Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 9 november 2004 over het Waddenzeebeleid.

De voorzitter:

Ik wijs erop dat elke spreker twee minuten heeft en zich beperkt tot het indienen van de moties. Wij zullen ons daar ook strikt aan houden.

De heer Samsom (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Ik zal drie moties indienen naar aanleiding van een lang en uitgebreid debat over de Waddenzee. De eerste is uiteraard de belangrijkste. Excuses dat de formulering wat lang is, maar je moet in dit soort zaken heel precies zijn.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gaswinning onder de Waddenzee slechts mogelijk is wanneer aan het voorzorgsbeginsel is voldaan én wanneer er een maatschappelijk belang mee wordt gediend;

overwegende dat het Europese Hof in haar uitspraak van 7 september jl. helder invulling heeft gegeven aan het voorzorgsbeginsel, namelijk dat er voor activiteiten zoals gaswinning een zekerheid moet bestaan dat ze de natuurwaarden van het Waddengebied niet aantasten;

constaterende dat het RIKZ in zijn laatste rapport slechts concludeert dat "de onzekerheden zijn verkleind";

voorts constaterende dat de Raad van State in 2002 stelde dat het maatschappelijk belang van gaswinning op korte termijn niet is aangetoond en dat hierin geen verandering is gekomen;

verzoekt de regering, geen vergunningen te verlenen voor gaswinning of nieuwe proefboringen onder de Waddenzee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom, Duyvendak en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(29684).

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. De tweede motie gaat over een belangrijk discussiepunt in het debat, namelijk de vraag of het Waddenfonds nog iets voorstelt als wij onverhoopt moeten stoppen met gaswinning. Het zal duidelijk zijn dat de PvdA-fractie wil dat het Waddenfonds onverkort en zonder voorwaarden wordt gevoed, ook als gaswinning wordt gestopt. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor het herstel van het Waddengebied én voor de ontwikkeling van duurzame economische activiteiten in het noorden in de komende jaren forse investeringen nodig zijn;

overwegende dat deze investeringen ook nodig zijn wanneer geen waddengas wordt gewonnen;

constaterende dat het kabinet een politieke koppeling tussen gaswinning en de voeding van het Waddenfonds maakt;

verzoekt de regering, de voeding van het Waddenfonds niet te koppelen aan winning van het waddengas,

en gaat over tot de orde van de Samsomdag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom, Duyvendak en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(29684).

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Ten slotte wil ik een motie indienen over een plan waarover diverse leden in de Kamer hebben gesproken, namelijk de CO2-injectie. Ik hoorde het CDA en D66 erover. Ook mijn partij heeft er wel iets mee, maar wil wel dat het zorgvuldig wordt bekeken voordat wij andere beslissingen nemen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gaswinning op termijn gecombineerd kan worden met injectie van CO2 in de ondergrond, waardoor bodemdaling én klimaatverandering wordt tegengegaan;

constaterende dat TNO-NITG in juni 2004 concludeerde dat dit ook voor het waddengas een haalbare optie is;

constaterende dat voor een definitief oordeel over de haalbaarheid in ieder geval een locatiespecifieke modellering nodig is;

verzoekt de regering, dit onderzoek naar de haalbaarheid van CO2-injectie uit te voeren en de resultaten naar de Kamer te sturen vóór het winningsplan voor waddengas,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Samsom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(29684).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter. Na een voorzet van de commissie-Meijer heeft het kabinet opnieuw de wetenschappelijke studies over de nadelen en eventuele vermeende voordelen van boren in de Waddenzee gewogen en is tot de conclusie gekomen dat het maar moet gebeuren.

Minister Veerman versloeg de spijker op zijn kop toen hij zei: ja, wij hadden de politieke moed om deze keuze te maken. Ik durf het aan en dit kabinet maakt inderdaad andere keuzes dan het vorige.

Het is dus primair een politieke afweging geweest om bepaalde risico's, geen enorm grote risico's, met de Waddenzee te nemen. Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie zich daartegen fel verzet en zich ook grote zorgen erover maakt. Daarom heeft zij van harte de motie van de PvdA-fractie medeondertekend. Bij twijfel moet je met je poten van dit prachtige gebied afblijven en zoiets niet doen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat u bedoelt: met de benen of met de handen ervan afblijven. Dat lijkt mij in het kader van het woordgebruik misschien toch wel beter.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ja, dat meen ik gezegd te hebben, voorzitter.

Vorige week maandagavond ging een belangrijk deel van het debat over de zogenaamde ontkoppeling tussen het boren en het winnen en de opbrengst voor het Waddenfonds. Wij hebben daarover een brief van de minister gekregen die uiteindelijk meer vragen oproept dan beantwoordt. De minister probeert te zeggen dat het helder is; als de rechter het verbiedt, komt het fonds er niet en als het via "hand aan de kraan" uiteindelijk vastloopt, komt het fonds er wel en blijft het bestaan. Er zijn veel meer situaties mogelijk waarin het boren niet doorgaat, bijvoorbeeld als de NAM het niet wil. Daarnaast is het mogelijk dat die situaties zich vermengen, bijvoorbeeld dat bij het "hand aan de kraan" de rechter daarop intervenieert, in de zin dat de overheid de kraan niet dicht wil draaien, maar de rechter wil dat het wel gebeurt. Ik vraag de minister een uitgebreide toelichting over de mogelijke situaties te geven. Ik heb trouwens de motie van de heer Samsom op dat punt van harte ondersteund.

Een ander punt in het debat was het ophogen van het bedrag van 500 mln naar 800 mln euro. Mijn fractie is er op zichzelf erg voor; zelfs 800 mln euro is niet het streefgetal van haar. Dat ligt bij 1,3 mld; daarover komt zo nog een motie van mevrouw Van Velzen. Maar tot onze grote zorg zei de heer Atsma in het debat dat hij het eens was met een bedrag van 800 mln euro, maar dat daarvan 400 mln of 450 mln euro voor harde infrastructuur, havenuitbreiding en economische activiteiten in dat gebied beschikbaar moet zijn. Wat is dan de nettowinst van een ophoging? Ik dien hierover dan ook de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de commissie-Meijer een verdeelsleutel adviseert voor investeringen in natuur, bescherming tegen externe bedreigingen, duurzame economie en kennisontwikkeling;

overwegende dat deze verdeelsleutel recht doet aan de hoofddoelstelling voor het Waddengebied;

