Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 105, pagina 6437-6448 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 105, pagina 6437-6448 |
Aan de orde is het debat over vergoedingen aan pleeggezinnen.
Mevrouw Kalsbeek (PvdA):
Voorzitter. Dit debat gaat over Myrthe en Richard. Myrthe is dertien jaar, en heeft een beugel. Dat is niet zo bijzonder, dat hebben heel veel kinderen van die leeftijd. Maar met Myrthe is wel iets bijzonders aan de hand, want zij is een pleegkind, zij heeft dus pleegouders. Sinds 1 januari 2006 worden beugels namelijk niet meer vergoed door het Bureau Jeugdzorg, of door een aanvullende verzekering. Richard is jonger, namelijk vijf jaar. Hij heeft een hechtingsstoornis, althans dat denken zijn ouders, de huisarts en de mensen van de pleegzorg, en met elkaar wordt naar hulp gezocht. Die hulp hebben zij gevonden via www.basictrust.com., welke hulp €500 kost. Dit is gemeld bij Bureau Jeugdzorg, en toen kwam de domper: Bureau Jeugdzorg vergoedt deze kosten niet. Wie weet wat een basic mistrust betekent voor de ontwikkeling van een kind, beseft hoe dramatisch dat is voor een mannetje van vijf, en voor de rest van zijn leven.
Dit zijn twee gewone kinderen, die worden geconfronteerd met de gevolgen van beleid dat eerlijk gezegd al meer dan een jaar bekend was, al is het beleid pas per 1 januari 2006 ingegaan. De staatssecretaris heeft zelf eind 2005 een brief over de pleegzorg gestuurd, waarin zij schreef: "Pleegouders kunnen steeds vaker te maken krijgen met kosten die niet gedekt worden door de pleegvergoeding." Dat is trouwens al ernstig genoeg. De staatssecretaris noemt enkele voorbeelden op, wijst op de gevolgen die de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet mogelijkerwijs heeft voor de vergoedingen, en constateert ook nog dat de kosten van kinderopvang niet langer gedekt worden door de pleegzorgvergoeding. Er zal een inventarisatie van knelpunten worden gemaakt, in samenwerking met de MOgroep, beloofde de staatssecretaris.
Drie maanden later heb ik Kamervragen gesteld over de pleegzorg, en over de gevolgen van de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet voor pleegkinderen. De staatssecretaris antwoordde: "Aangezien vooraf niet geheel te overzien was en ook thans nog niet geheel in beeld is welke gevolgen de Zorgverzekeringswet voor pleegkinderen zal hebben, hebben wij de MOgroep gevraagd, een inventarisatie te maken van knelpunten in de praktijk van de pleegzorg, in relatie tot de Zorgverzekeringswet. De MOgroep maakt momenteel deze inventarisatie van eventuele knelpunten, en verwacht deze voor de zomer van 2006 af te ronden."
In juli 2006 heb ik opnieuw vragen gesteld, nu toegespitst op de Zorgverzekering en de ziektekosten. Ik ontving taal noch teken, tot afgelopen week, en ik heb aangekondigd bij de regeling te vragen, deze vragen nu zo snel mogelijk te beantwoorden. Op het moment dat ik hier in de zaal rappelleer, schrijft de staatssecretaris een briefje waar niets in staat. Zij kent niet de omvang van het probleem, zij weet niet hoe zij het gaat oplossen, laat staan dat zij weet wanneer dat is. Ondertussen gaat Myrthe nog steeds naar de orthodontist en zegt de assistente elke keer: je moeder heeft nog niet betaald! Myrthe schaamt zich daar erg voor, zoals wij ons allemaal kunnen voorstellen. Het is mij echt een raadsel waarom zowel bij de staatssecretaris als bij de MOgroep geen besef bestaat van: ophouden met het gezeur, deze kinderen hebben zoals elk kind gewoon recht op de hulp die zij nodig hebben, op een aanvullende verzekering. De overheid heeft, naar wij mogen aannemen, met reden ingegrepen in het leven van dit kind. In zo'n geval heeft de overheid de taak om voor dit kind te zorgen al was het een eigen kind. Als je wilt dat een eigen kind een beugel krijgt, dan moet een pleegkind die ook kunnen krijgen. Als je wilt dat een eigen kind een bril krijgt, omdat het gewoon nodig is of misschien zelfs wel omdat het montuur verouderd is, dan moet dat pleegkind die ook gewoon kunnen krijgen. Ik heb hierover dus een heel scherp politiek en moreel oordeel. Ik spreek de staatssecretaris hierop aan en vind dat zij hiervoor zo snel mogelijk een oplossing moet bedenken. Ik heb een motie voorbereid, waarin ik haar vraag om vóór 15 oktober dit probleem écht op te lossen. Bovendien vraag ik haar met terugwerkende kracht alle kosten die pleegouders hebben gemaakt voor de logopedist, de orthodontist, de psycholoog et cetera, gewoon te vergoeden, zoals dat hoort, zoals ouders doen als zij kosten maken voor kinderen van wie zij houden en zoals de overheid indirect hoort te doen bij de kosten die worden gemaakt voor pleegkinderen.
Politiek en moreel is mijn oordeel op dit punt dus hard. Er is echter ook nog iets heel onlogisch aan de hand. De staatssecretaris heeft terecht de strijd aangebonden met de wachtlijsten. Ook bij pleegzorg zijn er wachtlijsten en daarom is er een campagne gestart om meer pleegouders te werven voor die moeilijke taak van het verzorgen van een pleegkind. De Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen laat weten dat 20% van de pleegouders die overwegen een pleegkind op te nemen, daarvan afziet omdat de pleegzorg in het geheel niet kostendekkend is. Ik heb het daarbij niet over het verdienen aan pleegzorg, want daar zou ik op tegen zijn, maar over "in het geheel niet kostendekkend". Ook dit is buitengewoon ernstig. Ik vind dan ook dat de staatssecretaris daaraan wat moet doen.
Wij spitsen het nu echter toe op de ziektekosten, hoewel in de motie ook de andere kosten genoemd worden. Ik wil dus dat alle kosten die tot 1 januari 2006 in de aanvullende verzekering zaten en daarna niet meer vergoed zijn aan pleegouders, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006 alsnog worden vergoed. Bovendien wil ik dat alle pleegkinderen vanaf nu onder de aanvullende verzekering vallen.
De heer Çörüz (CDA):
U heeft het over "ook andere kosten" terwijl in de motie wordt gesproken over aanvullende kosten. Er wordt daarin niet gesproken over andere kosten. Waar hebben wij het nu precies over?
Mevrouw Kalsbeek (PvdA):
Sorry, de motie waarover ik het had, heb ik, zoals u weet, nog niet ingediend. U heeft de tekst alvast gekregen om te bezien of u er een handtekening onder wilt zetten. Ik heb het over vergoeding met terugwerkende kracht van de aanvullende ziektekosten. De andere kosten waarover ik sprak zijn er ook, bijvoorbeeld kosten voor kinderopvang. Ik ben reëel genoeg om te weten dat wij op dit moment nog geen goed zicht hebben op deze kosten, maar ik vind wel dat ook daaraan iets moet gebeuren. Het gaat in de motie echter over de kosten voor orthodontie, een bril, logopedie en noem maar op. Aanvullende ziektekosten moeten gewoon vergoed worden aan pleegouders, en wel zo snel mogelijk.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Voorzitter. Zonder pleegzorg en pleeggezinnen zouden veel kinderen veel slechter af zijn. De staatssecretaris schreef zelf in haar brief van december vorig jaar dat veel kinderen in een pleeggezin de geborgenheid en soms de genezing vinden die zij nodig hebben.
Een tijd geleden was ik op bezoek bij een groot pleeggezin. De pleegmoeder vertelde mij hoeveel moeite de pleegkinderen hadden om zich te hechten. Zij gaf daarvoor een heel mooie metafoor. Zij zag hen als kinderen van wie de ziel was als een zeef vol gaten. Zij als pleegmoeder probeerde deze gaten te dichten. Staatssecretaris Ross zegt dan ook terecht dat wij pleegouders moeten koesteren. Ik moet echter zeggen dat ik van dit koesteren weinig merk, gezien de volgende kritiekpunten.
