Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Toezicht accountantsorganisaties (29658)

en van:

- de motie-Vendrik/Gerkens over het consultatierapport (29658, nr. 62).

(Zie vergadering van 2 maart 2005.)

De algemene beraadslaging wordt heropend.

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Voorzitter. Wij staan hier voor de laatste maal om te spreken over een wet die veel ophef heeft veroorzaakt en waarover in het verleden veel commotie is geweest. Wij hebben in de Kamer een felle strijd gestreden. Het heeft zes nota's van wijzigingen gekost om toch te komen tot het punt waarvan de VVD-fractie zegt dat van een niet-goede wet toch een goede wet is gemaakt.

De minister heeft enkele belangrijke toezeggingen gedaan. De belangrijkste is dat, mocht er iets veranderen aan de conceptrichtlijn, wij dat te horen krijgen zodra de conceptrichtlijn is vastgesteld in Europa. Wij kunnen dan een open debat voeren in de Kamer. Dit vindt de VVD een zeer belangrijk punt. Wij achten echter niet aannemelijk, gezien de procedure in Europa, dat er nog iets verandert. Mocht dat alsnog gebeuren, dan is de VVD-fractie de eerste fractie die daarover een debat wil voeren met de minister.

Er zijn nog een paar toezeggingen gedaan door de minister. Die hebben ertoe geleid dat ik mijn amendementen op dit wetsvoorstel heb kunnen intrekken. De belangrijkste punten die wij hebben binnengehaald, zorgen ervoor dat deze wet niet belastend is voor andere organisaties dan organisaties van openbaar belang. Zo is er bij de wettelijke controletaak sprake van één toezichthouder, namelijk de AFM. Ook is er sprake van maar één papierberg, namelijk die papierberg die sowieso aangeleverd moet worden naar de beroepsorganisaties. Geen dubbele papierberg dus. Een ander belangrijk punt dat is binnengehaald is de marginale toetsing. Henk de Haan van het CDA is daarbij de"leading man". De toets van de AFM moet tot een marginale toets beperkt blijven.

Voor mij is een belangrijk punt dat van de kosten van de vergunning. De minister heeft toegezegd dat de kosten van een vergunning op reële wijzen worden vastgesteld. Omdat het een reëel, puur kostengeoriënteerd plaatje moet zijn, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Autoriteit Financiële Markten kosten in rekening kan brengen voor werkzaamheden die zij verricht in verband met de uitoefening van haar wettelijke taak bij de accountantsorganisaties ten aanzien waarvan die werkzaamheden worden verricht;

van mening dat de Autoriteit Financiële Markten voor de vergunningverlening niet meer kosten in rekening mag brengen dan de werkelijk gemaakte kosten;

verzoekt de regering, hierop toe te zien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Egerschot en Douma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70(29658).

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Wij hebben een paar heel belangrijke punten binnengehaald. Het belangrijkste voor de Kamer is de duidelijke invulling aan de motie-Van Baalen c.s. om de positie van de accountant te versterken.

De heer Douma (PvdA):

Betekent dit dat het artikel van een ander lid van de VVD-fractie, die sprak van een schandalige wet, op een misvatting berust? Er ligt een amendement op stuk nr. 69 dat uitdrukking geeft aan de motie-Van Baalen c.s. Het gaat over een wettelijke verankering van het tuchtrecht. Gaat mevrouw Van Egerschot dit amendement steunen?

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Dat artikel heb ik niet geschreven. Ik ben de woordvoerder van de VVD-fractie op dit dossier. Mijn standpunt is helder. Verdere vragen moeten maar aan mijn collega worden gericht.

Het amendement op stuk nr. 69 had eerst nr. 63. Het gaat over de tuchtrechtspraak. Voor de VVD-fractie is van belang dat op de taken van de accountant die in de wet zijn verankerd via het tuchtrecht toezicht wordt gehouden. Het gaat hierbij om de rechtbank van Zwolle. Het deel van de taken dat geen wettelijke verankering kent, komt onder het klachtenrecht te vallen. Voor dat deel komt er nieuwe kaderwetgeving als wettelijke basis. Dat betekent dat wij het amendement op stuk nr. 69 niet zullen steunen. Er wordt nu immers een heel duidelijk kader geschapen, voor het tuchtrecht in deze wet en voor het klachtenrecht in voorstellen die nog komen.

De heer Douma (PvdA):

Voorzitter. Lopende het overleg over de Wet toezicht accountantsorganisaties moet minister Zalm wel verschillende keren gedacht hebben: "Met zulke vrienden bij de coalitie heb je geen vijanden en geen oppositie meer nodig!" Het CDA en de VVD hebben lang met hun rug naar de werkelijkheid gestaan. Het voorkomen van boekhoudfraude bij bedrijven vereist aanscherping van publiek onafhankelijk toezicht op accountantsorganisaties, zowel bij beursgenoteerde vennootschappen als bij andere ondernemingen en instellingen. Dat vond de minister, dat vond de Europese Unie en dat vonden de meeste oppositiepartijen. Blijkbaar hechten de VVD en het CDA weinig waarde aan het belang van scherper toezicht op accountants en het voorkomen van boekhoudschandalen. Uiteindelijk hadden zij een advies van de Raad van State nodig om tot het inzicht te komen dat de voorgestelde aanpassingen echt noodzakelijk zijn. Mevrouw Van Egerschot heeft dat net al enigszins gedaan, maar misschien kan ook de heer De Haan straks nog een korte toelichting geven op deze opmerkelijke tournure.

Gelukkig heeft de minister vroegtijdig ingezien dat er amendementen lagen die het verdienden om in het wetsvoorstel te worden overgenomen. Ik noem onder andere het amendement over geheimhouding en fraudemelding. Dit is een van de amendementen die de minister in een lange reeks van nota's van wijziging heeft overgenomen. Dat heeft hij overigens niet met alle amendementen gedaan.

Waarom heeft de minister de groep ondernemingen die wordt aangemerkt als een organisatie van openbaar belang, met name bij de financiële instellingen, in de laatste nota van wijziging nader beperkt?

Er ligt nog een aantal amendementen, zoals dat op stuk nr. 32 over de onderzoeksbevoegdheid van de AFM. Op stuk nr. 47 hebben wij nog een amendement over de wettelijke verankering van onafhankelijkheidseisen aan accountants en op stuk nr. 56 nog een amendement om tussentijds ontslag van de accountant alleen toe te staan om gewichtige redenen. In een eerder overleg heb ik de indruk gekregen dat de minister deze amendementen in beginsel ook wel ondersteunt, maar ik krijg daar op dit moment graag nog een bevestiging van.

Eerder heb ik een amendement ingediend en later weer ingetrokken om de minister aan te zetten tot een splitsing van de publiekrechtelijke en de private belangenbehartigingstaken door NIVRA en NOVRA. In het licht van de wetsbehandeling tot nu toe zou ik graag de opvatting van de minister vernemen over de toekomst van deze twee publiekrechtelijke organisaties. Is hij niet toch van mening dat die scheiding van de publiekrechtelijke en de private taak op enig moment een keer aan de orde moet komen?

Ten slotte hebben wij nog het amendement op stuk nr. 69, een amendement van GroenLinks en de SP. Aanvankelijk was dat mede ondertekend door de heer De Haan van het CDA. Dat is begrijpelijk, want dat amendement ligt in het verlengde van de beroemde motie-Van Baalen. In die motie vroeg de Kamer om wettelijke verankering van het totale accountantsberoep. Die wettelijke verankering is en blijft overeind, namelijk via de Wet AA en de Wet RA. Bij die wettelijke verankering hoort echter ook een wettelijk verankerd tuchtrecht. De regering wil dat voor een deel vervangen door een vaak privaatrechtelijk te organiseren klachtrecht. Dat lijkt mij onwenselijk en in strijd met de motie-Van Baalen. Graag hierop een reactie, zowel van de heer De Haan als van de minister.

De heer De Haan (CDA):

Voorzitter. Ik benadruk nogmaals dat deze wet in een aantal opzichten vooruitloopt op de toekomstige Europese richtlijn en daar zelfs ook nog wat van afwijkt. Ik heb daartoe destijds een motie ingediend die door de minister is omarmd. Hij heeft toegezegd dat hij, zodra de achtste richtlijn operationeel is, met een nota komt over de verschillen tussen de conceptrichtlijn en het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen. Ik herinner hem daaraan, want ik vind dat van uitermate groot belang.

De CDA-fractie blijft van mening dat door deze wet een zekere mate van tweedeling in de accountantswereld tot stand wordt gebracht. Ik geef toe dat de kleine accountantskantoren niet veel te doen hebben op het gebied van de controle. Op hun slaat de wet eigenlijk niet of nauwelijks, ondanks dat zij hoog van de toren blazen dat hun beroep totaal verdwijnt. Dat is onzin. Een aantal middelgrote mkb-kantoren, die een à twee wettelijke controles uitvoeren, heeft er wel last van. Ik heb er meer dan eens op gewezen dat de marginale kosten voor een of twee controles wel erg hoog zullen worden. Daar zit mijn pijn. De grote kantoren hebben er eigenlijk niet zo veel last van, net zomin als de kleine. Juist de kantoren daartussen hebben hiermee problemen. Daarom heb ik het amendement op stuk nr. 59 ingediend. Ik heb het voorgelegd aan de Raad van State, die met een negatief advies is gekomen. Wij kunnen daar uitvoerig over praten, maar dat wil ik niet doen. Ik heb grote twijfels bij de inhoudelijkheid van het advies van de Raad van State. Ik zie echter in dat ik het bij handhaving van het amendement toch niet red. Dat heeft dus geen enkele zin. Daarom trek ik het amendement op stuk nr. 59 in.

De voorzitter:

Het amendement-De Haan (stuk nr. 59) is ingetrokken.

De heer De Haan (CDA):

Ik ben bezorgd over de kosten. Daarom wil ik twee moties indienen. De eerste motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat accountantsorganisaties voor toezicht door de Autoriteit Financiële Markten zullen moeten gaan betalen;

constaterende dat de kosten van dit toezicht een probleem opleveren voor de kleinere accountantsorganisaties;

verzoekt de regering, toe te zien op de beheersing van de kostenontwikkeling;

verzoekt de regering voorts, voor accountantsorganisaties met slechts enkele wettelijke controles per jaar de vergunningskosten te maximeren op € 1800 en vervolgens jaarlijks te indexeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Haan. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71(29658).

De heer De Haan (CDA):

Om te vermijden dat dubbel werk wordt gedaan, wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat NIVRA en NOVAA een belangrijke rol vervullen bij het toezicht op de kwaliteit van de werkzaamheden van de accountantsorganisaties;

overwegende dat het niet nodig is dat de Autoriteit Financiële Markten deze werkzaamheden ook uitvoert;

verzoekt de regering, de AFM op te dragen bij haar toezichtstaken uit te gaan van het toezichtswerk van beide beroepsorganisaties teneinde dubbel werk te voorkomen en derhalve onnodige toezichtskosten te vermijden,

De Haanen gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Haan. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72(29658).

De heer De Haan (CDA):

Ik kom bij het verzoek van de heer Douma. Hij constateerde terecht dat ik mijn handtekening onder het amendement over tuchtrecht heb weggehaald. Ik kan precies uitleggen waarom ik dat heb gedaan. De minister van Justitie heeft nadrukkelijk uitgelegd dat tuchtrecht moet worden beperkt tot wat in de wet is geregeld. De rest van de omstandigheden kunnen onder het klachtrecht vallen. De domeinen van het tuchtrecht en het klachtrecht moeten duidelijk worden gescheiden. Tot dat voortschrijdende inzicht ben ik pas onlangs gekomen.

De heer Douma (PvdA):

Deze Kamer heeft in een niet zo heel ver verleden de motie-Van Baalen c.s. aangenomen waarin wordt gepleit voor een wettelijke verankering van het accountantsberoep. In de nota en de wetsvoorstellen van de minister staat duidelijk omschreven welke taken de accountants uitvoeren; deze vallen onder het wettelijk bereik. Het gaat daarbij om de domeinen A, B en een stukje van C. Uit de wettelijke verankering van de taken, zoals vastgelegd in de motie-Van Baalen c.s., volgt dat er ook een wettelijk verankerd tuchtrecht moet zijn. Met het amendement op stuk nr. 69 van de heer Vendrik en mevrouw Gerkens wordt getracht om dat tot stand te brengen. Het amendement is dus een precieze vertaling van wat met de motie-Van Baalen c.s. werd beoogd. Mij ontgaat waarom de heer De Haan nu dit standpunt inneemt, maar misschien kan hij dit nog nader verklaren. Het gaat om de parallelliteit tussen de wettelijke verankering van taken en de wettelijke verankering van het tuchtrecht.

De heer De Haan (CDA):

Ik kan niet meegaan in de draai die de heer Douma geeft aan de motie-Van Baalen c.s. Het gaat erom dat je het vak van accountant alleen onder strikte voorwaarden mag uitoefenen. Het is een beschermd beroep. In het wetsvoorstel wordt het accountantsberoep heel nadrukkelijk voorbehouden aan de leden van NOvAA en NIVRA; dat is gelukkig gehandhaafd. De wettelijke bescherming slaat wel degelijk op het typische controllerwerk, maar hoeft niet te slaan op nevenwerkzaamheden. De motie-Van Baalen c.s. – ik hoor bij die c.s. – wordt met dit wetsvoorstel wel degelijk tot uitvoering gebracht met de bescherming van het beroep. Iemand die niet aan de voorwaarden voldoet, mag zich geen accountant noemen en mag de daaraan verbonden werkzaamheden niet uitvoeren. Dit heeft met de splitsing van tucht- en klachtrecht niets te maken.

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Over beide moties van de heer De Haan heb ik een vraag. Volgens hem is het voordeel van zijn eerste motie ten opzichte van mijn motie dat zij van toepassing is op kleinere accountantsorganisaties. Mijn motie is gericht op alle organisaties, dus ook de kleine. De werking van mijn motie is dus breder. Daarnaast houdt de heer De Haan in zijn motie vast aan het bedrag van € 1800, terwijl in mijn motie wordt gesproken over "kostengericht". Uit zijn verhaal begrijp ik dat dit ook zijn doel is. Hij schept echter niet eens de gelegenheid om onder dat bedrag van € 1800 uit te komen. Een kostengerichte visie impliceert dat je ook onder die grens zou kunnen uitkomen.

Ik kom bij de tweede motie van de heer De Haan. Ik vraag mij af of hij de vijfde nota van wijziging wel heeft gelezen. In artikel 43b staat namelijk, mede op verzoek van deze Kamer, exact wat hij in zijn motie zegt. Ik begrijp dan ook niet waarom hierover alsnog een motie over wordt ingediend.

De heer De Haan (CDA):

Op dit moment zijn er besprekingen tussen het NIVRA en de AFM. Deze hebben een zodanig verloop dat ik het toch van belang acht om nog eens heel duidelijk tot uitdrukking te brengen dat de AFM in haar hok moet blijven. Ik heb daarover klachten gehoord. Wij hebben er inderdaad al uitvoerig over gesproken. Gezien de stand van zaken in de onderhandelingen wil ik echter dat de minister erop toeziet dat de AFM geen dubbel werk doet.

Indien het bedrag van de toezichtskosten bij een kleinere accountantsorganisatie onder € 1800 uitkomt, dan moet het bedrag inderdaad worden aangepast. Dat geef ik volstrekt toe. Ik heb mij gebaseerd op de kostencalculaties die in de stukken staan en dan kom ik op € 1800 uit. Deze motie spreekt een intentie uit. Als de minister tot de conclusie komt dat de kosten lager zijn, bijvoorbeeld € 1600, dan moet dat € 1600 zijn. Ik heb het bedrag genoemd omdat deze mensen zekerheid moeten krijgen over de toezichtkosten voor de één à twee controleactiviteiten die zij uitoefenen. Ik vind het echter vanzelfsprekend dat het bedrag lager moet worden vastgesteld als dat mogelijk is.

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Mij moet van het hart dat ik niet begrijp waarom de heer De Haan niet vanuit een kostengeoriënteerd perspectief kijkt. Hij kan er wel vanuit gaan dat de minister daar ook op gaat zitten als het bedrag op € 1600 uitkomt, maar het gaat er natuurlijk om dat die vergunningen niet duurder mogen worden dan zij voor de AFM kosten. Daar gaat het om en dat heeft de heer De Haan hier zelf ook altijd gezegd. Ik begrijp nog steeds niet waarom de heer De Haan hier een bedrag aanhoudt waarvan hij zelf zegt dat wij daaronder kunnen komen, want die optie staat niet in zijn motie. Ten aanzien van zijn tweede motie merk ik op dat wij ons als Kamer serieus moeten nemen. De heer De Haan dient namelijk iets bij motie in wat al in de wet is verankerd, alleen omdat hij het zeker wil weten. Wat is er zekerder dan een wettekst, mijnheer De Haan?

De heer De Haan (CDA):

Ik stel voorop dat ik uw motie sympathiek vind en ik zal mijn fractie dan ook adviseren om voor te stemmen. De motie is echter zo algemeen dat je er eigenlijk ook niet tegen kunt zijn. Het is nogal wiedes dat je van de AFM mag verlangen dat zij geen prijzen in rekening brengen die niets met de kosten te maken hebben. Mijn motie is zeer begrijpelijk, want ik ben hier steeds opgekomen voor de middelgrote accountantskantoren die op de wip zitten. Met deze motie vraag ik daarvoor bijzondere aandacht, omdat ik dat zeer belangrijk vind. Natuurlijk mag de AFM geen zaken in rekening brengen die in feite helemaal niet zijn gebaseerd op een serieuze kostenoverweging. Ik wil bijzondere aandacht vragen voor de kleinere accountantskantoren die één à twee klanten hebben en die wettelijk gecontroleerd moeten worden. Ik geef u volstrekt toe dat ik het bedrag van € 1800 gewoon uit de rapporten haal. Ik vind het vanzelfsprekend dat er een lager bedrag in rekening wordt gebracht als de kosten lager zijn. Deze mensen verkeren op het ogenblik in grote onzekerheid en ik stel het op prijs dat deze mensen a priori weten wat het zaakje gaat kosten en of zij in de toekomst kunnen plannen.

Mijn tweede motie heeft een wat algemener karakter. Ik zal uw motie steunen, maar ik heb er behoefte aan om de AFM in de touwen te houden en uit te gaan van de toezichtkosten die door beide beroepsorganisaties worden gemaakt zodat er geen dubbel werk wordt gedaan. Dit is in het verleden gewisseld, maar ik heb aanwijzingen genoeg om thans nog even de puntjes op de i te zetten. Dat heeft een symbolische betekenis die van belang is om de sfeer tussen de organisaties en de AFM af te bakenen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Cornielje

Minister Zalm:

Voorzitter. Ik hoop dat dit de laatste termijn is van dit debat. Het zal niet vaak zijn gebeurd dat er zo veel plenair is gesproken over een wetsontwerp. Ik ben uiteraard gelukkig met het geluk van mevrouw Van Egerschot die nog eens opsomde welke punten tijdens de behandeling in de Kamer naar haar zin zijn veranderd. Dat doet mij natuurlijk plezier.

De woordvoerders hebben gesproken over het tuchtrecht. Mevrouw Van Egerschot en de heer De Haan spraken er in enigszins steunende zin over. De heer Douma houdt twijfels over de manier waarop het tuchtrecht is geregeld in het wetsvoorstel. Ik heb uitvoerig overleg gehad met de minister van Justitie en ik begreep dat de heer De Haan ook met hem heeft overlegd. Het gaat hier om de algemene systematiek van tuchtrecht. De benadering in de prachtige nota Bruikbare rechtsorde van de minister van Justitie is dat het wettelijk tuchtrecht zich tot het wettelijke domein moet beperken.

Er zijn heel veel zaken die onder domein D vallen, dus overige activiteiten die een accountant kan ondernemen. Dat kan gaan over automatiseringsadvies, due dilligence, boekhouden, belastingadvies, forensic accounting en juridisch advies. Deze zaken kunnen ook door anderen worden gedaan. Boekhouders, administratiekantoren, fiscalisten, automatiseerders of juridisch adviseurs kunnen zich ook op dat veld begeven. Er kan voor worden gekozen om al deze zaken onder het tuchtrecht te brengen, ongeacht wie deze uitvoert. Dat leidt tot een verregaande verzwaring van administratieve lasten. De huidige benadering, die past in de algemene benadering van Justitie rond tuchtrecht, is dat tuchtrecht gaat over zaken die binnen het wettelijke domein vallen met een kleine toevoeging van dingen die vrijwel identiek zijn, zoals de niet-wettelijke controles. Die zijn uit pragmatische overwegingen toegevoegd.

Voor de overige zaken komt er een wettelijk klachtrecht. Ik stuur binnenkort een wetsvoorstel aan de Kamer over tuchtrechtspraak voor accountants waarin ook het wettelijke klachtrecht zal worden geregeld. Als het naar het oordeel van de beroepsorganisaties echt de spuigaten uitloopt, kan iemand voor de tuchtrechter worden gedaagd vanwege de schade die het imago van het beroep wordt aangedaan. Dat kan ook als de zaak via het klachtrecht loopt. Dit systeem past naar het oordeel van de minister van Justitie in de algemene systematiek. Mede namens hem pleit ik ervoor om aan deze systematiek vast te houden.

De heer Douma (PvdA):

Ik kan op zich prima uit de voeten met de algemene systematiek. In de wetten met betrekking tot de aa en de r.a. hebben wij geregeld wat wettelijke taken van accountants zijn en wat de titelbescherming inhoudt. Ik heb de indruk dat er geen directe relatie bestaat tussen hetgeen nu wettelijk verankerd is met betrekking tot accountants en de titel en hetgeen uiteindelijk naar de tuchtrechter gaat als er een geschil is.

Minister Zalm:

Misschien kunnen wij bij de behandeling van het wetsvoorstel over tuchtrechtspraak verder spreken over de afbakening van het tuchtrecht en het wettelijke klachtrecht. Het is wel een verandering ten opzichte van de huidige situatie. Nu valt alles wat een lid van de organisatie doet onder het tuchtrecht. Wij gaan een scheiding aanbrengen. Er komt een wettelijk klachtrecht voor de niet-wettelijke taken en tuchtrecht voor de wettelijke taken. Die verandering past in de algemene opvattingen, ook van de minister van Justitie, ten aanzien van tuchtrecht. Er valt geen gat omdat wij het wettelijk klachtrecht gelijk gaan regelen met het tuchtrecht. Ik hoop dat dit uiteindelijk bevredigend zal zijn. U merkte op dat het wat vaag privaatrechtelijk wordt. Dat klachtenrecht krijgt een wettelijke basis, dus daar is in voorzien.

De heer Douma heeft drie amendementen ingediend. Hij meende dat ik die best wel aardig vond. Het advies van de Raad van State is om twee daarvan niet over te nemen, omdat die een beetje schuren met de systematiek. De amendementen op stuk nr. 47 en op stuk nr. 32 worden dus overbodig geacht.

Dit kan ik niet zeggen van het amendement van de heer Douma op stuk nr. 56 dat de corporate governance betreft. Als ik dit amendement had willen overnemen, had ik het mij via een nota van wijziging toegeëigend, zoals ik al bij andere voorstellen heb gedaan. Daarvoor heb ik twee redenen. De eerste is dat dit punt nog in discussie is; er is ook veel kritiek op gekomen in het kader van de richtlijn. De tweede reden is dat wij in overleg met Justitie nagaan of het een plek moet krijgen in het BW dan wel in de onderhavige wet. Uiteraard kom ik hierop terug zodra de richtlijn is vastgesteld. Dit heb ik ook al aan de Kamer beloofd. Dan geef ik aan of dit punt een plek krijgt in het Burgerlijk Wetboek dan wel in deze wet. Natuurlijk hangt dit af van de uitkomst van de discussie. Nogmaals, ik weet nog niet zeker of dat onderdeel van de richtlijn in deze vorm stand zal houden.

De heer Douma (PvdA):

De Raad van State vindt mijn amendement over de onafhankelijkheidseisen niet zo handig. In het algemeen willen wij toch graag een verankering in deze wet van de onafhankelijkheidseisen voor de accountants en de accountantsorganisaties. Daarover heeft de fractie van GroenLinks overigens ook een amendement ingediend. Komt er volgens u in het toekomstige wetsvoorstel geen uitspraak over deze onafhankelijkheidseisen?

Minister Zalm:

Als ik het mij goed herinner, hebben wij deze discussie ook de vorige keer gevoerd. Ik heb toen verwezen naar uitvoeringsregelingen die in de maak zijn bij de Europese Unie. Dat is nogal een pakketje. De onafhankelijkheid kan in lagere regelgeving nader worden uitgewerkt. Dat zeg ik bij dezen graag toe.

Voorzitter. De heer Douma vraagt zich af of wij niet moeten gaan nadenken over een scheiding van de belangenbehartiging aan de ene kant en de publiekrechtelijke taken aan de andere kant. Als de organisaties zelf die scheiding willen aanbrengen, heb ik daartegen uiteraard geen enkel bezwaar. Er is een zekere historie in het samenlopen van belangenbehartiging en publiekrechtelijke taak. Het kan zijn dat ik op een moment vind dat die dingen te veel door elkaar heen lopen. Op dat moment zou ik dat opnieuw aan de orde kunnen stellen. Op dit moment heb ik niet de acute behoefte om dat te doen. Ik wil het dus maar even zo laten. De opschudding die wij met dit wetsvoorstel bewerkstelligen bij de organisaties is namelijk al voldoende groot for the time being.

De heer De Haan heeft ook gerefereerd aan mijn toezegging over de richtlijn en de nota over de mogelijke gevolgen van de richtlijn.

Hij heeft nog gevraagd hoe het met de tweedeling zit. Wij moeten de vergunningplicht ook niet overschatten. Naar onze inzichten zou ongeveer 2% van de huidige aa-kantoren een vergunning moeten hebben vanwege de wettelijke controles; ongeveer 98% houdt zich niet bezig met wettelijke controles. Het effect voor de kleine mkb-accountant die vaak ten tonele wordt gevoerd, is bescheiden.

Ik heb al gesproken over de kostendimensie. Wat dat betreft, proberen wij de zaak goed in de hand te houden.

Ik ben de heer De Haan erkentelijk voor het intrekken van zijn amendement over de werkingssfeer. Hij zei dat hij weliswaar niet helemaal overtuigd was door het advies van de Raad van State, maar dat hij er zich toch bij neerlegt, wellicht gezien de combinatie van de minister en de Raad van State. Misschien is dit gebeurd alleen op basis van het advies van de Raad van State.

Er is een motie-Van Egerschot/Douma over de doorberekening van de kosten van vergunningverlening. Ik heb geen bezwaar tegen die motie, die spoort met wat ik de Kamer heb gezegd. Ik heb ook geen bezwaar tegen de motie van de heer De Haan op dit punt. Misschien kunnen de indieners van beide moties elkaar steunen. De heer De Haan spreekt over een maximum, dus dat bedrag zou ook lager kunnen uitvallen. Ik wil overigens die illusie niet wekken. Dit is de beste taxatie van de kosten die wij kunnen maken. Ik kan vrede hebben met beide moties.

Mevrouw Van Egerschot merkte bij interruptie al op dat hetgeen de heer De Haan vraagt in de motie op stuk nr. 72 eigenlijk al keurig in de wet staat, door de nota van wijziging. De AFM moet gebruikmaken van de activiteiten van de beroepsorganisaties en niet onnodig gaan doubleren. De motie is overbodig. Mocht de Kamer de motie aannemen, dan heb ik er ook niet echt last van. Volgens de wet en naar de mening van de AFM en van mijzelf zou moeten worden geopereerd zoals in de motie aangegeven. Ik bevestig de strekking van het betoog van de heer De Haan.

De heer De Haan (CDA):

In eerste termijn heb ik al gezegd dat ik dit punt nog eens extra wilde markeren. Ik ben erg geschrokken van de berichten over de onderhandelingen tussen het NIVRA en de AFM. De minister zegt echter dat het binnen de perken houden van de AFM zijn volle aandacht heeft. Ik trek de motie nu in, want er is nu voldoende gemarkeerd.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer De Haan stel ik voor, zijn motie (29658, nr. 72) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Zalm:

Ik stel dit zeer op prijs.

De heer Douma sprak nog over de definitie van de OOB's. Wij hebben het advies om in de wet zelf de OOB's die in ieder geval onder de wet vallen op te sommen uitgevoerd. Dat zijn de bekende organisaties, de beurs, banken, verzekeraars et cetera. Er is een opening om in de toekomst via een algemene maatregel van bestuur organisaties toe te voegen. Ik vind het nu niet het moment om weer een nieuwe groep toe te voegen. De AFM gaat een nieuwe taak uitoefenen. Laat zij dit eerst maar eens goed gaan doen wat betreft de in de richtlijn omschreven groep. Later kan altijd weer worden gekeken of er aanleiding is om organisaties toe te voegen aan de OOB-lijst.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week dinsdag over de moties en het wetsvoorstel te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Naar boven