Aan de orde is het spoeddebat over mogelijke onevenredige verhoging van de energieprijzen.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Vorige week hebben wij een spoeddebat aangevraagd, omdat uit onderzoek van het ECN is gebleken dat de CO2-emissiehandel ertoe heeft geleid dat een aantal energiebedrijven windfall profits heeft gemaakt door de gratis verkregen CO2-emissierechten in de prijs door te berekenen. Er is dus sprake van een prijsverhoging omdat er niets is doorberekend. Dit is natuurlijk niet verrassend. Als wij de CO2-emissiehandel invoeren en energieproducenten gratis emissierechten geven, moeten wij niet vreemd opkijken als men een en ander in de prijs doorberekent. De heer Samsom heeft een motie ingediend om het systeem in te voeren met veiling van de rechten. Die is overigens niet aangenomen.

Een andere reden is dat er sprake is van een oligopolistische markt. Als er echte concurrentie is, kan men niet gratis winst ophalen. Dan zal de concurrent namelijk zeggen dat hij het goedkoper kan. Omdat er slechts vier grote bedrijven zijn, is niet de kostprijs bepalend maar datgene wat in de markt verkrijgbaar is. Daarmee worden wij nu geconfronteerd. Wij hebben er altijd voor gewaarschuwd dat dit een oligopolistische markt is. Voor de PvdA-fractie was een harde voorwaarde om akkoord te gaan met welke vorm van liberalisering dan ook, dat er een sterke toezichthouder zou zijn die de consumenten en het MKB kon beschermen tegen onterechte prijsstijgingen.

In het kader van artikel 95b hebben wij amendementen ingediend met als doel dat de toezichthouder kan ingrijpen als blijkt dat prijzen onredelijk zijn. Die amendementen zijn inmiddels aangenomen. Prijzen zijn onredelijk als er geen kosten tegenover staan maar als er sprake is van windhandel. Wij zijn dan ook zeer verbaasd dat de minister ons een brief heeft gestuurd met de opmerking dat hij het probleem onderkent dat het nu eenvoudiger is om gratis winst binnen te halen. Daarbij heeft hij echter opgemerkt dat hij daaraan nu niets zal doen. Hij heeft aangegeven dat hij volgend jaar zal spreken met de andere Europese landen die dit systeem hebben ingevoerd. Dit probleem schijnt in Duitsland namelijk ook te bestaan. Het lijkt mij goed dat de minister met die landen over dit probleem van gedachten wisselt en dat wij in de volgende ronde de emissiehandel alsnog veilen. De minister kan nu echter al acteren, want wij hebben indertijd niet voor niets in de wet opgenomen dat de toezichthouder ten gunste van de consument onredelijke prijzen mag afromen. Ik had de indruk dat hij altijd de minister van de consumenten was in plaats van de minister van het grote bedrijfsleven. Ik geef hem een kans om het goed te maken door de DTe in beweging te brengen met als doel om te toetsen of deze prijzen te hoog zijn doordat daarin een gratis winstpercentage is verwerkt.

Artikel 95b ziet uiteraard toe op de leveranciersmarkt en op de -prijzen voor kleinverbruikers. Daarin staat niet dat de DTe de wholesalemarkt mag controleren. De Kamer heeft vaak debatten gevoerd en gezegd dat de wholesalemarkt ook concurrentie moet laten zien. Er mag geen sprake zijn van samenspanning en kartelvorming. Het is noodzakelijk dat er een liquide markt is. Ter verduidelijking merk ik op dat de DTe moet nagaan of die prijs van inkoop op de wholesalemarkt eerlijk tot stand is gekomen. Wij gaan natuurlijk geen verstoppertje spelen, zodat de grote geïntegreerde concerns kunnen zeggen dat zij veel geld binnenhalen op de wholesalemarkt en dat de DTe niet mag ingrijpen. Die dienst zou zich namelijk op een ander artikel en op een ander marktdeel baseren. Indertijd hebben wij de amendementen toegelicht en opgemerkt dat het ingrijpen in de consumentenmarkt er vanzelfsprekend op is gericht dat ook de inkoopprijzen redelijk moeten zijn. Als die niet redelijk zijn doordat er sprake is van een verstoorde, oligopolitische wholesalemarkt, moet de DTe dat ook meenemen in een eventuele korting op de energieprijs.

Heeft de DTe dit al eerder geconstateerd? Die emissiehandel loopt immers al vanaf 1 januari. Het is dus mogelijk dat een en ander al vanaf 1 juni 2005 in de prijzen is verwerkt. Als de DTe dat al heeft gesignaleerd, willen wij dat met terugwerkende kracht vanaf 1 juli jongstleden uit de prijs halen. Dan zullen de consumenten met terugwerkende kracht met een prijsverlaging te maken krijgen. Als de DTe dit heeft gewild, vraag ik mij af waarom dit niet is gebeurd. Heeft de minister daarover al met de DTe gediscussieerd? Ik kan mij niet voorstellen dat de minister hierover geen standpunt heeft, zoals twee weken geleden ten aanzien van de Opta. Ik neem aan dat ook hij staat voor uitvoering van de wet.

Hopelijk kan de minister deze vragen meteen beantwoorden en kunnen wij dit debat beëindigen in de wetenschap dat deze minister dit jaar in Nederland zal optreden.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Irrgang, die zijn maidenspeech zal houden.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Ten onrechte wordt marktwerking in ons land maar al te vaak als oplossing gezien voor maatschappelijke problemen. Er zijn vele voorbeelden: de Taxiwet, de kabel, het bus- en streekvervoer, de energiemarkt en straks ook de gezondheidszorg. De gevolgen hiervan zijn zeer kwalijk en mijn fractie heeft daar vanaf dit spreekgestoelte talloze malen op gewezen. Helaas leidt dit blinde geloof in de onzichtbare hand van de markt ook nog tot een tweede soort fouten. Op terreinen waar marktwerking wel kan werken, is de overheid veel te naïef in het maken van goede regels hiervoor.

Een klassiek voorbeeld waarin marktwerking wel iets kan betekenen, is een situatie waarin sprake is van zogenaamde externe kosten. De uitstoot van koolstofdioxide is daar een uitstekend voorbeeld van. CO2-uitstoot kost economisch gezien niets, maar maatschappelijk gezien heel veel. Als de overheid deze externe kosten in rekening brengt, leidt dat tot een maatschappelijk wenselijke uitkomst: minder CO2-uitstoot doordat er een prijs wordt gerekend voor het vergroten van het broeikaseffect. Dat is een mooi principe, maar helaas hebben wij het in ons land niet goed geregeld. In strijd met de adviezen van bijna alle deskundigen en overigens ook in strijd met de wensen van de SP-fractie besloot het kabinet om de CO2-rechten, in feite vervuilingsrechten, gratis weg te geven. Het is niet erg verbazingwekkend dat nu blijkt dat de energiebedrijven de marktprijs van deze vervuilingsrechten proberen door te berekenen aan burgers en bedrijven. Mijn collega Christa van Velzen stelde daar al op 4 augustus jongstleden schriftelijke vragen over. Uit de antwoorden op die vragen bleek dat het ECN daar onderzoek naar deed. Uit de uitkomsten van dat onderzoek bleek vorige week onomstotelijk dat de energiebedrijven de prijzen inderdaad verhoogd hebben voor vervuilingsrechten die zij gratis van het kabinet hebben gekregen. Huishoudens zijn hierdoor tientallen euro's extra kwijt aan energie, bovenop de € 300 die zij al extra kwijt waren door de hogere olieprijzen. Daar komt nog bij dat het gratis weggeven van vervuilingsrechten volgens het ECN de facto leidt tot het subsidiëren van vuile kolencentrales.

Dit kan toch niet helemaal de bedoeling zijn? Natuurlijk had dit allemaal voorkomen kunnen worden. De CO2-rechten hadden geveild moeten worden en de overheid had de opbrengst kunnen terugsluizen via een belastingverlaging. Ik begrijp dat een dergelijke wijziging van het systeem niet in één dag doorgevoerd kan worden, maar ik verzoek de minister in ieder geval om er bij de Europese Commissie op aan te dringen om het systeem na 2007 te wijzigen, zodat dan wel geveild kan worden.

Wat kunnen wij vandaag nog doen? Mijn fractie zou voorstander zijn van ingrijpen door de DTe, maar wie wordt hier beter van? Het makkelijke antwoord is: de energiebedrijven, die ten koste van de burgers 500 mln. extra opstrijken voor iets wat zij gratis van de overheid hebben gekregen. Maar van wie zijn de energiebedrijven? De overgrote meerderheid van de mensen is nog altijd aangesloten bij een energiebedrijf dat van ons allemaal is. De aandelen van deze bedrijven zijn in handen van gemeenten en provincies. Deze aandeelhouders strijken een onrechtmatige winst op van bijna 500 mln. Ik vraag de minister dan ook of hij mogelijkheden ziet om deze onrechtmatige winsten terug te geven aan de burgers. Is er al iets bekend over een hogere winstafdracht aan gemeenten en provincies als gevolg van het cadeautje van de minister? Vallen deze inkomsten buiten de reguliere begrotingen van lokale overheden? Tot slot: is de minister bereid om bij de lokale overheden aan te dringen op het via een verlaging van de lokale lasten teruggeven van deze onrechtmatige winsten aan de burger?

De voorzitter:

Ik feliciteer u van harte met uw maidenspeech, zo snel na uw beëdiging van vorige week. Ik schors de vergadering heel even voor felicitaties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Hessels (CDA):

Ik begin met de heer Irrgang geluk te wensen met zijn maidenspeech. Het is altijd mooi als je als lid van de SP-fractie kunt beginnen met een debat over marktwerking en prijzen voor consumenten.

Voorzitter. De CDA-fractie sluit zich graag aan bij de strekking van het verhaal van de heer Irrgang. Wij hebben het vandaag over de doorberekening van de CO2-emissierechten in de energieprijzen. Ik kijk allereerst even naar het systeem van de emissierechten. Het idee is dat je betaalt voor vervuiling. Door een bepaald quotum vast te stellen voor een energiebedrijf kun je zien of het bedrijf meer of minder CO2 uitstoot. Als het bedrijf meer uitstoot, moet het geld betalen om die rechten te kopen. Deze extra kosten worden dan doorberekend in de prijs voor consumenten en afnemers en er ontstaat marktwerking. Het is een goede manier om milieukosten te internaliseren in de prijs. Bedrijven worden milieubewust; burgers worden milieubewust. De doorrekening van emissierechten in energieprijzen is dus een natuurlijke gang van zaken, die strookt met het systeem van de emissiehandel dat door de CDA-fractie wordt gesteund. De energiebedrijven hebben deze emissierechten gratis gekregen van de minister van Economische Zaken. Zij hebben dus letterlijk voor niets een grote hoeveelheid vermogensrechten ontvangen.

Energiebedrijven stellen zich te vaak op als winstgedreven commerciële organisaties. In de ogen van mijn fractie zijn het echter nog steeds nutsbedrijven in publieke handen en wat ons betreft moet het ook zo blijven. Dit is weer een voorbeeld van waar commercialisering en privatisering van publieke bedrijven toe kan leiden. Dat is niet goed. De aandeelhouders en de commissarissen in energiebedrijven moeten veel duidelijker positie kiezen voor het maatschappelijke belang. De CDA-fractie heeft grote bedenkingen bij de keuze voor winstmaximalisatie over de ruggen van de burgers.

De heer Crone (PvdA):

Ik deel die opvatting. De helft van ons productiepark is in handen van particuliere ondernemingen, Eon en Electrabel. Zij vallen dus niet onder die titel, want zij zijn al geprivatiseerd. Wilt u die twee nationaliseren? Wilt u de productiebedrijven die wij nog hebben nooit privatiseren?

De heer Hessels (CDA):

Dat klopt, maar de rekeningen worden verstuurd door bedrijven die nog steeds voor honderd procent in publiekshanden zijn en niet door de bedrijven die wij, misschien wel door een foutje in het verleden, hebben geprivatiseerd.

De heer Crone (PvdA):

U geeft geen antwoord op de vraag. Moeten wij de productiebedrijven dan alsnog privatiseren of mag dat nooit gebeuren?

De heer Hessels (CDA):

Het antwoord op die vraag is nee.

De heer Crone (PvdA):

Als je Eon en Electrabel weer onder overheidscontrole wilt brengen, moet je ze nationaliseren. U kunt ook zeggen dat het niet meer kan. Het mag misschien niet eens van Europa. Wilt u de andere productiebedrijven die nu in handen van gemeenten en provincies zijn ook privatiseren?

De heer Hessels (CDA):

Wij zijn zeer terughoudend met privatisering. Ik heb in veel debatten gezegd dat wij pas op de plaats moeten maken. Misschien kunnen wij er over een aantal jaren verder over praten, maar nu nog niet. Wij zijn al veel te ver gegaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Uw betonnen teksten waren tot in de kleinste ruimtes van dit gebouw te horen, maar u bent daar snel van teruggekomen. Ik constateer dat u nu spijt hebt als haren op uw hoofd van de liberalisering van de energiesector en de CDA-steun daaraan. Is dat juist?