verzoekt de regering, bij de verdeling van de gelden in het Waddenfonds onverkort de verdeelsleutel van de commissie-Meijer te hanteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak, Samsom en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(29684).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Er is van de zijde van het kabinet meerdere malen vrij trots gezegd dat het met dit besluit de impasse rond de Waddenzee heeft doorbroken. De grote vrees en de voorspelling die mijn fractie hier uitspreekt is dat met dit besluit de impasse verder verdiept wordt en zich nog jarenlang zal voortslepen, omdat dit kabinet niet ondubbelzinnig durft te kiezen voor het milieubelang maar iets probeert te doen wat in het Waddengebied onmogelijk is, te weten natuur en boringen met elkaar verzoenen.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. De heer Duyvendak heeft mij een aantal woorden in de mond gelegd die Duyvendakik niet heb uitgesproken. Dat gebeurt overigens wel vaker, dus daar stoor ik mij ook niet echt aan. Mijn vraag is echter de volgende. Wat is de verdeelsleutel die de heer Duyvendak nu concreet voorstelt? Als je de investeringen die de commissie-Meijer bepleit bij elkaar optelt, kom je naar mijn beste weten op een ander bedrag uit dan de 800 mln.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Grosso modo komt het er op neer dat de natuurinvesteringen en de bescherming tegen externe bedreigingen 70% van het bedrag vertegenwoordigen en duurzame economie en kennisontwikkeling 30%.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Het kabinet vraagt aan de Kamer om groen licht te geven voor gaswinning. Maar die kar moet dan wel gaan rijden met rammelende, obscure koppelingen. Het lijkt erop dat voor dit kabinet gaswinning heilig is. Maar de natuurinvesteringen zijn van elastiek waarbij de rek vooral naar beneden zit. Daar ben ik niet blij mee. Ik meen dat de 800 mln die de commissie-Meijer voorstelde al veel te weinig is.

In het eerdere debat verslikte minister Dekker zich in haar uitleg over de koppeling van geld voor natuurherstel aan de inkomsten uit gaswinning. Ze koos niet voor de eerste keer voor de vluchtroute van een aanvullende brief aan de Kamer. Die brief was zo mogelijk nog verwarrender. Ik lees er ook een impliciete chantagecomponent in. Als er geen gas gewonnen kan worden vanwege juridische procedures, komt het investeringsplan op losse schroeven te staan. Daarmee heeft het er alle schijn van dat de natuurbeschermers en de tegenstanders van gaswinning tegen elkaar uitgespeeld zullen worden vanwege de mogelijke consequenties van juridische procedures op het natuurinvesteringsplan. Mensen in vak K, bewindslieden, ik vraag mij echt af wat u eigenlijk te vrezen hebt van juridische procedures als de besluitvorming deugt. Bent u soms bang dat de toets van de rechter niet kan worden doorstaan? Als u daar niet bang voor bent, waarom dan toch deze koppeling?

Met betrekking tot het natuurinvesteringsbedrag dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet onderkent dat er sprake is van achterstallig onderhoud van de Waddenzee en dat dringend moet worden geïnvesteerd in het natuurherstel teneinde erger te voorkomen;

constaterende dat onder andere de natuurbeherende organisaties de noodzakelijk geachte natuurinvesteringen beraamd hebben op 1,3 mld euro;

verzoekt de regering, 1,3 mld euro te investeren in de Waddenzee en te storten in het daarvoor op te richten Waddenfonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Duyvendak en Samsom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(29684).

Mevrouw Van Velzen (SP):

De aanvullende brief van de minister ging ook in op de gedoogsituatie die is ontstaan op de Vliehors, het defensieoefenterrein op Vlieland. De brief heeft op dat punt wel duidelijkheid gegeven, maar die duidelijkheid is voor mij nog steeds een onacceptabele toestand. Daarover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige milieuwetgeving de overheid ertoe verplicht om activiteiten met mogelijk significant schadelijke effecten te onderwerpen aan een strenge beoordeling en indien de effecten daadwerkelijk significant schadelijk zijn, deze in beginsel te verbieden;

constaterende dat militaire oefeningen op de Vliehors in het Waddengebied plaatsvinden op basis van een milieuvergunning uit 1960 die in strijd is met de nu geldende milieuwetgeving;

constaterende dat de nieuwe vergunning die door Defensie is aangevraagd, is verworpen door de Raad van State omdat Defensie onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de omvang van het schietlawaai, de luchtverontreiniging en de waterverontreiniging;

verzoekt de regering, in afwachting van de benodigde vergunningen geen militaire oefeningen toe te staan op de Vliehors,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen en Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(29684).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Na het debat hebben wij een brief gekregen van de regering. Daarin werden een aantal dingen aangegeven die soms helder en soms onhelder zijn. Daar zijn al vragen over gesteld. Daar sluit ik mij dus van harte bij aan. De gelden vormden echter een van de belangrijkste punten die in het debat naar voren kwamen. De commissie-Meijer had goed gemotiveerd waarom daar 800 mln euro heen moest. Eigenlijk kon de regering dat niet goed weerleggen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat investeringen in natuurontwikkeling van de Waddenzee en de duurzame economische ontwikkeling van het Waddengebied zeer wenselijk zijn;

overwegende dat de commissie-Meijer gemotiveerd heeft aangetoond dat een bedrag van 800 Van der Hammln euro nodig is om deze doelen te bereiken;

verzoekt de regering, 800 mln euro in te zetten voor het Waddenfonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham, Atsma, Slob en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(29684).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Hoe zou u de verdeelsleutel willen zien bij de uitgave van het geld? U weet dat daar nogal wat politiek debat over is.

De heer Van der Ham (D66):

Ja, ik weet dat daar een politiek debat over is. Ik verwijs in de motie uitdrukkelijk naar de commissie-Meijer, die heeft aangegeven hoe die verdeling ligt. Percentages zeggen mij niet heel veel, want heel veel dingen overlappen elkaar. Ik ga dus uit van de wijze waarop de commissie-Meijer het heeft geformuleerd met betrekking tot de natuur, de economische ontwikkeling en de duurzame economische ontwikkeling van het Waddengebied.

Ik heb twee aanvullende vragen, allereerst over de Waddenacademie. Kan de minister die zich daar verantwoordelijk voor voelt, aangeven welke stappen worden ondernomen om die Waddenacademie op te richten en wat bij het opstarten daarvan precies de volgorde is? Daarnaast heb ik een aantal opmerkingen gemaakt over de CO2-injectie, waar ook de heer Samsom een vraag over heeft gesteld. Vanzelfsprekend is mijn partij zeer geïnteresseerd in het antwoord daarop, want ook wij zien daarin voor de toekomst – liefst de nabije toekomst, maar waarschijnlijk de verre toekomst – een ideale mogelijkheid om de energie te verduurzamen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik vervang mijn collega Tineke Huizinga die op dit moment een andere verplichting heeft. Ik beperk mij tot het indienen van een motie. Die luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is om een Waddenfonds in te stellen, het volstorten van dit fonds wordt uitgesmeerd over 20 jaar;

overwegende dat het voor de toekomst van het Waddengebied van het grootste belang is dat er zekerheid bestaat over de beschikbaarheid van voldoende gelden in het fonds;

verzoekt de regering om het in te stellen Waddenfonds binnen 10 jaar na instelling vol te storten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Huizinga-Heringa, Samsom, Van der Staaij en Duyvendak.

Zij krijgt nr. 14(29684).

De heer Slob (ChristenUnie):

Wij hebben ons overigens uit volle overtuiging ook aangemeld als ondertekenaar van de motie die de heer Van der Ham zojuist heeft ingediend over het fonds van 800 mln euro.

De voorzitter:

Daar kan uw naam dus onder worden gezet?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ja.

De heer Atsma (CDA):

Het lijkt wel een ingewikkeld, maar ook boeiend schaakspel. Hebben de medeondertekenaars van de motie die beoogt te komen tot een snellere invulling van het Waddenfonds, ook aangegeven dat zij volmondig ja zeggen tegen het Waddenfonds?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik denk dat de heer Atsma dit aan betrokkenen moet vragen. De motie is helder en hun namen staan er onder. Dit lijkt mij duidelijk.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Wij hebben een aantal moties mede ondertekend. Ik noem er twee die voor mijn fractie belangrijk zijn. De eerste heeft betrekking op het vasthouden aan het bedrag van 800 mln euro voor het Waddenfonds dat de commissie-Meijer heeft genoemd. Die motie is door de heer Van der Ham ingediend.

De tweede heeft betrekking op de vulling van het Waddenfonds op kortere termijn dan is voorzien. Die motie is ingediend door de heer Slob.

Ik wil zelf nog een motie indienen over de bestuurlijke organisatie. Dit onderdeel van het advies van de commissie-Meijer is eigenlijk een beetje vooruit geschoven. Ik vind het wenselijk dat hier op korte termijn helderheid over komt. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de commissie-Meijer heeft vastgesteld dat de bestuurlijke organisatie van het Waddenzeebeleid verbetering vereist;

constaterende dat de commissie daaraan de concrete invulling heeft gegeven door een nieuwe structuur op hoofdlijnen te schetsen;

overwegende dat de regering aangeeft dat verbetering nodig is, maar nog geen richtinggevende uitspraken worden gedaan over de vormgeving van de bestuurlijke organisatie van het Waddenzeegebied;

verzoekt de regering, voor 1 maart 2005 met een nieuwe structuur op hoofdlijnen te komen, waarin een concreet standpunt wordt ingenomen over de voorstellen van de commissie-Meijer hierover, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Van der Ham, Slob, Snijder-Hazelhoff en Samsom.

Zij krijgt nr. 15(29684).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Ik wil allereerst een motie indienen die mede is ondertekend door de CDA-fractie. Onze fracties hebben nog geen goed gevoel bij de prioriteitsstelling. Het rapport van de commissie-Meijer bevat een groot aantal bijlagen en wij willen hier alvast een voorzet geven voor de prioriteiten die onzes inziens moeten worden aangebracht. Bovendien wil ik aangeven waar wij kritiek op hebben. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - het advies van de commissie-Meijer aangeeft dat er geïnvesteerd dient te worden in zowel natuur als duurzame economie in het Waddengebied;

  • - er een groot scala aan projecten reeds wordt genoemd in de bijlagen;

van mening dat:

  • - de investeringen zich specifiek dienen te richten op herstel en behoud van de Waddenzee en het Waddengebied;

  • - een aantal van de projecten duidelijk dit doel voorbij schiet en een te grote afstand heeft tot de Waddenzee;

verzoekt de regering, als eerste prioriteit het herstel van het kwelderareaal en het bestrijden van exoten aan te pakken en binnendijkse verzilting te bestrijden;

verzoekt de regering tevens, af te zien van projecten waarmee zout water binnendijks wordt ingelaten, het Lauwersmeer en het IJsselmeer weer getijdenwerking krijgen en oude Dollardpolders onder water worden gezet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff en Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(29684).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik wil nog een motie indienen. Die komt voort uit onze zorg voor de gemeenten die worden geconfronteerd met de stopzetting van de kokkelvisserij met alle gevolgen van dien voor de werkgelegenheid in die gemeenten in Zeeland en Friesland. Er dient zorgvuldig te worden bekeken welke verantwoordelijkheid de regering in dezen draagt. De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat na het beëindigen van de kokkelvisserij in de Waddenzee de werkgelegenheid in de schelpdiersector, met name in Zeeland en Noord-Friesland, zwaar onder druk komt te staan;

overwegende dat gemeenten maximale ruimte moeten krijgen, randvoorwaarden te scheppen voor vervangende werkgelegenheid, zoals kennisontwikkeling en herstructureren bedrijventerreinen;

van mening dat door de opgelegde uitkoop van de kokkelsector, de rijksoverheid hierin een verantwoordelijkheid heeft;

van mening dat getracht dient te worden dat werkgelegenheid tot een maximum dient te worden behouden;

verzoekt de regering, middelen vanuit het Waddenfonds beschikbaar te stellen voor nader te ontwikkelen projecten van de gemeenten in Noord-Friesland en Zeeland, die geconfronteerd worden met een grote aanslag op de werkgelegenheid, zodat voorkomen wordt dat zij in financiële problemen raken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff, Atsma en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(29684).

De heer Van der Ham (D66):

U haalt voor uw voorstel geld uit het Waddenfonds. Mag ik daaruit afleiden dat u voor de verhoging van het Waddenfonds zult stemmen?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

U weet net als ik dat het fonds heel veel zaken moet financieren. Als u goed geluisterd heeft, weet u echter ook dat wij heel veel projecten hebben geschrapt.

De heer Van der Ham (D66):

De commissie-Meijer doet ook nog andere voorstellen. Die moeten ook ergens van betaald worden. Ik herhaal daarom dat ik aanneem dat u voor de verhoging van het Waddenfonds zult stemmen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik wacht de beantwoording van de regering natuurlijk af, maar vooralsnog is de VVD-fractie niet van plan om voor verhoging van het Waddenfonds te stemmen.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Vorige week hebben wij gediscussieerd over het Waddengebied, het beleid voor dit gebied en de vraag of wij gaswinning wel of niet moeten toestaan. De CDA-fractie heeft uit deze discussie de nodige conclusies getrokken. Zo is het ons duidelijk dat het Waddenfonds een investeringsimpuls van 800 mln zal moeten financieren. Als het aan mijn fractie ligt, wordt dit bedrag gelijkelijk verdeeld over ecologie en duurzame economie. Er zijn natuurlijk heel veel projecten denkbaar die liggen op het raakvlak van economie en ecologie. Ik heb daar vorige week voorbeelden van gegeven. Ik hoor graag een reactie van de bewindslieden van Economische Zaken en Landbouw op deze verdeelsleutel. Ik zal hierover geen motie indienen, maar zo nodig leggen wij de Kamer zeker een uitspraak voor.

Ik dien twee moties in. Mijn eerste motie betreft de noordelijke Waddenhavens.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de commissie-Meijer pleit voor investeringen in de ecologie en een duurzame economie van het Waddengebied;

overwegende dat versterking van de economie noodzakelijk is voor de leefbaarheid van en in het Waddengebied;

verzoekt de regering, de economische ontwikkeling bij voorkeur te richten op de ontwikkeling Atsmaen bereikbaarheid van de Wadden(zee-) havens in Noord-Holland, Fryslún en Groningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(29684).

De heer Atsma (CDA):

Mijn tweede motie heeft betrekking op het project Energy Valley.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de commissie-Meijer pleit voor investeringen in de ecologie en een duurzame economie van het Waddengebied;

overwegende dat het project Energy Valley een belangrijke impuls kan geven aan de kennis, ontwikkeling en het benutten van duurzame energiebronnen;

overwegende dat Energy Valley bovendien een impuls kan geven aan de kennis van en de ondergrondse opslag van CO2;

verzoekt de regering, het project Energy Valley als onderdeel van het investeringsplan een hoge prioriteit toe te kennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(29684).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Daarmee heb ik gezegd wat ik wilde zeggen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Dekker:

Voorzitter. Ik zal een groot aantal van de moties bespreken. Vervolgens geef ik het woord aan mijn beide collega's die de meer specifieke onderwerpen zullen behandelen.

Het aannemen van de motie van de heer Samsom waarin hij verzoekt, "geen vergunningen te verlenen voor gaswinning of nieuwe proefboringen onder de Waddenzee", ontraad ik ten stelligste. Als kabinet hebben wij nadrukkelijk aangegeven te kiezen voor een totaalpakket; dit hebben wij ook in onze brieven gesteld. Daarbij gaat het om de Waddenzee als natuurgebied en uniek open landschap. In het totaalpakket zitten de gaswinning, de schelpdiervisserij en het investeringsplan.

Ook het aannemen van de motie van de heer Samsom om het Waddenfonds niet te koppelen aan de winning van het waddengas moet ik ontraden. In mijn brief heb ik nadrukkelijk aangegeven dat de winning van het waddengas niet wordt gekoppeld aan het Waddenfonds. Dit fonds wordt gevoed uit de algemene middelen. Op basis van een investeringsplan zal de ondersteuning van natuurprojecten worden beoordeeld. Er wordt echter eerst besloten over het totaalpakket; daaruit volgt het investeringsplan. Het is dus niet aan de orde om een van de elementen daaruit te halen.

De heer Samsom (PvdA):

De regering heeft aangegeven dat de winning van het waddengas niet wordt gekoppeld aan het Waddenfonds. Dan moet de minister de motie overnemen.

Minister Dekker:

Ik kijk naar de overwegingen. Daarin staat onder andere "dat voor het herstel van het Waddengebied én voor de ontwikkeling van duurzame economische activiteiten in het Noorden in de komende jaren forse investeringen nodig zijn". Dat onderstrepen wij. Verder wordt overwogen "dat deze investeringen ook nodig zijn wanneer er geen waddengas wordt gewonnen". Ik heb in mijn brief heel nadrukkelijk aangegeven dat het gaat om een totaalpakket; dáár ligt de koppeling. Vervolgens kunnen wij tot uitvoering overgaan. Verder staat in mijn brief dat indien de gaswinning moet worden gestopt – in het licht van "de hand aan de kraan" – de toevoer naar het investeringsfonds in ieder geval doorgaat. Dit staat heel duidelijk op bladzijde 2 van mijn brief. De heer Samsom constateert in zijn motie vervolgens "dat het kabinet een politieke koppeling tussen gaswinning en voeding van het Waddenfonds maakt", en dat kan ik alleen maar ontkennen. Uit die constatering vloeit het verzoek voort "de voeding van het Waddenfond niet te koppelen aan de winning van het waddengas". Dat vind ik geen ondersteuning van het beleid. Ik vraag de heer Samsom om eerst een uitspraak te doen over het totale pakket; dat ligt nu hier voor.

De heer Samsom (PvdA):

De minister ontkent nu iets wat zij in haar eigen brief heeft geschreven, namelijk dat er een politieke koppeling – dat is iets anders dan de financiële koppeling die de minister ontkent – wordt gemaakt tussen gaswinning en voeding van het Waddenfonds. Het gaat om die ene grote deal; dat staat letterlijk zo in de brief. De minister stemt eigenlijk in met alle overwegingen en het dictum. Volgens mij moet zij de motie dan gewoon overnemen.

De voorzitter:

De minister gaat over haar eigen antwoorden.

Minister Dekker:

De brief wordt nu anders geïnterpreteerd dan hij is bedoeld.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Als de minister consequent is, dan zegt zei nu...

De voorzitter:

Nee, nu wordt dezelfde vraag gesteld. De minister gaat over haar eigen antwoord. Daar kan u het wel niet mee eens zijn...

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik heb op dit punt een vraag aan de minister gesteld. Zij doet alsof het een heldere situatie is door een politieke koppeling te maken tot en met de rechtszaak en daarna niet meer. Stel dat er sprake is van "de hand aan de kraan", en dat de commissie of het kabinet zegt dat de kraan niet dicht moet terwijl dat van de rechter wel moet. Wat gebeurt er dan? Blijft het geld dan stromen?

Minister Dekker:

Ik zal voorlezen uit de tekst van mijn brief: "De gaswinning kan daarnaast worden beïnvloed door uitspraken van de rechter. Dit kan leiden tot tijdelijke of structurele vermindering of stopzetting van de winning. Het kabinet vindt eventuele uitspraken van de rechter die de gaswinning ingrijpend beïnvloeden van een andere orde dan het effect van het 'hand aan de kraan principe'. Het kabinet acht in een dergelijk geval een nadere beoordeling van het totale pakket aan de orde. Uiteraard geldt dat de op dat moment aangegane verplichtingen in het kader van het investeringsplan conform de daarover gemaakte afspraken zullen worden uitgevoerd." Ik denk dat hiervan geen letter mis te verstaan is.

Voorzitter. De heer Samsom heeft verder in een motie gevraagd om een onderzoek naar de haalbaarheid van een CO2-injectie. Op die vraag zal mevrouw Van Gennip zodadelijk antwoorden.

De heer Duyvendak heeft een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht bij de verdeling van de gelden in het Waddenfonds onverkort de verdeelsleutel van de commissie-Meijer te hanteren. Ik ontraad aanvaarding van de motie. In het algemeen overleg hebben wij gezegd dat de verdeelsleutel van de commissie-Meijer voor ons een richtsnoer is, maar dat wij het onderwerp zeker nog zullen uitwerken. De vraag is dus eigenlijk prematuur.

In de motie van mevrouw Van Velzen wordt de regering verzocht 1,3 mld te investeren in de Waddenzee en dit bedrag te storten in het daarvoor op te richten Waddenfonds. In het algemeen overleg heb ik al aangegeven dat 500 mln een gigantisch bedrag is. Wij ontraden dan ook aanvaarding van de motie. Ik wijs de Kamer nog eens op de mogelijkheid om tot cofinanciering te komen, boven op de 500 mln.

Mevrouw Van Velzen en de heer Duyvendak verzoeken de regering in afwachting van de benodigde vergunningen geen militaire oefeningen toe te staan op Vliehors. Zij wijzen op de passage die ik daaraan heb gewijd in de brief. Ik denk dat ik in de brief uitstekend heb aangegeven in welke situatie een en ander op dit moment juridisch verkeert. Ik ontraad dan ook aanvaarding van de motie. Wij hebben het onderwerp uiterst zorgvuldig behandeld en dat zullen wij blijven doen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik had niet anders verwacht dan dat aanvaarding van de motie zou worden ontraden. Mag ik de minister evenwel vragen wanneer het aanvullende onderzoek zal plaatsvinden en wanneer de Kamer er inzicht in kan krijgen?

Minister Dekker:

Zodra ik dat weet zal ik u dat berichten. Ik heb het niet paraat. In de brief heb ik aangegeven wat de stand van zaken is en op welke manier wij met de gedoogbeschikkingen werken. U duidt waarschijnlijk op de voorwaarden die daaraan zijn gesteld. Ik zal uw vraag dus nader uitzoeken.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Wilt u de helderheid verschaffen voordat wij de Defensiebegroting behandelen?

Minister Dekker:

Ik weet niet precies wanneer de begroting van Defensie wordt behandeld.

De voorzitter:

Volgende week.

Minister Dekker:

Dan heeft de Kamer daarover in elk geval informatie.

Voorzitter. In de motie van de heer Van der Ham wordt verzocht om 800 mln in te zetten voor het Waddenfonds. Ik onderstreep nog eens dat 500 mln echt een substantiële bijdrage is. Die 500 mln betekent 25 mln per jaar over een periode van 20 jaar. Men moet zich realiseren dat die 25 mln echt moet worden weggezet. Het is een project in uitvoering. Wij hebben het daarbij natuurlijk over een goed projectplan. Er zal moeten worden aanbesteed. Vergunningen zullen moeten worden verleend. Het plan moet in uitvoering worden genomen. Er is een opdrachtnemer. Er moet uitgevoerd en opgeleverd worden. Ook dat kost tijd. Ik denk dat wij er heel veel mee kunnen doen. Ik ben zeer benieuwd naar de echte inhoudelijke projecten waarmee wij het kunnen ondersteunen. Ik ontraad aanvaarding van de motie en wijs in dit verband nog eens op de mogelijkheid van cofinanciering.

De heer Slob heeft bij motie gevraagd het Waddenfonds binnen tien jaar na instelling vol te storten. Ook aanname van die motie ontraad ik, omdat twintig jaar juist een mooie periode is om daadwerkelijk tot investeringen te komen. Voorts heb ik nog de motie van de heer Van der Staaij om vóór 1 maart 2005 met de nieuwe structuur op hoofdlijnen te komen, waarin een concreet standpunt wordt ingenomen over de voorstellen van de commissie-Meijer. Wij zijn op dit moment bezig met de voorstellen van zowel de commissie-Meijer als die uit de regio zelf. Wij zullen er naar streven de Kamer in ieder geval voor 1 maart 2005 op hoofdlijnen te informeren.

De heer Atsma (CDA):

De minister heeft iets interessants gezegd: wij zijn ons aan het oriënteren op de voorstellen van de commissie en op die uit de regio zelf. Heeft de Kamer de voorstellen uit de regio gekregen?

Minister Dekker:

Ik dacht het wel, maar als dat niet het geval is, krijgt de Kamer deze voorstellen uiteraard. Omdat een van de collega's van de heer Atsma er tijdens het algemeen overleg naar verwees, dacht ik dat de Kamer deze voorstellen had gekregen.

De heer Atsma (CDA):

Ik denk dat de minister doelt op het sociaal-economisch ontwikkelingsplan, want daarin staan een groot aantal voorstellen uit de regio. Volgens mij ligt dat plan nog bij de dokter.

Minister Dekker:

Het is mijn overtuiging dat de Kamer deze voorstellen heeft gekregen tijdens de hoorzitting. Als dit niet correct is, dan zullen wij de Kamer dit voorstel uiteraard doen toekomen. Ik heb al antwoord gegeven op de vragen over de vergunningen voor militaire oefeningen op de Vliehors. Mijn collega van LNV zal de Kamer informeren over de kwelders.

Mevrouw Snijder heeft een motie ingediend over het ter beschikking stellen van middelen voor nader te ontwikkelen projecten in Noord-Friesland en Zeeland, waar men zich geconfronteerd ziet met een aanslag op de werkgelegenheid. Ik stel nadrukkelijk dat het hier moet gaan om projecten die gerelateerd zijn aan de doelstellingen van het Waddenfonds, waarin heel duidelijk staat dat het bedrag van 500 mln euro wordt uitgetrokken voor additionele investeringen in de Waddenzee en het Waddengebied. Als de projecten zo zijn bedoeld, kan ik de motie ervaren als ondersteuning. Als dit niet het geval is en als mevrouw Snijder het breder trekt, dan voldoet de motie op dit moment in ieder geval niet aan de doelstellingen van het Waddenfonds.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Wij hebben deze motie vooral ingediend omdat wij van de minister van LNV hebben begrepen dat hij bezig is met een commissie om naar deze zaak te kijken. Dit staat zo in relatie tot de Waddenzee en het stopzetten van de kokkelvisserij, dat wij vinden dat de regering daar een verantwoordelijkheid heeft. Wij gaan ervan uit dat dit wordt meegenomen.

Minister Dekker:

Gezien de doelstelling van het Waddenfonds en de relatie met de kokkelvisserij, verzoek ik mijn collega daar op terug te komen.

Voorzitter, ik verzoek u om mijn collega het woord te geven. Voorts verzoek ik u om mij tot slot de gelegenheid te geven iets te zeggen over de procedure.

De voorzitter:

Zo'n vriendelijk verzoek kan een voorzitter moeilijk weigeren. Ik geef graag het woord aan de minister van LNV.

Minister Veerman:

Voorzitter. Ik zal iets zeggen over de motie van mevrouw Snijder met betrekking tot de kwelders, de kokkels en de Waddenacademie. De motie over kwelders gaat over een aantal ingrepen die in de toekomst mogelijkerwijs wel of niet worden gedaan. Het herstel van de Waddenbiotoop lijkt mij te passen binnen die aanbeveling. Over de prioritering, het herstel en de versterking van de buitendijkse kwelders heb ik al tijdens het AO gezegd dat ik dat met mijn collega van Verkeer en Waterstaat zal opnemen. Overigens heb ik toen een zeer uitvoerig antwoord van de minister van Verkeer en Waterstaat gegeven, maar uit de motie blijkt dat dit niet overtuigend is en dus zal ik al mijn krachten aanwenden om dat alsnog voor elkaar te krijgen.

De voorstellen om af te zien van verziltingsbestrijding binnendijks en van het inlaten van zout of brak water en om af te zien van de terugkeer van de getijden in het Lauwersmeer vormen geen onderdeel van het advies van de Commissie-Meijer en ook niet van de kabinetsreactie daarop. Het lijkt mij dat dit redelijk voorbarig is. Dit onderwerp vormt natuurlijk wel een onderdeel van de PKB Derde Nota Waddenzee. Het lijkt mij dat de motie daarop betrekking heeft en kan worden aangehouden tot dat tijdstip.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik denk dat de minister in de motie precies het omgekeerde heeft gelezen van wat de bedoeling is. Wij willen dat het verziltingsproces wordt tegengegaan. U legt hem precies andersom uit. Belangrijk is dat de fracties van VVD en CDA in deze motie uitspreken dat zij het niet eens zijn met een aantal in de bijlagen genoemde projecten. Voor ons gevoel maken deze wel degelijk deel uit van de hele context waarin wij de Commissie-Meijer moeten plaatsen. Daarom hebben wij nog eens met nadruk deze motie ingediend. Wij benadrukken de prioritering. Wij gaan ervan uit dat het kabinet richting geeft aan de keuze voor de projecten rondom de Waddenzee die gestalte dienen te krijgen, ook in relatie met het werk van de Commissie-Meijer, en op basis daarvan geven wij alvast aan wat onze prioriteiten zijn.

Minister Veerman:

Ik heb het goed begrepen, en na deze uitvoerige verduidelijking heb ik het zeker begrepen. Daar is geen twijfel over. Het enige wat ik heb gezegd is dat het nu niet het moment is om daar een uitspraak over te doen, omdat dit behoort bij de planologische kernbeslissing die te zijner tijd terzake moet worden genomen. Het is ons natuurlijk niet ontgaan wat er in de motie staat.

De heer Atsma (CDA):

Uit alle gesprekken en hoorzittingen kwamen twee dingen als een rode draad terug, te weten het binnenlaten van zout of brak water binnendijks en het mogelijk terugbrengen van getijden in het Lauwersmeer en het IJsemmer. Dat is wel degelijk gekoppeld aan het Investeringsprogramma Ecologie. Daarvan zeggen deze twee fracties: dat willen wij niet.

Minister Veerman:

Dat is mij volkomen duidelijk. Zeker na uw in derde instantie gegeven uiteenzetting is mij dat volkomen duidelijk. Het enige wat ik daarop repliceer is dat het aan de orde is om daarover duidelijkheid te verschaffen in het kader van de PCB. C'est tout! Om een boerenuitdrukking te gebruiken: ik heb geen polderboom nodig om gestoken te worden. Dat kan ik later op de avond nog wel verklaren.

In het AO heb ik al het een en ander gezegd over de kwestie van de Waddenacademie. De regering staat voor ogen om daar geen groot opgetuigd spektakel van te maken. Ik heb kennis genomen van het feit dat een aantal hogescholen, de universiteiten van Wageningen en Groningen en een aantal onderzoeksinstituten mij een notitie hebben gestuurd, waarin zij verklaren gaarne uitdrukking en gestalte te willen geven aan de idee van de Waddenacademie door een samenwerkingsvorm die zij gezamenlijk willen aangaan. Nader moet worden vastgesteld welke onderwijsonderdelen en onderzoeksprogramma's onderdeel van die Waddenacademie zouden kunnen uitmaken. Dat lijkt mij een buitengewoon verstandig en goed voorstel, waar ik later nog wel eens een keer op terug zou willen komen.

De heer Van der Ham (D66):

Wanneer is dat "wel eens een keer"?

Minister Veerman:

U kent de snelheid waarmee deze regering werkt, en u mag het binnen een half jaar verwachten.

Dan kom ik toe aan de motie van mevrouw Snijder over de kokkels. Zoals minister Dekker al heeft gezegd, kunnen wij daarmee wel uit de voeten. In het AO heb ik gezegd dat ik vind dat uit het Waddenfonds ook een substantieel bedrag voor onderzoek naar de schelpdiervisserij zou kunnen worden afgezonderd. Er is toen gesproken over 10 à 15 mln. Als ik het goed begrijp, heeft deze motie een andere achtergrond. Zij gaat met name over de werkgelegenheidsaspecten. Welnu, die motie kunnen wij overnemen, met uitzondering van een deel van één zin; die zinsnede houdt namelijk naar mijn gevoel een blanco cheque in. Ik bedoel: zodat voorkomen wordt dat zij in financiële problemen raken. Gemeenten zouden ook om andere redenen in financiële problemen kunnen raken, dus als u achter werkgelegenheid een punt zet, dan kunnen wij die motie overnemen als ondersteuning van beleid.

Voorzitter. Dat was mijn bijdrage.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Mag ik constateren dat het kabinet deze motie overneemt, mits het laatste stukje van de zin wordt geschrapt? Daar zou ik heel erg tevreden mee zijn.

Minister Veerman:

Probeert u dat eens, mevrouw.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Als u aangeeft dat u dat doet...

Minister Veerman:

Ik herhaal het. Als u een punt zet achter het woord werkgelegenheid in de laatste zin op de voorlaatste regel, en als u "zodat voorkomen wordt dat zij in financiële problemen raken" schrapt en daarmee het va-banque spel onderuithaalt, dan nemen wij die motie over.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dank.

De heer Atsma (CDA):

Ik had de minister nog een vraag gesteld over de verdeling van de middelen die beschikbaar komen. Ik wil met name weten of hij ook vindt dat de verhouding tussen economie en ecologie 50-50 zou moeten zijn.

Minister Veerman:

Ik heb de vraag goed begrepen, maar ik vind dat te vroeg om daarover een strikte uitspraak te doen. Het is van groot belang welke plannen en projecten er vanuit de diverse delen van het Noorden komen en welke plannen de regering zelf en anderen opperen. Dan kunnen wij pas een verstandige afweging maken, ook gelet op de belangen. Ik kan mij voorstellen dat een 50-50 verdeling rechtvaardig, eerlijk en verstandig overkomt, maar ik wil het meer van de kwaliteit van de projecten laten afhangen dan van een strikte verdeling waar wij ons nu al aan binden.

De heer Atsma (CDA):

Ik ben het met de minister eens dat de projecten sowieso goed moeten zijn. Het is overigens de vraag of het budget voldoende ruimte zou bieden om alle projecten te honoreren. Als de minister echter zegt: als de plannen maar goed zijn, ga ik mij sterk maken voor de verdeling, dan ben ik daar zeer content mee.

Minister Veerman:

Dat durf ik wel aan, voorzitter.

Staatssecretaris Van Gennip:

Voorzitter. Als ik goed heb meegeteld zijn er nog drie moties over. Wij horen het wel als wij er eentje vergeten zijn.

Ik begin met de motie van de heer Samsom over de CO2. Wij hebben in het algemeen overleg al gewisseld dat Gaz de France bezig is met een pilot project dat betrekking heeft op de opslag van CO2. Het zal nog wel een heleboel jaren duren voordat dit in de praktijk toepasbaar zal zijn. Tegen die tijd is de balansrol van het Groninger veld uitgespeeld, en die hebben wij nou juist nodig om het kleineveldenbeleid te kunnen voortzetten, dat in de afgelopen jaren zo succesvol is geweest. Het lijkt mij niet erg realistisch om daarop te wachten. Het is wel zo – dat gaf de heer Van der Ham ook aan – dat dit een potentieel interessante ontwikkeling is, zij het voor de verre toekomst. Wij, tenminste betrokkenen, gaan door met onze praktijkproeven, maar voor het project hier willen wij daar niet op wachten. Ik moet de aanneming van deze motie dan ook ontraden.

De heer Samsom (PvdA):

Ik vroeg dat helemaal niet. De motie vraagt om uitvoering van de aanbeveling die in het RIKZ-rapport staat en die wederom is overgenomen door TNO. De aanbeveling luidt dat er een locatiespecifieke modellering nodig is voor de Waddenzee, alvorens te kunnen bepalen of CO2.-injectie in die Waddenzee mogelijk zou zijn. De motie vraagt om dat even te doen en de uitkomst vóór het winningsplan naar de Kamer te sturen. Daar ben ik heel nieuwsgierig naar, en met mij veel anderen.

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik begrijp uw nieuwsgierigheid, maar ik denk dat ook die modellering niet klaar is voor het winningsplan. U vraagt heel wat. Wij gaan ook met een winningsplan aan de gang. Op het moment dat wij uitkomsten hebben van een locatiespecifieke modellering, wordt u uiteraard geïnformeerd, maar ik kan nu niet toezeggen dat wij daarop gaan wachten voordat wij met een winningsplan gaan beginnen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter...

De voorzitter:

Nee, nee, want uw handtekening staat er niet onder.

De heer Van der Ham (D66):

Nee, maar ik heb er wel een vraag over gesteld.

De voorzitter:

Dat kan zo zijn, maar de staatssecretaris geeft haar visie op de moties. Ik stel voor dat wij dit afmaken en dat u dan uw vragen stelt.

Staatssecretaris Van Gennip:

Het betreft hetzelfde onderwerp.

De heer Van der Ham (D66):

Het ging over de motie. Daarover had ik een vraag gesteld. Misschien wantrouwt de staatssecretaris de vraag en de motie van de heer Samsom omdat die uit de snode hoek komt van de tegenstanders van de winning. Ik ben voorstander van de winning, maar ook voorstander van een onderzoek. Ik kan het namelijk een belangrijke innovatie vinden. Ik vind dat de staatssecretaris in enig vertrouwen moet kunnen zeggen dat zij die motie overneemt, dat zij dat onderzoek laat doen en er zo snel mogelijk mee komt, als het even kan nog voor de discussies over de gaswinning. Ik zou die motie gewoon overnemen. Laat haar dat van mij aannemen.

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik wil het advies om onderzoek te doen best opvolgen. Ik wil alleen niet dat dit onderzoek klaar moet zijn voor het winningsplan. Daarmee nodig ik mezelf of degene die het gaat doen, uit tot een vertraging die wij misschien op dat moment niet willen. Ik ontraad dus de aanneming van de motie, omdat ik de planning daar niet van wil laten afhangen. Wij gaan de locatiespecifieke modellering wel bestuderen, maar ik wil geen tijdsafhankelijkheid inbouwen. Vandaar dat ik de aanneming van die motie blijf ontraden.

De heer Atsma had het over de bereikbaarheid en de ontwikkeling van de Waddenzeehavens in het noordelijke gebied. Zowel tijdens het algemeen overleg als van mijn collega's hebt u gehoord van de Planologische kernbeslissing Waddenzee. Juist deze havens vormen geen onderdeel van het advies van de commissie-Meijer en de reactie van het kabinet daarop. Het zal wel een onderdeel zijn van het kabinetsstandpunt over de Planologische Kernbeslissing Derde Nota Waddenzee. Wij willen dat punt in samenhang zien met alles wat wij bij de Planologische kernbeslissing betrekken. Ik verzoek u dus om de motie aan te houden tot de behandeling van de Planologische Kernbeslissing Derde Nota Waddenzee. Als u daar niet toe bereid bent, laat ik het oordeel over aan de Kamer. Ik verzoek u om het in samenhang met de Planologische Kernbeslissing te willen bestuderen.

De heer Atsma (CDA):

Op zichzelf kun je alles bespreekbaar maken, maar de gaswinning als zodanig maakt natuurlijk ook deel uit van de Planologische Kernbeslissing Waddenzee. Alle activiteiten waarover wij vanavond en vorige week hebben gesproken, vormen een onderdeel van de cluster Planologische Kernbeslissing Waddenzee. Nu gaat het erom dat dit een van de kernpunten wordt in het sociaal-economisch ontwikkelingsplan dat op uw ministerie ligt. Dit kan niet ontbreken in het ontwikkelingsplan. Juist omdat dit één op één is gekoppeld aan het Waddenfonds, de investeringen en de duurzame economie, hoort dit hier gewoon bij. Het is de intentie van de Kamer om u met die boodschap in volle vaart aan het uitwerken te laten slaan. Dat heeft niets te maken met de Planologische Kernbeslissing. Natuurlijk heb je de Planologische Kernbeslissing straks nodig, maar dat geldt voor alles waarover wij nu hebben gesproken. Dan hadden wij dit debat niet hoeven voeren.

