Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van volgende week de wetsvoorstellen:

  • - Verandering in de Grondwet, strekkende tot aanvulling van bepalingen inzake de verkiezing van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden in verband met de tijdelijke vervanging van hun leden wegens zwangerschap, bevalling of ziekte (28727);

  • - Verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum (28515);

  • - Uitvoering van verordening (EG) Nr. 2157/2001 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap) (29309);

  • - Uitvoering van richtlijn nr. 2001/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (Wet rol werknemers bij de Europese vennootschap) (29298);

  • - Wijziging van de Wet tarieven gezondheidszorg in verband met experimenten, prestatiebekostiging en enige andere maatregelen (WTG ExPres) (29379);

  • - Uitvoering van internationale regelgeving ter bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel (29291).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 22, 23 en 24 juni 2004:

  • - het verantwoordingsdebat en de bijbehorende jaarverslagen (debat met de minister van Financiën) (29540);

  • - Regels met betrekking tot het verstrekken van een brede doeluitkering aan provincies en regionaal openbare lichamen ten behoeve van de uitvoering van een integraal verkeer- en vervoerbeleid (Wet BDU verkeer en vervoer) (29469);

  • - Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Uitbreiding van de niet-aftrekbaarheid van kosten en lasten die verband houden met omkoping) (28873);

  • Voorzitter-Rapport commissie Onderzoek integratiebeleid; het debat met de regering, te weten de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (2868);

  • - Wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs (Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur) (28925).

Ik wijs erop dat ik de voorstellen op bepaalde punten zeer expliciet heb gedaan.

De heer Luchtenveld (VVD):

Voorzitter. De grondwetsherzieningen die u voor volgende week aankondigt, zijn in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties besproken. Voorgesteld is om die direct na het zomerreces te behandelen.

De voorzitter:

Ik heb andere berichten uit de commissie gekregen. Wij zullen nader overleg plegen. U krijgt een nader voorstel indien dat nodig is.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Het is mooi dat u de regeling in een zo hoog tempo doet, maar mij is één ding ontgaan. Zei u over het debat met de commissie-Blok dat het wordt gevoerd met de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie?

De voorzitter:

Dat is het voorstel. Omdat ik niet wil dat in het geroezemoes voorstellen verloren gaan, zei ik dat ik bepaalde voorstellen op bepaalde punten zeer expliciet heb gedaan.

Mevrouw Kant (SP):

Dan heeft een van mijn fractiegenoten scherp opgelet. Ik ben er niet voor om alle betrokken bewindslieden erbij uit te nodigen, maar gezien het belang van het onderwerp en de omvang van de commissie en het onderzoek vind ik het wel relevant dat de minister-president aanwezig is.

De voorzitter:

De heer...? Nee, al duurt het tot vanmiddag vijf uur, ik kom even niet op de naam. Het is mijn eer te na. Het is mijn leeftijd. De heer Dijsselbloem! Excuses, u krijgt een cadeautje van me. Uw haar zit anders!

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik moet mij dat wel gaan aantrekken. Als u mijn naam niet meer weet, wordt het wel een zorgelijk punt voor mijzelf.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van mevrouw Kant. De aanbevelingen van de commissie, die grotendeels door de Kamer zijn overgenomen, raken zeer nadrukkelijk ook de beleidsterreinen onderwijs en volkshuisvesting. Het zijn twee hoofdthema's in het rapport van de commissie-Blok. Het lijkt mij zeer moeilijk en zelfs ongewenst om zonder de bewindslieden van Onderwijs en van Volkshuisvesting het rapport verder te bespreken.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Ik hoop dat de heer Dijsselbloem het cadeautje dat hij van u krijgt, in het register schrijft, want het is vast meer dan 50 euro waard!

De voorzitter:

Nee, nee. U overschat me!

De heer Dittrich (D66):

Zo zuinig als u bent, zo ken ik u.

De voorzitter:

Nu onderschat u mij!

