Noot 1 (zie blz. 1141)

Actieplan Vereniging van Eigenaren

We moeten de deskundigheid en de onderhoudsfondsen van de Vereniginging van Eigenaren op orde brengen, willen we voorkomen dat de stadsvernieuwingsopgave van de 21e eeuw ontstaat.

– VvE’s zijn in Nederland slecht georganiseerd

– onderhoudsfondsen zijn niet tot nauwelijks gevuld

– complexen worden met achterstallig onderhoud verkocht

– wettelijk is een VvE verplicht tot een onderhoudsreservering, maar over de hoogte doet de wetgever geen uitspraken

– de bewoners van de goedkope voorraad kunnen zich geen grote onverwachte onderhoudsuitgaven veroorloven

Daarom willen wij:

– een professionalisering dmv certificering van de VVE’s en hun beheerders

– dat minimaal 2% van de WOZ waarde in het onderhoudsfonds wordt gestort

– dit wettelijke minimum moet onbelast zijn, valt dus niet in box 3

– een landelijk informatiepunt voor VvE’s

Daarenboven willen wij voor de kwestbare voorraad (woningen gebouwd vóór 1 970 en maximaal waarde 250 000 euro):

– corporaties behoren een garantieonderhoud te geven: in de verkoopprijs van de appartementen is voor tien jaar tegen kostprijs onderhoud meegenomen

– corporaties zorgen tegen kostprijs voor het beheer van de VvE’s, dit is een pubiieke taak

– de mogelijkheid voor gemeenten om een Algemene Woningkeur te hanteren

– de eigenaar bewoners kunnen hun bijdrages aan de onderhoudsfondsen aftrekken

De PvdA-fractie doet met dit actieplan een substantieel voorstel voor professionalisering van de VvE’s in algemene zin, en voor gezondere VvE’s in het kwetsbare deel van de woningvoorraad in het bijzonder. En dat is hard nodig.

Vereniging van Eigenaren als volwaardige woonvorm

Van de 6,8 miljoen woningen die Nederland telt is een half miljoen georganiseerd in een structuur van Vereniging van Eigenaren. Onze volkshuisvesting heeft zich traditioneel ontwikkeld via het privé bezit (vrijstaande woningen, rijtjeshuizen), de gemeentelijke woningbedrijven en de woningcorporaties. De VvE is een relatief onbekende vorm van eigenaarschap in Nederland. Politiek en beleidsmatig is er dan ook weinig aandacht geweest voor de 100 000 VvE’s die Nederland telt.

Wat de PvdA-fractie betreft is die tijd voorbij. Het aantal eigenaren met een woning in VvE verband neemt toe. De organisatiegraad van de VvE kan zeer gevarieerd zijn. In de meer klassieke VvE’s hebben de eigenaren een appartementsrecht en zijn ze gezamenlijk verantwoordelijk voor het casco en de gemeenschappelijke ruimten. Ook de mengvorm van koop- en huurappartementen in één VvE is al langer bekend. Dit is bijvoorbeeld gebruik bij portieketagewoningen en galerijflats die aan huurders verkocht worden, of bij mutatie in de verkoop gaan. Minder bekend zijn de mogelijkheden die de VvE biedt voor eigenaar bewoners in laagbouwwoningen. Niet alleen voor de duizenden Nederlandse rijtjeswoningen die worden omgezet van huur in koop, maar ook voor de vele nieuwbouwprojecten. In Nootdorp is een experiment van start gegaan. De Grote Hof is een project met 270 voornamelijk laagbouwwoningen waarbij gekozen is voor een VvE-constructie ten behoeve van de binnentuinen, de parkeergarage, de verzekeringen en verbouwingen, en de kopers overwegen om gezamenlijk een groot onderhoudsfonds te vormen voor schilderbeurten, dakonderhoud ed. Deze vorm van wonen waarbij individuele kopers ook als collectief optreden is in Nederland nog te weinig bekend. Het verdient veel navolging.

De PvdA-fractie vindt de groei in het aantal VvE’s een goede ontwikkeling. Het mooie aan de VvE is namelijk dat hiermee de oude structuur van de woningbouwvereniging nieuw leven wordt ingeblazen.

In zekere zin kan de VvE worden gekenschetst als de 21e eeuwse variant op de oude woningbouwvereniging. Met het belangrijke verschil dat de bewoners nu kopers zijn en geen huurders. In de vorige eeuw zette de volkshuisvesting in op mensen die van een professionele woningvereniging konden huren. Nu gaat het om mensen die appartementslid worden van hun eigen vereniging. De grote slag die nog geslagen moet worden is dat ook die kopersverenigingen voldoende professioneel worden. Daar schort het een en ander aan.

Deskundigheid en onderhoud

Er komt veel kijken bij het besturen van een VvE. Daarom besteden de grotere VvE’s de functie van bestuurder vaak uit aan een VvE-beheerder. De relatief hogere kosten bij kleinere VvE’s vormen voor menig eigenaar-bewoner een struikelblok. Dit is een groot probleem. Nederland telt namelijk héél veel kleine verenigingen: ruim tachtig procent van de VvE’s heeft minder dan tien leden. Deze verenigingen kloppen niet makkelijk aan bij een professioneel beheerkantoor. En mochten de kleine verenigingen al op zoek gaan naar een beheerkantoor, dan is het niet eenvoudig een te vinden. Wat ons betreft ligt hier, zeker wat de goedkope voorraad betreft, een belangrijke taak van de corporaties.

De PvdA-fractie is er voorstander van dat in dat geval het beheer van VvE’s tot de reguliere publieke werkzaamheden van de woningcorporaties gaat behoren.

Een ander probleem is het groot onderhoud. Een deel van de particuliere woningvoorraad kent (zeer) hardnekkige bouwtechnische tekortkomingen. Investeringen zijn vooral nodig voor probleemcomplexen in de oudere wijken, maar daar zijn de onderhoudsfondsen slecht gevuld en de VvE’s slecht georganiseerd. Weliswaar bestaat er voor de VvE’s de wettelijke verplichting om een reservefonds in stand te houden «ter bestrijding van andere dan de gewone jaarlijkse kosten», maar over de hoogte van de bijdragen doet de wetgever geen uitspraak. Wij willen dat een minimum storting wettelijk wordt geregeld.

Betrokken overheid

De PvdA-fractie meent dat de overheid een verantwoording heeft om de voorwaarden te scheppen voor gezonde VvE-structuren. Enkele gemeenten zijn hier al zeer actief in geworden de laatste tijd en hebben lokaal plannen ontwikkeld: Bert Kuiper in Almelo, Roelof Bleker in Enschede, Marnix Norder in Den Haag, Eppo Grutteling in Apeldoorn. In deze gemeenten wordt gewerkt aan het actief opknappen van VvE’s met achterstallig onderhoud, voorlichtingsbijeenkomsten (cursus, lidmaatschappen van de landelijke vereniging VvE Belang, en de gemeenten helpen ze aan een laagrentende lening voor onderhoud.

De landelijke overheid heeft haar eigen verantwoordelijkheid. In eerste instantie heeft de overheid de taak om te zorgen voor deugdelijke wetgeving ten aanzien van het appartementsrecht. Ook heeft de overheid in een taak in de voorlichting, en als vraagbaak. Daarom pleit de PvdA-fractie voor een goed geoutilleerd landelijke VvE informatiepunt. Een ondersteunende rijkssubsidie is daarvoor nodig. Dit is noodzakelijk omdat een VvE altijd een complexere eigendomsvorm is dan het volledige individuele eigenaarschap, én omdat het deels gaat om een kwetsbare voorraad. Voor de rijksoverheid is hier samen met de betrokken belangenorganisaties een rol weggelegd.

De PvdA-fractie hecht veel waarde aan voldoende gemeenschappelijke reserveringen voor onderhoud. Nu al is het probleem dat er teveel complexen zijn die zonder hulp van gemeenten niet het noodzakelijke onderhoud kunnen verrichten. Met de groei van het aantal VvE’s, en zeker door de omzetting van huurcomplexen in koopwoningen, wordt dit probleem alleen maar groter. De PvdA-fractie wil daarom dat eigenaar bewoners minimaal 2% van de WOZ-waarde in het onderhoudsfonds storten. Hierdoor ontstaat voor de leden van de VvE minstens de mogelijkheid om onderling zonodig de bijdragen af te dwingen.

