Vragen van het lid Van Heemst aan de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de gepubliceerde cijfers met betrekking tot criminaliteit, met name over de opmerkelijke verschillen tussen de vier grote steden en de groei van het aantal geweldsmisdrijven.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter. Gisteren kwam cijfermateriaal van het CBS naar buiten over de ontwikkeling van de criminaliteit in dit land. Het CBS had een mooi persbericht met als kop: Criminaliteit in grote steden is gedaald. Het gaat daarbij om cijfermateriaal over de periode 2000-2004. Dat is zeer goed nieuws, maar als je preciezer naar de cijfers kijkt, baren die ook grote zorgen, met name de ontwikkeling van de geweldsmisdrijven. Dat is het soort criminaliteit dat een enorme invloed heeft op het dagelijks leven van mensen. Tijdens dit mondelinge vragenuur wil ik drie punten aan de orde stellen, mede naar aanleiding van de reacties op de cijfers.

Allereerst heb ik een vraag aan de minister van BZK. Het valt mij op dat er steeds heel veel mist rondom dit soort cijfermateriaal ontstaat. Iedere keer komen er weer andere cijfers naar buiten. Iedere keer lijken het weer nieuwe cijfers te zijn. En iedere keer kunnen de mensen die kritiek krijgen op hun prestaties, op de een of andere manier daar onderuitkomen door te zeggen: ja, maar er zijn dingen die je bij dit cijfermateriaal moet betrekken en dan valt het allemaal wel weer mee. Een goed voorbeeld is het bericht in Metro van vandaag. De politie Rotterdam Rijnmond is woedend over de gepresenteerde cijfers: "Het is op zichzelf gezien al vreemd dat cijfers uit 2000 en 2004 met elkaar vergeleken worden. We vermoeden dat het CBS gebruikmaakt van een oude registratiemethode. Reken maar dat er een flink aantal telefoontjes richting CBS gepleegd is en gaat worden."

Er mag geen mist worden opgetrokken. Wij willen deze ministers in 2007 kunnen afrekenen op hun prestaties op het terrein van veiligheid en dan mogen er geen vluchtroutes zijn via cijfers met "ja, maar". Het moeten cijfers zijn waarvan wij met zijn allen zeggen dat het de cijfers zijn waarop wij kunnen vertrouwen en bouwen. Ik wil van de minister van BZK weten hoe hij ervoor gaat zorgen dat wij in 2006 – ik heb dan over het publiek, de politiek en de politie – over cijfermateriaal beschikken waar geen speld is tussen te krijgen.

Mijn tweede vraag is gericht tot de minister van Justitie. Ik noemde al de grote zorgen die in ieder geval bij mijn fractie leven over de ontwikkeling van de geweldsmisdrijven. Geweld, agressie: het lijkt onuitroeibaar en het lijkt steeds meer op te rukken. Een grotere inspanning van deze minister en misschien ook van zijn collega's op dat punt is dus noodzakelijk en is ook urgent. Daarmee had gisteren begonnen moeten worden.

In september 2004 heeft de minister toegezegd dat hij met een voorstel naar de Kamer zou komen om de bestrijding van geweld te intensiveren. In 2005 heeft hij dat herhaald. In augustus 2005 heeft hij dat nog een keer gedaan. Er is werk aan de winkel en ik wil van de minister weten waarom hij dit steeds vooruit schuift, wanneer hij wel komt met een programma en wat hij op dit punt concreet met de politie heeft afgesproken. De minister schreef in mei aan de Kamer in het voortgangsbericht over het veiligheidsprogramma dat de politie hier meer werk van zou maken.

De voorzitter:

U moet gaan afronden.

De heer Van Heemst (PvdA):

Nog één zin, voorzitter. Waarom vindt de minister het controleren op identiteitspapieren belangrijker dan de bestrijding van geweld? Minister, wilt u dit alstublieft omdraaien? Dat zou de keuze zijn van de PvdA-fractie.

Minister Remkes:

Voorzitter. Ik ben het in twee opzichten met de heer Van Heemst eens. In de eerste plaats zit er geen streep licht tussen de zorgen van de heer Van Heemst en de zorgen van collega Donner en mij over het verschijnsel geweld. In de tweede plaats ben ik het met de heer Van Heemst eens dat de eenduidigheid van het cijfermateriaal van groot belang is. Ik beluister bij hem een beetje de ondertoon dat het niet zo moet zijn dat tijdens het spel de spelregels worden veranderd en dat ministers beginnen te morrelen aan de uitgangspunten die zij hebben gepresenteerd. Wat ons betreft is dat uitgangspunt de halfjaarlijkse voortgangsrapportage van het veiligheidsprogramma. Daarin worden de resultaten en de voortgang gemeld. In samenhang daarmee moeten de gegevens uit de Politiemonitor bevolking worden gezien. Dat zijn voor het kabinet de twee ijkpunten en die spelregels zullen dus niet worden gewijzigd.

De berichtgeving was voor ons natuurlijk ook wat vers. Op zichzelf ben ik bereid om in de richting van de Kamer een nadere duiding te geven van ogenschijnlijke verschillen. Hierbij wil ik er wel op wijzen dat in het veiligheidsprogramma wordt gerapporteerd op basis van slachtoffercijfers. Dat is destijds ook een bewuste keuze geweest.

Minister Donner:

Voorzitter. Ook ik ben het geheel met de heer Van Heemst eens dat geweld een hoge prioriteit moet hebben. Dat heeft het dan ook sinds 2003. Als u de cijfers bekijkt, dan dalen ze ook sinds 2003. Dat de cijfers vóór 2003 sterk gestegen zijn in alle grote plaatsen, is mogelijk het gevolg van de meer preventieve benadering die toen werd gevolgd. Uit de voortgangsrapportage die volgende week naar de Kamer zal komen, blijkt ook dat de daling van geweldsdelicten zich verder doorzet, zij het dat het aantal delicten nog steeds onrustbarend blijft. Dat is ook de reden dat wij ons vorig jaar in het bijzonder hebben gericht op huiselijk geweld, een van de meest voorkomende vormen van geweld waartegen wij oplopen. Op verzoek van de Kamer, in het bijzonder middels de motie-Eerdmans, ben ik bezig met het opstellen van een plan van aanpak voor wapens. Ik hoop u daar in het kader van een totaalpakket van maatregelen over geweld in november over te berichten. Er wordt niet gewacht met de aanpak totdat er weer een plan van aanpak ligt. Het is een onderdeel dat voortdurend wordt benadrukt in het totale beleid van de politie. Er is echter geconstateerd dat op dit terrein extra maatregelen nodig zijn. Ik was echter evenzeer verstoord over deze presentatie van de criminaliteitscijfers. Als vanuit 2002 wordt gerekend, is er sprake van een grote stijging. Als er echter vanuit 2003 wordt doorgerekend met de jongste cijfers, is er sprake van een daling.

De heer Van Heemst (PvdA):

U zegt net als de minister van BZK dat u het met mij eens bent dat geweldsdelicten een verontrustend verschijnsel vormen en dat alles op alles moet worden gezet om die terug te dringen. Kunt u mij uitleggen waarom u al vanaf september 2004 vertelt dat u met een beleidsverkenning geweld zult komen waarin u zal laten zien wat er meer zal worden gedaan om het geweld te keren en de Kamer anderhalf jaar later nog niet over die beleidsverkenning beschikt? Waarom duurt het zo lang? Wanneer komt deze? Wat kunnen wij op dit punt van u verwachten?

In de voortgangsrapportage van 17 mei 2005 schrijft u: "De politie zal een actieve bijdrage moeten leveren om te komen tot het terugdringen van geweld." Ik hoor u net vertellen dat u tevreden bent over de wijze waarop de Wet op de identificatieplicht wordt gehandhaafd. Zou het inzetten van de manuren die zijn gaan zitten in de handhaving van die wet voor het beter bestrijden van geweld geen veel betere investering zijn van de schaarse tijd van politie en justitie in de veiligheid van Nederlanders dan wat u nu aan het doen bent?

Minister Donner:

Ik heb net al gezegd dat het stuk waarom u hebt gevraagd in november aan de Kamer zal worden gezonden.

De heer Van Heemst (PvdA):

Ik vroeg waarom dat anderhalf jaar moest duren.

Minister Donner:

U vroeg mij wanneer het er zou zijn. Het is eerder aangekondigd omdat de aandacht is gericht op het verder ontwikkelen van een aantal deelaspecten van geheel. Hier gaat het om een veel bredere vraag. De vraag van de Kamer over de wijze waarop wapens kunnen worden aangepakt, moest onder andere worden verwerkt.

De identificatieplicht is een van de belangrijkste investeringen op onder andere het terrein van het terugdringen van geweld. De constatering is dat geweld veelal wordt uitgeoefend in groepsverband. Een van de problemen waar de politie steeds tegenaan liep, was de onmogelijkheid om dan om de identiteit te vragen. Dat was een van de belangrijke redenen om te komen tot een identificatieplicht. Het beleid moet erop zijn gericht om mensen er van te doordringen dat zij niet zonder identiteitsbewijs van huis gaan. Dat zal het geweld niet terugdringen, maar het verbetert de effectiviteit van de politie bij het terugdringen van geweld. Die twee dingen hangen dus samen.

Naar boven