Vragen van het lid Tonkens aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het aanbieden van een prenatale test aan alle zwangere vrouwen.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voorzitter. Vele aanstaande ouders willen graag weten of hun kind gezond geboren zal worden. Zij willen bijvoorbeeld weten of het kind lijdt aan het syndroom van Down of aan een neurale buis-syndroom, een open ruggetje. De regering wil echter alleen aan aanstaande moeders boven de 35 jarige leeftijd een test aanbieden. Artsen mogen jongere aanstaande moeders er wel over informeren, maar zij mogen hun geen test aanbieden. In de praktijk blijkt dit onderscheid heel onduidelijk te zijn. Geen wonder dat er inmiddels drie regio's zijn – Eindhoven, Amsterdam en sinds afgelopen zaterdag ook Rotterdam – waar men openlijk aangeeft dat men met dit beleid niet uit de voeten kan. Men biedt daarom aan alle aanstaande moeders een test voor in ieder geval het syndroom van Down aan. Zij zien dit als onderdeel van een goede begeleiding van aanstaande ouders. Aanstaande moeders, jonger dan 35 jaar, moeten deze test nog wel zelf betalen, maar daarover is men al in gesprek met zorgverzekeraars.

In reactie hierop gaf een woordvoerder van de staatssecretaris afgelopen zaterdag in de Volkskrant aan dat informeren van vrouwen die zwanger willen worden of die zwanger zijn, prima is, maar dat het actief aanbieden van een test verboden is, omdat dat een glijdende schaal is.

Mijn eerste vraag is wat de staatssecretaris hiermee bedoelt. Men mag wel informeren over een test, maar men mag deze niet aanbieden. Dat is inderdaad, zoals de staatssecretaris zelf laat zeggen, een glijdende schaal. Hoe moet een arts nu weten waar hij zit op die glijdende schaal tussen informeren en aanbieden? Wanneer zit je op het verboden deel van die schaal en wanneer op het toegestane deel? Als het inderdaad een glijdende schaal is, glijd je er toch vanzelf vanaf. Erkent de staatssecretaris dat zij hiermee artsen in een onmogelijke spagaat brengt, zoals gynaecoloog Steegers het zelf zaterdag jongstleden in de Volkskrant uitdrukte.

Mijn tweede vraag is of de staatssecretaris bereid is om artsen en verpleegkundigen uit deze onmogelijke spagaat te bevrijden door haar beleid aan te passen en een screening op het Downsyndroom en neurale-buisdefecten in principe aan alle aanstaande moeders aan te bieden? Niet alle aanstaande moeders willen een screening, maar het zou aangeboden moeten kunnen worden aan diegenen die dat willen. Dat is immers de enige manier om artsen uit deze spagaat te bevrijden. Bovendien heeft de kans op een kind met het Downsyndroom lang niet alleen met leeftijd te maken. De helft van deze kinderen heeft een moeder van onder de 35 jaar. De kans op een kind met een neurale-buisdefect, een open ruggetje, heeft zelfs helemaal niets met leeftijd te maken. Dit is des temeer reden om zo'n screening aan alle ouders aan te bieden. De Gezondheidsraad heeft ook gezegd dat de leeftijdsgrens van 35 jaar achterhaald is. Aanstaande ouders, artsen en verpleegkundigen willen duidelijkheid zowel over het beleid als over de toekomst van de kinderen. Het is aan de staatssecretaris om die duidelijkheid nu te verschaffen.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. Na uitgebreid overleg met de Kamer is in juni het kabinetsstandpunt aanvaard. Ik heb geen behoefte om op grond van een krantenartikel of op grond van een inaugurele rede dat standpunt te herzien. Wij zijn op dit moment bezig uitvoering te geven aan een aantal afspraken die tijdens het overleg met de Kamer zijn gemaakt. Wat betreft het onderscheid tussen aanbieden en informeren, heb ik het voornemen de WBO zodanig aan te passen dat deze schijnbare tegenstelling met de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt opgelost. Ik heb hier niets nieuws toe te voegen aan het debat dat wij daarover al gevoerd hebben. Wij zijn op dit moment met de uitvoering bezig. Voor de zomer zal de Kamer worden geïnformeerd over de uitkomsten van de gesprekken met de beroepsgroep en de daadwerkelijke stappen voorgelegd krijgen.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

De staatssecretaris zegt dat zij niets nieuws gaat doen en dat zij al onderscheid aan het aanbrengen is tussen aanbieden en informeren. Dat is onduidelijk. Volgens mij is er wel iets nieuws gebeurd. Drie regio's zeggen inmiddels dat zij nu al niet kunnen werken met het onderscheid. De staatssecretaris kan dan wel voor de zomer misschien met een nieuw verhaal komen, maar men kan nu niet uit de voeten met dit onderscheid. Dat laatste is ook logisch, want een glijdende schaal met aan de ene kant iets dat verboden is en aan de andere kant iets dat toegestaan is, is heel onduidelijk om mee te werken. Ik wil graag dat de staatssecretaris op dit signaal uit het veld reageert. Laat ik een voorstel doen. De staatssecretaris kan de drie regio's die nu al anders werken, aanwijzen als proefregio's. Zij zouden van haar dan de test aan iedereen mogen aanbieden, waarna vervolgens wordt gekeken hoe dat functioneert.

Is de staatssecretaris daarnaast bereid te onderzoeken hoe artsen, verpleegkundigen en aanstaande ouders haar beleid nu eigenlijk ervaren? Het gaat niet alleen om een krantenartikel maar ook om een duidelijk signaal dat men er moeilijk mee uit de voeten kan. Misschien wil zij er nader naar kijken.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. Volgens het ingenomen standpunt kan het niet aan iedereen worden aangeboden. Zorgverzekeraars mogen het niet in het basispakket opnemen. Op het moment dat dat wel gebeurt, zal ik daartegen optreden. In het aanvullend pakket kan het eventueel wel, maar dat is een andere kwestie. Ik kom niet terug op de afspraken die wij hier met elkaar gemaakt hebben. Ik ben druk bezig met overleg met de beroepsgroep over de manier waarop verbeteringen in de kwaliteit en organisatie vorm kunnen krijgen. Over de uitkomsten daarvan zal de Kamer gerapporteerd worden. Nog vóór de zomer zal de Kamer het kwaliteitsbeleid en de organisatie voorgelegd krijgen. Ik hecht eraan dat het daarbij gaat om landelijke en niet om regionale kwaliteit. Daarmee geef ik uitvoering aan datgene wat wij met elkaar hebben afgesproken.

Naar boven