Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de fractie van de PvdA benoem ik:

  • - in de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Leerdam tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;

  • - in de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat het lid Roefs tot lid in plaats van het lid Dijsselbloem;

  • - in de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het lid Roefs tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Dijsselbloem.

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag:

  • - op maandag 7 november 2005 van 11.15 uur tot 18.00 uur van de vaste commissie voor Financiën over het Belastingplan 2006;

  • - op maandag 14 november 2005 van 11.15 tot 16.00 uur van de vaste commissie voor Financiën over het Belastingplan 2006.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Klaas de Vries.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. De Kamer heeft enkele maanden geleden gedebatteerd met de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de vraag of het waar was dat, zoals in berichten werd beweerd, gegevens met betrekking tot asielzoekers aan met name Congolese autoriteiten bekend werden gemaakt. De minister heeft dat indertijd met klem ontkend. Een formulier waaruit dat werd afgeleid, is toen gewijzigd. Zij achtte het uitgesloten dat een van de medewerkers van haar diensten dat zou doen. Ook heeft zij niet alleen toen, maar ook bij de beantwoording van schriftelijke vragen met klem ontkend dat aan Congolese autoriteiten kenbaar zou worden gemaakt dat mensen die werden uitgezet in Nederland om asiel hadden gevraagd. Ook dat heeft natuurlijk een goede reden. Als men in een land zoals Congo weet dat iemand in Nederland een vluchtverhaal heeft verteld, kan dat voor de betrokkene bijzonder ernstige gevolgen hebben.

Gisteravond bleek uit een uitzending van Netwerk dat journalisten bij DGM, de immigratiedienst van Congo, de hand hadden kunnen leggen op Nederlandse documenten waaruit blijkt dat wel degelijk aan DGM informatie is verstrekt dat mensen asiel in Nederland is geweigerd. De minister heeft bij een vorige gelegenheid erover geklaagd dat zij geen gelegenheid had voor een weerwoord op de uitzending van Netwerk. Ditmaal heeft zij een week de gelegenheid gehad op alle stukken te reageren. Gisteren is twee uur voor de uitzending meegedeeld dat de zaak te complex was om een reactie te geven.

Ik acht dit bijzonder ernstig om twee redenen, namelijk omdat het mogelijk is dat mensen die worden uitgezet naar Congo op deze wijze in ernstig gevaar komen en omdat de minister in een debat waarin dit punt aan de orde was met klem heeft verzekerd dat informatie met betrekking tot asielzoekers volstrekt veilig was. De Kamer heeft daar toen opgelucht van kennisgenomen. Als het anders was geweest, zo zei de heer Visser, was er een horrorscenario geweest. Dat was het algemene gevoelen in de Kamer.

Naar aanleiding van de uitzending van Netwerk van gisteren zou ik het zeer op prijs stellen, als de Kamer een spoeddebat wil toestaan, vandaag of morgen, met de minister over deze aangelegenheid. Wellicht is morgen de betere dag, want dan kunnen wij ons allemaal rustig voorbereiden.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik ondersteun het verzoek van de heer De Vries uitdrukkelijk en van harte. Misschien mag ik van de gelegenheid gebruik maken om het debat in ieder geval niet vandaag te doen plaatsvinden om meerdere redenen, onder andere de WAO-problematiek.

De voorzitter:

Indien de Kamer akkoord gaat met het verzoek, zal ik voorstellen om het debat morgen te houden.

De heer Visser (VVD):

Voorzitter. Ik dank de heer De Vries voor de samenvatting van het debat van een paar maanden geleden. Het is een complexe zaak en het is goed om daarover nog eens te debatteren. Op basis van alle beschikbare feiten moeten wij conclusies trekken. Het lijkt mij goed om dat morgen te doen. Via u vraag ik aan de minister of zij nog behoefte heeft om in te gaan op hetgeen gisteren is gepresenteerd.

De heer Van Fessem (CDA):

Voorzitter. Daar sluit ik mij bij aan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Namens de GroenLinksfractie kan ik melden dat de heer De Vries zeer juist heeft gesproken. Wij steunen zijn verzoek voluit. Het is prettig als het debat morgen plaatsvindt.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook ik sluit mij erg van harte aan bij de woorden van de heer De Vries. Wij hebben graag morgen een spoeddebat.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. De heer Visser zegt dat het goed zou zijn als er nadere informatie was. Dat ben ik helemaal met hem eens. De minister heeft een week lang niet kunnen reageren op de uitzending van Netwerk. Ik weet niet of zij vandaag wél kan reageren. Als wij informatie van haar krijgen, zou ik het zeer op prijs stellen die dan ook vandaag te mogen ontvangen.

