Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 29 september 2005 over de Raad algemene zaken en externe betrekkingen (Razeb).

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb vanmiddag een vooraankondiging gedaan van dit debat. Het gaat over het verslag van een algemeen overleg dat wij zojuist met elkaar hebben afgerond, met name over de start van de onderhandelingen met Turkije, aanstaande maandag, in relatie tot wat ik maar de kwestie Cyprus blijf noemen. Wij hebben er uitvoerig over gesproken. Wij hebben minister Bot vanmiddag meegemaakt zoals wij hem ook kennen: voorzichtig en diplomatiek. In mijn inbreng heb ik benadrukt dat het van het grootste belang is om Turkije duidelijkheid te verschaffen. Er moet politieke duidelijkheid zijn over wie de regie heeft. Dat moet de Europese Unie zijn en niet Turkije.

Ik kan de voorzichtige invalshoek van de minister op zichzelf waarderen, want ik begrijp ook wel dat dit in dergelijke internationale kwesties van belang is. Ik had echter af en toe het gevoel dat het wel een erg academische benadering werd op bepaalde momenten. De politieke realiteit is dat Turkije niet van plan is om Cypriotische schepen toe te laten en dat de Europese Unie, doordat Cyprus niet de zwarte piet wil krijgen en dus geen schip richting Turkije laat afvaren, volhoudt dat nog moet blijken dat Turkije het Ankaraprotocol niet volledig en non-discriminatoir implementeert. Wat is er nu logischer, dan dat wij dat gewoon aan de Turken vragen voordat wij maandag van wal steken met de onderhandelingen? Je zegt toch niet: wij gaan ervan uit dat jullie Cyprus impliciet erkend hebben bij de ondertekening van het Ankaraprotocol, maar je hebt tot medio 2006 de tijd om dat in het ongewisse te laten? Dat is eigenlijk de positie van de Nederlandse regering en dat vindt mijn fractie onvoldoende, omdat het niet tegemoet komt aan onze eis van politieke duidelijkheid.

Daarom heb ik overwogen om met een viertal collega's een eigen motie in te dienen waarin wij duidelijk zeggen dat er helderheid moet komen voordat de onderhandelingen beginnen. Dat is de positie die mij het liefste is. Tegelijkertijd was mij bekend dat de collega's Van Baalen en Van Dijk doende waren met een eigen motie om de positie van de Nederlandse regering aan te scherpen. Dat vind ik van belang. Ik laat in dit verband het belang van het zo veel mogelijk gezamenlijk optrekken van de Kamer, zwaarder wegen. Daarom zie ik af van een eigen motie en heb ik mijn naam verbonden aan de motie die zo dadelijk zal worden ingediend door een van de collega's, om alsnog de Nederlandse positie aan te scherpen en het niet tot 2006 in het ongewisse te laten.

De heer Timmermans (PvdA):

De heer Rouvoet pleit voor duidelijkheid en helderheid en dat is mij ook uit het hart gegrepen. Hij moet dan ook de duidelijkheid bieden door uit te spreken dat zijn fractie altijd tegen de Turkse toetreding zal stemmen, wat Turkije ook zal doen en aan welke voorwaarden Turkije ook zal voldoen. Dat plaatst zijn positie in een helder daglicht.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Er is geen onduidelijkheid over de positie van mijn fractie. Wij vinden nog steeds dat Turkije geen Europees land is en dus niet zou moeten kunnen toetreden tot de Europese Unie. Dat standpunt hebben wij met verve en met steun van 62% van de Nederlandse bevolking uitgedragen tijdens de referendumcampagne. Er was brede weerklank voor dat standpunt. Dat vindt mijn fractie nog steeds. Voor de zuiverheid van de discussie zeg ik wel dat dit wat mij betreft los staat van de discussie die wij hier hebben. Hier is de vraag aan de orde wie de regie heeft. Bepaalt Turkije of het een stap wil zetten of is het de Europese Unie? Wij hebben te maken met aangekondigde onderhandelingen. Wij berusten daarin, al dachten wij daar anders over. Dat is de realiteit. Maar als wij die onderhandelingen ingaan, moet volstrekt duidelijk zijn dat van Turkije gevraagd wordt dat het die houding aan de dag legt, die van een kandidaat-lidstaat – wat Turkije nu eenmaal is – gevergd mag worden.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Het gaat erom wat Turkije doet. Het gaat erom wat de Europese Unie doet. Daar moet duidelijkheid over zijn. Wij hebben als Europese Unie criteria gesteld waaronder de onderhandelingen zouden kunnen aanvangen per 3 oktober. Een van de belangrijkste criteria was het ondertekenen van een protocol tot uitbreiding van de douane-unie met alle Europese lidstaten, waaronder Cyprus, dus 25 in getal. Dat heeft de Republiek Turkije gedaan. Turkije heeft wel onduidelijkheid geschapen over het vervolgtraject. Laat dan de Kamer duidelijk zijn hoe wij dat vervolgtraject zien. Indien Turkije Cyprus discrimineert, bijvoorbeeld door het niet toelaten van Cypriotische schepen en luchtvaartuigen, dan zal er een directe consequentie moeten volgen. Dat is het subiet opschorten van de onderhandelingen. Dat moet Turkije weten, want Turkije moet begrijpen dat het op dit moment zijn vrienden in de kou laat staan. Wie zijn vrienden in de kou laat staan, staat zelf in de kou. Daarom dien ik met een aantal collega's de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap is bepaald dat kandidaat-lid Turkije de Republiek Cyprus niet ten opzichte van de andere 24 EU-lidstaten mag discrimineren en dat dit beginsel ook in de verklaring van de EU van 21 september jongstleden is vastgelegd;

overwegende dat de minister van Buitenlandse Zaken op 31 augustus tijdens een algemeen overleg met de Kamer heeft verklaard dat in het kader van een gelijke behandeling van de republiek Cyprus geen schepen of vliegtuigen onder Cypriotische vlag in Turkse havens, respectievelijk luchthavens geweigerd mogen worden;

overwegende dat Turkije het aanvullende Ankaraprotocol, dat de juridische basis voor de gelijke behandeling van de Republiek Cyprus vormt, op korte termijn dient te ratificeren en dat er overeenstemming over de datum van ratificatie dient te worden bereikt;

is van mening dat bovengenoemde uitgangspunten dienen te worden opgenomen in het onderhandelingskader dat ten behoeve van de toetredingsonderhandelingen van de EU met Turkije wordt opgesteld;

is van mening dat de toetredingsonderhandelingen van de EU met Turkije onverwijld dienen te worden opgeschort indien Turkije de Republiek Cyprus in de praktijk anders behandelt dan de overige EU-lidstaten, zoals het weigeren van Cypriotische schepen of vliegtuigen door Turkije, en dat Turkije geen lid van de EU kan worden zolang het de Republiek Cyprus niet volkenrechtelijk heeft erkend,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baalen, Van Dijk, Timmermans, Rouvoet, Van Bommel en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 640(21501-02).

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Wat voegt het toe aan de positie van de Nederlandse regering als nog eens aan de minister wordt gevraagd dat hij ratificatie onderdeel van de onderhandelingen maakt? Ik dacht dat de minister heel duidelijk heeft gezegd dat een en ander non-discriminatoir wordt uitgevoerd.

De heer Van Baalen (VVD):

Het legt veel gewicht in de schaal. Turkije moet nog ratificeren. Het moet niet zo zijn dat het Turkse parlement er de komende drie à vier jaar nog eens over zal nadenken. Het Europees Parlement heeft zich direct in de voet geschoten door het Ankaraprotocol terzijde te leggen, want dat betekent dat de enige mogelijkheid om greep te hebben op Turkije voorlopig verdwenen lijkt te zijn. Wij moeten de Turken houden aan hun woord, en dat betekent ratificatie; niet het in de kast laten liggen van dit protocol.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik heb begrepen dat twee VVD-collega's in het Europees Parlement voor hebben gestemd.

De heer Van Baalen (VVD):

Iedereen mag onverstandig zijn. Dat is helaas ieders goed recht.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat is dan nu vastgelegd voor de geschiedenis.

Het gaat toch ook u erom dat Cypriotische schepen net zo worden behandeld als schepen uit andere Europese landen? Het gaat toch om de implementatie?

De heer Van Baalen (VVD):

Jawel, maar eerst moet het verdrag worden geratificeerd, want anders bestaat het juridisch niet.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik constateer dat wordt ingestemd met de lijn van de minister, maar dat er toch een aanscherping wordt toegevoegd. Mijn fractie heeft geen behoefte aan aanscherping van de positie van de Nederlandse regering.

De heer Van Baalen (VVD):

Het is van groot belang dat de Tweede Kamer zich ook vastlegt en duidelijk opstelt. U doet dat niet, en dat is uw goed recht. Nogmaals, niemand hoeft verstandig te zijn in dit leven.

De heer Van Dijk (CDA):

Voorzitter. Wij hebben vanmiddag uitgebreid gediscussieerd over de vraag of wij nu wel of niet de onderhandelingen met Turkije moeten starten en over de vraag op welke manier wij dat zouden moeten doen. Daarbij is uitgebreid de problematiek rond Cyprus aan de orde geweest. De houding van de Turkse regering ten opzichte van Cyprus is niet erg plezierig. Zoals de heer Van Baalen daarnet al heeft aangegeven, moet Turkije zijn vrienden niet in de steek laten. Het lijkt erop alsof dat wel gaat gebeuren. In het debat is gewisseld wat er nu precies zou moeten gebeuren. Daarin heeft de Nederlandse regering het standpunt ingenomen dat er in het jaar 2006 zal worden geëvalueerd wat er nu precies is gedaan met de bepalingen van het douaneprotocol.

Ons gaat het erom dat er klip en klaar moet worden aangegeven dat de Europese Unie de regie heeft over de onderhandelingen met Turkije. Het moet klip en klaar zijn dat de EU bepaalt wat er wel en niet op de agenda staat en hoe het moet worden geïnterpreteerd. Om die reden willen wij niet wachten tot 2006 om te bezien hoe nu precies met de bepalingen van het douaneprotocol is omgegaan, maar dat wij direct de onderhandelingen kunnen stopzetten of opschorten zodra er een schending wordt geconstateerd van het douaneprotocol. Dat is de reden waarom wij de motie mede hebben ondertekend die zojuist is voorgelezen door de heer Van Baalen. Wij gaan ervan uit dat die motie op een grote meerderheid in de Kamer kan rekenen en door de Nederlandse regering zal worden uitgevoerd.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Hoe kan men onderhandelen over toetreding met een lidstaat die op zijn beurt weigert om een van de leden van de EU te erkennen? Cyprus wordt niet erkend door Turkije. Dat hebben wij weg weten te masseren door te stellen dat het alvast heel wat is als Turkije het douaneverdrag ondertekent. Vervolgens heeft Turkije dat verdrag getekend, maar heeft het direct een verklaring afgegeven dat dit niet de erkenning van Cyprus betekent. De regering, nu ook gesteund door een motie-Van Baalen c.s. is daarop een stapje verder gegaan met de uitspraak dat nu dan wel de schepen moeten worden toegelaten. Natuurlijk zal Cyprus nooit een schip naar Turkije sturen om niet de zwartepiet te krijgen van het mislukken van de onderhandelingen.

Het voortdurend oprekken van de criteria is de LPF een doorn in het oog. Het lijkt wel of wij Turkije naar het altaar moeten slepen. De Kamer weet dat wij geen voorstander zijn van gedwongen huwelijken.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik vind de positie van de Republiek Cyprus in dezen belangrijk. Ook ik heb mij ervan verwittigd dat Cyprus niet wenst dat op dit moment een veto wordt uitgesproken. De heer Herben heeft mij zelf verbeterd door te zeggen dat wij niet orthodoxer hoeven te zijn dan de Republiek Cyprus. Dat wil ik ook niet zijn. Waarom wil de heer Herben dat wel zijn?

De heer Herben (LPF):

Ik ben uiteraard niet orthodoxer dan de Republiek Cyprus, maar Cyprus zit in een heel lastig parket. Dat land wil niet de zwartepiet krijgen voor het mislukken van deze onderhandelingen. Ik vind het merkwaardig dat de erkenning van de Republiek Cyprus geen voorwaarde is voor het starten van de onderhandelingen met Turkije, terwijl wij wel van Turkije gedogen, zoals de minister heeft gezegd, dat het voorwaarden vooraf mag stellen bij de lopende onderhandelingen over de hereniging van Cyprus. Het vertrouwen van de Grieks-Cypriotische bevolking in de Turkse bedoelingen zou juist worden verbeterd als Turkije Cyprus erkende. Dan zou ook in dat opzicht een belangrijke stap voorwaarts worden gezet.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik ben het met de heer Herben eens dat wij Turkije, en elke andere kandidaat-lidstaat, moeten houden aan de eisen die wij hebben gesteld. De eis is geweest het tekenen van het aanvullend Ankaraprotocol. Er is geen andere eis geweest. Daaraan zitten consequenties. Ik wil geen eisen toevoegen die wij niet hebben gesteld.

De heer Herben (LPF):

Ik kan niet anders dan opmerken dat het beleid van de afgelopen tijd zich op een hellend vlak beweegt. De erkenning van Cyprus wordt versmald tot het tekenen van het douaneverdrag. Dat wordt vervolgens versmald tot het toelaten van schepen. Dat is een soort gedoogbeleid. De heer Van Baalen weet dat wij de laatste jaren afstand hebben genomen van het gedogen. Ik ben daar dus geen voorstander van.

Ik heb serieus nagedacht over de motie, indachtig het adagium "beter een half ei dan een lege dop". Anderzijds bespeur ik in de motie eerlijk gezegd maar heel weinig meerwaarde ten opzichte van het standpunt van het kabinet. Mevrouw Karimi had gelijk met haar vraag. De regering wil dit eigenlijk ook. In die zin is de motie ook in mijn ogen overbodig.

De voorzitter:

Ik verzoek u om af te ronden.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Ik dien zelf een motie in. Ik weersta de verleiding om de motie in te dienen die de heer Rouvoet had willen indienen. Dat lijkt mij niet elegant. Ik vond het echter wel vervelend dat hij zijn motie, waaronder ook mijn naam stond, introk en mij daarmee voor het blok heeft gezet. Ik heb een andere motie.

De voorzitter:

Dient u hem maar in.

De heer Herben (LPF):

Mijn motie luidt als volgt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de toetredingsonderhandelingen met Turkije naar alle waarschijnlijkheid op zeer korte termijn zullen beginnen;

overwegende dat er binnen de verschillende Europese bevolkingen grote bezwaren bestaan tegen een (volledig) lidmaatschap van Turkije van de Europese Unie;

verzoekt de regering om in Europees verband te bepleiten dat in het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie de optie van een speciaal partnerschap tussen de Europese Unie en Turkije als uitkomst van de onderhandelingen wordt opgenomen;

verzoekt tevens om in bovengenoemd mandaat op te nemen dat de opnamecapaciteit van de Europese Unie een belangrijk criterium zal zijn voor het al dan niet toetreden van Turkije tot de Europese Unie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Herben. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 641(21501-02).

De heer Timmermans (PvdA):

De optie van het partnerschap is natuurlijk altijd nog mogelijk. Wanneer partijen vaststellen dat het lidmaatschap geen optie is, kan altijd alsnog tot een partnerschap worden besloten. De motie van de heer Herben is wat mij betreft dus volkomen overbodig.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Dit is weer een typisch voorbeeld van een halfslachtige benadering. Werkende weg, tijdens de onderhandelingen kan het altijd nog. Wij moeten bij het vertrekpunt duidelijk laten blijken, ook tegenover Turkije, dat deze mogelijkheid bestaat. Het wordt niet alleen door ons voorgesteld. Ook Oostenrijk heeft voorgesteld om deze optie nadrukkelijk op te nemen. Daardoor verschaffen wij duidelijkheid en voorkomen wij dat wij voortdurend aan het lijntje worden gehouden met allerlei halve afspraken. Dan krijgen wij schuivende panelen. Daarvan ben ik geen voorstander.

De voorzitter:

Ik kijk naar vak-K. Ik constateer dat de twee bewindslieden bereid en in staat zijn om direct te antwoorden. Aan het adres van de leden merk ik het volgende op. Het wordt buiten al een beetje donker. Er zal voor de eerste keer dit jaar enig kerstregime heersen. Ik zal niet veel interrupties toestaan. Dit is een VAO, het debat heeft hiervoor al plaatsgevonden. Wanneer ik dat echt heel noodzakelijk acht, zal ik misschien heel af en toe Sinterklaas spelen en een kleine interruptie toestaan, maar ik zal dat niet graag en dus ook niet vaak doen. Het woord is aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Bot:

Voorzitter. Ik zal beginnen met de motie van de heer Van Baalen. De motie van de heer Herben heb ik nog niet ontvangen. Gegeven de tijd lijkt het mij verstandig dat ik de Kamer een reactie geef op de moties. Ik onderschrijf de eerste drie overwegingen van de motie. Het is juist dat Turkije Cyprus niet mag discrimineren. Dat houdt dus in dat er geen Cypriotische schepen en vliegtuigen mogen worden geweigerd. Turkije moet ook het protocol spoedig ratificeren.

Ik moet echter een kanttekening maken bij de ratificatie. Er zit een juridische en een politieke kant aan. De Kamer weet ongetwijfeld dat volgens het Verdragenrecht een bonafide ondertekenaar gehouden is om alles te doen wat ratificatie bespoedigt, althans niet vertraagt. Hij moet zich ook onthouden van handelingen die een eventuele latere ratificatie zouden kunnen verhinderen of bemoeilijken. De Turkse regering is dus niet gehouden tot voorlopige implementatie zolang ratificatie niet heeft plaatsgevonden, maar kan er uiteraard wel voor kiezen. Wij hopen dat zij dat ook zal doen.

Politiek gezien mag van de Turkse regering worden verwacht dat zij met het parlement in contact treedt. De Turken hebben geïndiceerd dat zij deze zaak begin oktober ter ratificatie willen voorleggen. Zij willen dus zo spoedig mogelijk voortgang met deze zaak maken. Ik ben van mening dat de inspanning van de Turkse regering uiteraard zal helpen om ratificatie te bespoedigen. Uiteraard geldt ook voor het Turkse parlement dat het zijn eigen agenda vaststelt. Ik zeg de Kamer in ieder geval toe dat ik haar wens aan de Turkse regering zal overbrengen en zal aandringen op spoedige ratificatie.

Dan een enkele opmerking over het onderhandelingskader. Het huidige onderhandelingskader komt eigenlijk volledig tegemoet aan het in de motie gevraagde, want daarin staat klip en klaar: "het voldoen door Turkije aan zijn verplichtingen krachtens het associatieakkoord en het protocol betreffende de aanpassing van de overeenkomst van Ankara, in het bijzonder de verplichtingen, voortvloeiend uit de douane-unie tussen de Europese Unie en Turkije." Dit wil dus zeggen dat het additionele protocol niet alleen moet worden ondertekend, maar ook geïmplementeerd, in het bijzonder de verplichtingen, voortvloeiend uit de douane-unie. Dit laat mijns inziens niets aan duidelijkheid te wensen over, want je moet dit natuurlijk ook zien in het verband van de tegenverklaring van de Europese Unie, waarin er de nadruk op wordt gelegd dat het protocol non-discriminatoir moet worden toegepast. Dit omvat dus ook het opheffen van belemmeringen voor het vrije verkeer. Bovendien wijs ik erop dat dit onderhandelingsmandaat door alle lidstaten wordt ondersteund. Hiermee wil ik zeggen dat ook Cyprus tevreden is met het geheel van de teksten, dus ook met het onderhandelingsraamwerk, dat dus deze bepaling van de implementatie van het protocol bevat, in het bijzonder de verplichtingen die eruit voortvloeien. Cyprus vindt dus dat de inhoud van deze verklaring en van het onderhandelingsprotocol volledig beantwoordt aan wat er in de motie staat. Ik beschouw deze dan ook als een ondersteuning van wat er al is vastgelegd in het onderhandelingsmandaat.

Ten slotte nog het laatste deel van de motie. Ik neem deze wens zeer ter harte, maar ik merk net als in het algemeen overleg wel op dat deze impliceert dat het protocol in werking is getreden. Enkele woordvoerders hebben al gewezen op de rol van het Europese Parlement en op het de noodzaak van ratificatie – lees: goedkeuring – door de Europese Raad. Met deze aanvullende opmerking beschouw ik ook dit gedeelte van de motie als een ondersteuning van wat ik hedenmiddag al gezegd heb.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. De minister geeft aan dat er eigenlijk al in het onderhandelingskader staat dat spoedige ratificatie noodzakelijk is. Hij is gepromoveerd in het volkenrecht, ik hoop dat dit ook voor de Turkse minister van Buitenlandse Zaken geldt, want dan weet die dat ook. Maar ik vind het prettig dat dit nog eens geëxpliciteerd wordt.

Daarnaast zal de minister ongetwijfeld ook het woord "onverwijld" zijn opgevallen. Wij vinden dat er niet meer eindeloos mag worden onderhandeld; zodra de Turken in de fout gaan, heeft dat consequenties. Dat spreekt de Kamer in de motie uit.

Minister Bot:

Dat is heel duidelijk; ik kan goed lezen en ik ken de betekenis van het woord "onverwijld". De Nederlandse regering zal zo nodig zeker haar vinger opsteken zodra het protocol in werking is getreden en er dus van Turkije verwacht mag worden dat het zich houdt aan de verplichtingen die voortvloeien uit de douane-unie tussen de Europese Unie en Turkije.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. De minister ziet de motie als een ondersteuning van zijn beleid, maar ik hecht eraan om toch nog even aan hem voor te leggen dat er een verschil is tussen het standpunt van de Nederlandse regering in de geannoteerde agenda, waarin sprake is van monitoring in 2006, en het woordje "onverwijld". Ik heb de motie mede ondertekend omdat ze een aanscherping van het Nederlandse standpunt vormt. Het oordeel "ondersteuning van het beleid" kan dus misverstand oproepen.

Minister Bot:

Het een sluit het ander niet uit. Met andere woorden, je kunt onverwijld overgaan tot opschorting, maar ik hecht er sterk aan dat er gemonitord wordt. Ik heb al uiteengezet dat wij Cyprus niet kunnen dwingen om een schip te sturen om Turkije te testen. Op het ogenblik komen er al Cypriotische goederen zonder enige belemmering Turkije binnen, dus Turkije past onderdelen van de douane-unie kennelijk al toe, hoe dan ook. Maar ik vind het wel belangrijk om het andere element ook overeind te houden. Met andere woorden, als het leven gewoon doorgaat, vind ik het belangrijk om in 2006 te monitoren hoe het gaat met de toepassing van de douane-unie. Het een sluit het ander niet uit.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Prachtig, vooral ook monitoren in 2006, zou ik willen zeggen. Als de minister een aanscherping van de Nederlandse positie door een motie van de Tweede Kamer beschouwt als ondersteuning van het beleid, kan hij nog heel wat ondersteunende moties verwachten, ook van mijn fractie.

Minister Bot:

Dank u, mijnheer Rouvoet.

Ik wil aanvaarding van de motie van de heer Herben ontraden om de eenvoudige reden dat wij vanaf 1963, sinds de sluiting van het Associatieakkoord, tot eergisteren heel duidelijk zijn geweest over het doel. Te zelfder tijd hebben wij twee duidelijke reserves ingebouwd. De ene reserve vloeit voort uit het vierde criterium van Kopenhagen: de absorptiecapaciteit van de Europese Unie. Als in de onderhandelingen blijkt dat de last voor de Europese Unie te zwaar wordt, kunnen wij een ander modus gaan uitwerken. De tweede reserve is het zogenaamde open ended character dat er duidelijk in staat. Het geeft heel duidelijk aan dat al wandelende over de weg van de onderhandelingen, de Europese Unie met Turkije samen kan besluiten om een andere koers te varen. Nogmaals, er zijn twee duidelijke garanties, twee mogelijkheden en twee tijdstippen in het proces waarop wij kunnen zeggen dat het ons niet bevalt en dat wij iets anders willen.

Dat is echter iets anders dan te bepleiten dat deze optie heel specifiek wordt opgenomen. Het riekt enigszins naar kwade trouw als wij aan het begin van de onderhandelingen al indiceren dat er ook een andere optie bekeken wordt. De Kamer wordt regelmatig ingelicht over de onderhandelingen die tussen de tien en de vijftien jaar gaan duren. Wij hebben dus alle tijd. Op een later tijdstip kunnen wij hierop ongetwijfeld terugkomen, maar het is nu niet het moment om dit in het mandaat op te nemen.

De heer Herben (LPF):

Het bieden van een bevoorrecht partnerschap wil ik niet bepaald zien als een desavouering van Turkije, integendeel.

Zonder het debat over de Turkse uitbreiding te willen overdoen, stoort het mij dat de minister steeds verwijst naar 1963. Is hij zich ervan bewust dat in 1963 de Europese Unie niet bestond, het was toen de Europese Economische Gemeenschap?

Minister Bot:

U bent zich er ook van bewust, mijnheer Herben, dat in december 2002 de Europese Unie klip en klaar heeft gezegd dat zij voor Turkije de mogelijkheid opende voor toetreding en niets anders? Ik ben daar zelf bij geweest, zij het in een andere capaciteit. Ik ben het roerend met u eens dat er een hele evolutie heeft plaatsgevonden. Ik heb 1963 genoemd omdat wij bij zo veel gelegenheden herhaald hebben wat wij toen in het vooruitzicht hebben gesteld. Ik acht het niet juist om een halve seconde voor twaalf met deze optie te komen. Ik herhaal dat ik om deze reden aanvaarding van de motie wil ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Zoals eerder was aangekondigd, zullen wij nu direct stemmen over de bij het debat van zo-even ingediende moties.

Naar boven