Staatssecretaris Van Gennip:

Dat is duidelijk. Ik moet u toch namens het kabinet vragen om het in samenhang te bezien. U neemt namelijk een voorschot op de Planologische Kernbeslissing. Als u de motie niet wilt aanhouden, dan laat ik het oordeel over aan de Kamer. Het oordeel van het kabinet houdt de vraag aan u in of u de motie wilt aanhouden. Ik zie aan de manier waarop u met uw hoofd schudt dat u dit idee niet enthousiast omarmt. Als u het idee niet omarmt, laat ik het oordeel over aan de Kamer. Dit is de kabinetsreactie op uw motie.

Het project Energy Valley ligt ons volgens mij allen na aan het hart. Het is natuurlijk niet alleen voor de Waddenzee en voor de energieonderzoekontwikkeling in Nederland van belang, ook in pieken in de delta neemt Energy Valley een belangrijke rol in voor de noordelijke provincies. In het investeringsplan komt te staan welke rol Energy Valley zal spelen. Dat plan zijn wij nog aan het opstellen. Dat gebeurt zorgvuldig en in overleg met de regio. Dit investeringsplan wordt samen met een uitvoeringsplan medio 2005 aan de Kamer aangeboden, zoals u weet.

Ik vraag u of het toekennen van een hoge prioriteit aan Energy Valley als onderdeel van het investeringsplan voor de Waddenzee andere prioriteiten uitsluit. Als dat zo is, zal ik de indiener moeten verzoeken om de motie aan te houden tot de tijd er rijp voor is, tot wij het investeringsplan gaan bespreken. Ik kan de Kamer verzekeren dat wij Energy Valley een warm hart toedragen, dat weet zij ook uit eerdere discussies.

De heer Atsma (CDA):

Maar waarom voeren wij dit debat dan en waarom hebben wij hierover verleden week gesproken? Er is aan de Kamer gevraagd om een aantal prioriteiten aan te geven, de regering vraagt wat wij over de volle breedte van haar plannen vinden, inclusief de plannen voor het winnen van gas. Wij geven ons oordeel over alle voorstellen en vervolgens zegt u dat dit punt vanavond niet aan de orde is. Wij halen het 1:1 uit uw eigen voorstellen.

Staatssecretaris Van Gennip:

Maar misschien kunt u ook even antwoord geven op mijn vraag wat u met een hoge prioriteit bedoelt, in hoeverre dat uitsluiting van andere projecten betekent.

De heer Atsma (CDA):

Wij weten dat er minder geld beschikbaar is dan wat er voor geplande projecten nodig is. Er moeten dus prioriteiten bepaald worden en wij hebben dan ook aan de colleges van gedeputeerde staten in het Noorden en aan de vertegenwoordigers van de organisaties op het gebied van natuur en milieu gevraagd wat voor hen de topprioriteiten zijn. Die zijn terug te vinden in de bijdragen van de verschillende fracties, die vanavond hebben getracht om die prioriteiten op basis van hun eigen politieke verantwoordelijkheid en achtergrond te benoemen. Dan is het een beetje raar als u zegt dat dit nu niet aan de orde is. Het is wel aan de orde en ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Energy Valley is voor een groot deel van de Kamer een substantieel project waarmee men snel aan de slag zou moeten gaan. Er is in de regio bereidheid om hierin te investeren en laat iedereen die dat wil doen, daar samen met de overheid snel mee beginnen.

Staatssecretaris Van Gennip:

Als ik het zo mag uitleggen dat het een van de prioriteiten is, dus dat daarmee andere projecten niet worden uitgesloten, dan vormt de motie een ondersteuning van ons beleid.

Minister Dekker:

Voorzitter. Tot slot zou ik nog een mededeling over het tijdschema willen doen. Ik heb verleden week in het algemeen overleg gezegd dat ik ernaar streef, de PKB nog voor het kerstreces naar de Kamer te kunnen sturen. Ik moet nu een ernstig voorbehoud maken, want binnenkort ontvangen wij een ambtelijk advies over het toepassen van een passende beoordeling van de PKB conform de Habitatrichtlijn. Tevens hebben wij vandaag een afschrift ontvangen van een brief van de EU-Commissaris voor milieu, mevrouw Walström, waarin ook zij dit punt aan de orde stelt. Wij zullen hierover op zeer korte termijn een beslissing nemen, die natuurlijk gevolgen kan hebben voor de planning voor de PKB. Dit vergt nog nader onderzoek en ik verwacht de Kamer over enkele weken duidelijkheid te kunnen verschaffen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik begrijp hieruit dat de Europese Commissie kritisch meekijkt bij het plannen om naar gas te boren; zou de Kamer die brief van mevrouw Walström ook kunnen ontvangen, per ommegaande?

Minister Dekker:

Ik ben bereid om de Kamer te informeren over de afweging die het kabinet maakt, maar ik hoor nu van minister Veerman dat dit niet gebruikelijk is. Dan stel ik voor dat wij ons hierover beraden; de brief is ook net binnen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter, ik vroeg de minister om de brief per ommegaande naar de Kamer te sturen omdat die van invloed kan zijn op de stemmingen. Anders zal ik dinsdag het verzoek doen om de stemmingen over dit onderwerp uit te stellen, want wat de Europese Commissie in die brief aangeeft, kan op allerlei manieren raken aan datgene waarover wij nu in debat zijn. Ik kondig dit dus alvast aan, voor het geval wij die brief niet voor dinsdag zouden krijgen.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat de minister heeft aangegeven dat zij de Kamer hierover zal informeren en ik denk dat het duidelijk zal zijn dat de Kamer in verband met uw aankondiging vóór dinsdag over het door u gevraagde geïnformeerd zal moeten zijn.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik verzoek de minister om in de brief waarin zij zal ingaan op de adviezen van mevrouw Walström, ook in te gaan op de relevantie daarvan voor de koppelingstruc. Het is mij nog steeds absoluut onduidelijk of deze truc wel opgaat, of de hand aan de kraan moet worden gehouden of wat dan ook.

De voorzitter:

Het wordt nu een soort procedurevergadering, dat lijkt mij niet goed.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven