Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 mei 2004 over het asielbeleid.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn fractie heeft het idee dat de minister ziende blind en horende doof is voor de problematiek van Somaliërs die niet kunnen terugkeren naar hun land. Al vanaf januari heeft het Europese Hof voor de rechten van de mens in een tiental zaken uitgesproken dat in ieder geval de uitzetting van Somaliërs uit een minderheidsgroep en zonder familie of clan naar het noorden van Somalië moet worden stopgezet. In deze gevallen heeft de minister zich er inderdaad en uiteraard aan gehouden. Zij bleef in die periode alleen rustig alle andere Somaliërs in vergelijkbare omstandigheden terugsturen. Het Hof was het zeker zat dat deze dove minister maar niet wilde luisteren. Daarom heeft het in zijn laatste uitspraak zijn zaak nader gemotiveerd. Zelfs dat hielp niet. Op 27 mei jl. ontkende de minister in deze Kamer nog dat de motivatie van het Hof een dermate algemene strekking had dat het ook voor andere Somaliërs in vergelijkbare omstandigheden moest gelden. Tot voor eergisteren, toen uiteindelijk de brief kwam naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State, was de minister nog steeds van mening dat uitspraken van het Europese Hof voor de rechten van de mens een algemene werking ontbeerden. Wat ons betreft, is een spijtbetoon op zijn plaats.

Nu hebben wij deze brief wel, maar nog steeds is niet helder wat de minister gaat doen. Zij schrijft dat zij tijdelijk de uitzettingen stopzet, maar dat zij de kwestie nog moet voorleggen aan het kabinet en dat wij moeten afwachten. Het wordt mij zo langzamerhand te grijs. Nu moet duidelijk worden wat deze minister en het kabinet moeten doen. Ik wil de Kamer dan ook de volgende motie voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het EHRM sinds januari van dit jaar interim measures treft voor Somaliërs die dreigen te worden uitgezet naar Noord-Somalië, die behoren tot een minderheid en geen familie of clanbanden hebben in Noord-Somalië;

overwegende dat de Raad van State op 28 mei jl. heeft bepaald dat, gelet op het algemene karakter van de getroffen interim measures van de president het EHRM op 3 mei jl., moet worden geoordeeld dat de getroffen interim measures aan uitzetting van deze groep Somaliërs vooralsnog in de weg staan;

overwegende dat de Rechtbank Amsterdam op 13 mei jl. heeft bepaald dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heldere argumenten moet geven waarom uit een interim measure geen grond voor toelating tot opvangvoorzieningen zou voortvloeien en tot die tijd opvang moet bieden;Vos

verzoekt de regering, af te zien van uitzetting van Somaliërs naar Noord-Somalië die behoren tot een minderheid en die geen familie of clanbanden hebben in Noord-Somalië totdat het EHRM inhoudelijk op de door haar president gestelde vragen heeft geoordeeld, en om deze groep Somaliërs opvang te bieden of wederom in de opvang op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vos en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 817(19637).

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. Naar aanleiding van het algemeen overleg dat in twee termijnen werd gehouden, wil ik twee moties indienen. De eerste vertoont veel overeenkomsten met de motie die mevrouw Vos zojuist heeft ingediend, zij het dat ik mij nadrukkelijk concentreer op het feit dat het kabinet kennelijk nog steeds niet weet hoe om te gaan met rechterlijke uitspraken. Ik leg de volgende motie aan de Kamer voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sinds januari van dit jaar door de president van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens "interim measures" zijn getroffen om de uitzetting van Somaliërs op te schorten;

overwegende dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 maart 2004 uitsprak dat "interim measures" geen derdenwerking kenden, omdat niet werd gemotiveerd waarom de Nederlandse Staat verzocht werd betrokkenen niet uit te zetten;

overwegende dat de president van het Europese Hof op 3 mei jl. wederom een "interim measure" heeft getroffen, met een motivering die wel een algemeen karakter had;

overwegende dat de minister in het algemeen overleg van 27 mei jl. deze algemene strekking ontkende, maar dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 mei jl., een dag later, oordeelde dat het algemene karakter van voornoemde "interim measure" vooralsnog uitzetting naar Noord-Somalië van vreemdelingen van Somalische nationaliteit die behoren tot een minderheid en die geen familie of clanbanden hebben in Noord-Somalië in de weg staat;

constaterende dat de minister in haar brief van 7 juni jl. stelt dat deze uitspraken "mogelijke consequenties hebben voor het door het kabinet te voeren beleid ten aanzien van Somalische asielzoekers" en dat "in afwachting van verdere besluitvorming" er ten aanzien van deze groep Somalische asielzoekers "geen onomkeerbare stappen" zullen worden gezet;

overwegende dat de minister derhalve onzekerheid laat bestaan over de gevolgen die zij aan de rechterlijke uitspraken zal verbinden;

spreekt uit dat de regering gevolg dient te geven aan voornoemde rechterlijke uitspraken en dient over te gaan tot het voeren van beschermingsbeleid ten aanzien van "vreemdelingen van Somalische nationaliteit die behoren tot een minderheid en die geen familie of clanbanden hebben in Noord-Somalië",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaas de Vries. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 818(19637).

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik vind het onbestaanbaar – ik sluit aan bij de woorden van mevrouw Vos – dat de Nederlandse regering in de persoon van deze minister zoveel moeite heeft om zich te houden aan hetgeen rechters uitspreken.

Mijn tweede motie gaat over een enorm probleem op het gebied van reguliere aanvragen. Wij hebben daar in het algemeen overleg uitvoerig over gesproken, maar de aanpak van de minister heeft mij niet overtuigd. Ik zou willen dat de Kamer zich ook op dit punt uitsprak.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de IND per 1 december 2003 een aantal taken heeft overgenomen van de Vreemdelingendienst, hetgeen in nog grotere achterstanden bij de IND heeft geresulteerd;

constaterende dat de gemiddelde doorlooptijd bij aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier bijna een jaar bedraagt en dat slechts 45% van de aanvragen binnen de streeftermijn van vier maanden worden afgehandeld;

constaterende dat het aantal klachten dat de IND in het jaar 2003 heeft ontvangen met 58% is toegenomen en dat 81% van de klachten – 6055 van de in totaal 8198 klachten – betrekking had op de behandelduur van reguliere aanvragen;

verzoekt de regering, spoedig met een plan van aanpak te komen waarmee de achterstandenproblematiek bij de IND kan worden opgelost, zodat burgers hier niet langer de dupe van worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaas de Vries. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 819(19637).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Verdonk:

Voorzitter. De Afdeling bestuursrecht van de Raad van State heeft op 28 mei jl. in drie Somalische zaken uitspraak gedaan. In die uitspraken heeft de raad overwogen dat de motivatie die het Europese Hof heeft gegeven bij een van de getroffen interim measures in de weg staat aan uitzetting van Somalische minderheden die geen familie of clanbanden hebben in Noord-Somalië. Naar aanleiding van deze uitspraken heb ik uw Kamer afgelopen maandag een brief gezonden en met die brief heb ik u laten weten dat eventuele consequenties die aan die uitspraken verbonden dienen te worden, zo spoedig mogelijk in deze Kamer besproken moeten worden. Zoals ik in deze brief ook heb aangegeven, zullen in afwachting van verdere besluitvorming ten aanzien van de door de afdeling aangeduide categorie asielzoekers geen onomkeerbare stappen worden genomen. Aankomende vrijdag wordt in de ministerraad over dit onderwerp gesproken. Meteen daarna zal ik uw Kamer berichten.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wat betekent: geen onomkeerbare stappen? Betekent dat dat niemand uit de opvang wordt gezet, dat voor iedereen opvang verzekerd blijft, ook voor de mensen die al uit de opvang zijn gezet?

Minister Verdonk:

Geen onomkeerbare stappen betekent dat wij de huidige situatie bevriezen. Dat houdt in dat mensen die in de opvang zitten, daarin zullen blijven.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Maar welke consequenties heeft dat voor de mensen die uit de opvang zijn gezet? Krijgen zij alsnog de mogelijkheid om terug te keren naar de opvang? Ik denk aan juist die groep waarover de Raad van State een uitspraak heeft gedaan.

Minister Verdonk:

Dus dat zijn mensen die eigenlijk al uitgeprocedeerd zijn en die nu geen opvang hebben. Ook voor hen worden geen onomkeerbare stappen genomen. Dat betekent niet dat ik deze mensen weer opvang ga geven.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dat vind ik toch vreemd. Deze zaak speelt al vanaf januari. U bent doorgegaan met mensen uit de opvang en uit het land te zetten. Er zijn ongetwijfeld Somaliërs die het land nog niet hebben verlaten, die hier nog ergens verblijven. Het lijkt mij dat u naar aanleiding van deze uitspraak van de Raad van State zou moeten zeggen dat deze mensen weer recht op opvang hebben totdat u weet wat u precies gaat doen.

Minister Verdonk:

Aankomende vrijdag vindt in de ministerraad besluitvorming plaats. Dan weten wij welk beleid het kabinet wil voeren inzake Somaliërs. Zodra voor deze groep bijvoorbeeld een vertrekmoratorium wordt ingesteld, kunnen deze mensen een tweede aanvraag indienen en kunnen zij weer worden opgenomen in de opvang.

De motie van de heer De Vries heb ik eigenlijk beantwoord met mijn reactie op de motie van mevrouw Vos. Zoals ik zei, vindt aankomende vrijdag in de ministerraad besluitvorming plaats. Op dit moment is er nog sprake van een ambtsbericht van Buitenlandse Zaken die ons niet noopt tot het nemen van bepaalde maatregelen. Daarover praten wij aankomende vrijdag in de ministerraad. Ik wil nog wel zeggen dat ik heel erg veel druk zet op het tot stand komen van de missie die wij naar Somalië zouden sturen om daar te kijken wat er gebeurt. Dit is een missie die in samenspraak met Buitenlandse Zaken zou plaatsvinden.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

De minister zegt dat vrijdag in het kabinet overleg zal worden gepleegd en dat dan ook zal worden nagegaan wat de situatie is en welke gevolgen dat voor het beleid moet hebben. Ik vind dat onbegrijpelijk. Er zijn rechterlijke uitspraken gedaan, ook in Nederland. Die houden in dat het oordeel van de president van het Europese Hof voor de rechten van de mens uitzetting in de weg staat. De regering trekt echter niet de vanzelfsprekende conclusie dat er onder dezelfde omstandigheden niet meer kan worden uitgezet. Ik heb zelden zo'n bruuskering van een rechterlijk vonnis gehoord. Om nu te veronderstellen dat de regering in alle vrijheid eens kan gaan kijken wat het beleid zou moeten zijn, is toch ondenkbaar.

Minister Verdonk:

Voorzitter. U begrijpt dat ik het niet eens ben met deze opmerking van de heer De Vries. Wij praten aankomende vrijdag hierover in de ministerraad. Dan nemen wij een besluit. De uitspraak van de Raad van State is van 28 mei. Op 3 mei was er de allereerste gemotiveerde interim measure. Aankomende vrijdag spreken wij daarover in het kabinet en kunnen wij er beleid op maken.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Het is toch vanzelfsprekend dat rechterlijke uitspraken worden nagekomen?

Minister Verdonk:

De heer De Vries weet toch ook dat wij dit soort beleidswijzigingen in het kabinet moeten bespreken? Dit is de eerste mogelijkheid.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

De enige consequentie die u kunt verbinden aan deze uitspraak, is dat u moet ophouden met het uitzetten van Somaliërs.

Minister Verdonk:

Ik heb al gezegd dat ik geen onomkeerbare stappen neem. Dat betekent dat er op dit moment niemand wordt uitgezet naar Somalië. Er worden geen onomkeerbare stappen genomen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Acht de minister het mogelijk dat zij na vrijdag wederom Somaliërs uit minderheidsgroepen zonder clan- of familiebanden uitzet, precies de groep waarover de Raad van State en het Europese Hof zich hebben uitgesproken?