De heer Dittrich (D66):

Ik sluit mij aan bij de heer Dijsselbloem. Ik vind dat het voor Onderwijs absoluut noodzakelijk is om bij het debat aanwezig te zijn.

Mevrouw Hirsi Ali (VVD):

Ik steun de voorstellen van eerdere sprekers. Voor ons is het onderwijsveld hierbij heel belangrijk zodat de minister van Onderwijs daarbij onmisbaar is; mijns inziens is ook de aanwezigheid van de minister-president onmisbaar.

De heer Nawijn (LPF):

Ik sluit mij aan bij de vorige sprekers. Ik vind de aanwezigheid van alleen de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie te weinig. Het moet echt breder, want het gaat om veel bredere terreinen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Minister Verdonk is niet voor niets coördinerend bewindspersoon geworden en het lijkt mij dan ook dat zij in de eerste plaats hier aanwezig moet zijn. Ik heb geen behoefte aan de aanwezigheid van andere bewindslieden die onder haar ressorteren op dit belangrijke beleidsterrein. Dat geldt echter niet voor de premier. Het zou mij zeer verbazen, na het maatschappelijke debat van de afgelopen jaren, als de premier niet de tijd zou kunnen hebben hier aanwezig te zijn. Ik vind het zeer belangrijk dat hij aanwezig is.

Mevrouw Kant (SP):

Misschien ben ik niet uitdrukkelijk genoeg geweest. Het gaat mij alleen om de minister-president en de coördinerend minister, en niet om al die specifieke ministeries. Dat lijkt mij helemaal niet de bedoeling, want dan verzanden wij in details. Dat is dan het risico en daar wil ik andere fracties nog even op wijzen: laten wij het op hoofdlijnen doen. Alle andere debatten en vervolgdebatten kunnen met de ministers van Onderwijs en Volkshuisvesting gevoerd worden, maar niet dit debat, want anders gaan wij het verwateren. Ik ben nadrukkelijk voor de aanwezigheid van de minister-president en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Mevrouw Hirsi Ali (VVD):

Voorzitter. Mijn fractie vindt dat ook de datum van het debat aandacht verdient. Wij vinden een debat vóór de zomer te kort dag voor zo'n belangrijk en groot onderwerp waarbij zoveel departementen en bewindspersonen zijn betrokken. Daar zouden wij dan één week de tijd voor hebben; ik stel daarom voor om het na de zomer te doen.

De voorzitter:

Ik ga de Kamer een voorstel doen naar aanleiding van alles dat is gezegd. Eerst over dit laatste punt. Ik zou er als voorzitter problemen mee hebben om een debat over een rapport van een commissie van de Kamer, dat met die commissie al een aantal weken geleden is gesproken, nu weer over de zomer heen te tillen. Ik blijf derhalve bij mijn voorstel om het te behandelen in de week van 22, 23 en 24 juni. Dat is ook in de planning van de Kamer voorzien. Het heeft al een poos op het langetermijnschema gestaan en is niet helemaal nieuw. Als ik hier immers iets voorstel, staat het allang op het groene langetermijnschema.

Vervolgens kijk ik in de richting van de heer Blok, want als ik mij niet vergis, komt de gedachte om alleen met de coördinerend minister te spreken, uit de commissie. Ik voeg er meteen aan toe dat uiteraard de Kamer beslist.

De heer Blok (VVD):

Het rapport suggereert om de rol van de coördinerend minister te verzwaren door het instellen van een onderraad. Dat zal ook een punt van discussie zijn. De rol van de coördinerend minister wordt dan inderdaad zwaarder.

De voorzitter:

Ik stel voor, ermee te volstaan het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden aan alle bewindslieden die genoemd zijn. Dat zijn in ieder geval de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister-president. Ik stel voor, hierbij uit te gaan van de stelregel dat het kabinet bepaalt wie in een bepaald debat vertegenwoordigd wordt.

Ik voeg er het volgende aan toe, daar waar het een week vóór het EU-voorzitterschap betreft. Ik heb al een paar keer gezegd dat het normale werk van de Kamer doorgaat, maar ik acht het ook mijn verantwoordelijkheid om de minister-president niet meer dan 24 uur in een etmaal te laten toveren, want dat kan niemand.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil bij dit laatste een opmerking maken. U heeft vanzelfsprekend gelijk dat wij niet het onmogelijke van de premier kunnen vragen. Het neemt niet weg dat dit integratiedebat al twee, drie jaar lang in de fronten van de samenleving wordt gevoerd. Ik vind dat het niet zo kan zijn dat de premier bij het debat afwezig zou zijn. Ik zou het zeer op prijs stellen, als u als Kamervoorzitter op de urgentie van zijn aanwezigheid bij dit debat wijst.

De voorzitter:

Ik blijf bij mijn voorstel om het stenogram door te geleiden en op die manier aan het kabinet te vragen wie het kabinet wil afvaardigen. Ik stel voor om daaraan een tijdslimiet te verbinden van ergens volgende week, zodat de Kamer, indien zij dat wil, daarop terug kan komen.

Voor dit moment wil ik het aan het kabinet overlaten.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel op verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor, de wens te kennen te geven nadere inlichtingen te ontvangen over de voorgenomen instelling van de directie Publiek en Communicatie (29541).

Ook stel ik voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

maandag 28 juni 2004:

  • - van 11.15 uur tot 18.00 uur van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over Raming voor de Tweede Kamer in 2005 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (29527);

maandag 20 september 2004:

  • - van 11.00 uur tot 16.00 uur van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de nota "Samenwerken aan krachtige stad" en over het actieprogramma "Rotterdam zet door" 2004 (21062, nrs. 116 en 117).

Ik stel voor, heden ook te stemmen over wetsvoorstel 29276 (Mededingingswet).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het is woord is aan de heer Blom.

De heer Blom (PvdA):

Voorzitter. Ik wil u verzoeken, het verslag van het algemeen overleg over de munitiestort in de Oosterschelde op de agenda van de plenaire vergadering te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen en dit punt toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Schreijer-Pierik.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter. Op dit moment vindt het AO plaats over het mestbeleid. Zoals het er nu uitziet, willen de leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding van dat AO moties indienen. Ik zou u willen vragen, daarmee rekening te willen houden bij de planning van deze middag.

De voorzitter:

Ik dank u voor uw vooraankondiging dat een lopend AO wellicht tot een VAO leidt. Er is inderdaad geen regeling van werkzaamheden meer om een dergelijk verzoek te kunnen formaliseren. Daarom vraag ik de Kamer, mij te machtigen om het punt aan de agenda van vanmiddag toe te voegen indien daarom wordt gevraagd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Gisteren in het debat over de bewindspersonen op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de minister toegezegd de vragen die gesteld zijn over de persoonlijke coach van de staatssecretaris nog schriftelijk te beantwoorden.

Wij hadden die vraag gisteren al graag verbreed. Dat is er echter niet van gekomen. Ik ben blij dat ik nu alsnog de gelegenheid heb om dat te doen. Het is bekend dat bewindspersonen persoonlijke politieke assistenten hebben. Nu gaat het echter over persoonlijke coaches. Ik zou graag een brief hebben van de minister-president waarin hij ingaat op de vraag welke bewindspersonen een persoonlijke coach hebben, waarom dat zo is, waarvoor dat zo is en wie dat betaalt.

De voorzitter:

U zegt zelf dat u of uw collega dat gisteren in het debat had moeten vragen. Dat is achterwege gebleven. Niks menselijks is ook u vreemd.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder de minister-president.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik heb wel gekeken of ik misschien een andere procedure zou kunnen volgen om het alsnog voor elkaar te krijgen, maar ik zag geen andere oplossing dan deze.