De staatssecretaris reageert opnieuw te laat en te traag en zij laat een en ander op z'n beloop. Al in de genoemde brief van december 2005 kaartte zij de mogelijke problemen aan en deed zij de volgende toezegging: "Mocht deze inventarisatie aantonen dat de (additionele) zorgverzekering van pleegkinderen knelpunten oplevert, dan zal ik die knelpunten wegnemen." Welnu, deze knelpunten doen zich voor, en zelfs al geruime tijd. De vergoeding voor orthodontie en hulpmiddelen zoals de medicatie voor ADHD, voldoet gewoonweg niet. Laten wij nu niet weer opnieuw samen met de MOgroep gaan inventariseren. Wij blijven aan het inventariseren; dit probleem moet gewoon opgelost worden. Laat de staatssecretaris een collectieve aanvullende verzekering afsluiten voor pleegouders, of laat zij, net als in het verleden, zorgen voor een potje bij zorgverzekeraars waaruit de declaraties kunnen worden betaald. Het is toch een schande als wij te horen krijgen dat een pleeggezin voor de rechter moet worden gedaagd omdat het zijn tandartsrekening niet heeft kunnen betalen? Dat is echt onverantwoordelijk gedrag van de overheid die uiteindelijk de zorg voor deze kwetsbare groep kinderen heeft. Daarnaast is er de verantwoordelijkheid voor de groep van 18 tot 21 jaar. Voor die groep schuift de staatssecretaris haar verantwoordelijkheid überhaupt van zich af. Deze groep wordt geacht zelf een basisverzekering en een aanvullende verzekering af te sluiten. Met achttien jaar is iemand juridisch gezien wel volwassen, maar het kan veel gevraagd zijn van jongeren die natuurlijk niet voor niets jeugdzorg ontvangen. Ook voor deze groep moet er wat GroenLinks betreft een oplossing komen, bijvoorbeeld in de zin dat de vergoeding voor deze groep wordt uitgebreid naar de gestegen kosten als gevolg van de nieuwe zorgverzekering. Deze groep valt nu tussen wal en schip, terwijl de minister van VWS heeft beloofd dat er geen nieuwe onverzekerden bij zouden komen. Als ook deze staatssecretaris dat serieus meent, moet zij nu ingrijpen.
Naast de problemen rond de nieuwe zorgverzekering doet de staatssecretaris het voorkomen alsof er geen verslechteringen zijn. Volgens de NVP klopt dat beeld echter niet. De extra vergoeding voor alle kinderen nadat er een derde kind is geplaatst, geldt alleen nog maar vanaf het derde kind. De toeslag voor crisisopvang geldt nog slechts voor maximaal vier weken in plaats van de eerdere zes weken. Ook mag er niet meer gestapeld worden. Als er sprake is van een gehandicapt kind in een groot gezin, komt men niet meer voor een toeslag in aanmerking. Daar behoort nu echt een oplossing voor gevonden te worden.
Het laatste probleem dat ik naar voren wil brengen, is een probleem dat vaak onbenoemd en onzichtbaar blijkt, en dat betreft de kinderen die illegaal zijn en die ondergebracht zijn bij pleeggezinnen. Zij zijn onverzekerbaar. Zij vormen weliswaar een heel kleine groep, maar zij hebben niet minder recht op zorg dan andere kinderen. Ik verzoek de staatssecretaris om voor hen een specifieke oplossing te vinden.
Over de netwerkplaatsingen heb ik van de NVP het signaal gekregen dat biologische grootouders bijna niet meer in aanmerking komen voor pleegzorgvergoedingen, omdat er veel strenger wordt geïndiceerd. Zij worden doorverwezen naar de Sociale Verzekeringsbank en de studiefinanciering.
Hiermee kom ik terug op het punt waarmee ik begon; dat wij de zorg hebben voor deze kinderen. Dit zijn kinderen die aan de Staat zijn toevertrouwd. Pleeggezinnen nemen die zorg op zich, omdat zij die kunnen bieden. Zij kunnen de geborgenheid en de genezing bieden die deze kinderen nodig hebben. De staatssecretaris neemt haar verantwoordelijkheid niet. Ik roep haar op om vandaag toe te zeggen dat zij zichzelf een duidelijke deadline stelt voor een oplossing, zodat wij niet over een aantal maanden moeten constateren dat heel veel van deze kinderen en de gezinnen waarin zij zich bevinden, nog steeds met dezelfde problemen kampen.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Uiteraard heeft mijn fractie de antwoorden op de Kamervragen van mevrouw Kalsbeek die 4 juli jongstleden binnenkwamen, nauwkeurig gelezen. Voor deze gelegenheid heeft mijn fractie een zin met goud omrand: "Pleegouders moeten wij koesteren." Terecht is dat het uitgangspunt. Pleegouders vervullen een belangrijke taak in onze samenleving. Zij vormen een onmisbare schakel in de keten van jeugdhulp. Pleegouders stellen hun woonruimte, hun aandacht en hun mogelijkheden ter beschikking. Zij doen dat op zichzelf vrijwillig. Zij bieden kinderen met problemen of met probleemachtergronden een nieuw thuis. Het volume aan pleegoudergezinnen zou eigenlijk omhoog moeten. Jazeker, mevrouw de staatssecretaris, om al deze redenen moeten wij pleegouders koesteren.
Doen wij dat? Het signaal van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen, dat mede is ingegeven door de invoering van de Zorgverzekeringswet per 1 januari jongstleden, is dat pleeggezinnen zelf moeten opdraaien voor een steeds groter deel van de kosten, verbonden aan het hebben van pleegkinderen. Die ruis – waarschijnlijk is het meer dan ruis – helpt niet echt bij het werven van pleeggezinnen en het onderhouden van de bereidheid om die zozeer te waarderen diensten aan de samenleving aan te bieden.
De staatssecretaris is in gesprek met de MOgroep en de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen om onder ogen te krijgen welke problemen er precies zijn, hoe groot zij zijn en hoe zij opgelost kunnen worden. Mevrouw Kalsbeek heeft al gereleveerd dat er een probleem is met het pakket van de aanvullende verzekering voor beugels, brillen en wekapparatuur. Daar zit naar alle waarschijnlijkheid toch een probleem, waar je op twee manieren naar kunt kijken. De lijn van de staatssecretaris is dat zij in overleg is. In september aanstaande komt dit in een volgende fase van inventarisatie en wat dies meer zij. Zij komt zo nodig met maatregelen.
De andere manier om ernaar te kijken is dat wat hier wordt gesignaleerd, toch niet waar kan zijn, en dat dit maar voortduurt. Dat zouden wij binnen de kortste keren moeten verhelpen of repareren. Mevrouw Kalsbeek heeft een conceptmotie doen rondgaan, waarvoor dank, waarin een stuk ongeduld wordt beschreven, namelijk dat deze zaak nu toch binnen een paar weken uit de wereld zal zijn, punt uit. De staatssecretaris zegt in september nog een rondje overleg te doen en met een inventarisatie te komen alvorens maatregelen te nemen. Ik vind deze twee lijnen niet onverzoenlijk. Het een kan leiden tot het ander. Wat mijn fractie betreft moet dat ook gebeuren, mede gelet op de bijzondere omstandigheden in de politiek. Wij hebben immers effectief nog maar een paar maanden te gaan tot aan de verkiezingen. Laten wij dit vuiltje voor die tijd maar regelen.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. Reeds afgelopen maart is door de Kamer bij het kabinet aan de bel getrokken over de problemen rondom de aanvullende verzekering voor pleegkinderen. Het geruststellende antwoord was dat het zou worden onderzocht. Men zou ernaar kijken. Dat kijken duurt echter nogal lang. Intussen zijn er dan ook gezinnen behoorlijk in de problemen geraakt. Bij de invoering van het grote, nieuwe zorgstelsel is het, zoals de heer Van der Vlies zo-even zei, maar een vuiltje. Voor de mensen die het betreft, is het echter een gigantische puinzooi. Die moet weggewerkt worden.
Een onderzoek ligt er nog steeds niet. Een reactie over hoe een en ander op te lossen is, ligt er ook niet. Intussen heeft de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen een meldpunt in het leven geroepen en een duidelijke inventarisatie van de problemen gemaakt. De kosten voor gezinnen kunnen oplopen van €3000 tot €4000. Ik noem twee meldingen van gezinnen: Wij kunnen niet starten met de aanschaf van een beugel van €1000. Het is een lachertje. Moet onze pleegdochter met scheve kaken en tanden door het leven? Help !!! Een andere melding: De broodnodige fysiotherapie moest na ongeveer acht behandelingen worden gestaakt omdat die niet meer vergoed werd en het tarief van de therapeut te hoog is om nog lang zelf te betalen. Ik heb inmiddels al €250 betaald.
Het gaat er niet alleen om dat het probleem wordt opgelost, de gezinnen en kinderen die in de problemen zijn gekomen hebben reeds zorg gemist. Ik steun graag de oproep van mevrouw Kalsbeek voor een oplossing in de vorm van een collectieve, aanvullende verzekering voor deze situatie. Daarmee zijn wij er nog niet. De gezinnen die reeds dit jaar problemen hebben ondervonden, moeten gecompenseerd worden. Ook dat zit in de motie die mevrouw Kalsbeek heeft opgesteld. Is de staatssecretaris van plan om de gezinnen hierin tegemoet te komen? Heel erg vervelend is dat de schade in gezinnen waarbij afgezien is van noodzakelijke zorg niet hersteld kan worden. Hoe ziet de staatssecretaris dit punt?
Kinderen van achttien jaar en ouder, een deel van hun leven opgegroeid in een pleeggezin, vallen niet meer onder de jeugdzorg en vallen daarmee buiten de regeling. De situatie in het gezin verandert echter niet. Het kind is vaak met veel liefde en plezier opgevangen. Nu komt het echter ineens voor hoge kosten te staan. Ook daarvoor moet een oplossing worden gezocht. Zonder pleeggezinnen zouden deze kinderen vaak niet zo'n mooie plek vinden.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Voorzitter. Op het moment dat kinderen uit huis worden geplaatst, is er vaak al heel wat gebeurd. Veelal is er ook sprake van langdurige verwaarlozing. Ook is vaak sprake van achterstallig onderhoud van gebit en ogen. Een beugel, een bril en passend schoeisel kunnen direct aan de orde zijn als een kind in een pleeggezin komt.
Voor de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet was er kennelijk een speciaal potje bij de ggz. Kan er niet opnieuw zo'n potje komen?
De houding van de staatssecretaris vind ik positief. Ik citeer: "Pleegouders mogen er financieel niet op achteruitgaan. Fietsjes en dergelijke zullen vergoed blijven worden." Verder is er blijkbaar een fout geslopen in de kinderopvangregeling; pleegouders zullen de hen toekomende vergoeding alsnog met terugwerkende kracht krijgen. Om alle problemen helder in beeld te krijgen, vindt op dit moment overleg plaats met de MOgroep.
Deze antwoorden geven mij wel het vertrouwen dat wij dit binnenkort een keer goed zullen oplossen, maar welke garantie geeft dit voor dit moment en voor de zorgkosten die nu gemaakt worden en al gemaakt zijn in de afgelopen negen maanden? Onder de nieuwe Zorgverzekeringswet is immers al negen maanden lang sprake van dit type problemen. In het antwoord mis ik dan ook de toezegging van de staatssecretaris dat pleegouders die op dit moment noodgedwongen extra zorgkosten moeten maken of al gemaakt hebben, erop kunnen rekenen dat zij een vergoeding krijgen voor de kosten die buiten de basisverzekering vallen. Ik zei het al, een nieuwe bril kan nu eenmaal niet wachten net zo min als een ontstoken of afgebroken tand. De pleegouders zouden niet degenen moeten zijn die maar moeten zien hoe zij dit soort bedragen van de echte ouders terugkrijgen, wat trouwens in veel gevallen toch niet zal lukken. Deze duidelijkheid krijg ik graag vandaag. Ik hoop dat de staatssecretaris gehoor geeft aan deze oproep.
De heer Çörüz (CDA):
Voorzitter. Pleegouders stellen hun huis en hun hart open voor kinderen. Zij zorgen ervoor dat kinderen een vorm van gezinsleven kunnen hebben en niet in een instelling hoeven op te groeien. Het CDA vindt dit een goede zaak. De CDA-fractie vindt dat pleegouders voldoende financieel ondersteund dienen te worden en nooit de dupe mogen worden van enige vorm van financiële belemmering. Wij zijn dan ook verheugd dat aan een aantal zaken op dit terrein wordt gewerkt, zoals aan een indicatie voor de pleegvergoeding en het herstel van de aanspraak op kinderopvangtoeslag.
Wij zijn ook blij dat de staatssecretaris met de MOgroep een inventarisatie opstelt van de knelpunten die zich op dit moment voordoen. Wij zijn verder blij met het uitgangspunt dat pleegzorg nooit door financiële redenen in de weg mag worden gestaan. Dit zijn twee goede ontwikkelingen.
Ik heb tijdens het algemeen overleg met de staatssecretaris op 14 juni jongstleden namens mijn fractie ook nog aandacht gevraagd voor een aantal knelpunten. Een van die knelpunten is dat vergoedingen niet kunnen worden gestapeld, bijvoorbeeld de vergoeding voor pleegzorg groot gezin en de vergoeding voor een gehandicapt kind. Wij vinden dat dit moet kunnen samengaan.
De financiële kant van de zaak is erg belangrijk, maar daarnaast vraag ik aandacht voor de rechtspositie van pleegouders. Zij worden soms bedreigd en hebben soms te maken met moeilijke biologische ouders. Zij mogen daar niet de dupe van worden. Ik heb eerder ook aandacht gevraagd voor het feit dat bepaalde medicijnen niet worden vergoed. Kortom, financiën mogen er nooit toe leiden dat pleegouderschap niet langer aantrekkelijk zou zijn.
Ik wil de zaak echter nog wat breder bekijken. Is het mogelijk om de vergoedingen bijvoorbeeld in het kader van de kinderbijslag, kinderkorting en natuurlijk de aanvullende ziektekostenvergoeding zo te regelen dat pleegouders net zo veel recht en net zo veel financiële armslag hebben als gewone ouders? Gewone ouders met kinderen ondervinden daarbij ook geen problemen, dus het zou op de weg der logica liggen dat pleegouders, die hun huis en hart openstellen en heel goed werk doen, geen moeilijkheden ondervinden als gevolg van een aantal regels. Kijk dus naar die rechtspositie, maar kijk ook breder in het kader van de kinderbijslag, de kinderkorting, de kindertoeslag en de aanvullende vergoeding. Wij willen daaraan ook een datum koppelen. Ik heb mevrouw Kalsbeek goed gehoord. Het debat is al enige tijd oud en gezien de data moeten wij er open over debatteren, zodat het niet weer een langetermijndebat wordt. Ik verzoek de staatssecretaris ervoor te zorgen dat dit vooral wat betreft de kinderbijslag, de kinderkorting en de aanvullende verzekering per 1 april 2007 geregeld is. Ik heb daarover een motie voorbereid. Ik zal die nu nog niet indienen.
Mevrouw Kalsbeek heeft al vanaf oktober jongstleden data genoemd. Het is nu september, bijna een jaar later. Er is wel iets goeds in gang gezet, maar wij zijn er nog niet. Ik wil niet het risico lopen dat de staatssecretaris zal zeggen het te zullen doen, als ik geen datum noem, maar dat wij hier over enige tijd zullen constateren dat wij er nog niet zijn. Ik wil dus van de staatssecretaris een klip en klaar antwoord.
Mevrouw Kalsbeek (PvdA):
De heer Çörüz heeft gezegd dat pleegouders en "gewone" ouders ongeveer dezelfde kosten maken voor kinderen en die dus in gelijke mate vergoed moeten krijgen. Ik meen echter dat die stelling niet correct is en dat pleegouders vaak veel meer kosten moeten maken voor pleegkinderen. Er zijn voorbeelden die men niet eens kan bedenken: kleine pleegkinderen die heel bang zijn om alleen te zijn, die men dus veel meer moet begeleiden naar school en noem maar op. Er zijn allerlei speciale zorgaspecten die gewoon geld kosten. Ik vat niet helemaal de redenering achter de motie van de heer Çörüz die in de maak is. Kan de heer Çörüz daarop licht werpen?
De heer Çörüz (CDA):
Ik kan hier niet direct overzien of pleegouders meer kosten moeten maken. Als zij meer medicijnen nodig hebben, moet dat worden vergoed. Dat vind ik en dat vinden wij naar mijn mening Kamerbreed. Ik heb bijvoorbeeld in het kader van de kindertoeslag en kinderbijslag gehoord dat de biologische ouders het geld krijgen, terwijl ik vind dat de daadwerkelijke ouders, de pleegouders, dat geld moeten krijgen. Zij maken feitelijk de kosten.
Mevrouw Kalsbeek (PvdA):
Dat ben ik met de heer Çörüz eens, maar de ellende is meestal dat men het geld bij de biologische ouders niet weg krijgt. Zij hebben vaak sores tot hier, dus dat geld komt er nooit weg. Daarvan kan men niet de pleegouders, en dus ook het pleegkind, de dupe laten zijn.
De heer Çörüz (CDA):
De principiële vraag luidt of men de kosten en dus de vergoedingen niet moet laten terechtkomen bij de mensen, namelijk de pleegouders, die daadwerkelijk de kosten maken. Dat is mijn stelling.
Mevrouw Kalsbeek (PvdA):
Natuurlijk, dat ben ik met de heer Çörüz eens, maar de vraag is of dat hier zal lukken. Ik begrijp niet waarom de heer Çörüz april als datum wenst. Hij heeft gezegd dat 15 oktober aanstaande misschien te snel is; dan spreken wij hier weer over. Volgens mij is dat helemaal niet te snel. Als de staatssecretaris morgen belt met de voorzitters van de zorgverzekeringen – en ik ken er wel een paar – dan weet ik zeker dat zij het overmorgen heeft geregeld. Natuurlijk, alle pleegkinderen een collectief contract, dat doen zij onmiddellijk. Dat kan echt zó worden geregeld. Hoe zal de situatie in april zijn? Wij weten niet eens wie er dan zal zitten. De staatssecretaris niet meer, heb ik begrepen. Wie wel? Waarom niet nu? Het is toch nu een probleem?
De heer Çörüz (CDA):
Van mij mag het morgen worden geregeld. Hoe sneller hoe beter, maar wij moeten ook reëel zijn. Als er een wetgevingstraject moet worden ingezet in het kader van de kinderkorting, de kinderbijslag en de aanvullende verzekering, dan moeten wij prudent en zorgvuldig zijn. Als het morgen kan, heeft mevrouw Kalsbeek mij aan haar kant, maar ik wil realistisch zijn. Daarom wil ik geen open einde. Zoals mevrouw Kalsbeek terecht heeft gezegd: wij zijn in oktober begonnen en het is nu september. Dat wil ik niet. Ik wil nu een datum afspreken en dan moet het daadwerkelijk geregeld zijn.
Mevrouw Kant (SP):
Een systeemwijziging ergens in de loop van volgend jaar is niet iets waaraan ouders die nu voor die pleegkinderen zorgen iets hebben. Waarom niet op heel korte termijn een oplossing met een collectieve verzekering, zodat dat probleem in ieder geval vanaf dat moment voor deze gezinnen en deze kinderen uit de wereld is? Er bestaat nog een ander reëel probleem. Hoe moet het met de gezinnen die nu staan voor die duizenden euro's aan kosten? Is de heer Çörüz ook bereid de ouders en gezinnen te compenseren die daardoor dit jaar financieel in de problemen zijn gekomen?
De heer Çörüz (CDA):
Ik begon ook niet voor niet voor niets met te zeggen dat ik vind dat pleegouderschap niet het probleem met zich mee moet brengen dat pleegouders met de pet rond moeten. Als er bepaalde kosten gemaakt moeten worden, dan moeten die worden vergoed. Die kosten moeten eigenlijk gisteren vergoed zijn. Ik weet niet wat de complicaties en consequenties van een collectieve verzekering zijn. Dat kan ik niet overzien. Het wordt onderzocht en ik ben ook benieuwd naar de bevindingen. Mijn stelling is dat de kosten die gemaakt moeten worden, vergoed moeten worden. Het liefst gisteren. Het maakt daarbij niet uit of het om beugels of om contactlenzen gaat. Volgens mij verschillen wij daarover in de Kamer ook niet van mening. Het is natuurlijk heel merkwaardig dat deze kosten door het ene Bureau jeugdzorg wel worden vergoed en door het andere niet.
Mevrouw Kant (SP):
Mijn vraag ging niet over kosten die gemaakt worden, maar over kosten die gemaakt zijn. U vindt dat pleeggezinnen met terugwerkende kracht gecompenseerd moeten worden?
De heer Çörüz (CDA):
Ik kies mijn eigen woorden. Ik vind dat kosten die gemaakt moeten worden, gewoon moeten worden betaald. Linksom of rechtsom.
Mevrouw Kant (SP):
Gemaakt moeten worden of gemaakt zijn? Dat is een essentieel verschil.
De heer Çörüz (CDA):
Voorzitter, mag ik mijn eigen woorden kiezen?
Mevrouw Kant (SP):
U bent er dus niet voor dat kosten die gemaakt zijn, vergoed worden?
De heer Çörüz (CDA):
Als er kosten worden gemaakt, dan moeten die worden vergoed. Als die kosten gisteren zijn gemaakt, moeten zij eigenlijk vandaag vergoed zijn. Dat lijkt mij eigenlijk vanzelfsprekend. Volgens mij kunt u uit mijn woordkeuze niet tot een andere conclusie komen.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Bedoelt u nu dat de kosten met terugwerkende kracht vergoed moeten worden of niet? Dat is cruciaal. Hoe groot is uw eigen gevoel van urgentie als u een deadline neemt die zeven maanden verder ligt? Ik zou de deadline in de komende maand positioneren en dan gaat de staatssecretaris aan de slag.
De heer Çörüz (CDA):
Volgens mij heb ik helder gemaakt dat het morgen moet gebeuren als het morgen kan. Mijn inschatting is echter dat er een aantal wetswijzigingen in de rails gezet moeten worden ten aanzien van kinderkorting, kinderbijslag en de aanvullende verzekering. Het is geen enkel probleem als dat morgen kan, maar ik wil geen open einde. Ik wil niet dat deze zaken volgend jaar nog niet zijn geregeld.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Laten wij stellen dat de deadline voor alle zaken bij elkaar geldt. Met betrekking tot de problemen die vandaag op de agenda staan rondom de aanvullende verzekering kunt u toch gewoon zeggen dat deze volgende maand opgelost moeten zijn?
De heer Çörüz (CDA):
Volgens mij heb ik niets anders geroepen. Ik heb toch gezegd dat financiële problemen geen reden mogen zijn voor pleegouders om geen pleegouder meer te zijn en dat gemaakte kosten vergoed moeten worden? Volgens mij zit daar geen enkel woord Arabisch tussen.
Mevrouw Örgü (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie vindt dat pleegouders er financieel niet op achteruit moeten gaan als gevolg van de invoering van de Zorgverzekeringswet. Pleegouders bieden pleegkinderen een nieuw huis en moeten wat ons betreft een pleegvergoeding ontvangen die de noodzakelijke kosten van de opvoeding en verzorging dekt. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zij momenteel in gesprek is met de MOgroep en de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen. Zij gaat in ieder geval zelf kijken naar oplossingen. Hoe ver is de staatssecretaris met die gesprekken? De Kamer heeft vandaag laten blijken dat er sprake van urgentie is. De VVD-fractie wil graag van de staatssecretaris weten of er al een inventarisatie is gemaakt van de kosten waarvoor pleegouders niet worden gecompenseerd. Is daarover al gesproken en is er al een oplossing in zicht?
De VVD-fractie vindt de beantwoording van de staatssecretaris op dit vlak cruciaal, maar wij willen wel dat er een oplossing komt. De richting die de VVD-fractie voor ogen heeft, is dat wij het vooral simpel moeten houden. Wij moeten deze zaak via de vergoeding voor pleeggezinnen regelen. Wij moeten geen complexe ideeën bedenken, maar simpel aangeven waar het op staat. Ik beperk mij in mijn eerste termijn tot deze punten, aangezien ik eerst de reactie van de staatssecretaris wil weten. Ik sluit mij aan bij de door mevrouw Azough gestelde vragen over netwerkplaatsingen. Wat zijn de knelpunten, en zijn er inmiddels maatregelen genomen?
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Voorzitter. Ik ben het met de Kamer eens dat wij de pleegouders moeten koesteren. Vandaag staan wij voor een vraagstuk dat gewoon moet worden opgelost. Mevrouw Kalsbeek vindt het een raadsel dat een en ander zo ver gekomen is en vraagt zich af waarom dit proces zo lang moet duren. Ik benadruk dat wij hierbij spreken over de vergoedingsregeling voor kinderen die via het gedwongen kader uit huis geplaatst zijn. Dit geldt zowel voor ots-kinderen als voogdijkinderen. Ik wil mijn verantwoordelijkheid niet op de minister van Justitie afschuiven, maar hij is voor deze zaken eigenlijk verantwoordelijk. Het zou meer gepast zijn als de minister van Justitie bij dit debat aanwezig was. Niettemin neem ik graag zijn plaats in om hierover mededelingen te doen.
Mevrouw Kalsbeek (PvdA):
Ik geloof dat er sprake is van een misverstand. De vergoeding waarover u het hebt, is uitdrukkelijk niet bedoeld voor ziektekosten, maar voor zaken als een fiets en een schoolreisje. Een van de bronnen van het probleem is, dat de een naar de ander wijst en afwacht. Justitie had vroeger een aanvullende verzekering voor de desbetreffende kinderen. Sinds de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet is dat niet meer zo, en dat moet dus worden hersteld.
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Dat klopt: er is in het veld iets fout gegaan bij de interpretatie van wat nog wel in de basisverzekering zou zitten en wat niet. Dat moet worden opgelost, en de vraag is hoe wij dit gaan doen. Voor de overzichtelijkheid zal ik onderscheid maken tussen de situatie voor 1 januari 2006 en de situatie vanaf 1 januari 2006, de invoeringsdatum van de Zorgverzekeringswet. De minister van Justitie heeft tot 1 januari 2006 financiële middelen beschikbaar gesteld voor de vergoedingsregeling die gold voor kinderen die via een gedwongen kader uit huis werden geplaatst. Het gaat hierbij zowel om ots-kinderen als voogdijkinderen. Tot 1 januari 2006 heeft de MOgroep met deze financiële middelen voor de Bureaus Jeugdzorg een vergoedingsregeling bij de zorgverzekeraar VGZ afgesloten. De regeling voor 1 januari 2006 bood een ruime dekking voor ziektekosten. Pleegouders konden niet alleen in aanmerking komen voor vergoeding van het ziekenfondspakket, maar ook voor een aanvullend pakket. Pleegouders zijn aan deze situatie gewend geraakt en zij moeten er inderdaad niet op achteruit gaan.
Op 1 januari 2006 is de Zorgverzekeringswet ingevoerd. Hiermee is het ziekenfondspakket vervangen door het basispakket. Dit komt overeen met het ziekenfondspakket en houdt op onderdelen een uitbreiding daarvan in. Vroeger waren er kinderen die helemaal niet verzekerd waren. Nu kennen wij dat niet meer, omdat nu alle kinderen verzekerd zijn. Met de invoering van de Zorgverzekeringswet is in ieder geval op dat punt een belangrijke verbetering bereikt. De MOgroep verkeerde in de veronderstelling dat het basispakket voldoende ruimte zou bieden voor zowel het ziekenfondspakket als het aanvullende pakket. In die veronderstelling heeft de MOgroep de eigen vergoedingsregeling per 1 januari 2006 afgeschaft, na de invoering van de Zorgverzekeringswet. De praktijk wijst echter uit dat de aanvullende vergoeding van ziektekosten nodig blijft. Omdat de vergoeding van alleen het basispakket niet voldoende bleek te zijn, heeft de MOgroep besloten enkele aanvullende ziektekosten te vergoeden. Het betreft orthodontie, brillenglazen, contactlenzen wekapparatuur en de plaswekker. Recentelijk is uit diverse inventarisaties van de NVP en de MOgroep duidelijk geworden dat er nog steeds knelpunten zijn op het gebied van de ziektekosten. De vraag is hoe wij deze gaan oplossen. Op 1 september ontving ik de inventarisatie van knelpunten van de MOgroep, die men bij de zorgaanbieders en de Bureaus Jeugdzorg heeft opgevraagd. De inventarisatie van de NVP was al eerder binnen. Op 7 september jongstleden zijn tussen mij en het departement van Justitie, de MOgroep en de Nederlandse Vereniging van Pleeggezinnen hierover afspraken gemaakt. De belangrijkste afspraak is dat er een vergelijkbaar vergoedingenpakket zal komen als voor 1 januari 2006. De partijen verwachten dat hierdoor de belangrijkste knelpunten met een vergoeding van de aanvullende ziektekosten worden opgelost. Hierbij worden ook de uitvoeringsproblemen in ogenschouw genomen. Eenieder zal hierbij zijn verantwoordelijkheid nemen om dit resultaat per 1 januari 2007 te bewerkstelligen.
Daarnaast zijn er ouders die al kosten hebben gemaakt in het afgelopen jaar, waarin zij te maken hebben gekregen met een situatie die veranderde. Voor hen zal er ook een oplossing moeten komen, en wel met terugwerkende kracht. Mevrouw Kalsbeek noemde als datum hiervoor 15 oktober aanstaande. Er zullen contracten moeten worden afgesloten tussen de MOgroep en de verzekeringsmaatschappij. Dat zal zo snel mogelijk gebeuren. Ik heb in gedachten dat dit voor eind oktober aanstaande moet kunnen zijn gerealiseerd. De datum van 15 oktober zie ik als een inspanningsverplichting, maar men zal dit in goede contracten moeten regelen.
De conceptmotie van mevrouw Kalsbeek is mij sympathiek en beschouw ik als een ondersteuning van mijn beleid. Ik kan haar niets anders toezeggen dan datgene waartoe zij mij heeft opgeroepen.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris ons en de pleegouders garandeert dat zij dit gaat regelen, ook met terugwerkende kracht?
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Jazeker.
Mevrouw Kalsbeek (PvdA):
Ik heb iets anders gehoord dan wat in mijn motie staat. De staatssecretaris heeft gezegd dat Bureau Jeugdzorg een regeling kende voor 1 januari 2006 en dat men nu volgens diezelfde regeling wil gaan vergoeden. Ik ben er bang voor dat Bureau Jeugdzorg de beoordeling zal maken of zaken als een slotjesbeugel of een bril nodig zijn. Ik wil een fatsoenlijke aanvullende verzekering, met een goede beoordeling door mensen die daarin zijn getraind. Van een beoordeling door Bureau Jeugdzorg verwacht ik drama's. Op dit punt vind ik de beantwoording van de staatssecretaris onduidelijk.
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Ik wil pleeggezinnen niet in de positie brengen dat zij voor 1 januari 2006 in een andere situatie verkeerden dan daarna. Mij gaat het om herstel van de situatie van voor die datum. De Zorgverzekeringswet mag geen spelbreker zijn in dezen. Dat is wat ik als eerste ga doen. Vervolgens zijn er nog andere knelpunten, die ook zijn geïnventariseerd. Ik heb de inventarisatie op dit punt net binnen. Die zal ik bezien. Ik zal zoeken naar mogelijke oplossingsrichtingen, maar de inventarisatie en de mogelijke oplossingen zal ik niet voor eind november aanstaande bij de Kamer kunnen krijgen, vanwege de andere zaken die ook op mijn bureau liggen. Eventuele wetswijzigingen zullen misschien nog langer duren. De situatie van voor de invoering van de Zorgverzekeringswet wil ik gladtrekken.
Mevrouw Kalsbeek (PvdA):
Het gaat erom waarmee men dan een vergelijking maakt. Men kan zeggen dat mensen er niet op achteruit mogen gaan in vergelijking met de situatie voor 1 januari 2006. Dat kan heel relevant zijn. Het kan echter ook relevant zijn wat er wordt vergoed voor andere kinderen, die bij hun eigen ouders wonen en die aanvullend verzekerd zijn, en voor pleegkinderen. Dat referentiepunt vind ik ten minste even belangrijk. Laten wij het gunstigste nemen. Pleegouders verdienen dat.
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Ik vind dat pleeggezinnen niet moeten worden gedupeerd vanwege het feit dat de Zorgverzekeringswet is ingevoerd. Ik heb de Kamer gezegd dat wij dat zullen rechttrekken. Daarbij zal ik zo bezien hoe wij dit praktisch zo goed mogelijk kunnen invullen. Er was een regeling die voldeed, zij het dat er wel wensen waren. Er zijn altijd wel kwesties die wellicht ook nog moeten worden opgelost. Ik wil daarnaar kijken, maar het gaat mij er nu om deze kwestie zo snel mogelijk te regelen, zodat deze pleegouders niet van de ene op de andere dag in een andere situatie terechtkomen. De vraag is echter hoe je dat organisatorisch goed kunt regelen. Daartoe moet met een verzekeraar een goed contract worden afgesloten. Ik neem aan dat de MOgroep en de verzekeraar daar kunnen uitkomen, zodanig dat wordt gerealiseerd wat hier is afgesproken en wat ik heb toegezegd. Ik treed niet in hoe het pakket er precies moet uitzien, want daar heb ik geen verstand van. Ik heb geen verstand van verzekeren.
Mevrouw Kant (SP):
Ik ook niet echt, maar mijn vraag gaat wel over de terugwerkende kracht. De staatssecretaris heeft aangegeven dat die kwestie ook moet worden opgelost, maar ik vraag mij af of dat kan. Stel dat je niet was verzekerd. Het ligt dan niet zo gemakkelijk om je met terugwerkende kracht te verzekeren. Ik neem toch aan dat mensen ook worden gecompenseerd voor bijvoorbeeld orthodontiekosten, ook al hadden zij geen aanvullende verzekering. Ik denk dat dit verzekeringstechnisch nogal ingewikkeld ligt, maar de kwestie moet worden opgelost.
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Ik kan mij heel goed voorstellen dat dit op een andere manier wordt geregeld. Het lukt je niet om je met terugwerkende kracht te verzekeren als je kosten heb gemaakt. Toch moet dit met terugwerkende kracht gebeuren, omdat deze mensen van het ene op het andere moment in een andere situatie terecht zijn gekomen. Het gaat erom dat het voor hen een continuüm had moeten zijn. Zij waren ergens aan gewend. Die situatie willen wij eigenlijk behouden. Hoe dat wordt bewerkstelligd en met welke regeling, daarover moeten de deskundigen zich maar buigen. De Bureaus Jeugdzorg kunnen er ook een rol in spelen.
De heer Van der Vlies (SGP):
Nog even iets over de informatie naar de Kamer. Mevrouw Kalsbeek sprak over 15 oktober, maar de staatssecretaris vraagt er begrip voor als het twee weken later wordt. Zij denkt dat de kwestie per 31 oktober moet kunnen zijn geregeld. Laat dat als nu toe gepland nu net de laatste normale vergaderdag van de Kamer in deze samenstelling zijn! Als de kwestie echt doorschuift tot na 15 oktober, dan zou ik op 15 oktober graag een brief krijgen over de stand van zaken. Dan kunnen wij zo nodig nog aan de bel trekken.
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Ik kan mij voorstellen, met het oog op de zaken die nog moeten worden geregeld om dit te bewerkstelligen, dat wij de Kamer in een procedurele brief laten weten welke maatregelen daarvoor moeten worden genomen. Dan blijkt ook op welk moment een en ander rond kan zijn. Er moet in ieder geval met de partijen om de tafel worden gegaan. Dan kunnen zij aangeven hoeveel tijd zij nodig hebben. Na kennisgenomen te hebben van de brief kan de Kamer bezien of zij het nodig vindt daar nog iets mee te doen.
De heer Çörüz had een motie in gedachten, omdat hij vindt dat er eigenlijk nog moet worden verbreed. Pleegouders komen namelijk voor kosten te staan, terwijl het geld bij de biologische ouders belandt. Het is echter erg lastig om dit geld bij de pleegouders te krijgen. Het kan ook om verschillende regelingen gaan. Het is tamelijk complex. De heer Çörüz gaf zelf al aan dat er wellicht een wetswijziging nodig is. Op dit moment loopt er bij justitie een traject waarbij ook bepaalde maatregelen mogelijk zijn als kinderen niet meer onder het ouderlijk gezag van de biologische ouders vallen, maar onder dat van pleegouders, als deze ook de verzorgingsplicht voor de kinderen hebben. Ik vind de gedachtegang van de heer Çörüz heel sympathiek, maar ik wil deze twee terreinen nog even uit elkaar houden. Ik wil eerst de aan de orde zijnde kwestie regelen. De vraag is ook wat je wat dat betreft zou kunnen doen, want het is nogal wat. Ik stel mij voor dat ik eerst een voorstel dienaangaande naar de Kamer stuur. Dan kunnen wij eerst spreken over of en, zo ja, hoe die kwestie kan worden geregeld. Bij onder toezicht gestelde kinderen die bij pleeggezinnen zijn geplaatst, is sprake van een andere situatie dan bij kinderen die op vrijwillige basis zijn geplaatst. In het laatste geval doen zich vaak niet zoveel problemen voor bij het overhevelen van de middelen naar pleeggezinnen. Dat is namelijk vastgelegd in een gezamenlijke afspraak. Ik wil de problematiek eerst goed inventariseren en vervolgens de Kamer meedelen hoe de problematiek eruitziet, welke problemen kunnen worden opgelost en welke men nog zal blijven tegenkomen. Ik zal daarbij tevens een tijdpad schetsen. De Kamer vraagt mij terecht, niet alleen met mitsen en maren te komen. Dus als ik met een oplossing kom, geef ik daarbij aan op welke termijn het geregeld zou kunnen worden. Het is niet alleen een kwestie van of het kabinet iets wel of niet wil, want er komt nogal wat bij kijken. De Kamer noemt als datum 1 april 2007. Dat is een sympathieke gedachte, maar ik vraag de Kamer om meer tijd om een en ander uit te werken. Misschien neemt de heer Çörüz hier geen genoegen mee, maar ik kan nu eenmaal niet overzien wat het betekent als ik 1 april 2007 zou toezeggen. Ik vermoed dat ik dat niet kan waarmaken en wellicht mijn opvolger ook niet.
Een aantal Kamerleden heeft vragen gesteld over de 18- tot 23-jarige jongeren. De situatie is voor hen niet anders dan voor de invoering van de Zorgverzekeringswet. Ook toen hield de aanvullende regeling van Bureau Jeugdzorg op bij achttienjarigen, want daar immers eindigt ook de ots.
Jongeren vanaf achttien jaar moeten zichzelf verzekeren; dat geldt voor alle jongeren in Nederland. Ik zal de knelpunten bekijken die mij zijn voorgelegd. Als deze situatie daar bij zit, zal ik de Kamer per brief informeren.
Ik verzoek de Kamer om een aantal aanverwante zaken ten aanzien van pleegzorg, zoals crisisopvang, illegale kinderen en biologische grootouders, niet in dit debat te behandelen, want dit reikt verder dan de problematiek die in dit spoeddebat wordt behandeld. Ik stel voor dat ik mijn reactie schriftelijk aan de Kamer doe toekomen, wellicht voor het overleg over jeugd dat eind oktober aanstaande Staat geagendeerd. Niet dat het niet belangrijk is, maar ik heb niet alle papieren paraat om alle antwoorden nu te geven. Ik hoop dat mevrouw Azough het goedvindt dat ik haar vragen nog voor het algemeen overleg over jeugd schriftelijk beantwoord.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Wat jongeren van achttien jaar en ouder betreft, ben ik het volledig met de staatssecretaris eens. Ik begrijp wat zij zegt: het probleem speelde vorig jaar ook al en zij wil het nu niet anders behandelen. Maar heeft zij enig inzicht in de omvang van het probleem? Is er überhaupt een probleem of is er geen stijging van het aantal onverzekerden in deze groep? Dan hoeven wij het er ook niet over te hebben, maar ik krijg signalen dat het anders is.
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Ik zal nagaan in hoeverre het naar voren komt in de inventarisatie van knelpunten die wij hebben gekregen. Net als bij alle onderwerpen die op mijn bord komen te liggen, zal ik mevrouw Azough te zijner tijd een reactie geven en dan kan zij daarover haar mening geven. Ik moet wat zij vraagt, even bekijken in het licht van de knelpunten die mij nu zijn aangedragen. Ik weet niet hoe groot het probleem is en wat men eraan zou kunnen doen als daar behoefte aan zou zijn.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Dat begrijp ik niet helemaal. De inventarisatie gold ook voor het hoofdprobleem dat vandaag op de agenda staat, dus als de staatssecretaris die inventarisatie onder ogen heeft gehad, kan zij mij nu gewoon antwoorden.
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Ik denk dat het goed is om eerst de zaak goed te verwerken. Mevrouw Azough wil waarschijnlijk een antwoord dat zorgvuldig is voorbereid. Ik zie op dit moment niet zozeer een knelpunt bij de groep 18- tot 23-jarigen. Ik hoor hierover incidenteel wel geluiden, maar ik kan niet zeggen dat het een generiek, groot knelpunt is. Die signalen krijg ik dus niet. Ik wil graag nagaan in hoeverre er bij de inventarisatie een ander beeld is ontstaan. Ik zal mevrouw Azough daarover berichten. Op dit moment kan ik er weinig over zeggen. Over de periode sinds het ingaan van de Zorgverzekeringswet kan ik de Kamer geen andere signalen geven. Voor de groep die is gedupeerd, wordt het met terugwerkende kracht opgelost, en vanaf 2007 structureel.
Mevrouw Kant (SP):
Voor een kind dat nog in een pleeggezin woont, schoolgaand is en niet werkt, verandert de situatie niet bij de leeftijdsgrens van achttien jaar. Natuurlijk is er nu met de nieuwe Zorgverzekeringswet een grens van achttien jaar en geldt deze ook bij andere gezinnen, maar het bijzondere van leven in een pleeggezin geldt zowel voor pleegkinderen onder de achttien jaar als voor die boven die leeftijd. Er moeten kosten gemaakt worden voor de gewone verzekering, maar ook voor de aanvullende verzekering. De situatie is dan in beide gevallen natuurlijk precies hetzelfde.
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Ik kan alleen herhalen wat ik gezegd heb: ik wil de situatie van voor de nieuwe Zorgverzekeringswet voor pleeggezinnen herstellen. En mochten er nog aanvullende problemen zijn die daarvoor al bestonden en die met de maatregel die ik nu ga nemen, ook niet worden opgelost, dan ben ik graag bereid om die te bekijken. Maar het is de vraag hoe reëel het is om daar iets aan te doen voor achttienjarigen en daarboven, want iedereen van die leeftijd moet zichzelf verzekeren en zich buigen over de vraag, welke aanvullende verzekeringen nodig zijn. Je kunt je dus afvragen in hoeverre pleeggezinnen met kinderen van achttien jaar of ouder in een uitzonderlijke positie verkeren. Ik wil dit nog even goed bekijken, ik kan er nu nog niets over zeggen, maar de Kamer krijgt van mij nog een reactie hierop.
Mevrouw Kant (SP):
Dan ga ik er wel van uit dat u er niet alleen op zult letten of de situatie na 1 januari slechter is geworden, maar dat u er sowieso naar kijkt, want het is natuurlijk mogelijk dat de situatie al onbillijk was.
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Ik houd vast aan wat ik heb gezegd. De NVP heeft al een tijd geleden nog andere knelpunten aangegeven. Er kan aanleiding zijn om die nog nader te bekijken, maar op dit moment is het meest urgent de situatie van de verzekerden die zich vanwege het wegvallen van de vergoeding genoodzaakt zien om zelf allerlei maatregelen te nemen. Dat probleem wil ik oplossen en natuurlijk zijn er dan nog andere vraagstukken die wij met elkaar kunnen bespreken. Ik denk dus dat de inventarisatie van de NVP aanleiding kan geven om nader op deze kwestie terug te komen.