Dit brengt ons op een ander vraagstuk. Sinds 2004 worden de stortingen in de onderhoudsfondsen als vermogen bij box 3 opgeteld. De PvdA-fractie vindt dit ongewenst. Het zet onbedoeld een rem op het sparen voor groot onderhoud. Dit, nog los van de vraag of het billijk is de stortingen als vermogen van de individuele eigenaren aan te merken aangezien de eigenaar bij verhuizing de ingelegde stortingen niet uitgekeerd krijgt. Daarom wil de PvdA-fractie dat de ingelegde stortingen ter hoogte van minstens 2% van de WOZ-waarde vrijgesteld worden. Die stortingen moeten dan wel gekoppeld zijn aan een meerjarenonderhoudsplan.

Verder hecht de PvdA-fractie veel waarde aan een vorm van certificering. Met certificering wordt een ijkpunt geïntroduceerd voor een noodzakelijk kwaliteitsniveau van de VvE-voorraad. De certificering heeft betrekking op zowel de VvE’s als de beheerkantoren. Voor eigenaren wordt het mogelijk om een verantwoorde keuze te maken voor een beheerkantoor. Het certificeren van VvE’s geeft gemeenten de mogelijkheid om vat te krijgen op de probleemcomplexen. Overigens verdient het sowieso aanbeveling dat gemeenten VvE’s toetsen op hun deskundigheid en onderhoud. Dit kan bijvoorbeeld op het moment van afgeven van splitsingsvergunningen, of door middel van een kwaliteitsregistratie.

Kwetsbare voorraad

De komende tijd zullen er vele VvE’s door verkoop van corporaties of uitponding van particuliere complexen (pensioenfondsen/beleggers) bijkomen. Het gaat om de vooroorlogse en de naoorlogse voorraad uit de jaren vijftig en zestig. De woningen worden gekocht door de lagere middeninkomens.

Er wordt door de gemeenten nu al veel geld en tijd gestoken om dit particuliere bezit, in buurten waar de leefbaarheid sowieso aandacht nodig heeft, op peil te brengen. Het is niet acceptabel dat complexen met achterstallig onderhoud worden verkocht. Voor de PvdA-fractie is het eveneens onacceptabel dat na het weghalen van de steigers de VvE’s niet sparen voor de volgende onderhoudsbeurten. Tegelijkertijd onderkennen wij het probleem dat het gaat om (kleinschalige) VvE’s die weinig deskundig zijn en dat het hier gaat om bewoners die zich geen grote onverwachte uitgaven kunnen veroorloven.

Om te voorkomen dat sluipenderwijs de volgende stadsvernieuwingsopgave wordt georganiseerd wil de PvdA-fractie extra faciliteiten voor deze voorraad in het leven roepen. Daarbij zien wij in het bijzonder een rol voor de corporaties weggelegd. Wij vinden het noodzakelijk dat corporaties die bezit verkopen een garantie onderhoud tegen kostprijs in de verkoopprijs meenemen. Het is aan de gemeenten om hier sluitende afspraken met de corporaties over te maken, en de sociale betrokkenheid van de corporatie ook ná verkoop vast te leggen. Ook moeten de corporaties desgevraagd voorzien in de beheertaken van de VvE’s. Voor de kwetsbare voorraad moeten zij dit doen tegen kostprijs, die activiteiten behoren tot de publieke taak van de corporatie.

Gemeenten moeten de mogelijkheid krijgen om een Algemene Woningkeur voor (delen) van hun voorraad te gaan hanteren. Met deze keuringstandaard voor woningen wordt de eigenaren voorzien van juiste, objectieve informatie over de onderhoudstoestand. Vanwege het vrijblijvende karakter is de vraag naar AWK tot nu te beperkt.

De PvdA-fractie wil in het bijzonder bevorderen dat de meer kwetsbare VvE’s substantieel gaan sparen voor onderhoud. De verantwoordelijkheid van de overheid gaat bij deze complexen verder dan bij de gezondere VvE’s. Daarom wil de PvdA-fractie dat eigenaren hun bijdrages (2% van de WOZ-waarde) voor groot onderhoud aan de VvE’s fiscaal kunnen aftrekken. Daarbij definiëren wij de kwetsbare voorraad als de woningen die een marktwaarde vertegenwoordigen van maximaal 250 000 euro (vgl NHG maximum in 2006) en met een bouwjaar tot 1970. De kosten van deze maatregel ramen wij op 50 miljoen euro jaarlijks.

Noot 2 (zie blz. 1147)

Onderzoeksvoorstel integrale vennootschapsbelasting

Jelleke Veenendaal, 9 november 2005

Om tot een weloverwogen standpunt te komen in de discussie over de gedeeltelijke of integrale vennootschapbelasting, heeft de VVD nog de volgende informatie nodig:

1. Hoe kunnen we regelen dat alle bedrijven die huur- en koopwoningen laten bouwen een gelijk playing field hebben.

2. Hoe kunnen we stimuleren dat er gebouwd wordt voor alle doelgroepen, rijk of arm, oud of jong, gezond of gehandicapt.

3. Hoe kunnen we op regionaal niveau woningbouw stimuleren: in een dorp zijn andere dingen noodzakelijk dan in een herstructureringswijk.

Integrale vennootschapsbelasting met fiscale stimuleringsmaatregelen zou kunnen worden ingevoerd om deze doelstellingen te bereiken. Ik wil de minister dan ook vragen een onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden voor integrale vennootschapsbelasting (randvoorwaarden, voor- en nadelen voor de betrokken partij en e.d.). Het volgende zou dan o.a. onderzocht moeten worden.

Uitgangspunten van het onderzoek zijn de volgende:

1. De huidige subjectgerichte vrij stelling wordt omgezet in object-gerichte vrij stellingen die voor álle belastingplichtigen toegankelijk zijn. Te denken valt aan zaken als: extra investeringsaftrek bij investeringen in ISV-wijken; rentefaciliteiten wanneer gelden ter beschikking worden gesteld voor herstructurering; toegang tot geborgde leningen e.d.

2. De Vpb-faciliteiten zouden kunnen aansluiten bij andere fiscale faciliteiten in herstructureringszones, zoals een verlaagd BTW-tarief bij sociale woningbouw; vrij stelling belasting bij verkoop aan de zittende huurder; borging door «ombouw» van het WSW naar een herstructurering-investeringsfonds e.d.

3. Toegelaten instellingen worden integraal belastingplichtig. Hun positie is hetzelfde als die van andere ondernemingen. Voorzover zij niet of onvoldoende « sociaal» presteren, wordt dit afgestraft door middel van Vpb-heffing. Het toezicht van de overheid is niet langer subject-gericht, maar ingebed in de reguliere controles van de belastingdienst.

Als variant op dit model, wordt verzocht om een nader onderzoek in te stellen naar de fiscale en volkshuisvestelijke gevolgen van de volgende structuur.

Voor toegelaten instellingen zou de onderneming als volgt vorm kunnen krijgen:

1. Elke corporatie krijgt de mogelijkheid een structuur met drie «werkmaatschappijen» op te zetten. De moeder/holding is een nijvere stichting of vereniging; de werkmaatschappijen kunnen ook BV zijn.

2. Voor de moeder gelden faciliteiten ten behoeve van de pure social housing. Daarbij zijn twee scenario’s denkbaar: de situatie van integrale Vpb-belastingplicht en de situatie van beperkte Vpb-plicht. De laatste situatie vertoont grote gelijkenis met het huidige wetsvoorstel; de eerste situatie is hierboven omschreven (integrale belastingplicht met object-gebonden faciliteiten).

3. De werkmaatschappijen vallen onder de vennootschapsbelasting en kunnen geen aanspraak maken op faciliteiten als WSW-borging. De werkmaatschappijen zijn vrij in hun werkdomein. Het toezicht van de overheid beperkt zicht tot de transacties tussen moeder en werkmaatschappijen, die marktconform behoren te zijn.

4. Tenminste één werkmaatschappij beheert de huurwoningen, die niet voldoen aan de criteria voor social housing. Voor deze werkmaatschappij zou het regime van de fiscale beleggingsinstelling toegankelijk kunnen zijn. Eenmalig zou een vrij stelling van overdrachtsbelasting moeten kunnen gelden voor de verkoop van deze huurwoningen.

Het idee van de VVD is dat op deze wijze gestimuleerd kan worden in plaats van gestraft.

Door ook de andere ontwikkelaars onder de integrale vennootschap te laten vallen en ook hen de mogelijkheid te geven om een sociale-woningbouw-poot op te zetten, ontstaat er een gelijk speelveld en zullen er meer woningen gebouwd worden.