De voorzitter:

Ik blijf bij mijn voorstel om het stenogram door te geleiden en op die manier aan het kabinet te vragen wie het kabinet wil afvaardigen. Ik stel voor om daaraan een tijdslimiet te verbinden van ergens volgende week, zodat de Kamer, indien zij dat wil, daarop terug kan komen.

Voor dit moment wil ik het aan het kabinet overlaten.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Atsma.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Gistermiddag heeft de plenaire afronding plaatsgevonden van een algemeen overleg over de Kabelnota, waarbij uitvoerig gesproken is over concurrentie op de kabel en eventueel nieuwe infrastructuren. Onder andere het project Digitenne is genoemd. In dat kader is een groot aantal moties ingediend. De minister van Economische Zaken heeft een aantal randvoorwaarden geformuleerd met betrekking tot de participatie aan het project Digitenne. Vandaag heeft KPN ambities op tafel gelegd. Is de minister bereid, voordat wij overgaan tot stemming over de ingediende moties, alsnog op korte termijn een brief aan de Kamer te sturen waarin hij verduidelijkt of hij op de hoogte was van de ambities van KPN en, zo ja, waarom dat niet is gemeld? Als op dit punt geen duidelijkheid bestaat, kan mijn fractie niet overgaan tot stemming over de moties.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Kan de minister daarbij ingaan op het bericht dat KPN op de kabel wil en hoe dat in verhouding staat tot de plannen van het kabinet om vastrecht op de kabel mogelijk te maken?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Economische Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Zojuist is het bericht verschenen op het ANP dat staatssecretaris Nijs zou zijn afgetreden. Ik weet op dit moment nog van niets. Mocht het waar zijn, dan lijkt mij dat het kabinet hierover vanmiddag nog opheldering moet verschaffen.

De heer Herben (LPF):

Ik heb zojuist van mevrouw Halsema begrepen dat dit een personeelskwestie is die het kabinet moet regelen. Ik vind het een moedige daad van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Mijnheer Herben, wij gaan niet over het punt zelf praten.

De heer Herben (LPF):

Mag ik afronden? Ik heb er geen behoefte aan om hierover vanmiddag een debat te voeren.

De voorzitter:

Mijn excuses dat ik zo naar u uitval, maar u weet heel goed dat wij tijdens de regeling van werkzaamheden niet met politieke kwalificaties komen, zeker niet over zo'n punt. Mevrouw Halsema stelt een procedurele vraag, namelijk om geïnformeerd te worden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil er nog een opmerking aan toevoegen. Het aftreden van een bewindslid is altijd een publieke en ook een parlementaire aangelegenheid. Ik vraag op dit moment om opheldering van het kabinet. Ik kan mij voorstellen dat dit schriftelijk gebeurt, maar ik sluit geenszins uit dat er vanmiddag nog over gedebatteerd zal moeten worden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het verzoek meteen door te geleiden naar het kabinet, zowel schriftelijk als in dit geval op een nog snellere wijze.

Ik stel tevens voor, totdat wij een reactie hebben gekregen van het kabinet, de stemming over de door mevrouw Halsema ingediende motie uit te stellen. Het lijkt mij niet zinvol over die motie te stemmen zolang het antwoord niet is gegeven op de gestelde vraag.

Omdat het mij niet erg efficiënt lijkt de hele middag te wachten totdat het antwoord er is, schors ik na de regeling de vergadering tot half drie en verzoek ik het kabinet, voor half drie op de wijze die het kabinet wil, schriftelijk of mondeling en in welke persoon dan ook, de Kamer te informeren.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Misschien is het een rare vraag, maar ik zie in een hoek van deze zaal de minister van OCW staan. Als iemand het weet, is zij het wel. Misschien kunnen wij meteen opheldering krijgen, mijnheer de voorzitter.

De voorzitter:

Mijn voorstel is en blijft, aan het kabinet te vragen tussen nu en half drie de Kamer te informeren. Ik zie de minister van OCW ook. Zij heeft de vrijheid aan dit verzoek te voldoen of beraad te plegen. Ik blijf dus bij mijn eerste voorstel.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering tot half drie. Ik ga ervan uit dat ik u om half drie een schriftelijke mededeling kunt voorlezen dan wel dat er iemand namens het kabinet een mededeling zal doen.

De vergadering wordt van 14.10 uur tot 14.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Wij zullen dadelijk in ieder geval stemmen over punt 2 van de stemmingslijst, de stemming in verband met de wijziging van de Mededingingswet. Het is mijn voornemen om daarna te beginnen met de voortzetting van het nu al een halfuur uitgestelde debat over strafbaarstelling van discriminatie wegens een handicap. Ik zeg er nu al bij dat ik met de minister van Justitie heb afgesproken dat hij de Kamer om tien voor vier zal verlaten wegens een internationale verplichting in Den Haag. Dan zien wij wel hoever wij gevorderd zijn in dat debat. Wellicht komen wij niet verder dan de tweede termijn van de kant van de Kamer.

Een halfuur geleden tijdens de regeling van werkzaamheden heeft mevrouw Bal..., herstel mevrouw Halsema!! Omdat ik niet weet aan wie ik mijn excuses moet aanbieden voor deze verspreking, doe ik het maar niet. Mevrouw Halsema, had dus gevraagd om nadere informatie over een persbericht. Dat bericht is uiteraard doorgeleid naar het kabinet. De minister-president heeft mij inmiddels meegedeeld dat er een brief naar de Kamer zal komen van het kabinet. Ik neem aan dat het een brief van de minister-president wordt over het aftreden van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Nijs. De minister-president heeft de Kamer er begrip voor gevraagd dat de verschillende stappen in een dergelijke procedure iets meer tijd kosten dan het halve uur dat de Kamer hem gegund had. Die brief zal de Kamer dus zo spoedig mogelijk in de loop van de middag bereiken. Op dat moment zal aan de Kamer gevraagd worden op welke wijze zij de brief wil behandelen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Omdat ik in de veronderstelling ben dat er in de loop van de dag geen regeling van werkzaamheden meer is, vraag ik u of het mogelijk is om naar aanleiding van de brief van de minister-president een debat te houden met hem en, naar mij lijkt, ook met de staatssecretaris.

De voorzitter:

Op het moment dat de brief van de minister-president de Kamer heeft bereikt, zal de staatssecretaris haar ontslagbrief aan Hare Majesteit de Koningin hebben aangeboden. Op dat moment is de staatssecretaris dus niet meer in functie. Zo heb ik het begrepen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is volgens mij goed gebruik dat een aftredende staatssecretaris eerst naar de Kamer komt, alvorens zij formeel haar ontslag indient. Daarom heb ik ook die opmerking gemaakt.

De heer Van Aartsen (VVD):

Wij hebben gisteravond een lang debat gehad en volgens mij is toen alles besproken wat er besproken moest worden. U hebt in ieder geval volop gebruik gemaakt van die gelegenheid. De staatssecretaris heeft zich hier gisteravond verdedigd en het is nu aan haar om daarover te beslissen. Ik neem aan dat wij die mededeling van de minister-president krijgen. Er is volgens mij wel eens een kabinet gevallen bij de regeling van werkzaamheden. Wij moeten wachten op de brief van de minister-president.

De voorzitter:

Ik stel het volgende voor. Wanneer de brief van de minister-president is ontvangen, zullen wij bij elkaar komen voor een extra regeling van werkzaamheden.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Is het dan niet verstandig om een tijdstip af te spreken? Als de brief komt nadat de vergadering gesloten is, wordt het wel heel ingewikkeld om er nog een debat over te voeren.

De voorzitter:

De afspraak die ik met de minister-president heb gemaakt, is dat die brief deze middag, zo vroeg mogelijk in de middag, komt. Ik zal geen tijdstip noemen, maar ik ga ervan uit dat het op redelijk korte termijn zal zijn.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering per omgaande door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president. Dan is hij op de hoogte van wat er hier besproken is.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

Naar boven