De voorzitter:

Gelukkig is het verschil tussen Netwerk en de Tweede Kamer nog altijd dat de minister op onze verzoeken moet reageren. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Verder stel ik voor, het door de heer De Vries aangevraagde debat morgen te houden met spreektijden van 3 minuten per fractie. Ik schat dat het morgenmiddag rond drie uur kan worden gehouden in plaats van het debat over wetenschap en religie in het onderwijs. Wij gaan ons best doen om dat debat in de laatste week te houden. Garanties kan ik niet geven.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. Ik reken erop dat u met de gebruikelijke soepelheid opereert. Wij moeten het debat zorgvuldig kunnen voeren.

De voorzitter:

Ik stel nader voor, spreektijden van 4 minuten per fractie te hanteren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Bussemaker.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. De brief, de langverwachte brief is er! Vierentwintig uur later dan beloofd, maar vijf minuten vóór deze regeling dan toch gekomen.

De voorzitter:

U hebt het onderwerp van de brief nog niet genoemd.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

De WIA. Dat u dat nog moet vragen, voorzitter.

Ik dacht even dat het een verkeerde brief was. Niks over coalitiepartijen, niks over achterkamertjes, niks over onderhandelingen tot diep in de nacht, maar wel substantiële beleidswijzigingen. Wij zouden vandaag een wetgevingsoverleg hebben over de invoeringswet. Nu blijkt echter sprake van fundamentele wijzigingen. Ik zou derhalve willen vragen om een spoeddebat. Ik weet dat de plenaire agenda vol is, dus het kan wat mij betreft ook in commissieverband, maar dan wel over het algemene deel. Ik hoor graag wanneer wij de aangekondigde nota van wijziging kunnen verwachten. Ik wil pas een wetgevingsoverleg voeren als de nota van wijziging in ons bezit is. Het gaat over een belangrijke wet. Bijna alle partijen hebben steeds gezegd dat het zorgvuldig moet gebeuren. Wij zijn niet toe aan een wetgevingsoverleg zonder een belangrijk deel van de essentiële informatie.

De voorzitter:

Bij wat u een spoeddebat noemt, kan ik mij heel wel een algemeen deel in commissieverband voorstellen. Ik ben zo vrij om te zeggen dat dat het begin zou kunnen zijn van het overleg dat u voor zo dadelijk gepland hebt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Het is ook heel interessant wat er niet in de brief staat. Dat alleen al rechtvaardigt dat wij straks om half drie beginnen met het debat over de brief en wat er dus niet in staat, teneinde na te gaan hoe een en ander nu precies ligt in de coalitie. Dat lijkt mij nu hoofdzaak. Ik steun het verzoek van mevrouw Bussemaker tot het houden van een spoeddebat, een hoofdlijnendebat over de brief dan ook voluit. Ik zeg er namens GroenLinks bij dat wij er voorstander van zijn om het wetgevingsoverleg over de invoeringswet op te schorten. Wij hebben in ieder geval de nota van wijziging die is aangekondigd in de brief, daarvoor nodig. Anders wordt het echt een zootje. De minister moet straks in het debat maar duidelijk maken wanneer die nota van wijziging er komt. Dat zien wij dan wel. Maar het debat om half drie gaat natuurlijk over de brief en wat er niet in staat. Ik zie ernaar uit!

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Het moet mij van het hart dat het ongelofelijk is wat er hier gebeurt met betrekking tot de niet-coalitiepartijen. Wij hebben wekenlang gehoord dat de coalitiepartijen hebben overlegd op alle mogelijke plekken. Vanaf vannacht hebben wij de toezegging dat er een brief zou komen. En nu is er een brief waar in feite niets in staat. De brief roept in ieder geval enorm veel vragen op. De aankondiging van de nota van wijziging is ook nog eens reden om wat mij betreft het verzoek van mevrouw Bussemaker van harte te ondersteunen. In de brief wordt niet ingegaan op de details van de afspraken, laat staan dat er één woord gewijd is aan wat er afgesproken is. Dus het debat op hoofdlijnen is absoluut noodzakelijk voordat wij met een wetgevingsoverleg kunnen starten. Voor dat laatste is de nota van wijziging een absolute voorwaarde.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Voorzitter. Ik denk dat het goed is dat wij het wetgevingsoverleg starten met het algemene deel. Ik snap ook wel een beetje wat de andere partijen zeggen over het feit dat de nota van wijziging er nog niet is. Misschien kunt u, voorzitter, het verzoek doorgeleiden aan het kabinet dat die nota van wijziging zo spoedig mogelijk de Kamer bereikt. Dan moeten wij vervolgens in commissieverband bepalen hoe wij daar dan mee verder gaan. Als het maar wel zo is, dat wij de volgende week plenair kunnen afronden. Als wij de nota van wijziging nog deze week krijgen, moet dat wat ons betreft mogelijk zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Het geval wil dat wij eerder een wetgevingsoverleg hadden. Dat was ingedeeld in hoofdstukken. Het hoofdstuk over de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid – daarover gaat nu de discussie op hoofdlijnen – is toen doorgeschoven naar een volgende gelegenheid omdat er op dat moment nog niet voldoende zicht was op het draagvlak voor de voorstellen. Kennelijk is er nu een knoop doorgehakt. Wat mij betreft zouden wij deze zaken aan elkaar kunnen verbinden. Er is een wetgevingsoverleg voorzien dat om half drie vanmiddag begint. Mijn voorstel is om het hoofdstuk over de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid hiervoor te agenderen. Daar past deze brief heel goed bij. Dat is dan wat mij betreft een debat op hoofdlijnen ten aanzien van dat hoofdstuk. Dat is nogal omvattend in relatie tot de invoeringswet. De nota van wijziging die nog moet komen, hebben wij echt wel nodig om het wetgevingsoverleg voldoende zorgvuldig te kunnen voeren. Op dat punt sluit ik mij dus aan bij wat mevrouw Bussemaker hierover heeft gezegd.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Wij hebben inderdaad om half drie een wetgevingsoverleg. Daarvoor is niet alleen het onderwerp van de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid geagendeerd, maar ook een algemeen deel. Ik zou mij kunnen voorstellen dat een van beide delen gebruikt kan worden om in te gaan op wat mevrouw Bussemaker zo-even aan de orde heeft gesteld. De planning is dat het wetgevingsoverleg tot vanavond elf uur duurt. Mocht het zo zijn dat de nota van wijziging binnen die tijd binnenkomt, dan zouden wij die vanavond na de dinerpauze in het wetgevingsoverleg kunnen behandelen. Het is belangrijk om uitgebreid op alles in te gaan, maar wij willen wel graag de volgende week in een plenair debat tot een afronding komen.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Er is heel veel tijd genomen om ons een brief te sturen. In die brief staan substantiële wijzigingen, waarvoor ook een substantiële nota van wijziging nodig zal zijn. Het lijkt ons een beetje vreemd om nu opeens heel veel haast te gaan maken. Wij zullen toch ook voldoende tijd moeten nemen om de zaken goed en nauwkeurig af te werken. Daarom steun ik het voorstel van mevrouw Bussemaker.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Ik beluister ruime steun voor mijn verzoek om wel een algemeen debat over deze brief te voeren, maar het wetgevingsoverleg pas te starten als de nota van wijziging binnen is. Ik zeg in het bijzonder tegen mevrouw Verburg die ik de afgelopen weken een- en andermaal heb horen zeggen dat deze wet zich niet leent voor politieke vluggertjes, dat ook de oppositiepartijen de kans moeten krijgen om deze wet zorgvuldig te behandelen. Ik verwacht dat de nota van wijziging een substantieel karakter heeft en ik denk dan ook dat er een pauze ingelast moet worden tussen het debat op hoofdlijnen en de artikelsgewijze behandeling. Voorzitter. Ik verzoek u dit verzoek door te geleiden naar het kabinet en te informeren wanneer wij de nota van wijziging mogen verwachten.

De voorzitter:

Ik constateer dat het wetgevingsoverleg om 14.30 uur begint met een debat op hoofdlijnen over de WIA. Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Daarmee wordt ook het verzoek van een aantal fracties doorgeleid om de nota van wijziging zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen. Dat verzoek zullen de desbetreffende leden ongetwijfeld ook doen tijdens het overleg. Dit komt dus van twee kanten. Het is aan de commissie om te bepalen op welke wijze met de nota van wijziging wordt omgegaan. Het zou mij ook een lief ding waard zijn, wanneer deze wetsbehandeling volgende week plenair kan worden afgerond. In de planning is daar ook rekening mee gehouden.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Het is absoluut niet mijn bedoeling om het wetgevingsproces op te houden. Het gaat mij erom dat wij in staat worden gesteld om deze belangrijke wet zorgvuldig te behandelen. Ik hoop dat wij in de commissie daar een goed besluit over kunnen nemen.

De voorzitter:

Ik wens u allen succes om 14.30 uur.

Het woord is aan de heer Timmermans.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. Ik heb vanmorgen kennis kunnen nemen van een rapport van het bureau Boer & Croon, opgesteld door een commissie bestaande uit de heren Leers, Staal en Vreeman, over de cultuur en integriteit bij de Koninklijke Marechaussee. Ik ben zo geschrokken van de conclusies uit dit rapport, dat ik hier graag op korte termijn in de Kamer over wil discussiëren. Ik kan mij echter voorstellen dat ook collega's dit rapport willen lezen. Mijn eerste verzoek is dan ook om de minister van Defensie te verzoeken om de Kamer terstond dit rapport ter hand te stellen. Het dateert overigens van april. Vervolgens kondig ik aan dat ik op basis van dit rapport nog voor het begin van het reces overleg in de Kamer wil. Het kan een spoeddebat zijn, maar dit mag ook in de vorm van een algemeen overleg. Het is van belang dat de Kamer zich nog over de conclusies van het rapport kan buigen voor zij op reces gaat.

De heer Szabó (VVD):

Voorzitter. Ik heb van de heer Timmermans vernomen dat dit rapport is verschenen. Ik neem aan dat dit binnenkort aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Ik zal het met buitengewoon veel interesse lezen. Het lijkt mij dat wij voor een debat ook een reactie van het kabinet op dit rapport nodig hebben. Wij moeten goed nagaan op welke wijze wij een en ander zo snel mogelijk bij de Kamer kunnen krijgen. In principe hebben wij na vandaag nog maar vier werkdagen.

De voorzitter:

U bent erg somber. U gaat ons toch niet verlaten over vier dagen?

De heer Szabó (VVD):

Ik heb het niet over het reces, maar over formele werkdagen.

De voorzitter:

Iedere dag in het reces, met uitzondering van de zondag wellicht, kan er vergaderd worden als dertig leden dat willen. Maakt u zich geen zorgen.

De heer Szabó (VVD):

Ik hoor wat u zegt. Ik wil dat het kabinet zo spoedig mogelijk een goede reactie geeft. Op dit moment ken ik de inhoud van het rapport niet en om die reden zeg ik niet toe dat wij instemmen met een spoedprocedure.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik kan mij voorstellen dat collega's mij op mijn blauwe ogen willen geloven, maar ook dat zij het wel zelf willen zien. Ik benadruk dat deze zaak geen uitstel duldt. Het is belangrijk dat wij nog deze week het rapport van de minister van Defensie krijgen. Zijn commentaar mag wat later komen, maar het rapport willen wij graag al hebben, zodat ook mijn collega's kennis kunnen nemen van de schokkende conclusies die de heren Leers, Staal en Vreeman hebben getrokken.

De heer Haverkamp (CDA):

Ik kan mij voorstellen dat het verrassend is mij te horen spreken over de marechaussee en Schiphol. Toen ik het verzoek van de heer Timmermans hoorde, vroeg ik mij af welk rapport ik had gemist. Ik heb geïnformeerd bij het ministerie van Defensie en men vertelde mij dat het rapport nog niet eens openbaar is. Kunnen wij dan niet beter wachten totdat het rapport is aangeboden aan de minister, die vervolgens zijn bevindingen aan de Kamer kenbaar maakt? Dat lijkt mij de meest geëigende procedure. Ik begrijp het enthousiasme van de heer Timmermans.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik heb het rapport gelezen en het maakt mij niets uit of het openbaar is of niet. Nu dit bekend is, zal de minister zelf snel in de media reageren. Als hij dat kan, kan hij ook hier komen uitleggen wat hij ervan vindt.

De voorzitter:

Wij weten pas of de minister in de media reageert als hij dat wel of niet heeft gedaan.

Voor de goede orde merk ik op dat deze procedurele discussie ook in de commissie had kunnen plaatsvinden. Het gaat om het vragen van een rapport aan een minister en dat wordt gewoonlijk in de commissie gedaan. De heer Timmermans heeft gevraagd om een spoeddebat en daarom heb ik hem het woord gegeven. Ik ben niet zo flauw om het onderwerp nu terug te verwijzen naar de commissie. Ik rond het punt af en stel voor het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Defensie. Ik zal het verzoek van de heer Timmermans en anderen overbrengen aan de minister. De Kamer of de commissie kan de verdere procedure bepalen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik behoud mij wel het recht voor om een interpellatiedebat te vragen als wij niet snel tot een conclusie komen.

De voorzitter:

Dat recht heeft u altijd.

Het woord is aan de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter. Ik heb in deze Kamer nog nooit het woord mogen voeren over het milieu.

De voorzitter:

Om dat te vieren, bent u voor de allereerste keer zonder das in de plenaire vergadering verschenen.

De heer Van de Camp (CDA):

Dat is waar. Onze fractie wil graag het verslag over het algemeen overleg over afval en duurzame bedrijfsvoering op de plenaire agenda plaatsen, zodat het onderwerp kan worden afgerond.

De voorzitter:

Ik stel voor aan dit verzoek te voldoen en het punt toe te voegen aan de agenda van de volgende week.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven