Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 6, pagina 285-290 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 6, pagina 285-290 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 september 2005 over het asielbeleid.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter. De minister schaft het categoriale beleid voor niet-Arabische Zuid-Sudanezen af, omdat zij meent dat zij zich in het noorden van Sudan veilig kunnen vestigen. Zij erkent weliswaar dat Zuid-Sudan niet veilig is, maar zij vindt het noorden een goed vestigingsalternatief.
GroenLinks vindt dit onbegrijpelijk en onverantwoord gezien alle alarmerende berichten van Amnesty International, VluchtelingenWerk en ook gezien het ambtsbericht van mei 2005 van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Wij pleiten dan ook voor voortzetting van het categoriale beschermingsbeleid voor Zuid-Sudanezen van niet-Arabische afkomst. Wij willen het nieuwe ambtsbericht afwachten. Het is dan aan de minister om aan te tonen dat terugkeer voor deze groep veilig is. Wij hebben de motie die is opgesteld door mevrouw Huizinga en de heer De Vries dan ook van harte medeondertekend.
Daarnaast hebben wij twee moties medeondertekend die zullen worden ingediend door de fractie van D66. Deze moties hebben onder meer betrekking op homoseksuele asielzoekers. Wij zijn uiteraard blij dat de minister heeft besloten dat voor Iran voorlopig een vertrekmoratorium geldt voor homoseksuele asielzoekers. De minister erkent dus dat het juist ook voor deze groep in Iran gevaarlijk kan zijn. Ditzelfde zou toch ook moeten gelden voor andere landen waar wij veel alarmerende verhalen over horen zoals Somalië, Libië en Libanon. Wij vinden dat de minister ook daar preciezer onderzoek zou moeten doen en zou moeten bezien of uitbreiding van een beschermend beleid voor die groep afkomstig uit die landen ook noodzakelijk is. Daarom steunen wij graag de motie van de fractie van D66 waarin de regering uitdrukkelijk wordt gevraagd om in de ambtsberichten veel preciezer aandacht te geven aan de positie van homoseksuele asielzoekers.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Voorzitter. Mevrouw Vos heeft al aangekondigd dat ik een motie zal indienen over Zuid-Sudan. Deze motie spreekt voor zichzelf. Ik lees haar daarom alleen voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat op 13 juni 2005 een nieuw ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken is uitgekomen met betrekking tot Sudan, waarin een zorgwekkende beschrijving wordt gegeven van de situatie in ontheemdenkampen in het noorden waar afgewezen Sudanese asielzoekers bij terugkeer terechtkomen;
overwegende dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie desondanks het categoriaal beschermingsbeleid met betrekking tot Zuid-Sudanezen van niet-Arabische afkomst afschaft, omdat aan hen een verblijfsalternatief in het noorden wordt tegengeworpen;
overwegende dat uit het ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken van mei 2005 en berichtgeving van Amnesty International van 13 september 2005 blijkt dat sprake is van een groot gebrek aan basisvoorzieningen zoals water en basisgezondheidszorg in de ontheemdenkampen en gedwongen verplaatsingen van ontheemden door Sudanese veiligheidstroepen;
overwegende dat Amnesty International – mede op basis van het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van mei 2005 – de humanitaire situatie en veiligheidssituatie in de ontheemdenkampen als zodanig levensbedreigend kwalificeert, dat zij het oordeel van de minister dat er sprake is van een aanvaardbaar vestigingsalternatief in het noorden van Sudan niet deelt;
verzoekt de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, op grond van het bovenstaande het categoriale beschermingsbeleid dat gold ten aanzien van Zuid-Sudanezen van niet-Arabische afkomst te handhaven en bij een nieuw uit te komen ambtsbericht opnieuw te bekijken of de inhoud van dit nieuwe ambtsbericht de beleidswijziging afdoende rechtvaardigt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Huizinga-Heringa, Klaas de Vries, Vos, Lambrechts en De Wit.
Zij krijgt nr. 967(19637).
Mevrouw Lambrechts (D66):
Voorzitter. Helaas kon ik niet bij het algemeen overleg aanwezig zijn dat wij nu bespreken. Gelukkig ben ik vervangen door een collega die mij zo goed mogelijk op de hoogte heeft gebracht van het verloop van dit overleg.