Hiermee heb ik in ieder geval de meest prangende vragen beantwoord. De andere vragen zal ik te gelegener tijd betrekken bij mijn reactie op de inventarisatie van de rest van de vraagstukken rondom pleeggezinnen. Ik weet niet of wij die dan nog kunnen bespreken, maar in ieder geval kan de Kamer er in welke nieuwe samenstelling dan ook weer een debat over aangaan. Het zou mooi zijn als wij dit zelf nog konden doen, maar voor eind november heb ik de zaak niet rond, want het is gewoon een hele klus om een goede brief aan de Kamer te maken over alle punten die nog besproken zouden kunnen worden.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Maar u bedoelt toch wel dat de inventarisatie van de problemen rondom achttienjarigen, illegale kinderen en de netwerkplaatsingen, en uw reactie daarop nog voor het AO over jeugdzorg de Kamer zal bereiken?
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Ja, dat zijn de meer algemene vragen, het gaat mij echt om de knelpunten rondom pleeggezinnen. U heeft een aantal aanvullende vragen gesteld die meer algemeen van aard zijn, maar bij de inventarisatie gaat het echt om een aantal specifieke problemen. En het kost mij gewoon wat meer tijd om die goed te verwerken en er een reactie op te geven.
Mevrouw Kalsbeek (PvdA):
Voorzitter. Er hangt nu eigenlijk een soort conceptmotie boven de markt die niemand kent. Ik zal die niet indienen, want ik vind dat de staatssecretaris genoeg toezeggingen heeft gedaan, maar ik wil de elementen ervan nog wel even noemen om scherp aan te geven wat ik met die motie beoogde en om na te gaan of de staatssecretaris dat inderdaad bedoelt. Maar ik wil wel voorkomen dat er nu een virtuele discussie zou ontstaan over een conceptmotie die niemand kent die niet toevallig aangesloten is op de mailserver van de Tweede Kamer.
De elementen ervan zijn dat de staatssecretaris in een brief aan de Kamer zal aangeven hoe zij het probleem van de ziektekosten zal oplossen. Hierbij gaat het erom dat pleegouders er ten opzichte van 2005 in ieder geval niet op achteruit mogen zijn gegaan. En wat mij betreft dienen alle pleegkinderen een fatsoenlijke aanvullende verzekering te hebben. Voor de overige kosten is niet alleen de staatssecretaris, maar ook de minister van Justitie verantwoordelijk, zoals de bijzondere kosten van pleegzorg, die omlaag zijn gegaan. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris daarover nog voor het algemeen overleg een enkele mededeling zal doen, maar dat zij niet verwacht dat zij er dan al een uitputtende reactie op zal kunnen geven. Als deze uitleg klopt, kan ik afzien van het indienen van een motie, omdat de toezeggingen van de staatssecretaris goed genoeg zijn.
Dan blijft er nog één vraag over, die eigenlijk wat anders dan anders is. Wat mij zo ongelooflijk verbaast op dit dossier, dat eigenlijk zo helder als glas is, is waarom de kinderen om wie het gaat, die ik niet voor niets een naam heb gegeven, zo volkomen uit beeld zijn geraakt. Waarom zijn die kinderen, waarvoor wij het uiteindelijk allemaal doen, waarvoor er wetgeving is, waarvoor er begrotingsposten zijn en waarvoor wij instellingen optuigen, "in the end" buiten beeld? Waarom moet een kind ervan wakker liggen dat rekeningen niet zijn betaald? Waarom moet een mannetje van vijf niet alles worden gegeven om van de handicaps, opgedaan in zijn vroege jeugd, af te raken? Dát probleem fascineert mij nog het meest.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Voorzitter. Dit debat heeft in mijn ogen zin gehad: er is een hele duidelijke garantie dat dit probleem wordt opgelost, waarmee ik heel blij ben, en ik dank de staatssecretaris daarvoor. Wel ben ik benieuwd naar haar reactie op de jongeren van achttien-eenentwintig jaar, op de pleeggeldvergoedingen en op de illegale kinderen. Op twee punten had ik een motie willen indienen, maar dat doe ik niet. Wel dring ik bij de staatssecretaris aan op een constructieve kijk hierop, want dit zijn grote problemen, ook al gaat het om relatief kleine aantallen kinderen en jongeren.
Wat mij betreft is de kern niet zozeer dat pleeggezinnen er niet op achteruit mogen gaan, maar vooral dat pleeggezinnen net als gewone gezinnen moeten worden behandeld, juist omdat zoals de heer Van der Vlies zo beeldend zei, zij hun huis, hun dak, hun zorg, hun aandacht en hun hart beschikbaar stellen aan deze kinderen. Wij dienen hen te koesteren, ook in onze daden.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Wij hebben een heldere werkafspraak gemaakt, waarvoor dank. Wij wachten de verdere uitwerking af.
De heer Çörüz (CDA):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar toezegging. Als ik haar goed heb begrepen, zijn de zaken waarmee problemen waren, opgelost. In mijn eerste termijn heb ik gezegd dat pleegouders nooit de dupe mogen worden van financiële belemmeringen. Maar ik heb ook gesteld dat, nadat wij vandaag de zaken hebben opgelost, ook de toekomst van belang is. Daarom wil ik toch, al was het maar om de opvolger van de staatssecretaris daaraan te committeren, de volgende motie indienen. Immers, als wij aan de ene kant zeggen dat pleegouderschap net zo belangrijk is als ouderschap, zul je volgens mij iets verder moeten kijken dan alleen de vergoeding van medische kosten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat pleegouders een niet te onderschatten en maatschappelijk zeer belangrijke rol spelen door pleegkinderen de kans te bieden, op te groeien in de liefdevolle kring van een pleeggezin;
van mening dat pleegouders in hun rol en verantwoordelijkheid die financiële ondersteuning moeten ontvangen die alle gezinnen met kinderen ontvangen;
van oordeel dat dit niet in alle situaties het geval is;
verzoekt de regering, de uitvoering van alle regelingen, bedoeld voor ondersteuning en opvoeding zoals kinderbijslag/kinderkorting (toeslag) en aanvullende ziektekostenvergoedingen, zodanig aan te passen dat vanaf 1 april 2007 deze regelingen aan pleegouders ten goede komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Çörüz. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 84(29815).
Mevrouw Lambrechts (D66):
Ik ben toch wat verrast vanwege die motie. Ik heb goed geluisterd, en u ook, er zijn concrete toezeggingen gedaan. Andere leden hebben op dit punt hun motie juist niet ingediend en u dient uw motie wel in. Hoe komt dit nu? Ook u bent volgens mij behoorlijk gecontenteerd.
De heer Çörüz (CDA):
Wij moeten twee zaken uit elkaar halen. Vanmiddag hebben wij gedebatteerd over een aantal kosten die mogelijk niet worden vergoed. De staatssecretaris heeft daarover een toezegging gedaan. Ik wil echter ook naar de toekomst kijken. Als wij met elkaar van mening zijn dat pleegouderschap biologisch ouderschap is, dan zullen wij ook in de wetgeving dit punt wat breder moeten bezien. Het is dan onvoldoende om alleen de vraag aan de orde te stellen, of aanvullende ziektekosten worden vergoed; er zal ook gekeken moeten worden naar de rechtspositie of naar de vraag wie de kinderbijslag ontvangt. Met deze motie wil ik dát punt maken. Hierbij is dus iets meer aan de orde dan het wel of niet vergoeden van kosten.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Dat ben ik met u eens, maar volgens mij viel dat onder het hoofdstukje "overige knelpunten".
De heer Çörüz (CDA):
Ik heb niets toe te voegen aan wat ik zojuist zei. Ik wil ook een volgend bewindspersoon eraan houden dat al deze regelingen worden nagelopen en dat er hiervoor wetgeving komt als dat nodig is. Daarvoor hebben wij de tijd tot april 2007. Het is geen kleinigheid en bovendien is het echt iets anders dan het wel of niet vergoeden van bepaalde zaken.
Mevrouw Kalsbeek (PvdA):
Deze motie is in de eerste plaats zo algemeen gesteld dat je er niet tegen kan zijn. Verder heb ik er ook nog een parlementair bezwaar tegen. Wij hadden ooit het gebruik, een motie in te trekken of niet in te dienen als wij een toezegging van de regering hadden gekregen. Ik vind dit nog steeds een goed gebruik, want de befaamde "motiediarree" waar wij het met z'n allen voortdurend over hebben, wordt bewerkstelligd door moties in te dienen terwijl je toezeggingen krijgt of moties in te dienen van een abstractieniveau als deze motie. Ik ben hierover echt teleurgesteld. Ik heb een motie voorbereid en heb daar een reeks handtekeningen onder verzameld, maar ik heb die niet ingediend omdat ik denk dat de staatssecretaris de intentie heeft, deze uit te voeren. U krijgt eenzelfde toezegging en dient uw motie wél in. Het spijt mij, maar dat begrijp ik niet.
De heer Çörüz (CDA):
Volgens mij spreken wij over twee verschillende zaken. U hebt een heel duidelijke toezegging gekregen over de aanvullende kosten en de vergoeding daarvan. Er komt echter nogal wat bij kijken, mevrouw Kalsbeek, als wij bijvoorbeeld de rechten en plichten van pleegouderschap gelijk willen schakelen met die van biologisch ouderschap. Dat moet onderzocht worden en daarvoor vraag ik even de tijd. Als je dit wilt gelijkschakelen, is het helemaal niet zo gek om dit met een politiek signaal, namelijk met een motie, duidelijk te maken. Als de staatssecretaris hierop keihard ja zegt, zal ik inderdaad nader bezien wat ik met deze motie ga doen.
Mevrouw Kalsbeek (PvdA):
De staatssecretaris heeft daarop mijns inziens al ja gezegd. Los daarvan formuleert u echter ook nog iets waar inhoudelijk nog heel wat over te zeggen valt; dat maakt het allemaal nog een slag ingewikkelder. Ik vind dus dat de staatssecretaris heeft toegezegd dat zij in kaart gaat brengen wat de kosten zijn die pleegouders moeten maken en wat de punten zijn waar zij erop achteruit zijn gegaan. Bovendien heeft zij gezegd dat de regering uiteraard ook vindt dat pleegouders gekoesterd moeten worden. Het spijt mij, maar ik zie werkelijk niet wat daaraan anders is dan wat uw motie beoogt.
De heer Çörüz (CDA):
U begint weer over de kosten, terwijl mijn motie veel verder gaat. Ik wil bijvoorbeeld ook de rechtspositie bezien.
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor hun inbreng in tweede termijn. Het is inderdaad van belang te constateren dat er zo snel mogelijk een goede oplossing moet komen voor het probleem waarop dit spoeddebat zich richt. In mijn eerste termijn heb ik op dat punt al het nodige toegezegd. De Kamer kan een brief tegemoetzien over de verdere procedure. Op basis daarvan kunnen wij bezien of 15 oktober haalbaar is, dan wel of er iets meer tijd nodig is om het goed te regelen.
Vervolgens kom ik te spreken over de motie van de heer Çörüz. De intentie is om zo veel mogelijk pleeggezinnen tegemoet te komen in het dragen van de kosten voor de kinderen die zij onder hun hoede hebben gekomen. Wij moeten die mensen koesteren. Als er ruis op de lijn zou komen, in de zin dat de indruk zou ontstaan dat het onbetaalbaar zou zijn voor pleegouders om pleegkinderen te verzorgen, ontstaat het risico dat er niet voldoende pleeggezinnen meer zullen zijn, terwijl die juist zo hard nodig zijn. Ik wil dan ook heel graag benadrukken dat het zeer belangrijk is dat pleegouders hun taken zo goed mogelijk kunnen waarmaken, ook financieel.
Het verzoek van de heer Çörüz is onmogelijk uit te voeren. Ik kan mij niet voorstellen dat dit voor 1 april 2007 geregeld is voor alle voor ondersteuning en opvoeding bedoelde regelingen, zoals kinderbijslag, kinderkorting, aanvullende ziektekostenvergoeding, en er zijn er nog wel meer. De vraag is ook of je dat in alle gevallen zou willen. Dan moet je het hebben over gezagskwesties of de plicht die ouders hebben tot opvoeding of verzorging. Dan moet er een heel principieel debat gevoerd worden over een aantal regelingen, en daarbij kunnen juridische complicaties optreden.
Ik kan mij niet voorstellen dat dit allemaal vanaf 1 april klaar kan zijn. Hierin ben ik heel realistisch. Als je een debat wilt voeren, nadat ik een inventarisatie heb gemaakt die ik aan de Kamer zal doen toekomen, dan kan ik mij niet voorstellen dat dit rond is. Ik voorzie dat hiervoor een wetswijziging nodig is. Ook al wil de Kamer alles bij hamerslag aannemen, dan ben je toch wel een eindje verder.
Ik ontraad de aanneming van de voorliggende motie met dit dictum. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer, gehoord hebbende wat de staatssecretaris heeft gezegd, verzoekt om die inventarisatie te maken en deze zo spoedig mogelijk te doen toekomen. Daarna kan worden bekeken wat er zo snel mogelijk kan worden ingevoerd. Als de Kamer zegt dat dit geldt voor alle regelingen die te maken hebben met een financiële vergoeding, gaat het over heel veel. Je zou een aantal regelingen sneller kunnen koppelen en bundelen, maar door alles bij elkaar te nemen werp je zelfs een obstakel op om het snel te doen.
Daarom vraag ik ook om de zaak eerst door mij te laten inventariseren, want dan kan men nog zien welke snelheid men wil en welk debat men aan wil gaan. Ik kan niet anders dan zeggen dat ik de aanneming van de motie moet ontraden, zoals het dictum er nu uitziet, gegeven de genoemde datum en de geschetste complexe situatie. Ik wil gewoon realistisch zijn over datgene wat ik kan bieden. Straks sta ik hier misschien in demissionaire staat, maar ik wil toch wel realistische toezeggingen doen.
De heer Çörüz (CDA):
Ja, ik wil ook graag realistisch zijn, maar ik wil niet oplopen tegen de situatie die door collega Kalsbeek in eerste termijn is geschetst, dat wij ergens in oktober vorig jaar zijn begonnen en dit jaar nog steeds niet afdoende antwoord hebben gekregen op bepaalde zaken. Volgens mij is het niet zo ingewikkeld. De staatssecretaris kan zeggen dat zij ermee kan leven, als er "zo spoedig mogelijk" staat. Tot 1 april heeft zij zeven maanden de tijd. Volgens mij moet zij in zeven maanden een heel eind kunnen komen. Als zij denkt dat zij dat niet haalt, zou ik een brief willen over waar de knelpunten zitten en hoeveel tijd zij nodig heeft. Ik wil niet het risico lopen dat wij hier volgend jaar weer zitten en dat er een soort open einde is.
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Ik hoor de heer Çörüz heel goed, maar ik vind dit toch wel heel snel en heel makkelijk opgeschreven, om het maar even heel direct te zeggen. Het gaat over alle pleegkinderen, maar sommige pleegkinderen zitten maar drie maanden bij een pleeggezin. Wil hij dat wij een regeling maken waarbij het geld van de kinderbijslag en de kinderopvang voor drie maanden naar de pleegouders gaat, terwijl er misschien een heel goede regeling kan worden getroffen met de biologische ouders, die het gezag hebben over de kinderen? Het wordt buitengewoon onoverzichtelijk bij wie dat geld terecht moet komen en wie het gezag en de verantwoordelijkheid voor de opvoeding heeft. In een heel tijdelijke situatie zouden wij dit niet moeten willen. Wij zijn ook bezig om met justitie te bekijken hoe wij kinderen zo snel mogelijk duidelijkheid kunnen geven of zij naar hun ouders terug kunnen. Voor kinderen die heel snel en blijvend onder nieuw ouderlijk gezag vallen, lijkt het mij vanzelfsprekend om te bekijken of je al die regelingen zo snel mogelijk bij die pleegouders neer kunt leggen.
Ik vind het zo complex dat ik niet zomaar een uitspraak wil doen dat wij alle vergoedingen voor alle pleegkinderen, voor alles en iedereen, zullen bundelen. Ik vraag enige coulance om dit op mij in te laten werken en te schrijven hoe ik hierover denk. Ik vind het sympathiek, maar het moet wel bij de juiste kinderen terechtkomen. Er moeten geen mogelijkheden aan de ouders worden onttrokken waardoor zij zeggen: ja, luister eens, het is mijn zorg niet, want ik heb toch financieel verder niets meer met die kinderen te maken. Dat wil ik helemaal niet.
De heer Çörüz (CDA):
Ik ben ook niet doof voor de goede argumenten van de staatssecretaris en ik ben bereid om mijn motie aan te houden. Dan stel ik echter wel als voorwaarde dat de staatssecretaris tussentijds een notitie aan de Kamer voorlegt waarin aandacht wordt besteed aan de knelpunten. Zij heeft mijn politieke signaal begrepen: als wij van mening zijn dat wij pleegouderschap moeten koesteren en het willen opplussen, moeten wij ervoor zorgen dat dit uiteindelijk gebeurt. Uit het betoog van de staatssecretaris begrijp ik dat zij nog wat beren op de weg ziet. Het lijkt mij dan ook goed om te handelen op de wijze die ik zojuist heb geschetst.
Staatssecretaris Ross-van Dorp:
Ik kom niet terug op mijn toezegging in eerste termijn. Die komt immers overeen met het zojuist gedane verzoek. Als ik aan dat verzoek heb voldaan, zal er een discussie worden gevoerd. Dan zal duidelijk worden wat het oordeel over de motie is en of er andere opvattingen in de Kamer leven.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Çörüz stel ik voor, zijn motie (29815, nr. 84) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
De beraadslaging wordt gesloten.
De vergadering wordt van 18.00 uur tot 19.45 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20052006-6437-6448.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.