Minister Verdonk:

Het lijkt mij niet juist om vooruit te lopen op de besluitvorming in de ministerraad.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dit is een absurde situatie. Er ligt een duidelijke uitspraak van de Raad van State, gebaseerd op uitspraken van het Europese Hof. U heeft zich daar toch gewoon aan te houden? Er is toch geen ander antwoord op mogelijk dan dat u ook na vrijdag deze groep niet zult uitzetten?

Minister Verdonk:

Ik heb de beslissing genomen die ik kan nemen. Er worden op dit moment geen onomkeerbare stappen gezet door de IND. Wij hebben de situatie bevroren. Aankomende vrijdag bespreken wij het in de ministerraad. Ik kom meteen daarna naar uw Kamer. Natuurlijk zullen wij de uitspraak van de Raad van State zwaar mee laten wegen bij onze beslissing. Laat dat duidelijk zijn.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik neem aan dat "geen onomkeerbare stappen" ook betekent dat zij niet uit de opvang worden gezet. Heel concreet noem ik de tien voor wie de interim measure geldt en die op dit moment niet terug kunnen. Er ligt een duidelijke uitspraak van het Europese Hof. Ik neem aan dat voor hen ook geldt dat zij op dit moment niet uit de opvang worden gezet.

Minister Verdonk:

Als die mensen nog in de opvang zitten, worden zij niet uit de opvang gezet. Wij hebben de situatie bevroren. Mensen van Somalische minderheden die geen familie- of clanbanden hebben in Noord-Somalië worden op dit moment niet uitgezet.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Dat is heel goed. U zegt: als zij nog in de opvang zitten, worden zij niet uitgezet. Hoeveel van die tien zijn er dan al uitgezet?

Minister Verdonk:

Ik dacht dat u de nadruk had gelegd op de opvang. Als zij nog in de opvang zitten, dan blijven zij daar. De individuele gevallen waarover een uitspraak is gedaan, hebben wij niet uitgezet. De mensen met een interim measure zijn hier nog. Wij wachten op een uitspraak over een zaak door het Hof.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik ben toch in verwarring, want ik krijg niet de antwoorden die ik wil. Ik neem aan dat er ook opvang is voor de tien voor wie de interim measure geldt.

Minister Verdonk:

Het spijt mij. Wij hebben gezegd dat deze mensen met een interim measure op dit moment niet worden uitgezet. Wij hebben alles gestopt. Als zij opvang hebben, dan zitten zij in de opvang. Ik kan op dit moment niet zeggen of al die tien mensen in de opvang zitten. Zij worden in elk geval nu niet uitgezet.

Ik kan op dit moment niet meer zeggen over de motie van mevrouw Vos. Vrijdag komt die in de ministerraad aan de orde. Ik raad haar dan ook aan om de motie aan te houden.

Ik ontraad aanneming van de eerste motie van de heer De Vries. In zijn tweede motie verzoekt hij de regering zo spoedig mogelijk met een plan van aanpak te komen waarmee de achterstandenproblematiek bij de IND kan worden opgelost, zodat burgers hier niet langer de dupe van worden. Ik zie en onderschrijf de urgentie van dit probleem. Op dit moment wordt binnen de IND gewerkt aan een plan van aanpak op basis waarvan de achterstanden zullen worden ingelopen. Ik stel mij voor dat ik dit plan van aanpak binnen zes weken aan u aanbied. Ik wil deze motie dan ook overnemen.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Amendementen kunnen worden overgenomen, maar moties niet. Ik denk dat wij de motie dus toch maar in stemming moeten brengen en dat wij haar met de minister moeten zien als een gezamenlijke verplichting om een en ander tot een goed einde te brengen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor haar antwoorden. Mevrouw Vos zal haar advies nog in overweging nemen.

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven