Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de indiener van het initiatiefwetsvoorstel, mevrouw Noorman-den Uyl, stel ik voor om de stemmingen over de Wet voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders (29948) van de agenda van heden af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, de spreektijden voor de begrotingsbehandeling voor de eerste en tweede termijn als volgt vast te stellen voor de fracties: het CDA 370 minuten, de PvdA 350 minuten, de VVD 290 minuten, de SP 160 minuten, GroenLinks 160 minuten, de LPF 145 minuten, D66 130 minuten, de ChristenUnie 100 minuten, de SGP 100 minuten, de Groep Nawijn 30 minuten, de Groep Wilders 30 minuten en de Groep Lazrak 30 minuten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Hessels. Ik heb begrepen dat hij drie verzoeken zal doen.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Ik doe maar liefst drie verzoeken tot uitstel. Allereerst verzoek ik, de stemmingen over de tijdens het verslag van het algemeen overleg over de Opta en de kabel ingediende moties met een week uit te stellen, zodat wij kunnen proberen om een gezamenlijke motie in te dienen. Wij hebben hierover gesproken met de minister en toen zo'n zeven à acht moties ingediend. Er schijnt nog een brief van de minister aan te komen.

Het tweede punt gaat over een drietal verdragen dat wij op de stemmingslijst hebben staan over octrooiwetgeving. Vooral over het vertalingenprotocol is uitvoerig gesproken. In het debat daarover heb ik aan de staatssecretaris om een rapportage van Actal over de administratievelastendruk gevraagd. Daarover doen allerlei geruchten de ronde, maar een officiële rapportage hebben wij daarover niet gekregen. Daarom vraag ik om de stemmingen uit te stellen, zodat wij eventueel nog in een derde termijn kunnen debatteren zodra wij die cijfers hebben ontvangen.

Ten slotte vraag ik om het plenaire debat over de EU-richtlijn inzake WKK-installaties van de plenaire agenda voor deze week af te halen en er pas weer op te plaatsen als wij het algemeen overleg over het Energierapport, tijdens welk ook uitgebreid wordt gesproken over warmtekrachtkoppelingen, achter de rug hebben.

De voorzitter:

Er zijn drie verzoeken gedaan. Allereerst is verzocht om uitstel van de stemmingen over het vertalingenprotocol en het wetsvoorstel Goedkeuring en uitvoering van de op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 1992, 47), het op 1 juni 2000 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake octrooirecht (Trb. 2001, 120), het op 17 oktober 2000 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973 (Trb. 2001, 21) en de op 29 november 2000 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Trb. 2002, 64) (29874). Ik stel voor dat de Kamer daarmee akkoord gaat.

Verder is gevraagd om uitstel van de stemmingen over de moties die zijn ingediend tijdens het verslag van het algemeen overleg over de Opta en de kabel. Ik stel voor dat de Kamer ook hiermee akkoord kan gaan.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik heb toch behoefte om iets te zeggen en vervolgens aan de Kamer te vragen of zij iets wil zeggen over het uitstel van de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ter implementatie van de Richtlijn warmtekrachtkoppeling (30038). Ik begrijp uw argumenten natuurlijk wel, maar het is nu dinsdagmiddag. Het debat zou morgenochtend plaatsvinden. Er valt dus een dagdeel in de werkzaamheden van de Kamer weg, terwijl wij zo gauw niet meer een debat van de avond naar de dag kunnen verplaatsen. In de avonden zal er dus wel gewerkt moeten worden. Ik vind dit ook voor onze medewerkers heel vervelend. Ik vraag vriendelijk doch streng of dit niet iets eerder bedacht had kunnen worden.

De heer Hessels (CDA):

Mag ik daar meteen op reageren?

De voorzitter:

Graag.

De heer Hessels (CDA):

Wij hebben vorige week al kenbaar gemaakt dat wij vonden dat er helemaal niet over gesproken hoefde te worden. Volgens mij was er één inschrijving voor dit debat. Overleg in het weekend leidde tot de conclusie dat het een oneigenlijk debat zou worden en dat wij beter het plenaire debat konden uitstellen als de opmerkingen die worden gemaakt tijdens het algemeen overleg over het Energierapport, erbij betrokken kunnen worden. Ik begrijp uw opmerkingen, maar aan ons heeft het niet gelegen.

De heer De Krom (VVD):

Ik steun het verzoek van de heer Hessels.

De voorzitter:

Ik zie geen leden die het verzoek niet steunen, dus ik vind dat wij er nu niet langer tijd mee moeten verdoen. Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen en het punt van de agenda voor morgen te schrappen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Gerkens.