De heer Hessels (CDA):

De liberalisering van de energiesector heeft wat de prijsvorming betreft in sommige gevallen een positief effect gehad. Indertijd was het de inzet van iedereen om een betere concurrentie te krijgen. Er moesten meer bedrijven komen die daarin zouden participeren. Ik moet zeggen dat dit tot nu toe niet positief heeft uitgepakt. Liberalisering is één, maar er zijn plannen om nog veel verder te gaan: liberalisering-plus, splitsing, waar de heer Vendrik voor is, en uiteindelijk een verdere vorm van privatisering. Nee, er moet pas op de plaats gemaakt worden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Volgens mij is de liberalisering van de energiemarkt afgerond. Er is geen liberalisering-plus, de vraag is alleen of de oude nutsbedrijven gesplitst worden. De heer Hessels weet dat die bedrijven bij het leveren van gas en elektriciteit concurreren met nieuwkomers. Het CDA was voor een geliberaliseerde markt met alle gevolgen van dien! Heeft hij daar spijt van of vindt hij dat er nog meer marktwerking moet komen?

De heer Hessels (CDA):

Dat laatste kan ik beamen, want de liberalisering heeft naar mijn mening niet geleid tot voldoende marktwerking. Het huidige systeem levert onbedoelde prijseffecten op. Daarom ook hebben de heer Crone en ik vorig jaar een amendement ingediend om artikel 95 van de Elektriciteitswet te wijzigen met de bedoeling om in te kunnen grijpen als dit soort effecten zouden optreden. Het is heel goed om dat te regelen, maar het is nog veel beter om het goed te contoleren.

Voorzitter. De energieprijzen zijn op dit moment erg hoog. Waarom heeft de minister niet met de energiebedrijven de afspraak gemaakt dat de gratis toegekende CO2-rechten niet mogen worden doorberekend in de energieprijzen? Volgens het ECN zijn op geld waardeerbare emissierechten voor 30% tot 70% doorberekend in de prijzen die zakelijke en particuliere afnemers moeten betalen. Het zijn windfall profits: oneigenlijke winsten die niet gebaseerd zijn op economische activiteiten die op een geliberaliseerde markt zouden moeten zijn verricht. Het ministerie van EZ heeft er kennelijk geen bezwaar tegen dat elektriciteitsproducenten de CO2 -prijs volledig doorberekenen in de elektriciteitsprijzen, als zij het maar niet voor meer dan 100% doen. Dat is de wereld op zijn kop. Want wie betaalt nu eigenlijk de rekening? Dat is de consument! Hij betaalt letterlijk voor wind, voor niets. Doordat de energiebedrijven de emissierechten een-op-een mogen doorberekenen, dreigen inflatie en koopkrachtvermindering te ontstaan. In feite zou het achterblijven van actie door de minister kunnen worden bestempeld als een staatssubsidie. Hij geeft namelijk gratis kapitaal weg zonder tegenprestatie.

De Electriciteitswet kent een artikel 95B en ik vraag de minister om DTe de aanwijzing te geven, de doorberekening van de energiebedrijven te verdisconteren in de leveringstarieven. Het kan niet de bedoeling zijn dat burgers betalen omdat het ministerie geen goede afspraken heeft gemaakt bij de verdeling van de emissierechten. De minister kan DTe een generieke aanwijzing geven om de windfall profits te verrekenen met de tarieven. Artikel 95B heeft het over "redelijke tarieven". Dat kan door de minister worden afgedwongen en ik ben heel benieuwd naar zijn antwoord. Zo nodig zal de Kamer daarover een uitspraak moeten doen.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Wij hebben het verzoek van de PvdA-fractie om dit debat te houden van harte ondersteund, want het is natuurlijk raar dat kosten die je niet maakt wel worden doorbelast aan de consument. Twee weken geleden hebben wij er al heel kort over gesproken en toen zei de minister dat dit effect vanzelf wel weer verdwijnt. Dat bleef een beetje hangen, dus is het goed dat wij het vandaag wat uitdiepen. De vraag is of het inderdaad wordt doorbelast, waarom dat gebeurt en wat wij eraan kunnen doen. Op lange termijn speelt natuurlijk de vraag of wij bij de tweede periode moeten veilen in plaats van gratis alloceren. Het lijkt mij niet mogelijk om nog voor de huidige periode het systeem te veranderen.

ECN heeft berekend dat de kosten voor 40% tot 70% worden doorbelast. Dat is echter gebaseerd op berekeningen en de vraag aan de minister is nu of dit ook feitelijk het geval is. Blijkt dit ook uit de boeken? Ergens moet je het kunnen aantonen. De energiebedrijven ontkennen in alle toonaarden dat zij dit doen. Wat is nu waar? Ik voeg daar onmiddellijk aan toe dat ik wel vermoed dat dit waar is. Er zit alleen al een grote correlatie tussen wisselingen in stroomprijs en CO2-rechten. Die lopen dus aardig synchroon, maar zijn er in de praktijk windfall profits die aantoonbaar te herleiden zijn naar CO2-rechten?

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Natuurlijk schrijven de bedrijven ons nu brieven waarin zij stellen dat zij dat ons niet doorberekenen. Maar in de zomer zeiden er een aantal dat zij dat natuurlijk zouden doorberekenen, omdat het opportunity costs betreft. Toen dachten ze er dus was luchthartiger over. Ik steun daarom de vraag over hoe de minister hierover denkt.

Gisteren nog vroeg een aantal bedrijven in een artikel over grootgebruikers in Het Financieele Dagblad zich af: waarom zouden wij een kostprijs plus een kleine winst aan bedrijven vragen als wij in de markt meer kunnen krijgen? Zo gaan bedrijven hier natuurlijk mee om in een oligopolistische markt: ze vragen meer dan hun kostprijs als ze dat kunnen krijgen en hun concurrenten doen dat ook. De heer De Krom is toch niet zo naïef dat hij een sommetje moet zien? Zo werkt de markt nu eenmaal. Ik hoef niet eens de naam te noemen van het bedrijf waar hijzelf vandaan komt. Maar daarom was de benzineprijs ook altijd zo hoog.

De heer De Krom (VVD):

Ik ben het niet oneens met wat u zegt. De kern van de vraag is: is er op die markt volkomen concurrentie? Ik vraag de minister hoe hij daartegenaan kijkt, maar mijn gevoel is dat die markt nog niet af is. Ik geloof dat we het daarover eens zijn. Maar toezichthouder DTe, die dit had moeten controleren, moet in de boeken een verband vinden tussen kosten die niet worden gemaakt en prijzen die zijn verhoogd. Ik daag eenieder uit om zoiets aan te tonen. Een toezichthouder kan niet zomaar op basis van een correlatie in een grafiek in de prijzen ingrijpen. Wat de DTe doet, moet op basis van de boeken en accounting verantwoord zijn.

De heer Crone (PvdA):

Het moderne economische toezicht behelst niet dat juridisch moet worden aangetoond dat ergens in een donker achterkamertje kartelafspraken zijn gemaakt, maar dat uit een economische analyse wordt afgeleid dat de prijs hoger is dan hij had moeten zijn. Inderdaad is dat econometrisch onderzoek, maar dat kan heel goed hard zijn als er meer blijkt te worden binnengehaald dan een kostprijs-plus. Dat is juist het goede van gezamenlijk economisch en juridisch toezicht.

De heer De Krom (VVD):

Prijzen fluctueren natuurlijk op basis van allerlei omstandigheden; gasprijzen en olieprijzen zijn al genoemd, talloze andere factoren zijn van invloed. Nogmaals, je moet kunnen aantonen dat die doorberekening inderdaad plaatsvindt. Mijn vraag aan de minister is of hij verwacht dat die relatie wordt gevonden als hij de toezichthouder om onderzoek daarnaar vraagt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ken de heer De Krom als een liberaal van de goede soort; in het hele splitsingsdossier blijkt hij keer op keer een pesthekel te hebben aan die energiebedrijven die niet doen wat hij wil en dat is heel goed. Nu is zijn toon echter even anders en dat stelt me een beetje teleur. We gaan de berekeningen van ECN ter discussie stellen: kloppen die wel? Nou, die ECN is niet over één nacht ijs gegaan. Waarom heeft hij zoveel twijfels over dat rapport, terwijl de uitkomsten alarmerend zijn?

Mijn tweede vraag. Destijds in de debatten met deze minister over de opzet van de CO2-emissiehandel heeft compleet links gepleit voor het veilen van het gehele volume emissierechten. Dat is niet gebeurd. Heeft de heer De Krom daar nu niet een beetje spijt van? Hij was toen ook niet te porren voor het veilen van emissierechten, de VVD was toen voorstander van het gratis weggeven daarvan. Zie wat voor ellende ervan komt!

De heer De Krom (VVD):

Als antwoord op de laatste vraag: nee, daar hebben we geen spijt van. We zijn niet voor niets een periode van twee jaar ingegaan om te bezien hoe het systeem zou werken. Ik herinner u aan een aantal belangrijke argumenten om dat niet te doen. Zo kunnen we dat in Europa niet alleen beslissen, dat is in Europa afgesproken. Het belangrijkste argument is dat je één ding zeker weet als je gaat veilen: alle kosten worden sowieso doorbelast in de prijs. De prijs gaat dus omhoog. Twee weken geleden hadden we een spoeddebat over de gevolgen van de elektriciteitsprijzen voor de energie-intensieve industrie. Stel dat we gaan veilen. Als alle bedrijven die op de wereldmarkt concurreren, in Europa te maken krijgen met heel hoge kosten en bedrijven in andere landen hebben die niet, dan verzeker ik u dat het misgaat met die energie-intensieve bedrijven in Nederland. Je zult daar toch oplossingen voor moeten vinden, voordat je overgaat tot zo'n systeem.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik constateer dat met het gratis weggeven van die emissierechten de prijzen ook door het dak zijn gevlogen. Wat dat betreft, gaat het argument niet op van het internationale concurrentienadeel dat mogelijk optreedt als bedrijven niet uit hun stoel komen. Dat is nog altijd de veronderstelling, maar het zal eerst nog maar moeten blijken. Dat argument gaat dus niet op. De prijzen zijn nu ook hoog. Waar gaat dat geld naartoe? Het verdwijnt in de zakken van de energiedistributeurs en de producenten. Dat kan toch nooit de bedoeling zijn van de heer De Krom?

De heer De Krom (VVD):

Als de heer Vendrik had geluisterd, had hij gehoord dat ik mijn betoog begon met de uitspraak dat het natuurlijk raar is en dat het nooit de bedoeling was. Laten wij daar helder over zijn. Het is natuurlijk raar dat je iets wat je gratis krijgt, doorberekent in de prijs.

De voorzitter:

Het is de heer Vendrik duidelijk, u hoeft het niet te herhalen.

De heer De Krom (VVD):

Ik kan de teleurstelling van de heer Vendrik direct wegnemen.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Wat is nu de positie van de VVD-fractie inzake de windfall profits? Zegt de heer De Krom met ons: een onafhankelijk instituut heeft vastgesteld dat er een behoorlijk percentage wordt doorberekend in de prijs en wij als VVD-fractie vinden dat schandalig en gaan dat dus aanpakken? Of zegt de heer De Krom: als je als energiebedrijf in staat bent om dat voldoende te verdoezelen, dan moeten wij daar maar genoegen mee nemen en dan doen wij daar verder niets aan?

De heer De Krom (VVD):

Laat ik heel duidelijk zijn. Het is raar, het is nooit de bedoeling geweest en als het gebeurt, is dat onterecht. Ik voeg er echter wel aan toe dat je het moet kunnen aantonen. Dat is wat ik toevoeg. Mijn vraag aan de minister is of de DTe dat heeft onderzocht. Dat is immers de toezichthouder. Is die relatie feitelijk aantoonbaar?

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Wij hebben een onafhankelijk instituut dat dit heeft uitgerekend en aangetoond. De heer De Krom maakt ook vaak gebruik van de berekeningen van het ECN. De heer Crone heeft daarnet ware dingen gezegd over een moderne manier van economisch en juridisch toezicht. Als dat toch is aangetoond, waarom is de heer De Krom dan niet zo flink en zegt met ons: minister, wij zien dit, wij willen dit niet en wij willen dit aangrijpen?

De heer De Krom (VVD):

Wij hebben een toezichthouder ingesteld. Sterke markt, sterke overheid, zoals de minister zelf altijd betoogt. Een sterke toezichthouder hebben wij ook. Als de toezichthouder in staat is om die relatie te leggen en aantoonbaar te maken, dan vinden wij dat onterecht en dan zouden die windfall profits niet moeten voorkomen. Helderder kan ik niet zijn.

Voorzitter. Dat laat onverlet dat de VVD-fractie accepteert dat werkelijk gemaakte kosten worden doorberekend, dus ook die van CO2. In hoeverre dit mogelijk is, wordt bepaald door twee factoren. De heer Crone refereerde er al aan. Een is de wijze waarop de markt is georganiseerd. Werkt de markt voldoende in concurrentie? Dat bepaalt in hoeverre producenten hun kosten kunnen doorberekenen. Twee is de vraag of de prijselasticiteit hoog genoeg is. Reageren consumenten genoeg op prikkels? Dat lijkt ook niet het geval te zijn, want tot een significante afname van de vraag naar energie heeft het hele systeem vooralsnog niet geleid.

De heer Hessels vroeg net of het terecht is, als het waar is. Met de voorzitter van de Raad voor de Jaarverslaglegging vindt de VVD-fractie ten principale dat het onjuist is. Ik kan ook geen boekhoudkundige regels bedenken die doorbelasting rechtvaardigen. Wat zijn hier nu eigenlijk de boekhoudkundige regels? Voorzover ik het weet, heeft de Europese Commissie die regels nog niet vastgesteld. Misschien kan de minister hier op ingaan.

De conclusie van de VVD-fractie voor de korte termijn is dat het niet terecht is als die kosten inderdaad aantoonbaar worden doorbelast. Hoewel het gaat om een opportunity cost – de heer Crone sprak daar terecht over – vinden wij het als het gebeurt nog steeds in strijd met het doel en de geest van het systeem van emissiehandel. Ook boekhoudkundig lijkt het mij niet te verantwoorden. Tegelijkertijd denk ik dat het waarschijnlijk moeilijk is om de effecten op de prijs objectief vast te stellen. Rechten worden gekocht en verkocht. Prijzen in de markt schommelen door een veelheid aan factoren. De vraag is of de toezichthouder hiernaar gaat kijken en of wij daar rapport over krijgen.

Voor wat betreft veiling of allocatie is op de lange termijn de vraag of wij naar een systeem van veiling toe moeten. Laat ik helder zijn. Het is wel het meest zuivere systeem. Het voorkomt windfall profits, het leidt tot een echte internalisering van kosten en tot gelijke behandeling van bestaande en nieuwe bedrijven. De hogere prijzen waartoe het onvermijdelijk leidt, zijn met publieke middelen te compenseren. De keuze is aan Europa. Als Europa hiervoor gaat kiezen, zonder dat andere landen in de wereld meedoen, wordt de positie en aantrekkelijkheid van Europa als vestigingsplaats voor industrieën die op de wereldmarkt concurreren, om te beginnen de energie-intensieve industrie, nog slechter en dat is voor ons onacceptabel. Mochten wij besluiten om tot zo'n systematiek over te gaan, moet daar in elk geval een oplossing voor worden gevonden. De commissie-Vogtländer heeft daarover indertijd voorstellen gedaan. Ik zou het op prijs stellen als de minister zijn visie gaf op dit dilemma.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Europa is niets zonder nationale lidstaten en nationale lidstaten zijn niets zonder deze minister. Als wij vinden dat er in Europa wat moet gebeuren, moeten wij deze minister aanspreken. Ik zal daar straks in mijn termijn ook nog iets over zeggen. De heer De Krom begint over het ter discussie stellen van het huidige systeem in Europa. Vindt hij dan ook dat deze minister met gezwinde spoed naar Brussel moet afreizen om dit probleem daar te agenderen met zijn collega's en met de verantwoordelijke Europese commissaris om zo snel mogelijk aanpassing van het huidige systeem te bepleiten?

De heer De Krom (VVD):

Nee, dat vind ik niet. Ik vind dat de minister dat volgend jaar moet doen. Het systeem werkt pas negen maanden. Dat is veel te kort. Volgend jaar rond deze tijd moet de minister dat doen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Over een jaar moet deze minister dus met gezwinde spoed die kant op? Dan moet het wel?

De heer De Krom (VVD):

Dan hebben wij een veel beter inzicht in de effecten op de langere termijn. Wij hebben dan de gelegenheid om het systeem te evalueren en de effecten in kaart te brengen van wijziging van het systeem. Dat wil ik ook graag zien.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Vanaf het begin is de emissiehandel met vele mitsen en maren omgeven. De heer Crone verwees daar ook al naar. Wij kennen de keuzes die destijds zijn gemaakt. Wij wisten ook dat dit systeem tot hogere energieprijzen zou kunnen leiden. De fractie van de ChristenUnie heeft nu grote moeite met het ontstaan van de zogenaamde windfall profits – het schijnt dat daar geen goed Nederlands woord voor is – dus de extra winsten zonder extra kosten die energiebedrijven kunnen incasseren. Dit levert extra kosten op voor de energiegebruikers die vanwege de hoge olieprijzen al zo zwaar in de portemonnee worden getroffen. Dat is voor mijn fractie niet acceptabel. De vraag wat wij hier aan gaan doen is zeer gerechtvaardigd. Wij hebben de brief van de minister gelezen. In tegenstelling tot de heer Crone, kan ik daar niet uit afleiden dat hij helemaal niets doet en dat hij op zijn handen zit. Hij schrijft in zijn brief bijvoorbeeld over actief zoeken naar oplossingen. Bij actief zoeken is het wel van belang dat wij weten welke wegen wij gaan inslaan en waar wij uiteindelijk naartoe willen.

Ik heb enkele vragen aan de minister. De heer De Krom was vrij uitgesproken over de vraag of wij nu tussentijds kunnen ingrijpen. Is dat absoluut onmogelijk? Als dat het geval is, moet toch alles erop gericht zijn om er voor de periode 2008-2012 wel iets aan te doen. Veiling is daarbij een heel zuivere methode. Is de inzet van de minister om voor die periode in elk geval een goede en acceptabele regeling te treffen? Wat beoogt hij met zijn vraag aan de DTe om de effecten van emissiehandel te monitoren? Dat klinkt erg als het op de lange termijn schuiven. De effecten zijn in zekere zin al bekend. In het ECN-rapport is aangetoond dat het systeem tot stijgingen heeft geleid. Wij nemen dat rapport heel erg serieus. Wat bedoelt de minister met zijn vraag aan DTe om de effecten te monitoren? Betekent dit dat hij nu weer heel veel tijd wil gaan nemen of wil hij kijken, eventueel met DTe, of er mogelijkheden zijn om nu al in te grijpen?

Wij missen in de brief een reactie op een belangrijke conclusie uit de studie van het ECN, namelijk dat het huidige systeem vanuit het duurzaamheidsperspectief averechts werkt. Voor een kolencentrale worden wel emissierechten toegewezen, maar voor een windturbine niet. Doordat de rechten gratis worden verkregen en vervolgens een prijs in de markt krijgen, zoals wij dat nu zien gebeuren, is het aantrekkelijker om vervuilende centrales te bouwen. Ziet de minister dit gevaar en, zo ja, wat wil haar eraan doen? Dit kan immers niet de bedoeling zijn. Ik zie hoor graag actie en reactie van de minister.

De heer De Krom (VVD):

Ik begrijp dat de heer Slob voorstander is van het toekennen van CO2-emissierechten aan bijvoorbeeld windparken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Wij hebben een rapport ontvangen van het ECN waarin staat welke risico's er zijn en waarin conclusies worden getrokken. In zijn brief reageert de minister op geen enkele wijze op de conclusies van de studie van het ECN. Er wordt verwezen naar een bepaald risico dat ontstaat. Het gaat daarbij vooral om het gratis ontvangen van de rechten en het doorberekenen. Het is heel goed dat de minister daar de vinger op legt en dat hij erop reageert vanuit het duurzaamheidsperspectief. Naar mijn mening is dat een heel reële vraag. Ik had eigenlijk verwacht dat de heer De Krom hem zou hebben gesteld.

De heer De Krom (VVD):

Als de heer Slob vindt dat dit zou moeten, vindt hij dan ook dat het ook moet gelden voor kerncentrales?

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer De Krom moet geen karikatuur maken van de conclusie in het ECN-rapport. Die heeft hij toch zeker ook wel gelezen?

De heer De Krom (VVD):

Mijn vraag is wat de heer Slob ervan vindt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het ECN geeft aan wat de mogelijkheden kunnen zijn van het huidige systeem en hoe dit eventueel zou kunnen uitwerken.

De heer De Krom (VVD):

De heer Slob pakt er een voorbeeld uit. De voorbeelden zijn volstrekt gelijkwaardig. De situatie ten aanzien van windmolens kennen wij allemaal. De CO2-uitstoot is laag. Ik neem het voorbeeld van de kernenergie. Daarbij is de CO2-uitstoot 0. Naar aanleiding van het betoog van de heer Slob lijkt het mij een terechte vraag hoe hij dan tegenover kernenergie staat.

De heer Slob (ChristenUnie):

Nu begint de heer De Krom weer opnieuw. Het ECN wijst in zijn rapport op bepaalde ontwikkelingen. Ik vraag de minister daarop te reageren vanuit het duurzaamheidsperspectief. Ik heb er weinig behoefte aan om mijn vraag nog te gaan uitbreiden met allerlei andere voorbeelden.

De voorzitter:

De heer Bakker heeft zich voor dit debat moeten verontschuldigen, zodat het woord thans is aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. GroenLinks is er zelfs voorstander van dat de VVD uitstootrechten kan krijgen, want wat daar af en toe naar buiten komt... De heer De Krom luistert helaas niet. Dat is dan voor het eerst.

De voorzitter:

De heer De Krom merkte op dat uw opmerking buiten de orde van deze vergadering was.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is correct.

Het probleem is twee jaar geleden begonnen. Het Europees Parlement stelde voor dat alle CO2-uitstootrechten die in Europa landsgewijs worden toebedeeld aan diverse sectoren, industrieën en energiebedrijven, zouden moeten worden geveild. GroenLinks was het daarmee hartgrondig eens. Onze partijgenoten in het Europees Parlement hebben als een leeuw gevochten om het zo ver te krijgen. Zo niet de Raad van ministers. De ministers van alle aangesloten lidstaten, waaronder onze minister Brinkhorst, pleitten diametraal ten opzichte van het Europees Parlement voor het gratis uitdelen van de CO2-uitstootrechten, met name op grond van de internationale concurrentieposities van de grootverbruikers. De heer De Krom heeft daarover zojuist met zeer warme woorden gesproken.

Uiteindelijk is een waterig compromis uit de bus gekomen. Op termijn zal het mogelijk zijn om een klein deel van de uitstootrechten te veilen en daarbij daadwerkelijk kosten in rekening te brengen. Per saldo is dit compromis natuurlijk onwerkbaar. Daarvan merken wij vandaag de gevolgen. Het was de verkeerde keuze, met het verkeerde argument, en het is verkeerd opgezet. Het effect is, dat de vervuiler in dit land – maar niet alleen in Nederland, ook die over de grens – verdient, in plaats dat hij betaalt. Dit is de absurde uitkomst van wat een heel mooi systeem had kunnen zijn: de CO2-emissiehandel.

Energiebedrijven zijn ook niet gek. Zij zitten in een markt en pakken dus wat zij pakken kunnen. Dat is wat dit kabinet en de vorige kabinetten keer op keer van hen gevraagd hebben. Zij hebben de CO2-rechten voor een mooie prijs op de balans staan. Dat betekent dat zij die rechten ook doorberekenen in de prijs die de klant moet betalen. De markt werkt niet al te goed. Op deze manier denken de energiebedrijven nog even een extra windfall profit binnen te kunnen halen. Wij zijn voor windenergie, maar deze windhandel gaat ons mijlen te ver. Waar ligt de verantwoordelijkheid voor wat zich hier afspeelt? Bij de Raad van ministers. Bij deze minister van Economische Zaken. Ik ben benieuwd naar zijn reactie.

In het ontstaan van het probleem schuilt vaak al het vinden van de oplossing. Ik heb de brief die wij gisteren van de minister hebben ontvangen, gelezen. Wat betreft de waardering, de taxatie en de analyse is het eigenlijk een uitstekende brief. Eindelijk heeft deze minister dus geleerd van de situatie die is ontstaan. Veilen is inderdaad dé oplossing. Dat staat er nog niet helemaal, maar tussen de regels door kun je lezen dat het wel had gemoeten gebeuren. Wat gaat er dan nu gebeuren? Eigenlijk niks! De minister wacht nog eens een maand of zes, acht, negen, een jaar. Dan zitten we dus alweer ergens in 2007 voordat de Raad van ministers misschien toe is aan de eerste conclusies, want het moet eerst nog worden geëvalueerd.

Het lijkt de kinderopvang wel! De hele wereld ziet dat het in dit land fout gaat, maar het kabinet wacht de evaluatie in het jaar 2006 af. Dit kabinet komt dan dus niet meer toe aan een besluit. Er zit een kabinetsformatie tussen. Vervolgens zijn wij drie jaar verder. En dat alleen maar omdat er op dit moment wordt geweigerd om in te grijpen. Dat scenario vrezen wij ook op het terrein van de CO2-uitstootrechten. Het is prima om te proberen of via nadere monitors en nader onderzoek de prijzen hier te drukken of hoe, als men eenmaal kiest voor marktwerking, de concurrentie tussen energieaanbieders kan worden bevorderd, maar het belangrijkste probleem wordt niet weggenomen. Dat is de opzet en uitgifte van CO2-emissies tot op heden.

Ik verzoek de minister om morgen naar Brussel te gaan en dit probleem aan de orde te stellen. Hij moet daar zijn topprioriteit van maken. Hij moet op de agenda zetten dat de Nederlandse regering per 1 januari 2006 een ander systeem wil, waarin een substantieel groter deel, wat ons betreft 100%, van de CO2-emissierechten wordt geveild. Dan worden de kosten werkelijk doorberekend. Dan wordt de vervuiler niet betaald, maar betaalt hij. Dan heeft het systeem zin. Zo kan het niet verder. Ik verzoek de minister het probleem daar te parkeren waar het opgelost moet worden. Alle acties op nationaal niveau ten spijt dreigt het volgend jaar weer een herhaling. Ergens in 2007 kunnen wij dan misschien een klein deeltje veilen, 5%. Dat schiet allemaal niet op. Het systeem werkt niet en gaat de verkeerde kant op, hier en in het buitenland. Aanpakken dus, daar waar het probleem ontstaat! En dat is in de Raad van ministers.

De heer Hessels bracht mij op een idee. Hij sprak terecht over een vermoeden van staatssteun. Waarom zou de voltallige Tweede Kamer niet eens de telefoon pakken en bellen met Neelie Kroes? Als wij mevrouw Kroes uitnodigen, doet zij haar werk tenminste ook een keer fatsoenlijk. Zij zou de minister eens moeten aanpakken, met al die andere ministers van Energie/Economische Zaken die twee jaar geleden op een verkeerde wijze hebben gekozen. Het systeem ontspoort en de energiebedrijven gaan met de buit lopen.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb met net zo veel kracht van argumenten, maar met iets minder omhaal van woorden, gepleit voor de veiling van de emissierechten. Ik heb verwezen naar de motie-Samsom, die helaas niet is aangenomen. De vraag is echter of wij per 1 januari 2006 de juridische positie kunnen innemen om alsnog te veilen. Er zijn natuurlijk juridische en wettelijke voorzieningen getroffen. Ik steun echter de heer Vendrik en ook de minister, als zij het willen proberen. Ik grijp echter liever nationale instrumenten aan, zoals artikel 95b, waardoor de DTe de bevoegdheid heeft om in te grijpen als er onredelijke prijsstijgingen zijn. Ik hoop dat de heer Vendrik dat tweede spoor ook wil berijden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik ben bereid op alle sporen te rijden, als het probleem maar wordt opgelost. Ik vind het mijn taak, in dit debat, met deze minister, de vinger bij het ontstaan van het probleem te leggen. Dat komt volgens mij door het besluit van de Raad van ministers van 2 jaar geleden om alle CO2-rechten zo maar gratis weg te geven. Zo lopen de energiebedrijven zo maar binnen. Dat konden wij toen al voorzien. Er is willens en wetens voor gekozen, vanuit een verkeerde argumentatie.

Per saldo is het effect voor energie-intensieve bedrijven als zij even pech hebben nul, want de prijzen gaan toch omhoog. Het geld komt elders terecht. Het is voor de positie van de overheidskas dom, dom, dom, dom. Wij komen aan alle kanten geld tekort, ook voor het stimuleren van duurzame energie. Er zou een prachtige inkomstenbron zijn ontstaan om duurzame energie te bevorderen. Die kans hebben wij ook al laten lopen. Het geld blijft bij de energiebedrijven zitten. Laten wij om te beginnen het probleem agenderen waar het twee jaar geleden is ontstaan, in de Raad van ministers.

De heer Hessels (CDA):

De heer Vendrik haalt aan wat ik zei over staatssteun. Het geeft een warm gevoel als wij het eens met elkaar eens zijn. Is de heer Vendrik het met mij eens, dat er slechts sprake kan zijn van staatssteun als de minister toestaat dat de energiebedrijven gebruikmaken van de gratis rechten door ze te verkopen? Als zij ze te gelde maken, kan er sprake zijn van staatssteun. Als zij de rechten accepteren als een gift om niet om de status quo te handhaven, is dat in mijn opinie geen kwestie van staatssteun.

Daarom heb ik de minister gevraagd of hij gaat ingrijpen als zij van zijn goede gift gebruik gaan maken op een manier die nooit de bedoeling is geweest.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Naar mijn indruk is hier inderdaad sprake van staatssteun. Willens en wetens is indertijd in het besluit van de raad verdisconteerd dat je met het gratis weggeven van rechten die bedrijven een bak overheidsgeld toeschuift. Ik vind het ook te gemakkelijk om ons in dit debat alleen maar te verhouden tot de energiebedrijven, alsof het daar fout is gegaan. Eerlijk is eerlijk, niemand heeft tegen de energiebedrijven gezegd dat ze die emissierechten gratis krijgen en dat ze die ook gratis moeten weggeven. De bedoeling was dat er handel in zou ontstaan. In de handel, voor de marginale certificaten, ontstaat een prijs. Die verschijnt vervolgens op de balans. Een energiebedrijf rekent dan toch door. Dat is ook wat wij van die bedrijven willen, dat zij commercieel denken. Dan moet je ook niet gek staan te kijken als ze dat doen. Ik ben totaal geen fan van de Nuons van deze wereld, maar ik vind het niet vreemd. Het is een systeemfout. In die systeemfout zit besloten dat de energiebedrijven gaan wandelen met staatssteun. Dat is impliciet en misschien zelfs een beetje expliciet, hoewel het zo niet over tafel zal zijn gegaan, besloten in de raad van ministers. Besloten is om de kosten die zijn verbonden aan het verkrijgen van de CO2-emissierechten, gewoon bij de bedrijven te laten zitten. Ik noem dat staatssteun. Het lijkt mij interessant voor mevrouw Kroes om hier eens naar te kijken. Dan heeft zij echt iets goeds te doen. Het behoort gecorrigeerd te worden en wel snel.

De heer Van den Brink (LPF):

Mijnheer de voorzitter. De LPF denkt dat eindeloze liberalisering leidt tot een dictatuur van de macht. Als je dat niet goed controleert, gaat het fout en geef je binnen de kortste keren de controleur zoveel macht dat het bijna ook een dictatuur wordt.

Er zijn emissierechten weggegeven. Je kunt dan gewoon zeggen dat het onfatsoenlijk is wanneer ze in de prijs worden doorberekend. Dat is altijd onfatsoenlijk, maar vooral onfatsoenlijk als de energieprijzen tot grote hoogte stijgen en velen in ons land hierdoor amper de eindjes aan elkaar kunnen knopen. Dat is de kern. De discussie hoe wij later met die emissierechten moeten omgaan is vanmiddag niet aan de orde.

Ik heb de volgende vragen aan de minister. Is hij het ermee eens dat de bedrijven de kosten van de emissierechten hebben doorberekend aan de consument? Zo ja, wat gaat hij daaraan doen? Stel dat hij er niets aan doet, is hij het dan met mij eens dat hij een cadeautjes gevende minister is voor een aantal grote bedrijven en dat hij de gewone consument in Nederland in de kou laat staan?

Ik ken deze minister uit een vorig leven. Hij ging er altijd prat op dat hij kordaat durfde op te treden. Hij ging daar prat op. Hij sloeg zich op de borst dat hij altijd kordaat durfde op te treden. Wat is er nu, wat dit betreft, van deze minister over? Eigenlijk, gezien die brief, is hij niet veel meer dan een intermediair.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik heel goed de sentimenten in uw Kamer begrijp rond de ongewenste neveneffecten van de handel in CO2-emissierechten. Het feit dat wij op dit ogenblik te maken hebben in Europa met hoge olieprijzen, die door andere situaties zijn ontstaan dan door die van de emissierechten, gecombineerd met windfall profits voor producenten, levert veel ontvlambaar materiaal op. Ik ben dit met uw Kamer eens. Het betreft hier overigens, zo zeg ik in de richting van de heer Vendrik, het rechtstreekse uitvloeisel van het feit dat niet de Energieraad maar de Milieuraad destijds verantwoordelijk was voor de doorvertaling van het Kyotoprotocol. Het is buitengewoon belangrijk dat u dit weet. Het Kyotoprotocol was natuurlijk bedoeld om eindelijk een keer serieus te werken aan de CO2-belasting. Ik geloof dat dit Kamerbreed ook zo wordt gezien. Ik ben het volstrekt met de Kamer eens – er is wat dat betreft geen verschil van mening over de analyse – dat er door deze regeling ongewenste neveneffecten zijn.

Ik wil hierbij wel het volgende vooropstellen. De heer Irrgang, die ik met zijn maidenspeech complimenteer, heeft dit ook gezegd en vele andere woordvoerders hebben het ook gezegd: een systeem van verhandelbare emissierechten is het economisch meest efficiënte systeem om de reductie van CO2-uitstoot te realiseren. Ik heb in het verleden met deze problematiek gewerkt. In het begin van de jaren negentig dachten wij eraan te komen met een gemeenschappelijk systeem van CO2-heffingen voor Europa als geheel. Dat is mislukt. Er waren toen vele theoretische studies die aangaven dat het verstandiger zou zijn om te werken via een systeem van emissiehandel zoals dat in Amerika al bestond op het punt van SO2. De kern is dat het een directe koppeling betrof van de kant van de Milieuraad om eindelijk een keer een instrument in handen te hebben op Europees vlak. Immers, wij zijn wereldwijd de enigen die dit systeem hebben; nergens ter wereld bestaat een dergelijk systeem om de reductie van CO2 tot stand te brengen.

De Nederlandse emissies zijn gebonden aan een absoluut plafond en de emissiehandel – dat is het interessante van het systeem – geeft ons de zekerheid omtrent de realisering daarvan conform de Kyotoverplichtingen. Er is geen weg om te ontsnappen.

U weet dat in de aanloop van het bestaande systeem, dat nu pas negen maanden operationeel is, de Kamer en het kabinet er uitvoerig over van gedachten hebben gewisseld en daarbij ook overeenstemming hebben bereikt. Het is een gecompliceerd systeem en ik wil graag met de Kamer meedenken, zoals wij dat een tijd geleden gedaan hebben, over wat wij nu kunnen doen. Ik zeg nu eerst iets over het ECN-rapport; vervolgens spreek ik over de historie van de Europese emissiehandel, een punt dat van groot belang is voor de oplossingproblematiek, en daarna wil ik ingaan op een aantal concrete vragen en op wat ik zelf voornemens ben te doen in deze richting.

De aanleiding tot het rapport is het ECN-rapport. Het ECN-rapport gaat in op twee zaken die goed van elkaar onderscheiden moeten worden. In het debat zijn deze zaken naar mijn gevoel door elkaar gehaald. In de eerste plaats is er het gegeven – dat is ook het gewenste gevolg van de emissiehandel – dat de prijzen voor de eindgebruiker stijgen conform het principe dat de vervuiler betaalt. Dat zien wij ook in de praktijk gebeuren. Toen in 2001 voor het eerst in de Milieuraad hierover gesproken werd, bedroegen de CO2-rechten ongeveer € 5, terwijl deze nu € 30 bedragen. Die potentiële ongewenste neveneffecten bestonden toen ook al. Maar u moet het onderscheiden van het tweede punt, te weten de initiële verdelingswijze van de emissierechten van de energieproducenten en de grootverbruikers. Er is geen direct causaal verband. Er is gesproken over doorberekenen, maar het zijn twee zaken naast elkaar.

De eerste vraag is waarom in 2001 door een grote meerderheid van de lidstaten van de Europese Unie is gepleit voor het gratis verstrekken van rechten. Onder Paars II, het toenmalige kabinet-Kok II, heeft collega Pronk erover gesproken. Feit is dat verschillende instanties, onder andere het CPB, toen waarschuwden dat gratis verstrekking zou kunnen leiden tot overwinsten, de windfall profits. Omdat het om heel geringe bedragen ging, heeft dat nooit echt politieke aandacht gekregen. Maar op zichzelf is het vraagstuk er geweest dat enerzijds emissiehandel bestaat en anderzijds de mogelijkheid er is van windfall profit bij gratis verstrekking van rechten. De reden is geweest dat emissierechten als productiefactoren moeten worden gezien. Bedrijven rekenen de kosten van productiefactoren door aan de afnemer, ongeacht de verkrijgingswijze. De heer Vendrik heeft dat op zijn bekende lucide wijze volstrekt juist weergegeven. Het is echter een economische wetmatigheid; het heeft niets te maken met de instelling van bedrijven of een al dan niet kapitalistisch systeem. Het is het rechtstreekse gevolg van het systeem.

Als de emissierechten zouden zijn geveild, was de opbrengst in de staatskas gevloeid. Dat had echter niet geleid tot lagere elektriciteitsprijzen voor de eindgebruiker. Dat is een cruciaal punt voor dit debat. De elektriciteitsprijzen worden bepaald door de prijs van de CO2-rechten. Die laatste wordt niet bepaald door het verdelingsmechanisme dat heeft geleid tot de gratis toedeling. Met andere woorden, de windfall profits hebben op zichzelf niet geleid tot hogere prijzen. Wel hebben zij een onjuiste verdeling tot stand gebracht. De prijs wordt bepaald door vraag en aanbod van de CO2-emissierechten, niet door de wijze waarop zij zijn verkregen. Het betekent niet dat wij niet moeten kijken wat er met de windfall profits moet gebeuren, maar het is onjuist om te suggereren dat de hogere prijzen op dit ogenblik zijn veroorzaakt doordat de bedrijven windfall profits hebben gehad. Sterker nog, als er was geveild, dan was de doorberekening waarschijnlijk bijna 100% geweest. Tot nu toe is, conform het rapport van het ECN, de doorberekening 70% geweest. In zekere zin heeft het niet veilen geleid tot een minder hoge doorberekening dan wanneer er wel was geveild. Het is belangrijk dit te constateren, want het heeft direct te maken met de vraag wat wij verder kunnen doen.

De heer Crone (PvdA):

Met alle respect, dit is toch apekool! Als de emissierechten waren geveild, hadden de bedrijven ervoor betaald. Dan hadden zij kosten gemaakt en hadden zij die mogen doorberekenen in de prijs. Dat is evident. Nu is het niet geveild, maar gratis gegeven. Als zij het dan toch in de prijs doorberekenen, is dat windfall profit die in geen enkele relatie tot de kosten staat. U moet hier niet de definitie verhangen en andere bordjes voor definities creëren. Er is windfall profit en wij gaan niet akkoord met een markt waarin windfall profits plaatsvinden. Als er concurrentie was geweest, was het niet gebeurd. Maar omdat het een oligopolie is, halen zij het binnen.

Minister Brinkhorst:

Ik vrees dat ik het op dit punt niet met de heer Crone eens kan zijn. Wij ontkennen niet dat er sprake is van windfall profits. Die windfall profits hadden niet in de zakken van de bedrijven terecht moeten komen; als er geveild was, hadden zij in de staatskas moeten komen. Dat is een kant van de zaak. Ik betreur het dat de heer Samsom hier niet is, want hij heeft zeer sterk op dat emissiesysteem aangedrongen, naar mijn gevoel terecht. De andere kant van de zaak is dat de gebruiker per definitie, omdat CO2een prijs had, een hogere prijs moest betalen. Het is inderdaad bij de bedrijven terechtgekomen. De Kamer zegt terecht dat dit niet had moeten gebeuren; als de CO2-prijzen lager waren, was het een minder groot probleem geweest, maar nu heeft het een explosief karakter. Maar je kunt het niet een op een doorvertalen dat de consumenten daardoor een hogere prijs betalen. De hogere prijs was nu net het object van het principe dat de vervuiler betaalt, waardoor de consument zou worden geconfronteerd met een productiesysteem waarin CO2-heffing plaatsvindt.

De heer Crone (PvdA):

Mijn stelling is dat zij door de oligopolistische markt windfall profit hebben kunnen binnenhalen. Als er geveild was, was de staatskas rijker geworden. Dan hadden wij het geld kunnen terugsluizen naar gezinnen of naar de bedrijven, whatever. Wij hadden ook de staatsschuld kunnen aflossen. Dan was er geen windfall profit geweest, maar dan had men gewoon de kosten doorberekend. U hebt bevestigd dat er een windfall profit was, dus daar houd ik aan vast.

Minister Brinkhorst:

De heer Crone spreekt nu over een indirect systeem. Wij zijn het erover eens dat er een ander mechanisme nodig was om het door te verdelen, als het bij de staatskas was gekomen. Dat is weer een verdelingsmechanisme. Volgens mij gaat het om opportunity costs. Die gratis rechten zouden worden doorberekend, maar dat is slechts voor een deel gebeurd. Als er geveild was, was het voor honderd procent doorberekend. Het curieuze is dat er een grotere doorberekening was geweest van het effect op vervuiling, wanneer er was geveild.

De heer Irrgang (SP):

De minister is het toch wel met mij eens dat het wellicht niet had geleid tot lagere energieprijzen, wanneer er was geveild, maar dat de burger dan wel een lagere prijs had betaald? Hij had misschien een hogere energieprijs betaald, maar dan had men de belastingen iets kunnen verlagen. Dan was de koopkracht er in het huishoudboekje van de burger niet op achteruitgegaan. De burger betaalt nu een prijs in zijn koopkracht.

Minister Brinkhorst:

Ik denk dat wij de discussie over koopkracht niet moeten verwarren met de directe doorvertaling van emissierechten. Het emissiesysteem was bedoeld om een milieuprobleem op te lossen. Ik denk dat de Kamer en de regering nog steeds achter het systeem van emissies staan. Het heeft niet zozeer te maken met koopkracht als wel met verdeling. Het verdelingsaspect is de andere kant van de medaille. Men moet de discussies niet steeds met elkaar vermengen.

De heer Irrgang (SP):

Ik bedoel dat het geld nu naar de bedrijven gaat. De koopkracht van de bedrijven wordt nu verbeterd. Ik wil juist de koopkracht van de consument verbeteren. Dat is hierdoor niet gelukt. Dat moet u toch betreuren?

Minister Brinkhorst:

Nee, dat is niet te betreuren. Het systeem van emissierechten was bedoeld om het beginsel "de vervuiler betaalt" door te zetten. Dat zou uiteindelijk tot hogere energieprijzen leiden, omdat het altijd wordt doorberekend. Dat is het uitgangspunt. Wanneer wij CO2-heffingen zouden hebben, zou je de CO2-uitstoot belasten, maar dat is niet gebeurd.

Wij zijn het erover eens dat de verdeling een andere vraag is. Wij hebben de situatie laten ontstaan dat er niet werd geveild, maar dat er rechten werden toegekend. Ik kom nog terug op dat veilingsmechanisme en op de argumentatie van collega Pronk, als minister van Milieu. Nogmaals het zijn niet de energieministers die dit hebben gedaan, maar de milieuministers. Dat heeft niets te maken met het feit dat het prijsniveau anders is. Wij hadden waarschijnlijk hogere prijzen gehad, wanneer er geveild was, want dan was er een rechtstreekse doorberekening geweest. Het zijn nu opportunity costs, die voor een gedeelte zijn doorberekend.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik zit nu tien minuten naar de minister te luisteren, maar ik mis de politieke pointe die hij probeert te maken. Wij voeren niet zozeer een debat over te hoge energieprijzen, die voor een deel het gevolg zijn van het feit dat er een oligopolistische markt is, want dat is ook een probleem. Wij voeren een debat over wat er precies is gebeurd met het CO2-emissiesysteem. Er bestaat inmiddels een gerede verdenking dat er een surplus aan winst uit voort is gekomen waar geen kosten voor de energiebedrijven tegenover staan. Dat lijkt mij de kwestie. Wat is het politieke punt dat de minister probeert te maken?

Minister Brinkhorst:

Daarover zijn de heer Vendrik en ik het niet oneens. De centrale vraag is of wij lagere energieprijzen hadden gehad, wanneer die windfall profits niet waren ontstaan. Dat ontken ik. Wij moeten met elkaar spreken over die windfall profits, maar het systeem was er altijd op gericht om de energieprijzen hoger te maken als gevolg van de CO2-emissies. Die twee zaken moet men uit elkaar halen, want als men die gaat vermengen, komen wij er niet uit. De centrale vraag is dan waarom er bij de Europese emissiehandel geen veiling is geweest, maar een toekenning van rechten.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik begrijp dat de minister zegt dat hij dan niet uit het systeem komt, maar de elementaire vraag voor de Nederlandse consument is of het elegant is dat men de waarde, namelijk 40% tot 70%, doorberekent als men iets voor niets krijgt. Die vraag moet de minister beantwoorden.

Minister Brinkhorst:

Die vraag is door de heer Vendrik beantwoord. Dat is volstrekt juist.

Lidstaten hebben zich verzet tegen het veilen. De reden daarvan was dat de EU eenzijdig heeft besloten tot invoering van dat systeem. In 2001 was men bevreesd dat de internationale concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven zou verslechteren als het systeem van emissierechten in Europees verband zou bestaan en als er niet een zekere compensatie voor de producent was. Ik citeer de woorden van de heer Pronk, voormalig minister van VROM, uit het verslag van de Milieuraad van 12 december 2001: "De meeste lidstaten zijn voorstander van het gratis toekennen van emissierechten in de eerste fase, namelijk 2005-2007. Ook ik heb mij hiervoor uitgesproken, aangezien de eerste fase een leerperiode is. Later kan worden overgestapt op een systeem van veilen en betalen." Die redenering heeft uiteindelijk tot een compromis geleid waarbij gratis emissierechten werden uitgedeeld. In de eerste periode 2005-2007 zou 5% kunnen worden geveild. In de periode 2008-2012 zou 10% kunnen worden geveild. Toen hebben drie lidstaten aangekondigd dat zij van plan waren om in eerste instantie een zeer klein deel van de rechten te verkopen. Dat is nog niet gebeurd. Er is nog nergens geveild. Denemarken heeft aangekondigd om dat te zullen doen. Ierland en Hongarije hebben dat ook aangekondigd om de kosten van de invoering te dekken. Er was uiteindelijk sprake van een compromis, omdat de EU op die manier een bijdrage zou leveren aan de realisatie van de Kyotodoelstellingen en omdat daarmee het instrument van emissiehandel zou worden binnengehaald. Dat systeem zou anders niet worden aangenomen. Dan zou er in Europees verband waarschijnlijk totaal geen instrument zijn geweest.

Ik wil niet alleen terugkijken, maar ook vooruitblikken. Ik ben het met de heer Vendrik eens dat de mogelijke oplossingen beperkt zijn. De Richtlijn Emissiehandel ligt immers tot 2012 vast. Alleen op voorstel van de Europese Commissie kan de Milieuraad samen met het Europees Parlement de richtlijn veranderen. De huidige allocatie voor de eerste periode is niet meer te veranderen. Voor 30 juni 2006 moeten wij het allocatieplan voor de tweede periode inleveren. Dat geeft de mogelijkheid om hooguit 10% te veilen. Dat is niet veel, maar dat ligt tot het jaar 2012 vast.

Als lidstaten eenzijdig op een andere wijze zouden opereren, speelt het probleem van de staatssteunregels. Graag wil ik met mevrouw Kroes spreken. Ondertussen zijn wij echter enige tijd verder en nu blijkt dat de huidige energieprijzen een andere werking hebben dan oorspronkelijk werd verwacht. In 2001 was sprake van € 20 à € 25, tegenover € 12 in 1999. Op het moment van het ontwerp beschouwde men die emissierechten niet als een zeer zwaar punt.

Voor het level playing field zijn oplossingen nodig in Europees verband. Ik voer met de Kamer een debat om na te gaan of wij oplossingen kunnen vinden voor de energie-intensieve bedrijven in dit land. Zij pleiten in ander verband voor level playing field in Europees verband. Dat is ook een reden om vooral niet te denken aan het verhogen van de energiebelastingen van de energie-intensieve bedrijven.

Ik kom bij de vraag wat wij nationaal kunnen doen. De suggestie is gewekt dat wij kijken naar artikel 95b van de Elektriciteitswet. Ik heb daar met de DTe natuurlijk over gesproken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Is de minister nu klaar met het Europese verhaal?

Minister Brinkhorst:

Ik kom nog terug op wat ik in Europees verband op het punt van de oplossingen wil gaan doen, maar het systeem ligt nu vast in de Richtlijn Emissiehandel. De Milieuraad hanteert op dat punt twee periodes: 2005-2007 en vervolgens 2008-2012. Daarvoor is er echter nog de vraag of wij voordien iets kunnen doen. Het is evident dat zeker tot 2006 helemaal niets te doen valt, ook gelet op de daarvoor noodzakelijke besluitvormingsprocedure. Deze richtlijn moet gewijzigd worden met unanimiteit en moet op een goed ogenblik tot nieuwe resultaten leiden, als dat mogelijk is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Waarom is dat evident? Sinds wanneer zijn wij slaaf van Brusselse procedures? Wij zijn toch politici? Wij maken toch elke dag nieuwe keuzes als de wereld er anders uit ziet dan die er volgens ons uit had moeten zien?

Minister Brinkhorst:

Deze formulering valt mij van de heer Vendrik tegen. Niemand is slaaf van Brusselse procedures. Wij zijn slaaf van onze eigen procedures. Wij hebben zelf in Europees verband bepaalde afspraken gemaakt. Daar is niets Brussels aan; dat is puur Nederlands.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Goed, Nederlands dan.

Minister Brinkhorst:

De vraag is alleen of wij nationaal maatregelen kunnen nemen en of er Europese maatregelen te nemen zijn. Ik kom nu bij de nationale maatregelen en daarna kom ik bij de Europese discussie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister lijkt te suggereren dat, als het gaat om het systeem en om Brusselse afspraken daarover, onze handen de komende tijd gebonden zijn.

Minister Brinkhorst:

Ja, dat is juist. Als wij een Europese oplossing wensen, kunnen wij alleen via een Europese wijziging van de richtlijn tot andere situaties komen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat begrijp ik, maar wat let de minister om dat te agenderen, om daar de hort mee op te gaan en om te zeggen dat het anders moet?

Minister Brinkhorst:

Zoals gebruikelijk is de heer Vendrik wat voorbarig in zijn conclusies. Ik kom straks bij wat ik Europees kan doen, maar ik dacht dat het nuttig zou zijn om van binnen naar buiten te werken, tenzij de heer Vendrik er de voorkeur aan geeft om nationaal niets te doen en om alleen Europees te werken. Ik begin dus met de Nederlandse dimensie.

De suggestie is gewekt dat wij een nationaal instrument in handen hebben. De DTe beschikt alleen over een instrument om de prijzen te reguleren die leveranciers – dat wil zeggen: de vergunninghouders uit de Elektriciteitswet en de Gaswet – in rekening brengen aan kleinverbruikers. Het gaat daarbij om artikel 95b van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 44 van de Gaswet. Die twee artikelen geven de DTe de mogelijkheid om een tarief vast te stellen dat een leverancier ten hoogste mag berekenen voor de levering van elektriciteit of gas aan kleinverbruikers. Ik herinner mij de discussie met de geachte afgevaardigden daarover nog zeer goed. Bij die zogenaamde vangnetregulering gaat het erom dat de DTe beoordeelt dat de tarieven die leveranciers in rekening brengen, onredelijk zijn. Het gaat daarbij om de leveranciers van gas en om de leveranciers van elektriciteit. De wethistorie geeft aan dat men daarbij bekijkt of de effecten van een doelmatige bedrijfsvoering, waarbij ook rekening wordt gehouden met de inkoopkosten, in voldoende mate leiden tot redelijke tarieven. De inkoopkosten voor de leverancier zijn een gegeven, maar het probleem van de windfall profits zit niet bij de leveranciers van energie, maar bij de elektriciteitsproducent op de wholesalemarkt. Niet de leveranciers, maar de producenten die hun stroom verkopen op de wholesalemarkt, maken windfall profits. Met andere woorden: het probleem zit niet bij de kleinverbruikers en de leveranciers, maar bij de producenten die op de wholesalemarkt werken. Ik zeg bij dezen toe dat ik de DTe de opdracht zal geven om een nader onderzoek te doen naar deze windfall profits op de wholesalemarkt om de transparantie op de elektriciteitsmarkt te verhogen. Naar mijn gevoel moet DTe nagaan hoeveel gratis rechten de bedrijven hebben gekregen, hoeveel ze hebben moeten bijkopen, welke kosten worden doorberekend in prijzen op de wholesalemarkt en de effecten daarvan op de consumentenmarkt. Het gaat in ieder geval om de doorwerking van de Poolse marktprijzen op de kleinverbruikersmarkt.

Ik heb voorafgaande aan dit debat contact opgenomen met DTe. DTe heeft mij gemeld daar een periode van drie maanden voor nodig te hebben. Ik heb ook gekeken of de NMa iets zou kunnen doen, want de NMa kan optreden tegen machtsmisbruik of prijsafspraken. Op dit ogenblik zijn er alleen geen aanwijzingen van misbruik. Ik verwijs ook even naar de opmerking van de heer Vendrik. Evenmin zijn er aanwijzingen dat er afspraken zijn gemaakt. Dat staat ook in het rapport van ECN. De elektriciteitsproducenten vertonen geen illegaal gedrag wanneer zij de CO2-kosten als marginale kosten doorberekenen in de elektriciteitsprijzen. Dat is het enige wat op dit ogenblik mogelijk is in nationaal verband.

De heer Crone (PvdA):

Het nationale beleid is voor mij de kern van het debat van vandaag. Voor mijn fractie ligt het grootst denkbare politieke gewicht op de schouders van de minister. Wij hebben tweeënhalf jaar geleden ingestemd met liberalisering op voorwaarde dat er een sterke toezichthouder zou komen die ingrijpt bij oligopolistisch gedrag. Wij hebben het toen ook zo gezegd. Als de minister nu zegt dat artikel 95b niet van toepassing is op oligopolistisch gedrag op de wholesalemarkt, dan heeft hij een groot probleem. Dan voelen wij ons mogelijkerwijs gedwongen om het beleid af te keuren en onze steun aan de liberalisering op te zeggen. Ik geloof dat het niet zo erg is, want ik heb de minister horen zeggen dat DTe gaat kijken naar die markt. Hij heeft alleen niet gezegd dat dit tot consequenties kan leiden voor de leveranciers en de prijzen voor kleinverbruikers. Dat is voor ons de kern van de zaak, zeker omdat het vaak om geïntegreerde bedrijven gaat, die ook actief zijn op de wholesalemarkt. Zij hebben het luikje van de wholesalemarkt gevonden om de winst op te voeren en dat is niet de bedoeling.

Minister Brinkhorst:

Toen wij discussieerden over de Elektriciteitswet en de Gaswet legde niemand een relatie met de richtlijn emissiehandel. Uw partijgenoot, de heer Pronk, heeft met het systeem van emissiehandel ingestemd. Hij was zich er echter van bewust dat er in de overgangsperiode nergens ter wereld een systeem van emissiehandel was. Wij moeten de zaak wel in de context zien. Europa toonde toen leiderschap door de CO2-rechten te koppelen aan de Kyotodoelstellingen. Hij realiseerde zich dat wij met lage energieprijzen een positief mechanisme in handen hadden, maar dat er een politieke prijs moest worden betaald, want de energieproducenten en de industrie wereldwijd mochten daar niet de dupe van worden. De Milieuraad, niet de Energieraad, heeft toen willens en wetens gekozen voor deze oplossing. Men wist echter dat er sprake zou zijn van toekenning van rechten die tot hoge winsten zouden leiden wanneer de energieprijzen onverhoopt zouden stijgen. Artikel 95b van de Elektriciteitswet heeft niets met dit vraagstuk te maken. Artikel 95b heeft te maken met het beoordelen van de vraag of in een normale marktsituatie op een ondeugdelijke wijze kan worden opgetreden. De heer Vendrik heeft het naar mijn gevoel juist geformuleerd. Hij is geen liefhebber van de Nuons, maar het punt is dat zij hebben gedaan wat onder de omstandigheden kon. Wij zitten hier dus met een gat dat bewust is gecreëerd.

Ik kom terug bij de Europese dimensie. Daar ligt de oplossing, want ik denk dat vele lidstaten eenzelfde debat zullen voeren als wij vandaag.

De heer Crone (PvdA):

Dit is de kern van het debat.

Minister Brinkhorst:

Als ik mijn zin mag afmaken, zal ik daarna graag reageren op uw interruptie.

Voorzitter. Gegeven die situatie moeten wij dat op zo kort mogelijke termijn herbezien. Ik vind dat een reëel punt. Ik loop nu even vooruit op de Europese dimensie waar de heer Vendrik over sprak. Met de wijze waarop de heren Vendrik en Crone het formuleren, lijkt het alsof er iets onoorbaars gebeurd is, gegeven het juridische systeem.

De voorzitter:

Mijnheer Crone, één korte vraag.

De heer Crone (PvdA):

Dan stop ik het debat. Dit is de kern...

De voorzitter:

Hou toch op met die onzin. U stelt gewoon een korte vraag.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Kijkt u dan eens even hoeveel tijd u de heer Vendrik in eerste termijn hebt gegeven.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De heer Crone heeft het woord voor een punt van orde.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Ik heb zojuist tegen de minister gezegd dat voor mijn fractie steun aan de hele liberalisering op dit punt hangt. Mijn fractie overweegt anders het beleid van de regering af te keuren. Ik geloof niet dat een Kamerlid een zwaarder middel heeft dan het afkeuren van het beleid van de minister. Als u dan vóór mijn eerste interruptie zegt dat ik het kort moet houden, dan mist u de kern van dit politieke debat.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering wederom.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De heer Crone heeft de gelegenheid een korte vraag aan de minister te stellen.

De voorzitter:

De heer Crone heeft de gelegenheid een korte vraag aan de minister te stellen.

De heer Crone (PvdA):

Gelukkig ziet artikel 95b, lid 3, wel degelijk ook op de prijs die aan consumenten mag worden doorberekend. Het gaat om doelmatige bedrijfsvoering, die mede inhoudt de inkoop van elektriciteit en van energiebronnen bestemd voor opwekking daarvan. Het moet in voldoende mate leiden tot kostenverlaging. Daar is expliciet over gesproken. Het gaat terug tot het debat met mevrouw Jorritsma, dat marktwerking moet leiden tot kostenverlaging, voorzover het kan uit productiviteitstijging en uit inkoop van elektriciteit. De minister kan niet volhouden dat daarin een verdedigingslinie ligt om windfall profits te maken. Windfall profits zijn geen kostenverhogingen. Een aantal bedrijven kan verkopen en er geld aan verdienen; dan zijn het dus kostenverlagingen. Er is dus geen sprake van dat dit artikel niet ziet op de prijs die consumenten moeten betalen. Daar zit alles in. Zo is het hier ook altijd besproken, zowel in de eerste periode met mevrouw Jorritsma als daarna bij aanpassingen. Het ziet op de volledige prijs, efficiency en inkoop. In de inkoop zit nu het oligopolistische karakter, waartegen wij ons verzetten.

Minister Brinkhorst:

Ik ben enigszins verbaasd door de peremptoire toon van de heer Crone. Wij zijn met elkaar bezig om een probleem op te lossen dat indertijd door de ministers van Milieu gezamenlijk is geschapen als gevolg van het Kyotoprotocol. Wij kijken naar de mogelijkheden om er wat aan te doen. De heer Crone gebruikt geweldig grote woorden. Hij wil de steun aan het beleid opheffen. Het staat hem vrij op te heffen wat hij wil, ook de steun aan mijn beleid, maar volgens mij zijn wij bezig in redelijkheid een oplossing te zoeken. Het gaat om artikel 95b, lid 3. Als de directeur van de DTe van oordeel is dat de tarieven die houders van een vergunning berekenen onredelijk zijn, omdat daarin de effecten van een doelmatige bedrijfsvoering, die mede inhoudt de inkoop van elektriciteit en energiebronnen bestemd voor opwekking daarvan, in onvoldoende mate leiden tot kostenverlaging, kan hij een tarief vaststellen dat leveranciers ten hoogste mogen berekenen. Kortom, het gaat om het gedrag van leveranciers op die markt. Daar worden de inkoopkosten bij in aanmerking genomen. Ik ben graag bereid om te kijken of de DTe op dit terrein wat kan doen. Als de heer Crone van mening is dat daar de wholesalemarkt bij moet worden betrokken, dan ben ik dat graag bereid te doen. Nogmaals, ik sta hier in alle rust een verhaal uiteen te zetten en ik krijg plotseling een tsunami of een orkaan over mij heen. Wij hebben een gezamenlijk probleem. Ik ben met de heer Crone van mening dat windfall profits als zeer ongewenst neveneffect aan de orde moeten worden gesteld. Wij hebben de uitwerking van deze richtlijn echter gezamenlijk tot stand gebracht. De hoge energieprijzen hebben wij nooit voorzien en wij staan nu voor de vraag wat wij daaraan doen.

De voorzitter:

De heer Crone mag nog één keer kort reageren.

De heer Crone (PvdA):

U wekte de indruk, en die neemt u nog steeds niet weg, dat u niet bereid bent om artikel 95b in te zetten. Bent u bereid om artikel 95b in te zetten om de hoge inkoopkosten, veroorzaakt door een oligopolistische situatie op de wholsalemarkt, terug te draaien en te herstellen?

Minister Brinkhorst:

De heer Vendrik zei in eerder verband, terecht, dat er misschien een fout in het systeem zit. Ik heb uitgelegd dat dit een politieke consequentie is die collega Pronk destijds in de regeling tot stand heeft gebracht. Ik denk dat de leveranciers niet de kwestie zijn waarom het gaat. Je kunt dit de leveranciers niet verwijten. Behalve ter voorbereiding van het interpellatiedebat heb ik geen uitvoerige juridische analyse van artikel 95b uitgevoerd. Wij zullen een authentieke interpretatie vragen van de bevoegdheden op grond van artikel 95b. Ik weet niet wat dit te maken heeft met de algehele steun van de heer Crone aan de liberalisering. Ik zal echter verder geen vragen van de heer Crone kunnen beantwoorden, want hij heeft de zaal verlaten.

De heer Hessels (CDA):

Ik ben blij dat de minister zegt dat wij allemaal een probleem hebben en dat wij in alle rust naar een oplossing moeten zoeken. Laten wij dat dan ook doen. Ik hoor een toezegging van de minister dat hij de DTe de bevindingen van het ECN feitelijk laat controleren.

Minister Brinkhorst:

Natuurlijk.

De heer Hessels (CDA):

Kan de minister ons ook toezeggen dat hij nog een keer met de DTe zal praten om te vragen of dat op iets kortere termijn kan dan drie maanden? Als de DTe zou constateren dat de cijfers van het ECN zouden kloppen of dat er sprake is van windfall profits, is de minister dan bereid om op welke wijze dan ook in te grijpen en ervoor te zorgen dat de consument er geen nadeel van heeft? Daar draait het hier namelijk om.

Minister Brinkhorst:

Ik zal kijken of het sneller kan dan drie maanden. Dat spreekt vanzelf. Ik ben ook graag bereid om te kijken wat de maximale mogelijkheden zijn via artikel 95b. Ik zie dat de heer Crone inmiddels terug is. Ik was enigszins verbaasd over zijn vraag, want ik was mij er niet van bewust dat ik daarover problemen maakte. Heeft dit een direct effect op de prijzen voor de consument? Die discussie hebben wij eerder gevoerd. Ik denk dat dit niet het geval is. Het zijn twee zaken die naast elkaar staan. Het gaat om een beoogd effect, namelijk dat de prijzen voor de consument op energiegebied hoger werden via de CO2-rechten. Ten tweede gaat het om een verdelingseffect. Zijn er windfall profits ontstaan? Met betrekking tot het eerste zeg ik dat het een beoogd effect is geweest. Het tweede is geen beoogd effect, maar een neveneffect en daar moeten wij iets aan doen. Ik ben het met de heer Hessels eens. Wij zullen kijken wat wij met artikel 95b kunnen doen. Op deze wijze kunnen wij in eerste instantie bezien of wij nationale maatregelen kunnen nemen.

De heer Hessels (CDA):

Ik zal mijn vraag specificeren. Gaat de minister ingrijpen als blijkt dat er sprake is van windfall profits?

Minister Brinkhorst:

Er is sprake van windfall profits. De vraag is of wij onder het bestaande wettelijke mechanisme kunnen ingrijpen. Ik onderzoek alles om daar achter te komen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Volgens mij heb ik uitgesproken dat het niet illegaal is wat energiebedrijven doen. Het is legaal, maar het deugt nog steeds niet. Ik baal hier, met deze minister, als een stekker van. Zojuist zei de minister dat artikel 95b volledig niet toeziet op wat er in de richtlijn emissiehandel werd beoogd. Volgens mij sloeg de heer Crone daarop aan. Het zijn twee gescheiden trajecten. Dat heeft de minister volgens mij nu ingetrokken en dat doet mij deugd. Ik constateer dat de minister zeer graag wil onderzoeken of de DTe met dat artikel in de hand kan ingrijpen. Want legaal of niet, het deugt niet. Daarvoor hebben wij ook een DTe. Er worden hier overwinsten behaald die niet de bedoeling zijn. De consument wordt daarmee een poot uitgedraaid.

Zo'n actie van energiebedrijven die gewoon even binnenhalen – legaal, maar het deugt niet – tast natuurlijk ook het draagvlak bij burgers voor dit type instrument aan. Zelfs als GroenLinkspoliticus baal ik als een stekker dat dit plaatsvindt met een systeem waarvan de intentie zo mooi is. Het zou deze minister ook moeten aanspreken dat het in aller belang is om de DTe op pad te sturen, naast het Europese traject. Wil hij ons zo snel mogelijk een brief toesturen, voor de begrotingsbehandeling van Economische Zaken over een maand, zodat wij ons een beeld kunnen maken van wat de minister kan. Dan gaan wij er vanuit dat hij de wet echt tot op het uiterste wil benutten om in deze zaak in te grijpen.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik begon dit debat met de mededeling dat ik de sentimenten heel goed begreep en dat ik ook heel goed begreep dat wij gezamenlijk moesten werken aan het probleem dat wij hebben. Dat is punt één. Punt twee: ik heb een uitvoerig betoog gehouden om te zeggen dat er een politiek compromis vertoond was. Ik vind het vervelend om het te zeggen, maar ik herhaal dat dit niet in de Energieraad, maar in de Milieuraad gebeurde, omdat daarmee een potentieel belangrijk instrument tot stand was gebracht om de doelstellingen van Kyoto te halen. Punt drie: het is niet zo dat de consumenten een poot is uitgedraaid. Ik heb een paar keer aangegeven dat er windfall profits zijn ontstaan aan de ene kant, maar het beoogde effect van de Richtlijn Emissiehandel was een verhoging van de energieprijzen. Punt vier: mijn lezing van artikel 95 lid b is dat het vooral om de leveranciers gaat. Ik heb toegezegd te kijken of wij dat maximaal kunnen uitrekken. Ik wil immers ook zoveel mogelijk resultaat boeken. Punt vijf: ik heb gezegd dat ik zal proberen dit zo snel mogelijk te bereiken.

Dan kom ik bij de opmerking van de heer Vendrik dat het legaal is, maar niet deugt. In deze samenleving zijn er heel veel zaken die niet deugen – en dan spreken wij even niet over dit onderwerp – maar die wel legaal zijn. Er zijn heel veel mensen die langs de randen van de wet lopen. Dat is niet een soort probleem dat minister en Kamer gezamenlijk kunnen oplossen. Als u van mening bent dat wij een legale situatie moeten aanpakken, dan kunt u zeggen: dat kunnen wij doen via de Wet mededinging, via de NMa. Dan gaat het over machtspositie over prijsafspraken en wij kunnen kijken of de maximale interpretatie van artikel 95 b zodanig is dat wij kunnen optreden. Er zijn grenzen aan wat een overheid kan doen. Als u nog een brief wilt hebben voor de begrotingsbehandeling, dan krijgt u die, want er is geen conflict tussen Kamer en regering op dit punt. Wij staan hier gezamenlijk voor een problematiek die in 2001 niet voorzien was.

Ik heb nog een aantal specifieke vragen, maar ik laat het graag aan de Kamer over om te bepalen of ik die nu beantwoord of dat ik dat schriftelijk doe. Het gaat om een aantal specifieke dingen.

Wat de Europese vraag van de heer Vendrik betreft, zal ik dus zeer graag in de komende Energieraad aandacht vragen voor dit onderwerp. Ik ben het met de heer Vendrik eens dat wij dat moeten doen. Staatssecretaris Van Geel vecht als een leeuw om te kijken of het mogelijk is, voor de tweede allocatie – de periode 2008 tot 2012 – tot wijzigingen te komen, bijvoorbeeld tot een eenheid van de reikwijdte. Echter, vereist is wel dat de Commissie en 25 lidstaten op een lijn komen.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Ik wil de minister voor alle duidelijkheid graag nog twee korte vragen stellen. Als DTe kan ingrijpen op grond van dat artikel, juicht de minister het dan toe dat de windfall profits worden aangepakt?

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Alles wat wij kunnen doen om windfall profits aan de orde te stellen, zal ik doen. Dat spreekt vanzelf. Ik heb alleen ernstige twijfel of artikel 95 b die mogelijkheid geeft.

De heer Irrgang (SP):

Dat is mijn tweede vraag. Als nu blijkt dat het op grond van dat artikel niet kan, bent u dan bereid om een wetswijziging door te voeren opdat de DTe in de toekomst effectiever zal kunnen optreden tegen windfall profits?

Minister Brinkhorst:

Dan zou er inderdaad een wetswijziging nodig zijn. Wij weten allen wat dat ook in dit huis betekent. Ik hoop echter zeer dat wij op een andere wijze tot oplossingen komen.

Voorzitter. Ik ben nog één ding vergeten. Er is in het ECN-rapport een aantal verdere suggesties gedaan. Die suggesties heb ik allemaal laten nakijken. De vragen die daarbij aan de orde zijn gesteld, maken het niet echt makkelijk om op te treden. Als u het goed vindt, zal ik ook die van commentaar voorzien, zodat wij voor de begrotingsbehandeling begin november daar ook helderheid over hebben. Er is mij alles aan gelegen om zo snel mogelijk tot een oplossing te komen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben blij om te horen dat de minister hier nu wel over gaat in de Energieraad, want ik begrijp dat de problemen zijn begonnen in de Milieuraad. De minister gaat zich opmaken. Dat is in ieder geval mooi. De vraag is hoe dat gaat gebeuren. De minister zegt: ik ga het aan de orde stellen. Wij moeten het in dezen echt van het Brusselse circuit hebben. Daar ontstaat het probleem, daar moet het opgelost worden. Ik vraag de minister niet om het aan de orde stellen, maar om het met de grootste mogelijke urgentie en bombarie aan de orde te stellen. Maakt u zich groot, minister, en laat uw stem duidelijk klinken in Brussel. Probeer ook om die evaluatie te versnellen. Ik kan mij namelijk niet voorstellen dat er in Duitsland niet precies hetzelfde debat wordt gevoerd. Daar leven dus misschien gelijkluidende behoeften. Stel dat voor aan de andere lidstaten casu quo de Commissie om veel sneller te evalueren. Kijk nog wat er in het vat zit voor het jaar 2006. Tot het onmogelijke is niemand gehouden, maar u kunt het toch minimaal proberen op de allereerst mogelijke gelegenheid die u hebt, op de raad die komt, in contacten met de energiecommissaris of anderszins? Ik vraag u werkelijk om het vuur uit uw sloffen te lopen om dit probleem zo hoog mogelijk op de Europese agenda te zetten.

Minister Brinkhorst:

De Milieuraad gaat over de wijziging van de richtlijn. Staatssecretaris Van Geel en ik zitten op één spoor, dus ik zal het in overleg met hem doen. Ik zal het op de Energieraad aan de orde stellen omdat daar de discussie komt. Deze oplossing is destijds gekozen omdat de Amerikanen en de Japanners niet bereid waren om een wereldwijd systeem voor CO2-emissiehandel op te zetten. Er is sprake van concurrentie op de internationale markten. Dat is een gevolg van de globalisering. Men kan dat betreuren of niet, maar het is een realiteit. Men wilde aan de ene kant wel werken aan het zo snel mogelijk terugbrengen van de CO2-emissies en aan de andere kan wilde men gezien de concurrentie die ook energie-intensieve bedrijven op de wereldmarkt hadden niet in een nadelige positie komen ten opzichte van Amerika en Japan. Die situatie is in wezen niet gewijzigd.

De vraag is of er ondanks dat een systeem kan worden bedacht dat op het specifieke punt van de windfall profits, waarover Kamer en regering niet van mening verschillen, zo snel mogelijk een verandering teweeg kan brengen. Die discussie heeft echter wel haar grenzen in verband met gevestigde rechten uit het verleden. De overheid moet ook een betrouwbare overheid zijn. Het kan de betrokken bedrijven niet worden verweten dat zij die rechten gratis hebben gekregen. Ik heb in het verleden hierover wel eens een discussie gehad met de heer Van den Brink. Artikel 1 van het mensenrechtenprotocol van de Raad van Europa geeft duidelijke grenzen aan voor het eenzijdig ingrijpen in eigendomsrechten. Ik doe uiteraard mijn uiterste best. Het rapport van het ECN lag ook op mijn mat. Ik heb er een studie naar laten doen. In een voorfase heeft het ECN met DTe kunnen bijdragen aan het onderzoek naar de wijze waarop wij aan dit probleem tegemoet kunnen komen. Ik zeg u dat dus graag toe. Er zijn echter situaties waarin wij door externe en interne factoren worden beperkt. Artikel 95b is van een andere aard. Dat ligt natuurlijk binnen ons eigen vermogen.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Ik maak graag nogmaals duidelijk, zoals ik in mijn eerste termijn ook al een beetje heb gepoogd, dat er op dit moment bij mij ten aanzien van dit dossier sprake is van een zeer grote politieke gedrevenheid. Die mag ook best met een zekere emotie gepaard gaan. Die heb ik overigens zeker niet op de voorzitter willen richten. Voorzover dat is gebeurd, was het een misverstand. Ik maak daar mijn excuses voor.

De voorzitter:

Laten wij dan een streep zetten onder hetgeen is voorgevallen. Ik aanvaard uiteraard uw excuses.

De heer Crone (PvdA):

Dank u, voorzitter. Mijn politieke gedrevenheid en zorgen hebben te maken met het feit dat ik zeer vergaand mijn nek heb uitgestoken, al elf jaar lang, voor de keuze voor liberalisering van de energiemarkt. Daar was echter één nadrukkelijke conditie aan verbonden. Ik had vier voorwaarden, maar de allerbelangrijkste was dat het niet zo kan zijn dat oligopolisten de markt gaan beheersen en tot ongerechtvaardigde prijsstijgingen komen. Dat debat heb ik met deze minister vaak gevoerd. De steun van mijn fractie aan liberalisering ontvalt als de toezichthouder die is geïnstalleerd en de wetgeving die er op onze instigatie is gekomen, artikel 95b, nu buiten de orde worden verklaard. Ik kan het niet duidelijker zeggen dan ik nu heb gedaan.

Het irriteert mij eigenlijk heel erg dat de minister voortdurend zegt dat de milieuministers het zo hebben geregeld. U bent de heer Pechtold niet, minister. U zit hier namens het gehele kabinet en namens alle voorgaande ministers van Economische Zaken en van Milieu. Onze milieuwoordvoerder Samsom heeft hier gezegd dat dit systeem leidt tot een Bonanza voor de bedrijven. Zelfs bedrijven die failliet gaan, kunnen hun emissierechten verkopen en daarmee de afvloeiingsregeling betalen. Dat heeft hij allemaal hier gezegd. Onze milieumensen weten beter hoe de economie werkt dan u wellicht dacht, maar daar gaat het nu niet om. Het is uw volledige verantwoordelijkheid, anders had u niet in dit kabinet moeten gaan zitten of moeten aftreden. U bent volledig verantwoordelijk voor dit systeem. De minister was dus gewaarschuwd. Ik rond nu snel af. De minister heeft twee goede dingen gezegd, namelijk dat er windfall profits zijn en dat nationale maatregelen nodig kunnen zijn. Ik dien een motie in omdat ik graag een uitvoerige toelichting wil hebben op wat hij daarmee kan bedoelen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat energiebedrijven makkelijk de waarde van gratis emissierechten kunnen doorberekenen in de prijs;

verzoekt de regering, alles in het werk te stellen om de energieprijzen te verlagen voorzover sprake is van windfall profits, en hierover voor 1 november aanstaande de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Crone, Slob, Van den Brink, Vendrik en Irrgang.

Zij krijgt nr. 7(30300 XIII).

De heer Hessels (CDA):

Kan de heer Crone aangeven wat in het dictum van zijn motie staat dat nog niet door de minister is toegezegd, behalve de datum van 1 november?

De heer Crone (PvdA):

Dat is al niet onbelangrijk. De minister heeft gezegd dat DTe drie maanden onderzoek moet verrichten. Ik hoop dat het sneller kan.

De heer Hessels (CDA):

Daarna heeft hij gezegd dat hij het eerder zou doen.

De heer Crone (PvdA):

Ik acht de datum van 1 november van belang. Laten wij hopen dat het onderzoek sneller dan in drie maanden kan worden afgerond. Als uit onderzoek blijkt dat er windfall profits zijn, wil ik op 1 november al horen of 95b kan worden ingezet of een ander artikel of dat er een taak ligt voor de NMa. Los van de uitkomsten van het onderzoek door DTe, kan de minister dan al aangeven welke beleidsinstrumenten hij zou kunnen inzetten. Als de Kamer daarover niet tevreden is, kunnen wij er na 1 november nog een aantal aan toevoegen. Ik ben dus van mening dat het wel degelijk relevant is. In Duitsland was dit probleem ook aan de orde. Het was een enorme politieke hype aan het worden. De minister van Economische Zaken moest er bijna over aftreden, maar toen trad de hele regering-Schröder af. Alleen om die reden is Klement niet weggestuurd. Uit parlementair onderzoek is gebleken dat de situatie in Duitsland nog veel erger is dan in ons land. Ik hoop dat de minister met de brief die hij rond 1 november aan de Kamer zal sturen, niet zijn laatste brief aan de Kamer zal hebben gestuurd.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Ik zal het heel kort houden. In mijn eerste termijn heb ik gesteld dat ook de CDA-fractie zeer ongerust is over wat door het ECN is vastgesteld. Ik heb van de minister in de allerstelligste bewoordingen gevraagd om dat onmiddellijk terug te draaien indien dit zo blijkt te zijn. In het antwoord van de minister heb ik alleen maar toezeggingen op alle punten gehoord. DTe is de geëigende instantie, omdat die het ook zou moeten uitvoeren. Artikel 95b zou door DTe moeten worden toegepast. Het is dus heel goed als de minister aan DTe vraagt om dit nogmaals te onderzoeken. Ik heb zojuist in mijn interruptie al gevraagd om dit zoveel mogelijk sneller te doen. De minister heeft toegezegd dat, als een en ander zich inderdaad blijkt voor te doen, hij zal ingrijpen met alle middelen die hem ten dienste staan. Wij wachten het onderzoek van DTe dus af. Vervolgens zullen wij gezamenlijk met de minister bezien welke mogelijkheden aanwezig zijn, Dan zullen wij er voor zorgen dat er geen windfall profits voorkomen en dat de consument niet onnodig wordt benadeeld. Van mijn kant op dit moment dus geen motie. Wij volgen wel zeer nog wel zeer nadrukkelijk wat er precies gebeurt.

De voorzitter:

Ik meld u dat de heer Slob zich heeft verontschuldigd wegens andere verplichtingen in de Kamer.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Het debat aanhorend geloof ik niet dat er veel licht zit tussen de inzet van de minister en die van de Kamer, zoals eerstgenoemde terecht zelf ook al constateerde. Ik ben blij met de toezegging van de minister dat door de toezichthouder een onderzoek zal worden verricht. Dat was precies waarom door mijn fractie was gevraagd. Ik juich ook toe, dat de minister heeft toegezegd dat hij zal onderzoeken wat juridisch maximaal mogelijk is ten aanzien van het in te zetten instrumentarium. Wij wachten de nadere berichtgeving, die naar ik heb begrepen voor de begroting tegemoet mag worden gezien, af. Ik ben het ook met de minister eens dat de sleutel in Brussel ligt. Volgend jaar zullen daar nadere afspraken worden gemaakt. Ongetwijfeld komen wij over dit onderwerp nader te spreken. Tot die tijd wachten wij de ontwikkelingen af.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Drie punten. Het eerste is dat de minister herhaaldelijk heeft verwezen naar de Milieuraad die in 2001 de richtlijn omtrent het emissierechtensysteem heeft aanvaard. Alsof daar het leed is geschied! Het probleem zit hem niet zozeer in het emissierechtensysteem dat is ontworpen en goedgekeurd door de Milieuraad. Daar is het niet fout gegaan. Het is fout gegaan door een besluit van de Energieraad. Ik houd staande dat de minister daar bij was. Volgens mij was het in oktober 2003. Daar is afgesproken dat de emissierechten in de eerste ronde gratis werden verstrekt. Dat is het probleem dat wij vandaag bespreken. Dat is de fout die hersteld moet worden. Daarvoor draagt de minister niet alleen in historisch perspectief, maar zelfs concreet in eigen persoon de verantwoordelijkheid. Dat besluit heeft hij, toen hij pas was aangetreden, genomen.

Ik zei al dat het probleem is ontstaan door de Europese agenda, bij de Energieraad. Daar moet het worden opgelost. Ik sprak over een topprioriteit. Ik ga ervan uit dat de minister die uitvoert, door de evaluatie naar voren te halen en heel snel in de Energieraad een debat mogelijk te maken, vooruitlopend op de voorziene evaluatie in 2006. Laat de Energieraad agenderen, vraag het voorzitterschap en vraag de Commissaris om zo snel mogelijk maatregelen te kunnen bespreken in de Energieraad.

Wat belet de minister om de Energieraad en de Eurocommissaris te vragen om desnoods een deel van de rechten wel nationaal te veilen? Wat is in hemelsnaam de ratio dat dit altijd op Europees niveau afgesproken moet worden? Het systeem gaat hier fout en in andere landen. Het is een second best oplossing, maar laat de lidstaten dan op nationaal niveau zelf bepalen welk deel van de emissierechten zij gaan veilen.

Het vorig jaar is besloten dat alle energie-intensieve bedrijven en de hele energiesector zijn vrijgesteld. Alle rechten zijn weggegeven. Waarom gold dat voor de elektriciteitsproducenten? Die hebben niet te maken met internationale concurrentieverhoudingen. Waarom is het toen in hemelsnaam zo gegaan? Waarom kan dat deel van het besluit niet teruggedraaid worden? Hier is spoed geboden.

De minister zegt dat het niet om de hoge prijzen gaat, maar daar gaat het ten dele nu juist wel om. Die hoge prijzen waren destijds voorzien. Als je echter hoge prijzen voorziet terwijl je emissierechten gratis weggeeft, voorzie je ook windfall profits. Het een kan niet zonder het ander. Men wist het. Men heeft het risico genomen. De minister deed dat samen met zijn collega's, in oktober 2003. Dat moet dus gerepareerd worden. Ik verzoek de minister, dit probleem met de grootst mogelijke urgentie op Europees niveau aan te kaarten.

Wat het nationale deel van het debat betreft, sluit ik mij volledig aan bij de heer Crone.

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Als je emissierechten weggeeft, geef je rechten weg die eigenlijk eigendom zijn van iedere Nederlander. Geen enkele Nederlander zal het begrijpen als je ze gratis weggeeft, ook al is je beleid het verhogen van energieprijzen. Niemand zal begrijpen dat hij voor hetgeen gratis is weggegeven moet betalen. Dat zul je de Nederlander, lees "de consument", duidelijk moeten maken.

Als met de motie van de heer Crone precies hetzelfde wordt bedoeld als de minister wil gaan uitvoeren, dan is zij overbodig. Dan weet ik tenminste wat ik moet doen, maar de minister moet dan ook gewoon zeggen dat hij de motie van de heer Crone gaat uitvoeren.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik zeg de heer Crone met nadruk dat vanaf het begin van mijn aantreden liberalisering van de energiemarkt voor mij te maken heeft met het creëren van een werkelijke markt alsook met een sterke overheid. Daarom ben ik enigszins verbaasd over zijn reactie. Ik herhaal die mantra nog maar eens. In ander verband hebben wij elkaar op dit punt weten te vinden. Het zou mij verbazen als dat nu niet het geval was.

Tegelijkertijd zeg ik de heer Crone dat ik natuurlijk verantwoordelijk ben. De heer Vendrik zeg ik dat het nooit de Energieraad is geweest die over het systeem van emissierechten heeft besloten, maar altijd de Milieuraad. Ik wil er geen principieel punt van maken, maar de Energieraad zou het waarschijnlijk niet anders hebben gedaan. In die zin neem ik de medeverantwoordelijkheid graag op mij. Wij moeten in elk geval zoeken naar een gezamenlijke oplossing.

Het is misschien een beetje een filosofische opmerking aan het begin, maar er zijn ook problemen in de wereld die niet alleen met een juridische oplossing op korte termijn te regelen zijn. Het is niet door gebrek aan wil, maar door gebrek aan instrumenten dat ik niet op korte termijn nationaal kan optreden.

Ik kom nog terug op het punt van de heer Crone. Ik zal bekijken wat met artikel 95 te doen is. Ik zeg ook tegen de heer Hessels dat wij alles zullen doen om het sneller tot stand te brengen. Ik ben echter wel van mening dat de consumenten als gevolg van deze emissierechten niet op korte termijn de dupe zijn geworden. Er is wel sprake van een "dupe"-situatie. Van windfall profits mag geen sprake zijn; daar zullen wij iets aan moeten doen. Een rechtstreekse koppeling leggen tussen het gelag betalen door de consumenten en de windfall profits bij de bedrijven is een redenering die te kort door de bocht is. De consumenten moesten een hogere prijs betalen. Zij zouden waarschijnlijk een hogere prijs hebben betaald als het was geveild. De windfall profits waren waarschijnlijk bij de Staat gekomen en de Staat had er andere dingen mee kunnen doen. Wellicht had de problematiek van de koopkracht aangepakt kunnen worden, wat ik met de heer Irrgang eens ben, of wellicht andere zaken. Als vertegenwoordiger van de overheid ben ik er natuurlijk zeer op gebeten om zo snel mogelijk te werken. Er is echter geen mogelijkheid geweest om veel goedkopere resultaten voor de consument te bereiken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister herhaalt keer op keer dit punt. Is hij het met mij eens dat het verkopen aan burgers van de noodzaak van CO2-emissiehandel met het onvermijdelijke gevolg dat de energieprijzen gaan stijgen – een gevoelig thema de laatste maanden – welhaast onmogelijk is, als burgers vervolgens in de krant lezen, van ons horen en in rapporten kunnen opzoeken dat de opbrengst van die hogere energieprijzen in de zakken van de energieproducenten terechtkomt, zonder dat ergens milieuwinst wordt geboekt, zonder dat wij de koers inzetten naar een duurzamer energievoorziening en zonder dat burgers met de smalste portemonnee daarvoor worden gecompenseerd? Dat is toch niet uit te leggen? Dat is toch ook in politieke zin eigenlijk onaanvaardbaar?

Minister Brinkhorst:

Over het systeem en de systeemfout hoeft er geen verschil van mening te zijn. In dit debat heb ik alleen willen aangeven dat het willens en wetens het resultaat is geweest van een halfway house. Als er wereldwijd een Kyotoregime was gekomen en de emissie wereldwijd was teruggedrongen, was deze systeemfout niet opgetreden. Het is een gevolg van het feit dat wij aan de ene kant in Europees verband eenzijdig een signaal wilden geven om te zorgen dat de emissie werd teruggebracht en anderzijds er niet de politieke prijs voor wilden betalen, omdat het ook gevolgen heeft voor de energie-intensieve productie. Daarin heeft de heer Vendrik gelijk. Het is ook tegen die achtergrond dat ik met grote inzet mijn toezeggingen aan hem heb gedaan. Hij weet ook dat als ik een toezegging heb gedaan, dat ik het ook doe. Ik zal daarover niet alleen met de Europese Commissaris voor energie, maar ook met de Commissaris voor milieu spreken. Ik zal daarover in contact treden met collega Van Geel. Het is natuurlijk een gezamenlijke strategie milieu en energie. Ik zal nationaal nakijken welke mogelijkheden wij hebben, inclusief artikel 95b. Als er een mogelijkheid is om artikel 95b extensief uit te leggen, dus een teleologische interpretatie die een extensief uitleg geeft, kunnen wij misschien nationale maatregelen treffen. Op dit moment heb ik daarover mijn twijfels. Ik vind het van groot belang dat ik niet meer toezeggingen doe dan er zijn gedaan. Het is echter volstrekt juist dat er een gezamenlijke benadering moet komen.

Ik eindig met mijn oordeel over de motie. Ik zie het dictum als een ondersteuning van het beleid, in die zin dat wij windfall profits moeten aanpakken. De directe koppeling die de heer Crone legt naar een verlaging van de energieprijzen lijkt mij niet juist. Ik denk dat de juridische consequenties anders zijn. Ik zal graag onderzoeken hoe wij het sneller tot stand kunnen brengen. Tegen die achtergrond vind ik de motie overbodig. Het gaat niet om mijn inzet, maar om de interpretatie van de vraag of wij langs deze weg resultaten kunnen boeken.

De heer Crone (PvdA):

Wij kennen de minister als een goed jurist en ik wijs erop dat in de motie staat: "de energieprijzen te verlagen voorzover sprake is van windfall profits". Als bijvoorbeeld het ene bedrijf wel en het andere niet de prijs heeft verhoogd, dan gaat, voorzover er sprake is van windfall profits, voor het ene bedrijf wel de prijs omlaag en voor het andere niet.

Minister Brinkhorst:

Ik probeer inderdaad nu even als jurist te redeneren. Mijn hele betoog is erop gebaseerd geweest dat de emissierichtlijn twee doelstellingen had. Eén is het verhogen van de prijzen voor de consument om op die wijze de CO2-belasting toe te rekenen als gevolg van de CO2-uitstoot in Europa. Die doelstelling wordt bereikt met hogere prijzen. Het tweede punt is dat er willens en wetens is ingezet op een overgangsperiode, omdat er een mogelijkheid zou bestaan van windfall profits. Aan dat laatste vraagstuk gaan wij met grote kracht werken.

Van de directe een-op-eendoorvertaling, namelijk dat als gevolg van de windfall profits de prijzen hoger zijn, heb ik keer op keer gezegd dat dit niet juist is. Sterker nog, er is nu een doorberekening van 40% tot 60%; dat staat in het ECN-rapport. Als er geveild was, was er doorberekend met 100%, maar dan waren de windfall profits niet bij de bedrijven terechtgekomen maar bij de staat. Het waren dan ook geen windfall profits geweest en dan hadden wij er leuke dingen mee kunnen doen. Dat is iets wat u en mij gezamenlijk stoort in dit geheel en vandaar dat wij met verbetenheid hierop ingaan. Ik ben niet zo vaak emotioneel in het debat, maar dat ik het hier ben, laat zich vanuit mijn historie begrijpen, in die zin dat ik mij inzet voor duurzaamheid en voor het loskoppelen van economische groei van duurzame ontwikkeling. Het is in dit licht ook dat ik zeg dat wij daar echt wat aan moeten gaan doen. Tegen die achtergrond heb ik de toezegging gedaan, zowel aan de heer Crone als aan de heer Vendrik: Voor mij is dit geen debat van oppositie versus regering. Het gaat om een gezamenlijke inzet die zich erop richt dat wij een systeemfout corrigeren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij hebben vanmiddag bij de regeling van werkzaamheden opengelaten of wij aanstaande donderdag al dan niet zouden stemmen. Wanneer ik kijk naar de termijn die in de motie genoemd wordt, 1 november, dan is mijn voorstel om aanstaande donderdag over deze motie te stemmen. Dat wil zeggen dat er aanstaande donderdag na de lunchpauze stemmingen zullen zijn, in ieder geval over deze motie. Ik neem aan dat de heer Crone dit ook zo zou willen; naar mij blijkt, is dit het geval.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Naar boven