In het algemeen overleg is in het bijzonder aandacht besteed aan de positie van homoseksuele vluchtelingen. Ik ben blij met de toezeggingen die de minister in reactie daarop heeft gedaan. Dat zijn de toezeggingen dat er niet uitgezet zal worden naar Iran totdat in februari het nieuwe ambtsbericht is verschenen en dat de IND op korte termijn begint met de registratie van het aantal asielzoekers dat een beroep doet op seksuele gerichtheid als grond voor asiel.
De minister heeft geen toezegging gedaan over de wijze waarop met homoseksualiteit omgegaan zal worden in de ambtsberichten. Soms wordt hieraan zelfs geen aandacht besteed, ook al is het een ambtsbericht over een land waar homoseksualiteit strafbaar is. Verder zijn ambtsberichten op dit punt soms ook incompleet. Ik dien daarom de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in ambtsberichten niet altijd accuraat wordt bericht over de positie van homoseksuelen, terwijl het ontbreken van informatie of het melden van achterhaalde of onjuiste informatie in een ambtsbericht kan leiden tot onterechte afwijzing van een asielverzoek;
overwegende dat er in de praktijk homoseksuele vluchtelingen worden teruggestuurd naar landen waar homoseksualiteit strafbaar is, zoals Somalië en Libanon, terwijl in het ambtsbericht over de situatie in die landen geen aandacht wordt besteed aan de positie van homoseksuelen;
overwegende dat tot voor kort zelfs homoseksuelen werden uitgezet naar Iran;
verzoekt de regering, in haar ambtsberichten over de landen of delen van landen waar homoseksualiteit strafbaar is of in de praktijk ernstige discriminatie of bestraffing plaatsvindt, standaard en volledig te rapporteren over de situatie van homoseksuelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lambrechts, Vos, Klaas de Vries en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 968(19637).
Mevrouw Lambrechts (D66):
Voorzitter. Mijn tweede motie betreft een ingewikkelder onderwerp en wel het eerste en het nadere gehoor. Een vluchteling meldt vaak niet onmiddellijk dat hij of zij seksueel misbruikt is, verkracht is of dat hij of zij homoseksueel is. Het is heel erg lastig om deze feiten in een later stadium ingebracht te krijgen als nieuw feit, sterker nog, dat is eigenlijk onmogelijk. Het gevolg hiervan is dat de rechter hierover niet kan oordelen. Om een oplossing voor dit probleem naderbij te brengen, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat van seksueel mishandelde, verkrachte en homoseksuele asielzoekers niet kan worden verwacht dat zij meteen tijdens het nader gehoor de door hen ondergane traumatische gebeurtenissen of hun seksuele geaardheid melden, zeker als het gaat om een eerste asielaanvraag die in de zogenaamde 48-uursprocedure wordt behandeld;
overwegende dat wanneer de asielzoeker na de eerste beslissing op de asielaanvraag in de eerste asielprocedure of in een tweede procedure alsnog over deze gebeurtenissen of zijn seksuele geaardheid een verklaring aflegt, deze informatie in de praktijk niet meer wordt meegewogen, en dat dit kan leiden tot onterechte afwijzingen van asielverzoeken;
verzoekt de regering, artikel 4:6 Awb voortaan niet toe te passen als een asielzoeker bij zijn tweede of volgende asielaanvraag seksuele mishandeling, verkrachting of (homo)seksuele gerichtheid als vluchtmotief naar voren brengt, en dus te beoordelen of de asielzoeker op grond van zijn gehele asielrelaas in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning;
verzoekt de regering tevens, ervoor te zorgen dat het beleid met betrekking tot de toepassing van artikel 4:6 Awb door de minister, waaronder Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire 2003/24, door de rechter kan worden getoetst,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lambrechts, De Wit, Vos en Klaas de Vries. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 969(19637).
De heer Visser (VVD):
In het algemeen overleg is aan de orde geweest dat vluchtelingen in de 24-uursprocedure zodanig getraumatiseerd kunnen zijn dat zij niet hun volledige verhaal kunnen doen. Zij moeten als gevolg daarvan een tweede procedure starten om alsnog hun verhaal te kunnen doen. Dat is de reden dat ik heb voorgesteld om deze vluchtelingen ook tijdens de tweede procedure opvang te verlenen. In artikel 4:6 staat dat iemand die een nieuwe aanvraag doet, nieuwe feiten naar voren moet brengen. In de motie staat in feite: iemand komt met nieuwe feiten en start daarom een nieuwe procedure. Wat voegt uw motie dan toe aan de bestaande praktijk?
Mevrouw Lambrechts (D66):
Het is heel ingewikkeld, dat geef ik toe. Wat ik steeds begrijp, is dat het moet gaan om nieuwe feiten en omstandigheden die niet al eerder bekend waren of ingebracht hadden kunnen worden. Bij de beoordeling van wat wel en wat niet eerder ingebracht had kunnen worden, gaat het niet alleen om de vraag of iemand het eerder al wist, maar ook om de vraag of iemand eerder fysiek wel in staat was om het meteen in een eerste gehoor of in een eerste nader gehoor op tafel te leggen. Daar zit de crux. Als iemand dat niet doet, ook bij het in beroep gaan, dan blijft de crux dat je op basis daarvan niet zomaar een tweede procedure kunt starten. Daar moeten wij een oplossing voor vinden. Ik zeg overigens niet dat ik hier dé oplossing heb, maar het is de enige oplossing die ik heb kunnen bedenken, samen met een aantal anderen die ik in deze vraag om raad heb gevraagd. Wat kunnen wij nu doen om de ruimte te creëren die nodig is om ervoor te zorgen dat dit wel degelijk in het asielrelaas terechtkomt en gewicht krijgt bij de beoordeling van de vraag of iemand een verblijfsvergunning zou moeten krijgen?
De heer Visser (VVD):
Het is inderdaad ingewikkeld. U vraagt nogal wat. U vraagt om een artikel dat heel bewust in de wet is opgenomen, in bepaalde gevallen niet toe te passen. Het wetsartikel zegt: je moet nieuwe feiten, nieuwe omstandigheden inbrengen. Daarvan is hier volgens mij sprake. Je kon er niet over spreken in je eerste procedure. Daar is begrip voor. Wij willen zelfs zeggen: je kunt in die gevallen om die reden alsnog opvang verlenen. Toch begrijp ik nog steeds niet goed waarom u, als iemand nieuwe feiten inbrengt die zij niet kon vertellen in zijn eerste procedure, dat artikel buiten werking wilt stellen.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Ik heb twee varianten overwogen. Ik zou willen dat wij hier met elkaar de essentie zouden omhelzen en dan kijken hoe wij dat juridisch geregeld krijgen. Mijn eerste variant was: laten wij dat artikel zo interpreteren dat dit ook nieuwe feiten en omstandigheden moge heten. Dat kan ook. Als wij dat met elkaar eens zijn, is dat prima. Alleen is tot nu toe steeds gezegd dat het geen nieuwe feiten zijn, want zij wisten het al. En omdat zij het al wisten, is het geen nieuw feit. Daarom heb ik nu gekozen voor de variant die zegt: laten wij dat artikel voor deze groep en voor deze feiten buiten werking stellen, zodat die feiten alsnog ingebracht en meegewogen kunnen worden in het totale asielrelaas. Ik herhaal echter dat als de heer Visser dit niet de juiste weg acht, terwijl wij het er wel over eens zijn dat het geregeld moet worden, dan ben ik – en ik neem aan de medeondertekenaars van de motie ook – in voor elke andere variant.
De heer Van Fessem (CDA):
Voorzitter. De leden van de CDA-fractie zijn verrast door de vele projecten die er zijn met betrekking tot alleenstaande minderjarige asielzoekers. Tot nu toe was alleen een weeshuis in Angola bekend, maar zoals gezegd blijkt er nu ook in andere landen opvang te zijn geregeld. Dat is een goede zaak. Verder kunnen wij ons vinden in de voorgenomen handelwijze met betrekking tot de genoemde landen.
Hoewel wij het graag anders gewild hadden, begrijpen wij dat de minister geen ijzer met handen kan breken bij de versnelling van de afhandeling en de beëindiging van het project Terugkeer voor de groep van 26.000 uitgeprocedeerden. Wij hebben vertrouwen in de voortdurend voortvarende aanpak die wij tot nu toe hebben gezien en waarmee het project voorligt op het schema. Wij vragen wel aan de minister om, terwijl zij doorgaat met haar voortvarende aanpak, uiterste zorgvuldigheid in acht te blijven nemen. De snelheid mag niet ten koste gaan van de kwaliteit.
Ten slotte kom ik op de verrassing van de zogenaamde verlengde opvang, de noodopvang. Daarover gaan wij van de minister horen. Wij zullen dat kritisch volgen en er te zijner tijd gaarne met de minister over debatteren. Ik verzoek de minister wel om zeer helder te zijn, zodat er geen open eindjes blijven. De voorstellen moeten niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. Dan kan de Kamer verder oordelen.
De heer Klaas de Vries (PvdA):
Voorzitter. De drie vrouwelijke collega's hebben naar mijn hart gesproken, dus ik zal daar niets aan toevoegen.
Minister Verdonk:
Voorzitter. Ik hoop dat deze vrouw eveneens naar het hart spreekt van de heer De Vries.
De heer Klaas de Vries (PvdA):
Dat hoop ik ook, al jaren.
Minister Verdonk:
Voorzitter. Ik wil eerst een opmerking maken over een statement van mevrouw Lambrechts en daarna zal ik de moties behandelen.
De opmerking van mevrouw Lambrechts dat er toegezegd is dat de IND gaat registreren, is niet juist. Ik heb gezegd dat ik het op dit moment niet wenselijk acht dat de IND dit doet, maar ik heb toegezegd dat ik wel een onderzoek wil laten doen naar de uitvoeringsconsequenties. Dat gaat dus in ieder geval niet op korte termijn gebeuren en ik kom er later op terug.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Ik neem aan dat wij over de voortgang van de zoektocht en de verkenning op redelijk korte termijn geïnformeerd worden. Daarna kunnen wij er verder over praten. Dit is overigens minder dan ik gehoopt had, maar het is wel een stap vooruit.
Minister Verdonk:
Op het moment dat ik het in beeld heb, kom ik erop terug.
Voorzitter. De motie-Huizinga-Heringa c.s. op stuk nr. 967 vraagt om het categoriale beschermingsbeleid dat gold ten aanzien van Zuid-Sudanezen van niet-Arabische afkomst te handhaven en bij een nieuw uit te komen ambtsbericht opnieuw te bekijken of de inhoud van het nieuwe ambtsbericht de beleidswijziging afdoende rechtvaardigt. Ik zeg maar direct dat ik aanvaarding van deze motie ontraad. Dat doe ik om de volgende redenen.
Het is duidelijk dat de positie van niet-Arabische Zuid-Sudanezen in het noorden verbeterd is. De omstandigheden waarin ontheemden verkeren, zijn inderdaad niet rooskleurig, maar naar plaatselijke maatstaven is er voor hen geen sprake van een zogeheten categoriale humanitaire noodsituatie. Dit wil zeggen dat er in het algemeen geen direct gevaar is voor lijf en leden. Wat dat betreft ben ik het niet eens met de standpunten van Amnesty International en VluchtelingenWerk. Op dit moment is het ook van belang om te melden dat geen van de andere EU-landen en Zwitserland een categoriaal beschermingsbeleid voeren ten opzichte van deze groep.
Volgens de UNHCR is de terugkeer van afgewezen asielzoekers mogelijk zo lang bij de beslissing over de asielaanvraag rekening wordt gehouden met de etnische afkomst, de godsdienst en het gebied van herkomst. Het is bekend dat daarmee rekening wordt gehouden bij de Nederlandse asielprocedure. Dit gebeurt echter wel op individuele basis.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
De achterliggende gedachte van de motie is dat er na het uitkomen van het laatste ambtsbericht incidenten zijn geweest die de indruk wekken dat de aanvankelijke verbetering van de positie van de vluchtelingen in het noorden toch een hele stap terug is gebracht, zodanig dat Amnesty International zich afvraagt of het wel verstandig is om mensen daar naartoe te brengen. De minister heeft gezegd dat er over twee maanden een nieuw ambtsbericht komt. Gezien de ernstige incidenten nadat het laatste ambtsbericht is verschenen en het feit dat er binnen twee maanden een nieuw ambtsbericht komt waarin rekening zal worden gehouden met de huidige situatie, verzoekt de motie de minister om even te wachten op het nieuwe ambtsbericht.
Minister Verdonk:
Ik zie geen reden om het standpunt van Amnesty International en van VluchtelingenWerk te honoreren. Op grond van de gegevens van de UNHCR en van het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken zie ik ook geen reden om te wachten met het nieuwe beleid tot het nieuwe ambtsbericht.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Een van de berichten is dat kampen in Noord-Sudan, in Kartum, gesloopt worden en dat er zodanig politieke druk wordt uitgeoefend dat nu zelfs mensen uit Zuid-Sudan weer teruggaan naar Zuid-Sudan omdat de situatie in het noorden zo slecht is. Kan de minister een reactie geven op deze recente berichten, die na het laatste ambtsbericht zijn verschenen?
Minister Verdonk:
Ik heb toch andere bronnen. Ik noem de UNHCR. Op dit moment is men druk bezig om de terugkeer naar Noord-Sudan vorm te geven, ook van de groep waarover wij nu spreken. Ook andere landen zien geen reden om enig categoriaal beschermingsbeleid te voeren voor deze groep. Mijn berichten luiden dat het daar zeker veiliger is geworden en dat de positie van juist deze groep verbeterd is in het noorden van Sudan. Als het om individuen gaat, is het overigens altijd mogelijk dat er op individuele gronden een verblijfsvergunning verleend wordt. Nogmaals, een categoriaal beschermingsbeleid vind ik op dit moment niet nodig.
Mevrouw Lambrechts heeft een motie ingediend over de ambtsberichten over de positie van homoseksuelen. Die motie is mede ondertekend door de heer Klaas de Vries, de heer De Wit en mevrouw Vos. Staat u mij toe een aantal zaken in de overwegingen te bespreken. Er staat dat in ambtsberichten niet altijd accuraat wordt bericht over de positie van homoseksuelen. Ik kan mij daar niet in vinden. Er wordt inderdaad niet altijd over homoseksuelen bericht in ambtsberichten. Indien een bepaald asielmotief – wat dat dan ook is – zelden tot nooit wordt aangevoerd door asielzoekers uit een bepaald land, wordt er aan het ministerie van Buitenlandse Zaken ook geen informatie over gevraagd. Natuurlijk kan er altijd wel een individueel ambtsbericht over worden gevraagd. Het ministerie van Buitenlandse Zaken rapporteert dus desgevraagd wel altijd adequaat en accuraat over de positie van asielzoekers.
Volgens mevrouw Lambrechts worden in de praktijk homoseksuele asielzoekers teruggestuurd naar landen waar homoseksualiteit strafbaar is, zoals Libanon en Somalië, terwijl in het ambtsbericht over de situatie in die landen geen aandacht wordt besteed aan de positie van homoseksuelen. In de ambtsberichten wordt daaraan wel aandacht besteed, mits asielzoekers naar voren brengen dat dit een probleem is in het land van herkomst. Dat wordt er dan wel degelijk bij betrokken.
Ik deel de bedoeling van het dictum van de motie. Ik ben dan ook bereid om aan de minister van Buitenlandse Zaken te vragen om in ambtsberichten over landen waar homoseksualiteit strafbaar is of in de praktijk wordt bestraft, expliciet te rapporteren over de situatie van homoseksuelen. Hiervoor is wel nodig dat asielzoekers uit die landen een beroep doen op problemen in verband met hun homoseksualiteit. Als dit de bedoeling is van de motie, voer ik haar uit.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Dat is inderdaad de bedoeling van de motie. Laat ik daar duidelijk over zijn. Ik heb er geen bezwaar tegen om de overwegingen enigszins aan te passen, als dat de minister geruststelt. Ik schrap dan het woord accuraat in de eerste overweging en kijk nog even naar de tweede overweging. De bedoeling is in ieder geval duidelijk. Ik ben blij dat de minister bereid is om de motie dienovereenkomstig uit te voeren, mits die door een meerderheid wordt gesteund. Dit zou winst zijn.
Minister Verdonk:
Goed. Als mevrouw Lambrechts dat wil doen, ben ik tevreden.
Er is een motie ingediend over artikel 4.6 van de Algemene Wet Bestuursrecht. Door middel van deze motie wordt de regering verzocht om er tevens voor te zorgen dat de rechter het beleid kan toetsten met betrekking tot de toepassing door de minister van artikel 4.6 van de Algemene Wet Bestuursrecht, waaronder het tussentijdse bericht in de Vreemdelingencirculaire 2003-24. Dat is het tweede dictum. Het eerste dictum houdt het verzoek in om artikel 4.6 voortaan niet toe te passen als een asielzoeker bij zijn tweede of volgende asielaanvraag seksuele mishandeling, verkrachting of homoseksuele gerichtheid als vluchtmotief naar voren brengt. Ik kan daar het volgende over opmerken. Indien er daadwerkelijk nieuwe feiten en omstandigheden zijn die tot inwilliging van de tweede of de volgende asielaanvraag moeten leiden, gebeurt dit. Ik kan mevrouw Lambrechts dus geruststellen. Indien een zaak ingewilligd moet worden, wordt deze niet op grond van artikel 4.6 van de Algemene Wet Bestuursrecht afgewezen. In de gevallen waarop de motie doelt, wordt artikel 4.6 van de Algemene Wet Bestuursrecht dus al terughoudend of niet toegepast. De heer Visser refereerde aan een algemene niet-toepassing van artikel 4.6 in de gevallen waarop de motie doelt. Die zou het echter onmogelijk maken om dat artikel toe te passen in gevallen waarin dat heel zorgvuldig kan. Ik ben het dus niet eens met de derde overweging van de motie. Ik heb ook bezwaar tegen de laatste overweging, moet ik zeggen. Artikel 4.6 van de Algemene Wet Bestuursrecht en de uitleg daarvan door de Raad van State is algemeen bestuursrecht. Het vreemdelingenrecht is een deel van dat bestuursrecht. Uit de jurisprudentie van de Raad van State blijkt dat bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden aanleiding zijn om van artikel 4.6 van de Algemene Wet Bestuursrecht af te wijken. Het risico op een behandeling die verboden is volgens artikel 3 van het EVRM is in de jurisprudentie al aangeduid als zo'n feit. Ook de jurisprudentie van de Raad van State bevat dus waarborgen om te voorkomen dat de afdoening van asielaanvragen in strijd is met de reglementsverboden. Om die reden ontraad ik de aanneming van de motie.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Als ik de minister zo beluister, dan lijkt het alsof er helemaal geen probleem is. Ik zou willen dat zij gelijk had. In de twee jaar dat ik deze portefeuille doe, heb ik dit probleem in alle vormen en varianten op mijn bordje gekregen. Het kan gaan om verkrachte vrouwen of, zoals in dit geval, om homoseksuele mannen en alles wat daar tussenin zit. Ik verneem deze problemen van VluchtelingenWerk en van Amnesty International. Het is een belangrijk punt van overleg tussen de UNHCR en de Kamer. Ik verneem de problemen bovendien van de asieladvocaten en van de rechters. Er ligt hier een probleem, omdat het niet als nieuw feit wordt erkend. Ook de rechter toetst het niet als zodanig. Hij neemt het niet mee in de beoordeling of een afhandeling goed heeft plaatsgevonden.
Ik heb tegen de heer Visser al gezegd dat ik niet weet of ik hier de goede sleutel voor het probleem heb gevonden. Ik wil op zijn minst van de minister horen dat zij het als een probleem ziet en dat wij in haar een partner hebben om het probleem op te lossen.
Minister Verdonk:
Volgens mij is er geen probleem. Wat gebeurt, is heel helder en zorgvuldig. Ik citeer uit de Vreemdelingencirculaire van december 2004, supplement 45. Daarin staat een uitzondering geformuleerd. Ik citeer: "Niettegenstaande het bovenstaande kunnen bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden aanleiding zijn om toepassing van artikel 4.6 Algemene Wet Bestuursrecht achterwege te laten. Deze bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden worden in elk geval aanwezig geacht wanneer de feiten en omstandigheden leiden tot de conclusie dat de vreemdeling aangemerkt dient te worden als verdragsvluchteling of wanneer schending van artikel 3 van het EVRM en de fundamentele vrijheden dreigt. In het geval twijfel bestaat of toepassing van artikel 4.6 AWB in een individuele zaak redelijk te achten is, verdient het de voorkeur de aanvraag, al dan niet binnen de aanmeldcentrumprocedure, inhoudelijk te beoordelen aan de hand van artikel 30 en 31 van de Vreemdelingenwet."
Volgens mij wordt in de Vreemdelingencirculaire nogmaals neergezet dat men heel zorgvuldig dient om te gaan met nieuwe feiten of omstandigheden. Deze kunnen ook een homoseksuele geaardheid omvatten.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Ik vraag de minister mee te denken met de Kamer. Stel dat de minister gelijk heeft en dat hier niet de wetgeving het probleem is. Als je op een bepaalde manier leest, biedt de wet die ruimte inderdaad. Waarom is het in de praktijk dan zo'n groot probleem? Wat kunnen wij daar dan aan doen?
Minister Verdonk:
Het spijt mij te moeten zeggen, maar ik ken het probleem niet uit de praktijk. Met deze wijziging van de Vreemdelingencirculaire is nog eens heel duidelijk gezegd hoe zorgvuldig men moet omgaan met artikel 4.6 AWB. Er moet altijd met zorgvuldige aandacht worden gekeken naar dat wat naar voren wordt gebracht.
Mevrouw Lambrechts (D66):
Eerlijk gezegd vind ik het moeilijk te geloven dat het de minister in de paar jaar dat zij hier zit, niet heeft bereikt dat het bij de uitvoering van de wetgeving lastig is om seksuele mishandeling en homoseksuele geaardheid als nieuw feit voor asielgrond erkend te krijgen. In de praktijk komen veel problemen voor en is het moeilijk een asielaanvraag ingewilligd te krijgen.
Minister Verdonk:
Misschien mag ik even teruggaan naar de asielprocedure en naar de waarborgen die al in de asielprocedure zijn voorzien. Men kan altijd gedurende de procedure de homoseksuele geaardheid naar voren brengen. Tijdens het nader gehoor kan de asielzoeker zijn motieven uiteenzetten. Dat kan ook zijn dat er vrees bestaat voor terugkeer naar het land van herkomst vanwege die homoseksuele geaardheid. De voorbereiding op dat nader gehoor vindt plaats met assistentie van een rechtsbijstandverlener. Ook dan kan dus alles doorgesproken worden. Aan het begin van het nader gehoor wordt standaard gewezen op het belang van het nader gehoor en daarbij wordt uitgelegd dat de asielzoeker in vrijheid kan spreken en dat alles wat besproken wordt, vertrouwelijk wordt behandeld. Er wordt aldus echt geprobeerd om de asielzoeker vertrouwen te geven. Er wordt vaak gezegd dat de asielzoeker geen vertrouwen heeft in de overheid, maar er wordt alles aan gedaan om in ieder geval duidelijk te maken dat wat daar gezegd wordt, ook vertrouwelijk wordt behandeld.
Voorts is het mogelijk correcties in te dienen op het verslag van het nader gehoor. Ook dat is derhalve een mogelijkheid die de asielzoeker heeft. Verder kan de asielzoeker op elk moment in de asielprocedure nieuwe feiten en omstandigheden naar voren brengen. Indien hij die feiten en omstandigheden inbrengt na het nader gehoor, wordt onderzocht of zij passen bij het asielverhaal en of de informatie over de situatie in het land van herkomst in overeenstemming is met de gegevens die wij daarover hebben. Als dat niet het geval is, moet de asielzoeker daarvoor een bevredigende verklaring geven.
Bovendien geldt dat feiten en omstandigheden die niet in de eerste asielprocedure zijn ingebracht, in de tweede asielprocedure kunnen worden ingebracht, als de asielzoeker ze redelijkerwijs niet eerder heeft kunnen inbrengen. Het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat er sprake is van een trauma. Volgens mij zijn er dus waarborgen genoeg voorzien, zowel in de asielprocedure, als in de aanpassingen van de vreemdelingencirculaire. De aanwezigheid van deze waarborgen wordt bevestigd door de Raad van State.
Mevrouw Lambrechts (D66):
De minister zegt dat haar geen problemen op dit punt bekend zijn. Mag ik ervan uitgaan dat, mits haar die problemen duidelijk gemaakt worden en zij ervan overtuigd kan worden dat er een probleem is, wij haar wél bereid zullen vinden om hier te zoeken naar een oplossing in ofwel de regelgeving, ofwel de uitvoering en de praktijk van de uitvoering van de regelgeving?
Minister Verdonk:
Als mevrouw Lambrechts daar gegevens over heeft, wil ik die graag onder ogen krijgen en dan zal ik er heel serieus naar kijken.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, de stemmingen op een nader te bepalen moment te laten plaatsvinden.
Daartoe wordt besloten.
De vergadering wordt van 11.26 uur tot 11.36 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20052006-285-290.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.