Mevrouw Gerkens (SP):

Morgen zullen de besluiten van de Opta over de hoogte van kabeltarieven naar de Europese Commissie worden gestuurd. Berichten uit de media en van de Opta zelf geven voor mijn fractie er aanleiding toe om hier nog nader over te spreken met de minister van Economische Zaken voordat de besluiten in kwestie naar de Europese Commissie worden gestuurd. Van de minister van Economische Zaken hebben wij inmiddels de toezegging gekregen dat de besluiten niet voor morgenavond naar de Europese Commissie worden gezonden. Gezien het feit dat de besluiten vastliggen vanaf het moment dat de Europese Commissie erover gaat spreken, wil ik u verzoeken, morgen over dit onderwerp een plenair debat te laten plaatsvinden met de minister van Economische Zaken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik steun namens de fractie van GroenLinks het verzoek van mevrouw Gerkens krachtig.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Voor de fractie van de Partij van de Arbeid geldt hetzelfde.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Bakker knikt. Hebben andere leden nog iets op te merken?

De heer Hessels (CDA):

Vooral in het verlengde van de motie-Atsma die eerder is aangenomen, is het uiterst belangrijk dat wij dit snel bespreken, dus voor het naar Brussel gaat. Ik steun dan ook het verzoek van mevrouw Gerkens.

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor om aan het verzoek van mevrouw Gerkens te voldoen en om het debat met spreektijden van twee minuten per fractie morgen om 13.00 uur te houden aan het begin van de plenaire vergadering. De ochtendvergadering van morgen is vrijgevallen vanwege het niet behandelen van de Elektriciteitswet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Balemans.

De heer Balemans (VVD):

Bij de algemene politieke beschouwingen van vorige week is de motie-Van Aartsen/Bos over de voor- en naschoolse opvang aangenomen. Nu geldt in het algemeen dat het kabinet wordt geacht aangenomen moties uit te voeren, maar in de media – en met name in het weblog van de minister van Onderwijs – lijkt nu de indruk te ontstaan dat het kabinet eigenlijk niets voelt voor uitvoering van die motie. Via de voorzitter vraag ik aan het kabinet om een brief waarin het aangeeft hoe en op welke termijn het uitvoering zal geven aan deze motie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik steun namens de GroenLinksfractie van harte het verzoek van de heer Balemans. Wij krijgen dan ook graag antwoord van de minister van Onderwijs op drie specifieke punten. Hoe denkt het kabinet financiering van de uitvoering van deze motie te regelen? Dat lijkt ons een kabinetsbrede kwestie, want wij gaan hiervoor natuurlijk niet de begroting van Onderwijs gebruiken. Op welke wijze zal gekwalificeerd personeel worden aangetrokken voor de nieuwe opvang die in de motie wordt bedoeld? Hoe zal men omgaan met normale kwaliteitscriteria die wij aan dit type opvang willen stellen?

De heer Jan de Vries (CDA):

De minister heeft wijze woorden geschreven in haar weblog, maar is dit niet een overbodig verzoek van de heer Balemans? Hij weet toch ook dat een in deze Kamer aangenomen motie vanzelf wordt voorzien van een reactie van het kabinet?

De heer Van der Vlies (SGP):

Ook de SGP-fractie had alle begrip voor de woorden van de minister van Onderwijs op haar weblog. Het is ons ook opgevallen dat het onderwijsveld uiterst verbaasd is en op zijn minst tijd nodig heeft om dit te verwerken. Als de Kamer daartoe bij wetgeving zou besluiten in het verplichtende kader dat wij vorige week hebben besproken, lijkt het ons dat het onderwijsveld daartoe tijd krijgt om maatregelen te nemen. Ik begrijp de redenering van de heer Balemans wel, maar mijn fractie heeft geen haast en wil de kip eerst maar eens laten broeden om te zien wat eruit komt.

De heer Bos (PvdA):

De fractie van de PvdA steunt het verzoek van de heer Balemans. De minister-president heeft afgelopen donderdag in zijn reactie op de motie op geen enkele wijze hetzelfde gezegd als de minister van Onderwijs het afgelopen weekend. Integendeel, hij steunde de geest van de motie in veel opzichten en wees slechts op praktische randvoorwaarden die nog zouden moeten worden gerealiseerd. Dat staat echt haaks op de manier waarop de minister van Onderwijs zich het afgelopen weekend over de motie heeft uitgelaten. Om die reden steunen wij het verzoek van de heer Balemans.

De voorzitter:

Ik geef de heer Balemans gelegenheid voor een korte procedurele reactie en ik zal de Kamer daarna een voorstel doen.

De heer Balemans (VVD):

De ouders zijn blij met wat wij hebben gedaan en ik wil zeker weten dat de kip ook zal gaan broeden.

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor, met de aantekening dat wij niet in een weblogdemocratie maar in een parlementaire democratie leven, om aan het verzoek van de heer Balemans te voldoen en om het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president en ter informatie aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, omdat dit een verzoek is dat voortkomt uit de algemene politieke beschouwingen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Dijksma.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Op de stemmingslijst van vandaag staat het VAO verkoop Novio aan HTM. Bij twee van de door mij ingediende moties maak ik een opmerking, omdat zojuist een brief van de minister van Verkeer en Waterstaat is binnengekomen met een inhoudelijke reactie op die moties. Ik trek de motie op stuk nr. 99 over verduidelijking van de Wet personenvervoer 2000 op het punt van mededinging na concessies in, omdat ik er niet van houd om overbodige moties in de Kamer in stemming te brengen als zij al op voorhand worden uitgevoerd.

Ten tweede stel ik voor om de motie op stuk nr. 100 over het ombouwen van de NMa-Vervoerkamer om te bouwen tot een echte vervoersarbiter, aan te houden tot een later moment. Blijkens haar reactie heeft de minister kennelijk nog niet begrepen wat wij precies willen. Voor zij met een afwijzing komt, wil ik graag de gelegenheid krijgen met haar verder over dit onderwerp te debatteren, zodat wij het tot een goed einde kunnen brengen. Ik verzoek deze motie aan te houden tot een later moment.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Dijksma c.s. (23645, nr. 99) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

Op verzoek van mevrouw Dijksma stel ik voor, haar motie (23645, nr. 100) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn fractie heeft nog geen brief ontvangen. Mede om die reden verzoek ik om uitstel van deze stemming, zodat wij ook de inhoud van de brief tot ons kunnen nemen.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat de brief iets voor 14.00 uur is binnengekomen. Ik meen dat het goed is dan de gehele stemming over dit onderwerp uit te stellen.

Ik stel voor, de stemmingen over moties VAO Verkoop Novio aan HTM uit te stellen tot de volgende gelegenheid, waarschijnlijk volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Heemskerk.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. Ik vraag om voorafgaande aan de financiële beschouwingen een brief te ontvangen van staatssecretaris Wijn. Hij heeft nogal forse kritiek geuit over de samenwerking tussen de Autoriteit Financiële Markten en de Belastingdienst. Als gevolg daarvan zouden wij miljoenen euro's door belastingfraude mislopen. Dit verzoek doe ik ook namens de fracties van CDA en VVD.

De vraag is niet of, maar hoe er wordt samengewerkt tussen AFM en Belastingdienst. Wat ons betreft is geen advies nodig van de Raad van State. Ook de NMa heeft zich in het verleden immers niet hoeven en kunnen beroepen op geheimhouding als gevolg van de Mededingingswet. In die brief wil ik ook een inschatting van het aantal miljoenen dat wij mislopen als gevolg van welke constructies. Wellicht kunnen die miljoenen nog een rol gaan spelen bij financiële beschouwingen, waarbij wellicht nog enkele ongedekte cheques openstaan.

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie wenst ook opheldering over deze zaak. Als dit op een snellere wijze kan, zoals de heer Heemskerk mij heeft voorgesteld, sta ik daarachter. Ik heb echter over dit onderwerp heel specifieke vragen gesteld, samen met mijn collega mevrouw Dezentjé Hamming. Ik ontvang daarop graag nog antwoord.

Over de Raad van State heb ik niet met de heer Heemskerk gesproken, dus dat punt laat ik even open. Ik wacht graag de beantwoording af.

De heer Heemskerk (PvdA):

Laten wij deze vragen eraan toevoegen. De PvdA-fractie wil graag heel snel optreden als er sprake is van belastingfraude. Hoe sneller, hoe beter. Laat de staatssecretaris een antwoord geven over de rol van de Raad van State.

De voorzitter:

Uit het stenogram zal de staatssecretaris duidelijk worden wie wat vraagt.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, omdat het om de voorbereiding van een plenair debat gaat, en in het bijzonder naar de staatssecretaris van Financiën.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Nawijn.

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Voorzitter. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft de vorige week Kamervragen van mij beantwoord over de versnelde naturalisatieprocedure van de voetballer Salomon Kalou. Die antwoorden roepen meer vragen op dan dat zij antwoord geven. Ik verzoek de Kamer een plenair debat te houden over het toepassen van artikel 10 van de Rijkswet op het Nederlanderschap en het beleid dat eraan ten grondslag ligt. Het is wellicht goed de minister eerst te vragen een brief te schrijven over wat precies het beleid is, met de aantallen, de criteria waaraan de minister toetst en de regels in Nederland en in het buitenland.

De voorzitter:

In het licht van zijn laatste verzoek, stel ik de heer Nawijn voor hetgeen altijd de procedure is indien een verzoek in twee fasen wordt gedaan, namelijk om op dit moment de minister alleen om de brief te vragen. Als de brief er is, staat het hem uiteraard vrij op basis van de brief om een debat te vragen. Ik zie dat de heer Van Fessem knikt.

De heer Van Fessem (CDA):

Ik ga akkoord met uw voorstel.

De heer Visser (VVD):

Voorzitter, ik kan al voordat wij die brief hebben, zeggen dat wij geen behoefte hebben aan een plenair debat over wie na een naturalisatieprocedure de nieuwe spits van het Nederlandse elftal zal worden.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter, er zijn tot tweemaal toe schriftelijke vragen over dit onderwerp gesteld. Ik ben het met de heer Nawijn eens dat de antwoorden op het punt van de toepassing van artikel 10 echt onbevredigend zijn, dus ik zou hem de suggestie willen doen, er een interpellatiedebat van te laten maken. Er zijn vragen gesteld en de antwoorden daarop geven echt aanleiding tot een debat, dus er zijn verder geen brieven nodig.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter, onze fractie is al heel lang een voorstander van versnelde naturalisatie, en niet alleen van Kalou, maar ook van vele anderen. Wij zouden het dan ook goed vinden om dat het onderwerp van een debat te laten zijn. Er zijn antwoorden op schriftelijke vragen hierover, dus in die zin steunen wij het verzoek van de heer Nawijn.

De heer Van der Ham (D66):

Ook onze fractie steunt het verzoek van de heer Nawijn, voorzitter.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Onze fractie heeft geen behoefte aan een brief, want er zijn al twee keer schriftelijke vragen over dit onderwerp beantwoord. Je kunt het al dan niet eens zijn met die antwoorden, maar de beleidslijn is op zichzelf helder. Dan gaat het dus nog om de toepassing van artikel 10 op dit geval van deze "beste" voetballer, en dat lijkt mij nu niets voor een Kamerdebat. Daar hebben wij dan ook geen enkele behoefte aan.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook wij hebben vragen over versnelde naturalisatie en wij steunen het voorstel van de heer Nawijn, omdat wij graag een breder debat met de minister zouden voeren over wanneer er wel en wanneer er niet versneld genaturaliseerd wordt.

De heer Van Fessem (CDA):

Voorzitter, net als de heer Van der Staaij vind ik het niet goed om een interpellatiedebat over een individueel geval te houden.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter, ik sluit mij aan bij het standpunt van de fractie van de PvdA. Als de heer Nawijn een interpellatiedebat wil, lijkt het mij overbodig om op een brief te wachten.

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Voorzitter, de minister zal binnen enkele dagen of weken een beslissing nemen over het ingediende bezwaarschrift. Ik zou daarvóór nog een debat in de Kamer willen laten houden, dus in die zin is er haast geboden. Uiteraard gaat het ook mij om het totale beleid voor het toepassen van artikel 10, niet specifiek om deze zaak. Dit beleid is op dit moment volstrekt onduidelijk, vandaar mijn verzoek om een algemeen debat.

De voorzitter:

Maar wilt u dat nu wel of niet vooraf laten gaan door een brief?

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Ik heb al aangegeven dat de antwoorden op twee series schriftelijke vragen meer vragen hebben opgeroepen dan dat ze duidelijkheid hebben verschaft over het beleid van de minister op dit punt. Misschien is het dus handiger om via een brief te weten te komen wat het beleid is, want dat blijkt niet uit de antwoorden op de vragen. Maar goed, ik leg mij neer bij de standpunten van de meerderheid van de fracties. Ook zonder brief vind ik het prima, als wij maar zo snel mogelijk een debat met de minister kunnen voeren.

De voorzitter:

Uiteraard gebeurt er wat de meerderheid wil, maar u hebt het verzoek gedaan, dus u moet gewoon aangeven of u voor het debat nog een brief wilt ontvangen.

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Nee, ik heb geen behoefte meer aan een brief.

De voorzitter:

Dat is dan duidelijk. Het overige deel van het verzoek van de heer Nawijn wordt gesteund door een aantal andere fracties, dus ik stel voor om eraan te voldoen. Het zal dus een debat worden over de algemene problematiek, niet over een individueel geval. Gelet op de agenda van de Kamer zou het debat in de loop van aanstaande donderdag kunnen worden gehouden, maar dit hangt natuurlijk ook af van de agenda van de minister voor Vreemdelingenbeleid, dus de Kamer krijgt hierover nog nader bericht. Ik stel voor, de spreektijd te bepalen op drie minuten per fractie.

In reactie op de opmerking van de heer Visser zeg ik nog dat het niet verplicht is om aan ieder debat in de Kamer mee te doen. Het is geheel aan zijn fractie om dit te bepalen.

De heer Visser (VVD):

Voorzitter, ik heb er geen enkele behoefte aan om eraan mee te doen, dus mijn drie minuten kunt u houden.

De voorzitter:

Ik zal ze nuttig besteden.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Wij gaan thans over tot de stemmingen. Ik deel mee dat de Groep Lazrak afwezig is.

Naar boven