Aan de orde is de voordracht voor de benoeming van leden van de Raad van Economische Adviseurs voor onafhankelijke advisering aan de Tweede Kamer over financieel/economische aangelegenheden (29654, nr. 3).

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter. Het is bekend dat de VVD-fractie tegen de motie heeft gestemd tot het instellen van een raad van economische adviseurs. Die motie is echter aanvaard en ook uitgevoerd. De VVD-fractie zal de komende tijd de adviezen van de raad kritisch beschouwen en zal bij de evaluatie over één jaar haar eindoordeel geven. Daarom respecteert de VVD-fractie het voorstel voor de samenstelling van deze raad.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik leg een korte verklaring af, mede namens mevrouw Kant van de SP-fractie. In oktober hebben de fracties van GroenLinks en de SP tegen het voorstel voor oprichting van de Raad van Economisch Adviseurs gestemd. Naar onze mening worden wij meer dan voldoende, gevraagd en ongevraagd, nationaal en internationaal geadviseerd door talloze economen over de toestand van de economie. Wie dan nog extra advies wil, wende zich tot hen. Wij hebben dus geen behoefte aan de REA.

Omdat een meerderheid van de Kamer voor de REA heeft gestemd, hebben wij ons daarbij neergelegd. Wij willen de boel ook niet traineren. Nu vijf economen bereid zijn om zitting te nemen in de REA, maken wij daar dus ook geen bezwaar tegen. Ons verzet geldt de REA als onnodig en onwenselijk instituut dat bovendien geld kost dat beter anders besteed had kunnen worden, uiteraard niet de vriendelijke personen die op uitnodiging van de Kamer in deze raad zitting nemen. Tot slot maak ik de kanttekening dat deze raad uitsluitend uit mannen bestaat. Dat had anders gemoeten, zoals wij ook meerdere keren hebben bepleit.

De voorzitter:

Ik stel voor om, in afwijking van het Reglement van orde, niet schriftelijk te stemmen en de voordracht conform het advies van de vaste Kamercommissie voor Financiën, zoals neergelegd in Kamerstuk 29654, nr. 3, als volgt vast te stellen:

  • - prof. dr. W.H. Buiter;

  • - prof. dr. S.C.W. Eijffinger;

  • - prof. dr. C.G. Koedijk;

  • - prof. dr. C.N. Teulings;

  • - prof. dr. A. van Witteloostuijn.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven