Vragen van het lid Bakker aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Rutte, over het tekort aan hoger opgeleiden.

De voorzitter:

Voordat ik de heer Bakker het woord geef, wend ik mij tot de voorzittersloge. Deze week brengt een delegatie van zes leden van de landbouwcommissie van de Duitse Bundestag onder leiding van hun commissievoorzitter, mevrouw Bärbel Höhn, een driedaags bezoek aan Nederland op uitnodiging van onze commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik wil deze delegatie in onze plenaire vergadering graag van harte welkom heten.

Ik wens u veel succes en plezier bij uw bezoek aan ons parlement en ons land. Hartelijk welkom!

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Vorige week waren het de Raad voor Werk en Inkomen en de HBO-raad die de kat de bel aanbonden, want op korte termijn, namelijk volgend jaar al, ontstaat een tekort aan goed en hoog opgeleide werknemers in Nederland. Dat tekort wordt geraamd op 75.000 mensen in 2010 en al op 100.000 in 2012. De oorzaak is dat de groei in de deelname aan het hoger onderwijs, die er tussen 2000 en 2005 nog was, nu stagneert. Als gevolg daarvan zakt Nederland op de internationale ranglijst van de OESO van de vierde naar de negende plaats en deze neerwaartse beweging is nog niet gestopt.

Dat vraagt van het kabinet in zijn laatste jaar om een aanval op deze ontwikkeling, want zij belemmert ons land in zijn ontwikkelingsmogelijkheden. In een moderne economie zijn immers de hoger opgeleiden de kurk waar de economie op drijft. En dat geldt zelfs voor de eenvoudige banen. Zonder trekkende schoorsteen immers ook geen banen aan de onderkant. Welke acties neemt het kabinet of de staatssecretaris in het komende jaar om ervoor te zorgen dat het tekort in 2010 geen 75.000 is en in 2012 geen 100.000? Ik weet dat het kabinet de komende jaren extra geld wil uittrekken, maar dat kan niet het enige zijn. Ik heb daarom de volgende vragen.

1. Deelt het kabinet de analyse van de HBO-raad en de RWI? 2. Zo ja, wat kunnen wij van het kabinet en van de staatssecretaris in deze kabinetsperiode, bijvoorbeeld op Prinsjesdag, verwachten? 3. Hoe wil de staatssecretaris de teruglopende doorstroming vanuit het mbo, zowel vanuit de beroepsopleidende leerweg als de BBL, naar het hbo, keren en weer laten stijgen? 4. Wat zal de staatssecretaris doen zodat het doorstuderen wordt bevorderd in plaats van afgeremd? Wat betekent dat voor de systemen van leerrechten en studiefinanciering? Waarom stoppen wij niet met het ontmoedigen van het stapelen van opleidingen? Waarom willen wij niet dat meer mensen na hun eerste opleiding verdergaan om het beste uit zichzelf te halen? Ik hoor dat de staatssecretaris veel zeggen in de strijd om het lijsttrekkerschap. Hij zegt dat dan in een andere rol. Hij wil het beste uit de mensen halen; hij is een ontplooiingsliberaal. Ik wil het nu echter van de staatssecretaris weten in zijn functie als ontplooiingsstaatssecretaris. 5. Uit berichten in de media blijkt dat het kabinet vorige week een beleid heeft vastgesteld om meer talent uit het buitenland naar Nederland te halen. Dat is goed, maar hoe zorgen wij ervoor dat talent dat al in Nederland is, niet weglekt, bijvoorbeeld doordat ouderen met een hoge opleiding werkloos thuiszitten? Kunnen wij 30- en 40-plussers niet stimuleren om weer of alsnog door te studeren? In andere landen lukt dat veel beter dan in Nederland. Talent lekt weg doordat vluchtelingenstudenten, in wiens studie wij eerst tienduizenden euro's hebben geïnvesteerd, het land worden uitgezet. Hoe zorgen wij ervoor dat meer allochtone jongeren doorstromen naar het hoger onderwijs? Ook dat doet Nederland niet goed genoeg. Hoe voorkomen wij dat te veel jongeren op de middelbare school afzakken van vwo en havo naar vmbo? Dat zijn allemaal factoren die bijdrage aan een te lage deelname aan het hoger onderwijs. 6. Welke maatregelen nemen andere OESO-landen eigenlijk, waardoor zij veel succesvoller zijn dan Nederland? Is de staatssecretaris bereid dat te inventariseren en de Kamer daarover te berichten, tezamen met een deltaplan hoger opgeleiden en een deltaplan "haal meer uit jezelf", bijvoorbeeld op Prinsjesdag?

Staatssecretaris Rutte:

Voorzitter. Het goede nieuws is dat het deltaplan er al is en dat dit volop in uitvoering is. Maar laat ik beginnen met een antwoord op de vraag van de heer Bakker over het aantal hoger opgeleiden. Hij citeert het rapport van de Raad voor Werk en Inkomen en de HBO-raad. Uit dat rapport blijkt dat wij inderdaad de komende jaren te maken krijgen met een tekort aan hoger opgeleiden. Je ziet vergelijkbare gegevens terugkomen bij de cijfers van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt, het ROA. Er heeft inmiddels een bevalling plaatsgevonden bij de Onderwijsraad, die een rapport heeft uitgebracht dat ook alles te maken heeft met het aantal hoger opgeleiden in Nederland. Het kabinet zal hier binnenkort op reageren.

De achterliggende oorzaken waardoor wij de komende jaren mogelijkerwijs tekorten krijgen, hebben veel te maken met het feit dat de zogenaamde babyboomgeneratie, waar de heer Bakker nog net niet toe behoort, denk ik, in de komende vijf tot tien jaar vervroegd met pensioen gaat. Dat gaat om een grote groep mensen. Tegelijkertijd weten wij dat wij minder jonge mensen hebben in Nederland. Dat leidt tot problemen wat betreft het aantal mensen dat op het niveau van het hoger onderwijs kan worden afgeleverd.

Ik zit nog in de analysefase en ik zeg er meteen bij dat er behoorlijke onzekerheidsmarges zijn bij deze cijfers. In 1999 is al een onderzoek gedaan, waaruit bleek dat de onzekerheid op dit punt behoorlijk groot is. Daarbij bleek ook dat het bedrijfsleven en de overheidssectoren zich altijd weer aanpassen aan de situatie op de arbeidsmarkt. Per saldo deel ik de zorg van de heer Bakker dat wij rekening moeten houden met een tekort aan hoger opgeleiden en dat dit op zichzelf een ernstig feit is.

Het deltaplan, dat al een paar jaar in uitvoering is, bestaat uit een aantal elementen, maar wij zijn op enkele punten ervan aan het versnellen. Ten eerste hebben wij te maken met het probleem vroegtijdig schoolverlaten. Er zijn 64.000 jongeren die van school gaan zonder dat zij voldoende vooropleiding hebben om goed te kunnen overleven op de arbeidsmarkt. Ten tweede hebben wij te maken met het probleem van de doorstroming van mbo naar hbo en wetenschappelijk onderwijs, dat de heer Bakker zelf ook noemde. Ten derde hebben wij te maken met het te lage rendement van het hoger onderwijs. Te veel studenten haken af zonder diploma.

Wij zijn de lekkage of het spook van het voortijdig schoolverlaten om zeep aan het helpen. Dat doen wij met het aanvalsplan dat een paar weken geleden door de minister en mij is gepresenteerd. Een belangrijk element daarin is de aansluiting tussen vmbo en mbo. Hoe voorkom je dat je jongeren kwijtraakt in de zomer, als zij klaar zijn met het vmbo en naar het mbo gaan? Er worden allerlei maatregelen genomen om in de regio te zorgen dat jongeren die het op school niet redden, op de een of andere manier behouden blijven in het onderwijs. Dat is een heel pakket maatregelen, waarover wij nog zullen spreken.

Bij de doorstroming naar het hoger onderwijs praat je over studenten van het middelbaar beroepsonderwijs die kunnen doorstromen naar het hoger onderwijs, maar dat om de een of andere reden niet doen. Wij zijn bezig met experimenten met de zogenaamde associate-degreeprogramma's, zoals de heer Bakker weet. Deze programma's zijn vooral gericht op mensen die al iets ouder zijn en besluiten alsnog te gaan studeren. Verder zijn wij bezig om de doorstroming te bevorderen door samenwerkingsverbanden te stimuleren tussen het mbo en het hbo in de regio, bijvoorbeeld in Twente, waar ik laatst nog was. Daarbij wordt ervoor gezorgd dat iemand die op het mbo klaar is, niet helemaal opnieuw hoeft te beginnen in het hoger beroepsonderwijs, maar als het ware kan instromen in het hbo en niet over de volle breedte alles opnieuw krijgt aangeboden. Daardoor worden mensen gestimuleerd om die doorstroming te zoeken.

Als onderdeel van het deltaplan zijn wij bezig met drie belangrijke maatregelen wat betreft het probleem van de uitval in het hoger onderwijs. Er komt een nieuw financieringsstelsel, zodat men alleen nog geld krijgt als men ook studenten opleidt. Op grond van het gedachtegoed dat er sprake moet zijn van minder staat en meer onderscheid, komt er binnenkort een wetsvoorstel naar de Kamer dat erin voorziet dat de staat zich verder uit het stelsel terugtrekt en dat stimuleert dat er meer verschil komt tussen de instellingen, dus niet één universiteit op dertien locaties, maar dertien universiteiten op dertien verschillende locaties, met hun eigen onderscheiden. Bovendien komt er een systeem van ranking en rating waardoor op opleidingsniveau zichtbaar wordt gemaakt wie het goed of slecht doet. Al die maatregelen zijn nodig om het rendement en de kwaliteit van het hoger onderwijs te bevorderen. Dan heb ik nog niet eens gesproken over de experimenten met selectie aan de poort en collegegelddifferentiatie waaruit al eind dit jaar de eerste conclusies zullen worden getrokken.

Ik heb nog niet gesproken over het lastige vraagstuk van de allochtone studenten. Er zijn te weinig allochtone leerlingen die naar het hoger onderwijs gaan. Samen met de heer Leerdam van de PvdA-fractie ben ik inmiddels beschermheer van de ECHO Foundation die eraan werkt om het aantal allochtonen in het hoger onderwijs te laten stijgen. Daartoe zijn inmiddels tal van initiatieven bekend.

Om het hoger onderwijs verder te verbeteren, trekken wij tot 2010 het forse bedrag van 173 mln. uit. Om de aansluiting tussen het vmbo en het mbo te verbeteren, investeren wij nu fors in het middelbaar beroepsonderwijs. Voor leerlingen met problemen is in het vmbo wel geld beschikbaar en in het mbo niet. Het is de bedoeling om te bewerkstelligen dat er voor die leerlingen ook in het mbo geld beschikbaar komt. In jargon spreken wij van de leerwegondersteunende structuren die moeten doorlopen naar het mbo.

Wij zijn volop bezig met het project Een leven lang leren, dat erop is gericht om ook voor de groep 23-plussers in toenemende mate te bevorderen dat die alsnog een hogere opleiding afrondt.

Ik ben het met de heer Bakker eens dat wij met een probleem te maken hebben en dat er onduidelijkheid is over de cijfers. Op dit moment kan ik over de cijfers helaas geen duidelijkheid geven omdat er sprake is van een onzekerheidsmarge. Ook ben ik het met de heer Bakker eens dat een deltaplan belangrijk is. Dat is er dan ook al een paar jaar en dat wordt volop uitgevoerd.

De heer Bakker (D66):

Ik dank de staatssecretaris voor het beantwoorden van mijn vragen. Hij heeft zojuist gezegd dat er al een paar jaar met een deltaplan wordt gewerkt. Het probleem is echter dat uit de ramingen van de HBO-raad, RWI en die van andere organisaties blijkt dat die tekorten zullen ontstaan, ondanks alle genoemde maatregelen. De staatssecretaris heeft zojuist veel maatregelen genoemd en ik kan er nu niet één noemen waarmee ik het oneens ben, maar ik mis ambitie. Ik mis de drive die nodig is om ervoor te zorgen dat die tekorten niet zullen ontstaan. Een tekort aan hoger opgeleide personen zal immers tot gevolg hebben dat er een tekort ontstaat aan mogelijkheden om tot economische ontwikkelingen te komen. Tevens zal dat een tekort aan innovatie tot gevolg hebben. Ik wil graag dat de staatssecretaris toezegt dat iedereen de kans krijgt om zijn talent te ontwikkelen indien dat nog niet ten volle is benut. Het is niet de bedoeling dat met schakelprogram­ma's torenhoge drempels worden opgeworpen. Mensen moeten juist heel eenvoudig van de ene naar de andere opleiding kunnen overstappen. Waarom zegt de staatssecretaris bijvoorbeeld niet dat hij ernaar streeft om deelname aan het hoger onderwijs binnen vijf jaar met 50% te laten stijgen? Als hij dat deed, zou hij richting geven aan het geheel. Naar mijn idee hebben de hbo-wereld en de universitaire wereld dat nodig.

Staatssecretaris Rutte:

Ik meende dat ik die ambitie met mijn betoog had uitgestraald, maar ik heb de heer Bakker blijkbaar nog niet overtuigd. Er zijn landen in de wereld waar slechts 10% van de Nederlandse loonkosten nodig zijn en waar men over universiteiten beschikt die kwalitatief niet onder doen voor die van Nederland. Met dat soort landen of regio's moeten wij volop de confrontatie en de concurrentie aangaan. In Nederland zal dat niet mogelijk zijn tegen lage loonkosten. Wij moeten die kosten laag houden, maar wij zullen er nooit in slagen om op dat punt hard te concurreren. Wij moeten het dus hebben van onze creativiteit, opleidingskracht, het mkb en de innovaties die daar plaatsvinden. Voor het laatste hebben wij het hoger onderwijs hard nodig. De heer Bakker heeft mij uitgedaagd om nog meer ambitie en enthousiasme uit te stralen. In reactie daarop zeg ik dat daar ook mijn gevoel van urgentie vandaan komt. Ik wil niet dat Nederland een soort openluchtmuseum wordt waar India en China een kijkje komen nemen om te weten te komen hoe het ooit is begonnen. Wij moeten volop de concurrentie met die landen aangaan en onze jongere generaties perspectief bieden op een heel goede toekomst in Nederland. Het is belangrijk om die generaties de indruk te geven dat het minstens zo'n mooi deel van de wereld is als de veel geroemde landen en werelddelen China, India, de VS en Australië. Daar komen de urgentie en ambitie vandaan.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter.

De voorzitter:

Nee. U hebt in twee ronden op uw vragen uitgebreide antwoorden gekregen. Ik ga nu naar de andere leden.

De heer Visser (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitvoerige antwoord. Ik heb het verstaan als een soort privé-college voor de heer Bakker. Er is immers weinig nieuws gezegd. Er zijn plannen ontvouwd die in de Kamer al een aantal keren uitvoerig zijn besproken. Ik heb vorige week een amendement ingediend om middels de kennisbeurzen geld te waarborgen voor internationale studenten. Ik heb de heer Bakker daar toen weinig warme woorden over horen zeggen. Dat kan alsnog. Begrijp ik goed dat de heer Bakker mijn amendement steunt en daar ook voor zal stemmen?

De heer Bakker (D66):

Ik weet niet of de heer Visser deze vraag aan mij moet stellen. Ik ben een groot voorstander van de kennisbeurzen. Sterker nog, het geld dat de afgelopen jaren naar studenten uit het buitenland in het hoger onderwijs is gegaan, is gereserveerd gebleven en moet nu naar de kennisbeurzen.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Voorzitter. De Onderwijsraad heeft volgens mij in december al de urgentie aangegeven van het aantal hoger opgeleiden in Nederland. De staatssecretaris heeft al gezegd nog met een beleidsreactie te komen op het advies van de Onderwijsraad. Wat betekenen de leerrechten echter straks voor de opleiding van mensen in Nederland? Komen er meer en beter opgeleide mensen? De Onderwijsraad geeft daar ook een aantal signalen over af. Het is mooi dat de staatssecretaris straalt van ambitie. Volgens mij is het echter onmogelijk om allerlei ambities tegelijkertijd te realiseren. Wat is volgens hem het effect van de leerrechten?

Staatssecretaris Rutte:

Het advies van de Onderwijsraad waarover ik spreek, is niet het advies over de Wet op het hoger onderwijs maar het advies dat te maken heeft met het aantal hoger opgeleiden in Nederland. Het is dus een ander advies van de Onderwijsraad. Het wordt volgende week in het kabinet behandeld, waarna heel snel de beleidsreactie naar de Kamer zal komen. Wij zijn binnen het kabinet nog in gesprek hoe wij met een paar onderwerpen willen omgaan. Ik kan daar nu nog niet te veel over zeggen. Ik kan mevrouw Joldersma echter toezeggen dat de reactie op zeer korte termijn naar de Kamer komt.

Het nieuwe financieringssysteem voor het hoger onderwijs betekent dat de instellingen het in de portemonnee voelen of zij het goed of slecht doen. Zij voelen dat straks ook bij de rankings en de ratings en als de stakeholders, het bedrijfsleven, de docenten en de studenten, hen ter verantwoording roepen over de besluiten die zij nemen. Op al die punten merken de bestuurders dadelijk hoe zij het doen. Dat leidt tot meer gesprek en uiteindelijk tot meer druk om de kwaliteit te verhogen en om de uitval terug te dringen. Dat zijn de doelstellingen van het pakket aan maatregelen dat voorligt voor het hoger onderwijs. Naar mijn absolute overtuiging zal het leiden tot minder uitval en tot meer kwaliteit. Of het in zichzelf ook leidt tot een hogere deelname? Ja, in combinatie met de andere maatregelen. Ook het voortijdig schoolverlaten moet aangepakt worden en de doorstroom van mbo naar hbo. Als die zaken niet lopen, is er straks immers een heel goed hoger onderwijs met heel weinig uitval te zien met een te kleine instroom. Een en ander hangt dus samen.

De heer Tichelaar (PvdA):

Voorzitter. Ik heb geen vraag voor de staatssecretaris. Die kan zijn gastcollege stoppen.

Ik heb twee vragen voor de heer Bakker. Het onderwijsbeleid van dit kabinet is volgens hem altijd D66-beleid. Hoe beoordeelt hij echter dit beleid in het licht van de door hem gemelde zaken? De heer Bakker vraagt de staatssecretaris wat hij gaat doen op Prinsjesdag. Wat kunnen wij echter van de fractie van D66 verwachten? Waarom is in het jaar 2004 slechts met een heel krappe meerderheid van PvdA, VVD en LPF het voorstel over de positie van het hoger onderwijs door de Kamer gesleept? De fractie van de heer Bakker gaf toen niet thuis.

De heer Bakker (D66):

Interessant dat ik hier nu word ondervraagd!

De voorzitter:

Zo is het leven!

De heer Bakker (D66):

Ik merk op dat er in het kabinet een trendbreuk heeft plaatsgevonden bij de aandacht voor onderwijs in het algemeen en hoger onderwijs in het bijzonder. Tot die tijd was er twintig jaar lang op bezuinigd. Nu wordt erin geïnvesteerd. Het moet echter een tandje meer. Wij zijn er nog lang niet. Niet alleen door de HBO-raad en de RWI, maar ook gisteren door NWO, zijn goede suggesties gedaan om in de komende kabinetsperiode nog meer te investeren. Het gaat niet aan om te stellen dat de problemen van 2012 al in 2006 opgelost moeten zijn. De problemen moeten echter wel worden opgelost. Onze opvattingen over het hoger onderwijs willen nog wel eens wat uiteenlopen. De PvdA wil hbo en wo meer op één lijn zetten, terwijl wij kiezen voor excellentie en diversiteit in plaats van voor middelmaat. Daar denken wij dus verschillend over.

De heer Jungbluth (GroenLinks):

De meeste studenten in het hoger onderwijs komen van havo en vwo. Ieder jaar maken wij het circus mee van het dagblad Trouw dat alle scholen op een rij zet: van de betere scholen tot de minder goede scholen. De criteria voor de beoordeling van de scholen stammen van de inspectie. Nu is mijn stelling dat scholen zo min mogelijk risico nemen met eventuele twijfelgevallen. Scholen worden beoordeeld op het percentage geslaagden, op het gemiddelde cijfer bij het eindexamen en op de gemiddelde duur van het onderwijs. Scholen nemen dus minder risico naarmate zij meer op kwaliteit koersen. Er is een school die dat niet doet: het Johan de Witt College. Het was onlangs nog in het nieuws. Deze school kiest ervoor om een brugklas-plus in te richten, juist voor allochtone scholieren. Daarmee neemt deze school wel wat meer risico. Wat vindt de staatssecretaris van dit initiatief? Is hij bereid de inspectie aan te moedigen om naast de kwaliteitskenmerken ook het nemen van dit soort risico's positief te waarderen?

Staatssecretaris Rutte:

Deze vraag regardeert direct en onmiddellijk het terrein van de minister. Ik heb mij daar ook niet op voorbereid, maar ik zal er wel iets over zeggen. Ik praat over een systeem dat in het hoger onderwijs inzichtelijk maakt welke opleidingen het goed doen en welke opleidingen het slecht doen. Daar zal de Onderwijsinspectie een beperkte rol in hebben, omdat de inspectie in het hoger onderwijs een andere rol heeft dan in de andere onderwijssectoren. Je hebt veel meer te maken met de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie, maar vooral ook met de oordelen van mensen buiten dat systeem. Wat vindt het bedrijfsleven ervan? Wat vinden de docenten ervan? Wat is het gemiddelde startsalaris van een rechtenstudent uit Groningen versus een rechtenstudent uit Limburg? Dat zijn zeer objectieve factoren. In Duitsland wordt gewerkt met het zogenaamde CHE-systeem. Ik gun het iedere bestuurder dat hij onderin zo'n staatje eindigt. Hij moet ervaren wat het is om drie whisky's op te hebben, voordat hij toegeeft decaan te zijn van zo'n faculteit. Dat is een geweldige inspiratiebron. Dan zal hij er wel voor zorgen dat hij de volgende keer in het midden of bovenaan eindigt. Daarom zijn die staatjes zo goed.

Naar boven