Vragen van het lid Vos aan de minister van Justitie over de 12.500 rechtszaken die het gevolg zijn van de 50.000 boetes die zijn uitgedeeld aan mensen zonder identificatiebewijs.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Het ANP meldde afgelopen zaterdag dat er meer dan 50.000 mensen zijn beboet die zich niet konden legitimeren, waaronder 4000 kinderen van 14 en 15 jaar. Ik zou zeggen: voorwaar, een groot succes! Een groot aantal van deze mensen gaat in beroep. Morgen moet er een groep van 250 mensen verschijnen voor de rechtbank in Utrecht. De hele ochtend zijn er twee zalen continu bezet voor behandeling van deze zaken en er is een aparte besloten zitting voor minderjarigen. Dat zal in de rest van het land niet veel anders zijn. Er is inmiddels ook al een uitspraak. Van de Leidse rechtbank hoeft een vrouw, die zich tijdens een demonstratie voor de Amerikaanse ambassade weigerde te identificeren, geen boete te betalen omdat de politie geen goede reden had om naar haar identiteit te vragen. Het lijkt erop dat er bij de politie nogal wat mis gaat. In Rotterdam schijnt 80% van de uitgeschreven bekeuringen naar het oordeel van het Openbaar Ministerie niet te deugen. Die zaken worden niet ter zitting gebracht omdat wordt verwacht dat er geen rechterlijke veroordeling zal volgen. Dit alles geeft te denken.

Sinds 1 januari 2005 hebben zich schrijnende toestanden voorgedaan. Zo werd een jonge moeder met haar baby in de cel gezet omdat zij haar rijbewijs was vergeten. Soms worden mensen voor een paar uur opgesloten, zelfs iemand die getuige was van een strafbaar feit en dat netjes meldde. Hij werd op de bon geslingerd omdat hij zich niet kon identificeren. Dan bedenk je je nog wel twee keer als je behulpzaam wilt zijn.

Hoeveel mensen hebben inmiddels beroep aangetekend tegen een bekeuring? Hoeveel kosten en menskracht bij het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht zijn hiermee gemoeid? Is dit verantwoord, gezien de grote druk op deze instanties? Is voldoende bekend onder welke omstandigheden naar een identificatie is gevraagd? Hoeveel van de naar schatting 50.000 bekeurden zijn opgepakt en naar het politiebureau gebracht? Hoeveel van hen waren minderjarig? Ten slotte: klopt het bericht dat een groot aantal uitgeschreven bekeuringen de prullenbak is ingegaan omdat ze niet klopten? Zo ja, hoeveel waren dat en wat zijn de meest voorkomende mankementen aan deze bekeuringen?

Minister Donner:

Voorzitter. Sinds 1 januari geldt de Wet op de identificatieplicht. Om het gewenningsproces zo snel mogelijk te laten verlopen is door het Openbaar Ministerie een aanwijzing gegeven voor een verscherpt handhavingsbeleid. In het eerste halfjaar zijn 34.242 zaken binnengekomen bij het CJIB. Daarvan zijn er nu 9000 zaken in beroep. Het gaat over zaken die al verwerkt zijn. Dat is ongeveer twee derde van het totaal. Een meerderheid heeft de boete gewoon betaald. Ik constateer dat de betalingsbereidheid bij jongeren groter is dan bij ouderen. Het klopt niet dat wij een eerste uitspraak hebben. Ik doel dan op het geval van de demonstranten. Er zijn verschillende uitspraken en de boete van € 50 op de transactie bij niet betaling is gehandhaafd. De boete zal € 60 bedragen als de zaak voorkomt bij de kantonrechter.

Ik kan op dit moment niet aangeven wat de kosten aan menskracht zijn, want daarvoor is de periode te kort. Wel wijs ik erop dat ook de kantonrechters en het CJIB jaarlijks 10 miljoen wegenverkeerszaken behandelen. Natuurlijk hangt een en ander ook samen met de betalingsbereidheid. Het is niet verbazingwekkend dat die in de eerste periode nog niet optimaal is. Men gaat namelijk nog na wanneer men wel of niet moet betalen. Ik constateer in ieder geval dat in de meeste gevallen conform het strafvorderingbeleid een boete door de kantonrechter wordt opgelegd.

Mij is niet bekend dat grote aantallen pv's in de prullenbak verdwijnen. Bij het OM is in ongeveer 6% van het aantal daar binnenkomende zaken sprake van een sepot. Ik kan geen antwoord geven op de vraag onder welke omstandigheden betrokkenen zijn opgepakt en of zij zijn meegenomen naar het politiebureau. Om die vraag te beantwoorden, zal via de minister van Binnenlandse Zaken een ambtsbericht bij de verschillende politiekorpsen moeten worden opgevraagd.

Ik herhaal dat het in dit geval gaat om de controle op identiteitsbewijzen in het kader van de uitoefening van andere controlebevoegdheden. Ik noem als voorbeeld controle op een rijwiel of een auto. Als dan geen identiteitsbewijs beschikbaar is, kan een boete worden uitgeschreven. Een verscherpt handhavingsbeleid is nodig tot het moment dat mensen gewend zijn aan het idee dat zij met een identiteitsbewijs de straat op moeten gaan. In ieder geval 10 miljoen Nederlanders zijn aan deze wet onderworpen. Als wij dat in ogenschouw nemen, is met 50.000 boetes geen sprake van een bovenmatig aantal.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De minister heeft gezegd dat hij met dit beleid zal doorgaan tot op het moment dat mensen gewend zijn aan het idee dat zij een identiteitsbewijs op zak moeten hebben. De vraag is echter wat indertijd de reden was van de invoering van het identiteitsbewijs. Wij constateren dat er sprake is van veel irritatie en onvrede. Mensen voelen zich onheus bejegend. Zij worden dubbel beboet of gaan de cel in. Dat levert veel werk op voor de rechterlijke macht en voor de politie. Is Nederland er door al die boetes wat veiliger op geworden? Zijn de omstandigheden voldoende bekend waaronder mensen wordt gevraagd om hun identiteitsbewijs te tonen? Dat lijkt mij namelijk cruciaal. De politie mag niet zomaar om een identiteitsbewijs vragen. Daarvoor moet een duidelijke reden zijn. Vraagt de politie altijd naar die reden en wordt een en ander op het proces-verbaal vermeld zodat dit achteraf controleerbaar is?

De minister heeft geantwoord dat 6% van de gevallen wordt geseponeerd en dat het dus wel meevalt met het aantal dat in de prullenmand verdwijnt. Mijn fractie heeft echter vernomen dat in Rotterdam een grote hoeveelheid niet deugdelijk is. Is het werkelijk de moeite waard om op deze wijze door te gaan, gezien de kosten voor en de menskracht van het OM en de rechterlijke macht? Laatstgenoemde instanties zijn al zo zwaar belast.

Minister Donner:

In Rotterdam-Rijnmond zijn ongeveer twintig zaken geseponeerd. In totaal betrof het ongeveer zesentwintighonderd zaken die door het OM zijn voortgebracht. Dus het is niet waar dat er grote hoeveelheden in de prullenbak terecht zijn gekomen. Andere gegevens heb ik niet.

Nogmaals, er is hier een wet aanvaard die erop ziet dat eenieder die zich in een openbare ruimte bevindt en daar door de politie in de uitoefening van haar functie wordt aangehouden, zich moet kunnen identificeren. Het is toch niet onlogisch dat die wet gehandhaafd wordt. De Kamer zou niet anders van mij mogen verwachten dan dat ik ervoor zorg dat die wet gehandhaafd wordt.

De vraag of het er in Nederland veiliger op is geworden, komt volgens mij bij de volgende vraag aan de orde. Vooruitlopend daarop wil ik wel zeggen dat er aanwijzingen zijn dat Nederland er veiliger op wordt. In hoeverre dit specifiek het gevolg is van deze maatregel of van deze maatregel in samenhang met andere maatregelen weet ik niet, maar het is een feit dat de daling van de criminaliteit in Nederland zich voortzet. Dit blijkt uit de zesde voortgangsrapportage die u volgende week ontvangt. Dit was de inzet van deze maatregel.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dit kost veel menskracht bij de politie, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Liefst een kwart van de mensen wil er een zaak van maken. De vraag is of alle inzet en menskracht die hieraan wordt besteed, de moeite waard is. Kunnen de medewerkers van de politie en het OM en de rechters niet iets beters doen in die tijd?

Minister Donner:

Natuurlijk kunnen zij iets beters doen. Daarom roep ik via u de Nederlandse bevolking op om een identiteitsbewijs bij zich te dragen om te voorkomen dat het justitieel apparaat onnodig wordt belast. Als wij een wet hebben, is het de bedoeling dat die wordt gehandhaafd. Het gaat niet aan om vervolgens te vragen of politie en Justitie niets beters te doen hebben. Nogmaals, het is niet verbazingwekkend dat men in de aanloopperiode vaker op dit probleem zal stuiten. Tegelijkertijd moet men juist in die periode duidelijk maken dat hier belang aan wordt gehecht en dat er wordt gecontroleerd. Anders ontstaat er weer de situatie dat wij wel een wet hebben, maar dat wij de overtreding ervan gedogen. Dit wil ik niet voor mijn verantwoording nemen.

De heer De Wit (SP):

Ik heb op 24 augustus over dit probleem Kamervragen gesteld. Die zijn helaas nog niet beantwoord. Toen was er sprake van ongeveer 40.000 overtredingen. Inmiddels wordt in de pers gesproken over 50.000 overtredingen die tot een zaak leiden. Dit is een aanmerkelijke stijging in een maand tijd. Wij hebben afgesproken dat de wet geëvalueerd zal worden, omdat wij willen weten of het in Nederland veiliger is geworden door de invoering van de identificatieplicht. Daarvoor is cruciaal dat vastgesteld wordt in welke gevallen er sprake is van een overtreding en in welke gevallen de politie heeft gevraagd naar het identiteitsbewijs. Gelet op de grote hoeveelheid overtredingen bestaat nu de indruk dat dit als een soort bijvangst gebeurt. Iemand rijdt door het rode licht en terwijl de identiteit geen probleem is, wordt er naar gevraagd en worden er twee boetes uitgedeeld. De vraag is of de politie registreert waarom er is gevraagd naar de identiteit. In de voorschriften voor de politie staat dat dit alleen mag gebeuren als dit voor de uitoefening van de taak van de politie redelijkerwijs noodzakelijk is. Wij moeten dus inzicht hebben in die noodzaak en die moet ook geregistreerd worden. De minister heeft gezegd dat dit tot nu toe niet wordt bijgehouden. Wordt het, gelet op de evaluatie, geen zaak om dit nu wel te gaan doen?

Minister Donner:

Het is niet bevreemdend dat die cijfers van maand tot maand stijgen. Op dit moment worden er ongeveer 6000 processen-verbaal per maand uitgeschreven waarvan, volgens de huidige inzichten, ongeveer eenderde tot kantonzaken leidt. Het is logisch dat met iedere maand ook het aantal toeneemt. Onderdeel van de bevoegdheid om naar de identiteit te vragen, is dat dit geschiedt in de uitoefening van de functie door de politie. Of dit gebeurt, zal dus onderdeel zijn van de controle door de rechter. Ik heb daar op dit moment geen inzicht in, dus de vragen daarover heb ik nog niet kunnen beantwoorden. Daarop is in zijn algemeenheid geen antwoord te geven. Het gaat daarbij primair om de interne controle bij de politie.

In veel gevallen gaat het om de uitoefening van bevoegdheden die juist niet noodzakelijkerwijs strafrechtelijk zijn; dat hadden wij al geregeld. Het kan gebeuren dat men een boete krijgt voor het ene delict en ook voor het andere, maar dat is onderdeel van het verscherpte verbaliseerbeleid van het Openbaar Ministerie. Zo wordt duidelijk gemaakt dat men los van het feit of men een delict pleegt, wordt geacht om een identiteitsbewijs bij zich te hebben. In veel gevallen zal het gaan om personen die overigens geen delict plegen maar wel staande kunnen worden gehouden door de politie en gevraagd kunnen worden naar hun identiteit. Als dan blijkt dat men het identiteitsbewijs niet bij zich heeft, volgt er een proces-verbaal.

De heer Wolfsen (PvdA):

In onze inbreng tijdens de behandeling van het wetsvoorstel heeft mijn fractie gezegd dat de identificatieplicht geen melkkoe mag worden en dat mensen niet het idee mogen krijgen dat de identificatieplicht discriminatoir wordt toegepast. Wij krijgen nu allerlei signalen op dit vlak. De minister heeft terecht gezegd dat er nu verschillende rechtszaken lopen en dat er nog een evaluatie komt. Het is echter toch belangrijk om de schijn weg te nemen dat de identificatieplicht een melkkoe is of discriminatoir wordt toegepast. Is de minister bereid om op basis van de zittingen die nu plaatsvinden, bepaalde zaken tussentijds te evalueren? Wanneer is de identificatieplicht toegepast? Wat waren de aanleidingen daartoe? Wat voor type verdachte is er gecontroleerd? Het gaat mij dus om een snelle, korte tussentijdse evaluatie.

Minister Donner:

In de wet is inderdaad vastgelegd dat deze in 2008 zal worden geëvalueerd. In eerlijkheid, een eerste halfjaar is te kort om al tot evaluatie over te gaan. Uiteraard zal het Openbaar Ministerie in het licht van de uitspraken die nu volgen, nagaan om welke gevallen het gaat. Belangrijk daarbij is natuurlijk in welke mate de rechter de vorderingen niet volgt. Indien bij hoge uitzondering, zoals tot nu toe, het OM niet wordt gevolgd, is er minder aanleiding om te controleren wat er fout gaat. Het komende halfjaar zal ik samen met het Openbaar Ministerie bezien of er indicaties zijn voor problemen op de punten die de heer Wolfsen aangeeft. Ik ben het met hem eens dat niet het beeld mag ontstaan dat regelgeving discriminatoir wordt toegepast.

Naar boven