In het onderzoek zou meegenomen moeten worden:

– Of hierdoor ook een besparing op het toezicht plaats vindt, omdat de belastingsdienst controleert, en niet meer VROM en het CFV – Welke stimulans gaat er uit van deze maatregel voor corporaties die niet actief zijn?

– Is dit idee Europa-proof?

– Wat zou er verder nog juridisch geregeld moeten worden? Kan bijvoorbeeld het toelatingenstelsel dan verdwijnen?

– Kan het toezicht verbeteren door 8 commissarissen in de holding te hebben waarvan 4 voor de sociale poot en ieder 2 voor de beide commerciële poten?

Noot 3 (zie blz. 1149)

Wonen in kantoren: 10 voorstellen

Ineke van Gent, GroenLinks

Massale leegstand van kantoren

In Nederland staat bijna 6 miljoen vierkante meter kantoorruimte leeg. Een deel van deze leegstand is structureel, blijkt uit rapportages vanuit de vastgoedbranche. Met name oude kantoorpanden binnen bebouwde kom zijn en blijven, door hun slechte bereikbaarheid en gebrek aan parkeerplaatsen, grotendeels onverhuurbaar.

Woningnood hoog

De massale leegstand van kantoorpanden is ongewenst, zéker gezien de grote tekorten aan betaalbare woon ruimte voor onder meer jongeren, studenten en starters op de woningmarkt. Zelfs als maar de helft van alle kantoren zouden worden omgebouwd tot woonruimte, kunnen zo’n 30 duizend gezinnen onder dak gebracht worden. Of 100 duizend studenten.

Minder regels

Het ombouwen van overtollige kantoorruimte naar woningen gebeurt maar mondjesmaat. Dat is zonde. Een deel van de oplossing ligt in het versimpelen van de regels. Voorstellen:

1. Het kabinet doet een beroep op gemeenten om bij de aanvraag voor een vergunning niet te toetsen aan de (strengere) normen van het huidige Bouwbesluit, maar aan de normen uit de tijd dat het kantoor is gebouwd.

2. De brandweerkorpsen stellen eenduidige en praktisch toepasbare normen op over brandveiligheid van gebouwen.

Leegstand duurder

Eigenaren van kantoorpanden hebben nu nauwelijks belang bij het ombouwen van hun panden naar woonruimte. Een woongebouw is namelijk minder waard dan een kantoorpand, en daardoor is leegstand – op papier – goedkoper dan het verkopen en verbouwen van een leegstaand pand. Maar de andere kant van deze medaille is verloedering en verpaupering. Dit moet veranderen: eigenaren van kantoorpanden moeten worden geprikkeld om hun steentje bij te dragen aan de woningnood.

Voorstel:

3. Een Leegstandsheffing voor kantoorpanden: eigenaren die een kantoor langer dan een jaar laten leegstaan, betalen een heffing van € 50,- per vierkante meter.

Hierdoor wordt het verschil tussen de boekwaarde en de taxatiewaarde kleiner (en dus wordt verkoop door vastgoedbelegger aantrekkelijker). België kent al zo’n Leegstandsheffing.

Verbouwen goedkoper

Niet alleen moet leegstand worden ontmoedigd, ook moeten gemeenten, beleggers, corporaties en (groepen) bewoners worden aangemoedigd om te investeren in woningen in kantoorpanden. Voorstellen:

4. Instelling van een Investeringsfonds «Wonen in Kantoren»: Dit fonds wordt gevoed door de opbrengsten van de Leegstandsheffing en vergoed investeringen in het hergebruik van verouderde bedrijfsruimte. Verwacht budget: 200 miljoen euro per jaar.

5. Inzet van de vermogensoverschotten van corporaties voor eventuele meerkosten (de onrendabele top).

6. Huursubsidie op onzelfstandige woonruimte, zodat de huurprijzen voor studenten op een acceptabel niveau uitkomen.

7. Een fiscale premie voor de verbouwing van kantoorpanden naar woningen: de duurzame investeringsaftrek moet niet alleen gelden voor de meerkosten van verbouwing van kantoor tot woning (in vergelijking met bijvoorbeeld renovatie van oud kantoor naar nieuw kantoor), maar voor het gehele bedrag van de investeringen.

8. Vrijstelling van de overdrachtsbelasting bij de verbouwing van kantoren tot woningen.

Rijksoverheid geeft het goede voorbeeld

De Rijksgebouwendienst kampt met een enorme leegstand : onder meer door de inkrimping van het aantal ambtenaren, staat meer dan 230 duizend vierkante meter leeg. Dit is voor pakweg 20 duizend studenten het verschil tussen wel of geen kamer.

Voorstellen:

9. Dat de Rijksgebouwendienst kantoorruimte die tijdelijk leeg staat, voor maximaal vijf jaar verhuurt aan studenten. Dit kan met behulp van een anti-kraakovereenkomst of via een huurcontract op basis van de Leegstandswet.

10. Kantoren waarvoor geen nieuwe huurder wordt gevonden, worden omgebouwd tot woonruimte. De Rijksgebouwendienst coördineert deze verbouwing en neemt de onrendabele top voor zijn rekening.

Noot 4 (zie blz. 1160)

Tienpuntenplan SP: Afscheid van asbest november 2005

1. VROM maakt een inventarisatie van die plaatsen waar nu acuut volksgezondheidsgevaar dreigt en neemt actie. Dat houdt in dat op al die plaatsen waar asbestvezels kunnen vrijkomen omdat in paden, wegen en erven nog steeds asbesthoudend afval zit, per direct worden afgesloten.

2. VROM zorgt met zeer grote urgentie voor een complete inventarisatie van asbestvervuiling in de bodem. Dit betekent niet alleen de ruime omgeving van de fabriek in Goor, maar ook de bekende hotspots Harderwijk, Berkelland en Zaanstad. Daarbij moet met een stofkam gewerkt worden, elke meter moet bemonsterd worden. Daarna moet een ruimere inventarisatie plaatsvinden van andere vervuilde plekken in Nederland. Vervolgens moet een plan opgesteld worden om dit zo snel mogelijk te saneren.

3. VROM heeft een aantal saneringsregelingen gehad voor particulieren en gemeenten die erven wegen en paden in bezit hebben die met asbest vervuild zijn. De huidige subsidie dekt echter de kosten niet, waardoor er nog steeds veel vervuilingen NIET zijn gemeld. Dat is niet alleen een risico voor de bezitter maar ook voor andere mensen die hierdoor mogelijk vrije asbestvezel kunnen inademen. Elke bezitter moet zich alsnog kunnen aanmelden. De overheid zorgt voor een warme sanering en vergoed 100% van de kosten. De verbod op het particulier bezit van asbesthoudende wegen en paden wordt actief gehandhaafd.

4. De oplossing die gehanteerd is om asbestpaden te asfalteren is geen eindoplossing; asbest blijkt na verloop van tijd onder het asfalt uit te komen en de asfaltering bedekt vaak niet al het aangetroffen asbest. VROM stelt daarom een plan op om op korte tot middellange termijn al deze geasfalteerde asbestpaden alsnog te saneren.

5. Veel van de gebruikte asbestplaten dakbedekkingen die zijn gebruikt zijn momenteel verweerd waardoor vrije asbestvezel kan vrijkomen en een landelijk gezondheidsgevaar is ontstaan. VROM opent een saneringsregeling waarvoor eigenaren van deze daken op huizen, stallen en schuren zich kunnen aanmelden, gelijk aan de regelingen voor paden en wegen in Twente.

6. Preventief: Bij verbouwingen en renovaties wordt een asbestinventarisatie verplicht gesteld, zoals dat nu al geldt voor sloopsituaties.

7. De overheid (lokaal en landelijk) stelt een regeling in werking waarbij inwoners van risicogebieden blijvend geïnformeerd worden over saneringsregelingen en schaderegelingen in geval asbestziekten geconstateerd worden. Ook organiseert de overheid op korte termijn een asbestslachtoffer hulpdienst in – in ieder geval – de gemeente Hof van Twente.

8. Staatssecretaris Van Geel gaat in overleg met sociale zaken de voorschottenregeling voor asbestslachtoffers verbreden naar alle mesothelioom slachtoffers, ongeacht de bron en de situatie van de blootstelling.

9. Internationaal preventief: Canada is nog steeds de grootste exporteur van asbest-producten, hoewel de eigen bevolking het product niet meer vertrouwd en niet meer gebruikt. Ook Rusland speelt een belangrijke rol. In Zuid Amerika en Azië wordt asbest op grote en nog steeds toenemende schaal gebruikt. Staatssecretaris Van Geel, in het buitenland nog steeds minister van milieu, gaat zich inzetten als ambassadeur van de strijd tegen het asbestmonster.

De medische en technische kennis die wij hebben gaat hij actief verspreiden.

10. Last, but surely not least: de staatssecretaris gaat de juridische degens kruizen met de vervuiler. Hij wacht de uitkomsten van de te voeren bodemprocedure tegen Eternit niet af en zorgt nu al voor de nodige budgetten, maar zal alles op alles zetten om de vervuiler, Eternit, te laten betalen. De Staat (VROM ambtenaren) heeft langdurig onderhandeld met Eternit, zonder resultaat (zie kamervragen 2040519270). De tijd van polderen is dus voorbij. De Staat gaat met de grootste spoed over tot het dagvaarden van Eternit in een bodemprocedure.

Noot 5 (zie blz. 1162)

Reactie W. Duyvendak (GroenLinks) op het schema van harde en zachte maatregelen inzake luchtkwaliteit in de kabinetsbrief van 8/11/2005

Enige GL-maatregel die door MNP als zacht is beoordeeld is «km-heffing binnenvaart». Deze beoordeling is terecht, want dit moet internationaal worden geregeld.

VROM heeft gelijk dat MNP ook de verplichte snelheidsbegrenzer als zacht had moeten beoordelen (in RIVM-optiedocument is dit EU-maatregel).

VROM heeft gelijk dat MNP overstap raffinaderijen van olie op gas niet alleen bij GL maar ook bij VROM «hard» hadden moeten noemen.

VROM heeft ongelijk dat MNP de volgende GL-maatregelen als «zacht» bestempeld, want MNP heeft er geen oordeel over gegeven of het hard of zacht is, maar ze simpelweg niet doorgerekend bij gebrek aan gegevens. De maatregelen voldoen evenwel aan de MN definitie van hard: concreet; voldoende geïnstrumenteerd, financiering is geregeld en bevoegdheden zijn aanwezig; (zacht = beslissing later of elders, financiering niet concreet, bevoegdheden niet bij overheid):

– regulerende heffing binnenring steden

– gedifferentieerde MRB voor oude auto’s

– BPM-toeslag SUV’s

– fiscale bijtelling leaseauto, schrappen onbelaste km-vergoeding woon/werkverkeer (GL-tegenbegroting opbrengsten 0,7 mln)

– vaarbelasting recreatievaart (TB opbrengsten 0,1 mln)

– stoelbelasting luchtvaart (TB opbrengsten 0,55 mln)

– havengelden diff. naar milieukenmerken – walstroom in havens

– beperken toegang stadscentra vuile voertuigen

– investering OV/transferia (TB 0,3 mln)

– verplichting minimale parkeertarieven

– schrappen spoedwet-wegverbreding projecten

– aanscherpen vergunningen industrie

– geld locale maatregelen

N.B. de reden dat VROM deze als zacht ziet heeft niet te maken met feit dat rijk het evt. niet zelfstandig kan (CPB-criterium), want bv. bij «schoon lokaal vervoer zoals bussen en vuilniswagens» heeft VROM er geen moeite mee dat het MNP dit «hard» noemt.

VROM heeft ongelijk dat de GL-maatregel «aanscherpen vergunningen industrie» (H) hetzelfde is als het «actieplan fijn stof» (Z) en dat ze dus beide hetzelfde beoordeeld hadden moeten worden. Bij GL gaat het om aanscherpen vergunningen zoals provincie Zuid-Holland nu al doet voor overslagbedrijven, bij VROM gaat het om een convenant waarvoor de onderhandelingen nog moeten beginnen.

Luchtwassers: logisch dat verplichting harder is dan subsidiemaatregel. Bij subsidieregelingen is de respons zeer omzeker. MNP gaat bij een subsidie van 50% van de investering uit van 0% respons. Bij een subsidie van 80% van de investering, rekenen ze met een responsmarge van 0 tot 100%.

VROM heeft ongelijk dat «aanscherpen NOx-handels­plafond» en «Kleine bedrijven die meedoen aan NOx-plafond» door MNP als «zacht» is beoordeeld. Volgens VROM zou «aanscherpen NOx-plafond» «zacht» moeten zijn omdat het op korte termijn (voor 2010) niet reëel is: dat klopt, dat is de reden dat de maatregel bij ons pas in 2010 ingaat.

Naar boven