn;

spreekt als haar mening uit dat in dat geval de toetredingsonderhandelingen met Turkije moeten worden gestaakt;

verzoekt de regering, deze lijn als uitgangspunt te nemen bij de komende Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen en daartoe gebruik te maken van het Nederlandse vetorecht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 718(21501-02).

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Ik verzoek u te bevorderen dat mijn motie als eerste in stemming wordt gebracht. Als de motie dan onverhoopt wordt verworpen, kan ik alsnog voor de "second best"-optie van de heer Van Baalen kiezen.

De voorzitter:

Ik stel voor, te voldoen aan het verzoek van de heer Wilders om bij de stemmingen over de bij dit VAO ingediende moties eerst over de motie op stuk nr. 718 te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Minister Bot:

Mevrouw de voorzitter. Ik wens u van harte geluk met uw verkiezing tot Voorzitter van deze Kamer. Verschillende Kamerleden hebben tot uitdrukking gebracht dat zij hopen dat zij nog heel lang met u dit voorzitterschap mogen delen. Ik kan uiteraard alleen maar dezelfde hoop uitspreken.

Ik herhaal dat de Nederlandse regering teleurgesteld is over het feit dat Turkije het Ankaraprotocol niet heeft geïmplementeerd. Als dit zo is, moet dit serieuze consequenties hebben en ik deel dus de zorgen van de Kamer in dezen. Ik teken hierbij echter aan dat ik zojuist berichten heb gekregen dat Turkije bereid is: "to open a major seaport to Greek-Cypriot vessels for transportation of Greek-Cyprian goods within the context of the Customs union" en dat het ook bereid is om een luchthaven open te stellen voor commerciële vluchten. Ik maak deze aantekening om duidelijk te laten blijken dat de implementatie van Ankaraprotocol – althans volgens deze berichten – wel degelijk plaatsvindt.

In het algemeen overleg van gisteren heb ik het standpunt van de regering toegelicht dat een krachtiger signaal nodig is dan het voorstel van de Commissie. Ik heb ook uitgelegd dat dit zou leiden tot een de facto opschorting van de onderhandelingen. Dat is een harde lijn, waarmee wij ons scharen in het meest kritische kamp binnen de EU. Ik voeg daar wel aan toe dat een formele opschorting van de onderhandeling door de regering onwenselijk wordt geacht. Ik heb dat met redenen omkleed in het algemeen overleg aangegeven.

De heer Van Baalen (VVD):

U zegt dat de Turken een voorstel hebben gedaan voor het openstellen van een zee- en luchthaven voor Cypriotische goederen. Is dit een officieel bericht van het Turkse ministerie van Buitenlandse Zaken of is het een onbevestigd bericht uit de media?

Minister Bot:

Dit bericht is afkomstig van het Finse voorzitterschap. Ik kan niet precies inschatten wat de waarde van het bericht is. Het zal uiteraard bevestigd moeten worden door Turkije. Wij zullen maandag horen of dat is gebeurd. Het feit dat dit soort berichten circuleert, laat zien dat er beweging zit in het standpunt van de Turkse regering. Turkije is in ieder geval bereid om stappen te zetten bij de implementatie van het Ankaraprotocol. Overigens wordt dit protocol op verschillende manieren geïnterpreteerd.

De heer Van Baalen (VVD):

Wij zullen dus moeten afwachten of dit bericht betekent dat Turkije bereid is om het gehele Ankaraprotocol te implementeren of dat het een compromis is. Dat moet dus nog blijken.

Minister Bot:

Dat moet inderdaad blijken. Verschillende woordvoerders hebben er terecht op gewezen dat de opstelling van de Nederlandse regering zal leiden tot een de facto opschorting. Een formele opschorting blijven wij onwenselijk vinden. Lijdend voorwerp Cyprus is overigens niet bereid om zover te gaan.

In het afgelopen jaar hebben wij vaak van gedachten gewisseld over dit onderwerp. Ik weet dan ook heel goed dat de Kamer zich zeer kritisch opstelt tegenover Turkije. Ik neem dat serieus. De harde lijn van de regering is hierdoor ook ingegeven. In het algemeen overleg van gisteren heeft de Kamer nog eens nadrukkelijk gewezen op de door haar op 29 september 2005 aangenomen motie. Wij zijn nu echter een jaar verder en in dat jaar is veel gebeurd, ook in Turkije. Ik verwijs daarvoor naar de binnenlandse ontwikkelingen en de ontwikkelingen rond Cyprus. De Kamer doet er dan ook goed aan om haar oordeel te baseren op de huidige situatie.

Desalniettemin bevestig ik nogmaals dat ik mij ten volle zal inspannen om de Unie een positie te laten innemen die materieel overeenkomt met de wens van de Kamer. Ik teken daarbij aan, net zoals gisteren in het algemeen overleg, dat dit niet betekent dat ik Nederland in een geïsoleerde positie wil brengen of een positie die anderszins de Nederlandse belangen zou schaden. Ik zal dat bevorderen overeenkomstig de motie van de Kamer uit september 2005 en op een wijze die het land geen schade berokkent.

Met deze duidelijkheid over de inzet van de regering, namelijk dat ik mij tot het uiterste zal inspannen om gevolg te geven aan de motie van vorig jaar, is er naar mijn mening geen behoefte aan een nieuwe motie. Ik heb bovendien grote moeite met het laatste stuk van de motie van de heer Van Baalen, waar staat: hetgeen inhoudt dat de toetredingsonderhandelingen onverwijld dienen te worden opgeschort. Daarmee wordt namelijk niet gezegd dat de regering zich tot het uiterste moet inspannen. Stond deze passage niet in de motie, dan zou de motie een bevestiging zijn van hetgeen ik gisteren heb uitgedragen en hetgeen ik vandaag opnieuw bevestig.

Door de interpretatie toe te voegen dat dit inhoudt dat de regering de onderhandelingen moet opschorten, wordt de regering in de motie in feite opgedragen om een veto uit te spreken. Dat kan ik niet accepteren. Om die reden ontraad ik aanneming van de motie. Nogmaals, als minister zal ik mij tot het uiterste inspannen om te voldoen aan hetgeen in de motie van september 2005 van mij is gevraagd. Ik teken daarbij aan dat ik mij niet wil isoleren. Ik teken daarbij ook aan dat ik mij bevind in het kamp van de drie of vier landen die de strengste positie innemen ten aanzien van Turkije en de voortgang van de onderhandelingen. Niemand kan Nederland dus verwijten een slappe positie in te nemen. Mij kan niet verweten worden dat ik geen gehoor geef aan hetgeen de Kamer materieel wenst. Ik herhaal dat ik het aannemen van de motie in deze vorm moet ontraden. Gegeven mijn uiteenzetting geldt dat uiteraard ook voor de motie van het Kamerlid Wilders. Daarmee wordt immers nog een stap verder gezet omdat gevraagd wordt om een veto, onverschillig wat er gebeurt. In het licht van hetgeen ik uiteen heb gezet, moet ik het aannemen van beide moties ontraden.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik raad de minister aan om moties goed te lezen. In het dictum van de motie van 29 september 2005 staat dat de Kamer van mening is dat de toetredingsonderhandelingen van de EU met Turkije onverwijld dienen te worden opgeschort indien Turkije de republiek Cyprus in de praktijk anders behandelt dan de overige EU-lidstaten. Die motie is door de Kamer, minus de stem van de GroenLinks-fractie, aangenomen. De minister maakt nu een verschil tussen materieel en formeel. Hij wil niet opschorten maar iets doen wat daar een beetje op lijkt. In de motie van 29 september wordt echter om iets anders gevraagd, namelijk om opschorten. Dat wordt bevestigd in de motie die thans is ingediend.

Minister Bot:

U geeft nu weer een andere interpretatie van de motie. Mijn punt is dat het mij niet duidelijk wordt met uw motie wat ik in Brussel moet doen. Ik heb gisteren in het algemeen overleg heel duidelijk gemaakt wat ik zal doen. Er was een voorstel van de commissie dat ik in mijn brief heb aangescherpt. Gisteren heb ik dat in het algemeen overleg verder aangescherpt. Ik heb aangetoond dat die onderhandelingen materieel worden opgeschort. Met de motie wordt aan mij geen duidelijke boodschap gegeven. Ik weet niet waar ik mij aan moet houden. Ik weet ook niet wat u verstaat onder uitvoering van het Ankaraprotocol. Als morgen blijkt dat een en ander, bijvoorbeeld met betrekking tot de havens, wordt opgeschort, dan vindt u dat nog steeds niet gelijk staan aan een volledige uitvoering van het Ankaraprotocol. U vindt dat een gedeeltelijke uitvoering. Ik heb glashelder aangegeven wat ik van plan ben. Ik zal tot het uiterste gaan en mij inspannen gehoor te geven aan hetgeen de Kamer van mij verlangt. Als ik de motie mag interpreteren als een oproep om mij tot het uiterste in te spannen, dan is zij overbodig. Als u de motie toch in stemming wilt brengen, dan ontraad ik het aannemen daarvan. Ik ben hier helder over geweest. De redengeving daarachter is ook duidelijk: ik wil niet met een onduidelijk mandaat naar Brussel gaan. Ik wil helderheid hebben. Ik herhaal dat ik niet rechts van Cyprus wil uitkomen en dat ik niet geïsoleerd wil komen te staan. Ik wil mij wel blijven scharen bij de groep van strenge landen die tot het uiterste willen gaan.

De heer Timmermans (PvdA):

Kijkend naar mijn collega Waalkens die achter mij zit, probeer ik met mijn boerenverstand samen te vatten waar wij staan. Als het uitgangspunt is dat wij het uiterste doen om de wens van de Kamer binnen te halen zonder dat Nederland alleen komt te staan, dan is het praktische gevolg dat Nederland per definitie bij de strengste landen zal horen bij de beoordeling van dit punt. Binnen die groep van strengste landen zal Nederland zijn best doen om het voorstel zo streng mogelijk te maken. Dat is toch de samenvatting van het betoog van de minister?

Minister Bot:

Dat is een correcte samenvatting van mijn toezegging. Ik heb de wensen van de Kamer natuurlijk goed beluisterd en ik wil daar ook gehoor aan geven. Ik zal mij maximaal inspannen om het commissievoorstel aan te scherpen en het maximale binnen te halen voor de Kamer, met de kanttekening dat Nederland niet rechts van het lijdend voorwerp Cyprus mag uitkomen. Daarvoor span ik mij in. In dat licht heb ik de motie van de heer Van Baalen niet nodig. Uiteraard kan ik mij dan ook niet vinden in de motie die de heer Wilders heeft voorgelegd.

De heer Wilders (PVV):

Het schokt mij niet dat de minister het aannemen daarvan ontraadt. Acht hij het denkbaar dat Nederland ooit geïsoleerd een vetorecht uitspreekt? Dit moet natuurlijk niet te vaak gebeuren; je hebt als land je bondgenoten nodig. Nederland moet echter wel de bereidheid hebben, ook als het onverhoopt alleen komt te staan, om zijn vetorecht te gebruiken, anders wordt dit recht onnodig bot gemaakt. Wanneer zou de minister er wel gebruik van maken?

Minister Bot:

Als de Nederlandse belangen door een bepaald voorstel dermate worden geschaad dat wij dat niet kunnen accepteren. Tijdens de beraadslagingen onder het Luxemburgs voorzitterschap over de financiële perspectieven, hebben wij dat veto in feite uitgesproken. Dit heeft ertoe geleid dat wij onder een volgend voorzitterschap wel onze zin hebben gekregen. Het is een vrij abstracte vraag. Het veto heeft natuurlijk een dubbele functie. In de eerste plaats werkt het bestaan van de mogelijkheid om een veto uit te spreken vaak afschrikwekkend. Door mijn jarenlange ervaring in Brussel weet ik dat Nederland het vaak op die manier boven de markt heeft laten hangen, wat buitengewoon goed werkt. In de tweede plaats kan het veto daadwerkelijk worden toegepast. Ook dat heeft Nederland in het verleden gedaan. Het is moeilijk om nu in abstracto uit te spreken hoe daarmee in de toekomst zal worden omgegaan. Indien nodig zal ik er echter niet voor terugschrikken om het veto te gebruiken.

De heer Wilders (PVV):

Ik vind het Nederlandse belang in deze kwestie wel zo groot om het veto nu te gebruiken, maar daarover verschillen wij van mening. Wij zijn het er echter wel over eens dat Nederland het veto ook moet willen gebruiken als het alleen staat; de minister sluit dat terecht niet ten principale uit.

Minister Bot:

Naast een aanleiding moet er natuurlijk ook een goede juridische onderbouwing zijn. Je kunt het veto niet zomaar gebruiken om zaken eens goed dwars te zitten. In dit geval is de situatie anders omdat de EU besloten heeft om te gaan onderhandelen. Dat vindt de heer Wilders niet prettig, maar dit besluit is zowel onder het Nederlands voorzitterschap als in oktober vorig jaar genomen. Daarbij zijn bepaalde consequenties verbonden aan het niet nakomen van afspraken. Gisteren en vandaag praten wij over hoe dit moet worden geïnterpreteerd. Nogmaals, ik kan slechts bevestigen dat ik mij maximaal zal inspannen om het Commissievoorstel aan te scherpen. De wijze waarop de motie van het lid Van Baalen thans is geformuleerd, is voor mij echter reden om het aannemen ervan te ontraden. Ik wil met een helder signaal naar Brussel. Ik weet wat mij te doen staat en de heer Van Baalen weet dat ik mij tot het uiterste zal inspannen. Inhoudelijk ben ik het dus met hem eens, maar zijn motie geeft mij een onduidelijke boodschap mee.

De heer Van Baalen (VVD):

De motie van een jaar geleden was klip en klaar: als Turkije niet aan de voorwaarden voldoet, worden de onderhandelingen onverwijld opgeschort. Dit wordt nu ongeveer een jaar later bevestigd in een nieuwe motie, waarin het ultieme middel zelfs niet verplichtend aan de minister wordt opgelegd. De beide moties zijn helder en zijn nader toegelicht, dus van onduidelijkheid kan geen sprake zijn. Het ontraden van het aannemen van deze motie is uiteraard de verantwoordelijkheid van de minister, maar er bestaat geen onhelderheid over.

Minister Bot:

Ook bij mij bestaat er geen twijfel over de helderheid.

De motie van mevrouw Peters beschouw ik uiteraard geheel als ondersteuning van het Nederlandse beleid. Ik zal mij inspannen om in de komende Razeb er bij Cyprus op aan te dringen dat de onderhandelingen onverwijld worden hervat. Ondersecretaris-generaal van de VN Gambari is daar al mee bezig, maar het is nuttig als dit een extra steuntje in de rug krijgt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, heden bij aanvang van de middagvergadering over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven